Home
Als ik God zou zijnDe mening van een VrijdenkerdoorDr. William J. Robinson, arts-seksuoloog
Inleiding bij deze vertaling: In 2015 werd, tijdens een interview
van de Ierse staatsomroep, gevraagd aan Stephen Fry wat hij God zou
willen vragen als hij bij de hemelpoort zou aankomen. Zijn antwoord
was: “Ik zou zeggen: botkanker bij kinderen, waar gaat dat
over.” “Hoe durft U? Hoe durft U een wereld te scheppen
waar zo veel ellende is zonder dat we er schuld aan hebben? Dat is pure
kwaadaardigheid.” In 1987 had Karel van het Reve al De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen
(zie hier)
geschreven, waarin hij diezelfde God van de christenen fileert. Daarin
schrijft hij bijvoorbeeld: “Onder de mensen vindt de God van
joden en christenen alleen zijn evenknie in figuren van het soort Idi
Amin: hij wil voortdurend opgehemeld worden, en hij haalt voortdurend
gruwelijke schurkenstreken uit. Hoor je de gebeden der christenen, dan
moet je wel tot de conclusie komen dat hun godsdienst tot de zogenaamde
“kakodemonologieën” behoort: door bidden en smeken
proberen zij hun God er toe te brengen allerlei gruwelijke dingen niet
te doen. Daarbij meten zij telkens met twee maten. Doet God iets
dat hun bevalt, dan wijten zij dat aan zijn goedheid. Doet hij iets
gruwelijks - er valt immers geen musje ter aarde of het is zijn
uitdrukkelijke wil - dan wijten zij dat aan de ondoorgrondelijkheid van
zijn raadsbesluit.” In onderstaand stuk valt William Robinson over
dezelfde inconsequenties en schrijft: “omdat God almachtig is,
vindt in het universum niets plaats zonder dat hij dat weet en ermee instemt, kan niets
bestaan zonder zijn scheppende kracht en moet hij voor alles verantwoordelijk gehouden worden .... Zou een liefhebbende vader,
die het anders kon doen, weloverwogen kinderen kunnen voortbrengen die
elkaar haten, bestrijden en vermoorden? Zou hij dat kunnen?
…..Waarom heeft hij armoede geschapen? Angst? Ziektekiemen en
ziekten, pijn? Misdaad, zonde en oorlog? Bijgelovigheid, kerk,
religie en onverdraagzaamheid?” En hij verzucht: “Ik
weet niet precies wat God van plan was toen hij de aarde en haar
belangrijkste bewoner, de mens, schiep. Hij moet gesuft hebben. Hij was
vast niet helemaal wakker, want anders had hij, die de mensheid
liefheeft, niet zoveel wrede en lelijke dingen geschapen, die van het
leven van de mens een nachtmerrie maken en in veel gevallen een
onophoudelijke kwelling, van de wieg tot het graf.” En daar kan
iemand zich met een credo quia absurdum (ik geloof omdat het absurd is) van af maken. Overigens een uitspraak van de kerkvader
Tertullianus die, toen hem gevraagd werd of hij vond dat het Koninkrijk
Gods moest komen, dat bevestigend beantwoordde, maar “dan wel na
mijn tijd.
Het gaat om de vraag naar het waarom, waarom laat God het kwaad toe? In De Kleine Johannes
schrijft Frederik van Eeden: — “Die plannenmaker, Johannes,
was erg slim, maar bij alles wat hij maakte vergat hij iets, — en
de mensen hebben handen vol werk, om al die gebreken zo goed mogelijk
bij te lappen. Kijk maar om je heen! een paraplu, een bril, zelfs
kleren en huizen, het is allemaal menselijk lapwerk. Het hoort
volstrekt niet bij het plan. Maar de plannenmaker heeft niet bedacht
dat mensen het koud zouden hebben en boeken zouden lezen en duizend
dingen meer zouden gaan doen, waarvoor zijn plan niet deugde. Hij heeft
zijn kinderen kleertjes gegeven, zonder te bedenken, dat zij er uit
zouden groeien. Nu zijn bijna alle mensen al lang hun natuurpakje
ontgroeid. Nu gaan zij alles zelf doen en storen zich volstrekt niet
meer aan de plannenmaker en zijn plannen. Wat hij hun niet gegeven
heeft, nemen ze brutaal en eigenmachtig, — en waar het hem
blijkbaar te doen was hen te doen sterven, ontduiken zij de dood soms
voor lange tijd, door allerlei kunstgrepen.” — “Maar
het is de schuld van de mensen,” riep Johannes, “waarom
wijken zij moedwillig af van de natuur?” — Wie heeft het eigendom bedacht, ongelijkheid, leugens
en bedrog, religies en landen, macht van de ene mens over de ander,
straffen en strafrecht, oorlogen en wapens, opvoeding en scholen, en
alle gruwelijke consequenties, waaronder die waarover Stephen Fry zich
druk maakt, die dat allemaal met zich meebrengt? Niet de kinderen. Dat
is allemaal bedacht door grote mensen, mannen in pakken met
stropdassen, de elite, de filosofen, wetenschappers en theologen. Deze
kunstmatige, omgekeerde wereld, de manier waarop mensen met elkaar
omgaan, waaraan de kinderen aangepast moeten worden, is het product van
de elite, de hoofdwerkers, wier breinen brouwsels brouwen, waar het
gewone volk in gelooft en die ze klakkeloos uitvoeren. De elite bedenkt
het strafrecht, maar het volk bouwt de gevangenissen. De elite bedenkt
de wapens, het volk produceert ze. Alles is goed zoals het uit handen van de Schepper
komt, alles raakt verdorven in handen van de mens, schrijft
Jean-Jacques Rousseau in zijn Emile. En wat doet de geneeskunde met de
gevolgen van die verdorvenheid? Die behandelen ze met medicijnen,
snijden, branden en stralen het weg. Dat is een waarheid, zo gruwelijk,
dat het heel begrijpelijk is dat mensen daar niet aan willen, maar het
is wel de opening naar de enige echte theodicee. De vertaler. VOORWOORDDit boekje, neergeschreven onder de prachtige hemel van de Franse Rivièra, aan de vredige kust van de azuurblauwe Middellandse Zee—een echte côte d'azur—wordt, niet als verdediging, maar uit respect, aangeboden, niet aan de spotters, niet aan de grapjassen en lichtzinnigen, niet aan degenen die, omdat ze niets afweten van zowel de geschiedenis als de psychologie en religie zien als een weloverwogen bedacht bedrog dat de mensen opzettelijk opgedrongen is, maar aan de oprechte zoekers naar de Waarheid, waartoe dat ook mag leiden. Menton, Frankrijk. Inleiding door C.E.M. Joad: [1]
Hoofdstuk Negen ALS IK GOD ZOU ZIJNSi j’étais Dieu.Si j’étais Dieu, la mort serait sans proie, Daarop is ons antwoord, ten eerste—dat is mislukt. Er is geen
land ter wereld waarin monogamie de overhand heeft. Er is
geheimzinnigheid, er is huichelachtigheid, maar geen echte monogamie.
Ten tweede,—het is de vraag of monogamie voor alle mensen
werkelijk de beste en enige
vorm is van een seksuele verhouding. Ten derde—dat, dat wil
zeggen jaloezie, heeft meer relaties kapotgemaakt dan bijeengehouden.
Ten vierde—als monogamie alleen in stand gehouden kan worden door
een meedogenloos wreed gevoel, dat tot gruwelijke kwellingen leidt, tot
zelfmoord en moord, dan was en is het sop de kool niet waard. