Home

DE PARABEL VAN HET MEISJE MET HET RODE HAAR


De schrijver G.K. Chesterton

door

G.K. Chesterton


Uit: What’s wrong with the World, 1910.

Inleiding bij deze vertaling:

Het verhaal gaat dat The Times ooit een enquête hield onder beroemde schrijvers, met de vraag “Wat mankeert de wereld op dit moment?” Het eenvoudige antwoord van Chesterton was:

“Dear Sir,

I am,

Yours, G.K. Chesterton.”

Dat is het besef dat iedereen die meedoet aan deze onrechtvaardige wereld vuile handen heeft, medeplichtig en medeverantwoordelijk is voor elke kindertraan. Weinig mensen zijn zo oprecht als Chesterton. Dat is namelijk een besef dat verdrongen moet worden, omdat het zoals dat tegenwoordig heet, “onze manier van leven is, die  op dit moment van vele kanten aangevallen wordt,” en alle ellende in deze wereld maakt onlosmakelijk deel uit van die manier van leven. De hand in eigen boezem steken, zwichten voor vijanden die deze manier van leven bedreigen, is ondenkbaar.  Chesterton kiest in deze parabel onvoorwaardelijk voor het kind, en komt met een ijzeren logica tot de conclusie dat er een revolutie moet komen, want schrijft hij over het meisje met het rode haar: “Zij is het onaantastbare beeld van de mens. Overal om haar heen zal de sociale structuur beven, splijten en instorten. De pijlers der  maatschappij zullen wankelen, en de daken der eeuwen zullen bezwijken, en niet één haar op haar hoofd zal gekrenkt worden.”

IK HEB GEZEGD dat de invloedrijke haarden van het huidige Engelse eigendom vroeg of laat vernietigd moeten worden, als bij de Engelsen de idee eigendom al gehandhaafd moet worden. Er zijn twee manieren waarop dat gedaan zou kunnen worden, een kil beleid uitgevoerd door geheel onpartijdige ambtenaren, wat Collectivisme genoemd wordt, of een verdeling onder individuen, om teweeg te brengen dat boeren hun eigen grond bezitten (het zogenaamde Peasant Proprietorship).Ik vind de laatste oplossing beter en menselijker, omdat daardoor van iedereen, wat iemand een ander kwalijk nam dat hij dat van de paus zei, een soort godje gemaakt wordt. Iemand op zijn eigen stek smaakt de eeuwigheid of, met andere woorden, zal tien minuten langer werken dan nodig is. Maar ik denk dat ik er goed aan doe dit vergezicht te sluiten in plaats te openen. Want dit boek is niet bedoeld om ervoor te pleiten, dat de boeren eigen land behoren te hebben, maar als pleidooi tegen de huidige wijze mannen, die van hervormen een routine willen maken. Overal in dit boek heb ik wijdlopig en uitgebreid gehamerd op één louter ethisch feit. En mocht het zo zijn dat er nog steeds mensen zijn, die nog niet helemaal begrijpen wat dat feit is, dan wil ik tot slot voor hen een eenvoudige parabel vertellen, die historisch is, maar daarom niet bepaald slechter.

Enige tijd geleden vaardigden enige artsen en andere personen, aan wie het door de tegenwoordige wet toegestaan is om hun armoedigere medeburgers de wet voor te schrijven, een verordening uit, die behelsde dat alle kleine meisjes hun haar kort moesten laten knippen. Ik bedoel natuurlijk alle kleine meisjes van wie de ouders arm waren. Bij rijke kleine meisjes komen heel veel ongezonde gewoonten voor, maar het zal heel lang duren voordat ook maar één dokter daar krachtig tegenin zal durven gaan. De verdediging van deze bijzondere bemoeizucht was dat de armen van bovenaf neergedrukt worden in zulke smerige, stinkende en verstikkende onderwerelden, dat arme mensen geen hoofdhaar mogen hebben, omdat dat bij hen luizen in hun haar betekent. Daarom stellen de artsen voor dat haar af te schaffen. Het lijkt nooit bij hen opgekomen te zijn om de luizen af te schaffen. Toch zou dat best kunnen. Zoals gewoonlijk bij de meeste huidige discussies, is waarover niet gesproken mag worden, het punt waar de hele discussie om draait. Het is voor elke christen (dat wil zeggen voor iedereen met een onbevangen ziel) duidelijk dat elke dwang die uitgeoefend wordt op de dochter van een huurkoetsier, zo mogelijk ook toegepast zou moeten worden op de dochter van een minister. Ik zal het niet vragen, want ik weet het. Dat doen ze niet omdat ze het niet durven.

Maar wat is het excuus dat ze moeten aandragen, welk aannemelijk argument moeten ze bezigen, voor dat knippen en snoeien van arme kinderen en niet bij rijke? En waarom? Hun argument zou zijn dat het waarschijnlijker is dat de kwaal in het haar van arme dan van rijke mensen voorkomt. En waarom? Omdat arme kinderen (tegen alle instincten in van de zeer huiselijke arbeidersklasse) gedwongen worden om samen te hokken in benauwde ruimten, bij een vreselijk ondoeltreffend openbaar onderwijsstelsel en omdat bij een van de veertig kinderen sprake zou kunnen zijn van wangedrag. En waarom? Omdat de arme man zozeer vermorzeld wordt onder de hoge pachten van de grootgrondbezitters, dat zijn vrouw vaak ook moet werken. Daarom heeft ze geen tijd om voor de kinderen te zorgen, en daarom is een van de veertig vuil. Omdat er twee personen boven op de arbeider zitten, de huisbaas die (letterlijk) op zijn maag zit, en de schoolmester die (letterlijk) op zijn hoofd zit, moet de arbeider toelaten dat het haar van zijn kleine meid eerst verwaarloosd moet worden door de armoede, vervolgens vergiftigd wordt door het bijeenhokken en tot slot afgeknipt wordt door de gezondheidszorg. Hij was misschien wel trots op het haar van zijn kleine meid. Maar hij telt niet mee.

Volgens dit eenvoudige principe (of liever gezegd, precedent) gaat de sociologische dokter vrolijk verder. Als een ongebreidelde tirannie mensen zodanig in het vuil terneerdrukt, dat zelfs hun haar smerig wordt, is de taak van de wetenschap duidelijk. Het zou een langdurige en lastige klus zijn om de hoofden van de tirannen af te hakken. Het haar van de slaven afknippen is gemakkelijker.  Zo ook, als het ooit zou voorkomen dat arme kinderen die schreeuwen van de kiespijn, daarmee een schoolmeester of een artistieke heer lastig zouden vallen, zou het gemakkelijk zijn om bij de armen alle tanden uit te rukken, of als hun nagels walgelijk smerig zijn, zouden ze uitgetrokken kunnen worden, als hun neuzen onfatsoenlijk gesnoten werden, zouden die afgesneden kunnen worden. Het voorkomen van onze bescheidener medeburger, zou opvallend vereenvoudigd kunnen worden, voordat we het helemaal gehad hebben met hem. Maar dat is allemaal geen moer krankzinniger dan het schandelijke feit dat een arts het huis binnen kan lopen van een vrij man, wiens dochters haar misschien even schoon is als lentebloesem, en hem bevelen het af te knippen. Dar soort mensen schijnt nooit te begrijpen dat de les van luizen in een achterbuurt is dat achterbuurten niet deugen en niet de haren. Op zijn zachts gezegd is haar iets met wortels. De vijand (net als de andere insecten en oosterse legers waarover we het al gehad hebben) overvalt ons maar zelden. In feite kunnen we alleen aan de hand van eeuwige instellingen zoals haar, de voorbijgaande zoals keizerrijken beoordelen. Als een huis zo gebouwd is dat het iemand zijn kop kost als hij het binnengaat, is het slecht gebouwd.

Het volk kan nooit in opstand komen, tenzij het conservatief is, althans voldoende om enige redenen bewaard te hebben om in opstand te kunnen komen. In onze hele anarchie is de afschuwelijkste gedachte dat de meeste van de in het verleden, ter wille van de vrijheid, uitgedeelde slagen tegenwoordig helemaal niet uitgedeeld zouden worden, omdat de zuivere volkse gewoonten waaruit ze voortkwamen onduidelijk geworden zijn. De krenking waardoor de hamer van Wat Tyler neerdaalde, zou nu een medisch onderzoek genoemd worden. Wat Vergilius verfoeide en veroordeelde als walgelijke slavernij, zou tegenwoordig misschien geprezen worden als vrije liefde. De wrede schimpscheut van Foulon, “laat ze dan hooi eten,” zou nu kunnen doorgaan voor de doodskreet van een idealistische vegetariër. De grote schaar van de wetenschap die de krullen van de arme schoolkindertjes wilde afknippen komt steeds meer naderbij om alle hoekjes en franjes af te knippen van de ambachten en de eer van de armen. Weldra zullen er nekken omgedraaid worden om ze passend te maken voor schone boorden en stukken van voeten afgehakt, zodat ze in nieuwe schoenen passen. Ze schijnen er nooit erg in te hebben dat het lichaam meer is dan kleding, dat de sabbat gemaakt werd voor de mens, dat alle instellingen geoordeeld en vervloekt zullen worden voor zover ze ongeschikt geweest zijn voor het normale lichaam en de normale geest. Je hoofd koel houden  is een bewijs van politieke gezondheid. Je haren behouden is een bewijs van artistieke gezondheid.

De hele parabel en de bedoeling van deze laatste bladzijden en trouwens van al deze bladzijden is te benadrukken dat we meteen helemaal opnieuw moeten beginnen, maar dan vanaf de andere kant. Ik begin met het haar van een klein meisje. Ik weet in ieder geval dat dat iets goeds is. Wat er verder ook niet mag deugen, de trots van een goede moeder op de schoonheid van haar dochter is goed. Het is een van die spijkerharde tederheden die de toetssteen zijn van elke tijd en elk volk. Als er andere dingen tegen zijn, moeten die andere dingen verdwijnen. Als huisbazen, wetten en wetenschappen ertegen zijn, moeten die huisbazen, wetten en wetenschappen verdwijnen. Met het rode haar van één schooiertje uit de goot, zal ik de hele huidige beschaving in de fik steken. Als een meisje lange haren moet kunnen hebben, moet ze schone haren hebben. Als ze schone haren moet kunnen hebben, moet ze niet in een smerig huis wonen. Als ze niet in een smerig huis moet kunnen wonen, moet ze een moeder hebben die vrij is en voldoende vrije tijd heeft, moet ze geen huisbaas hebben die een woekerhuur vraagt, moet er een herverdeling van bezit plaatsvinden, en omdat er een herverdeling van bezit moet plaatsvinden, moet er een revolutie komen. Dat schooiertje met het roodgouden haar, dat ik zo-even voorbij mijn huis zag huppelen, zal niet gesnoeid, verknoeid of veranderd worden. Haar haar zal niet gekortwiekt worden als dat van een gevangene. Nee, alle koninkrijken ter aarde zullen verdeeld en hervormd worden om zich aan haar aan te passen. Zij is het onaantastbare beeld van de mens. Overal om haar heen zal de sociale structuur beven, splijten en instorten. De pijlers der  maatschappij zullen wankelen, en de daken der eeuwen zullen bezwijken, en niet één haar op haar hoofd zal gekrenkt worden.

* * *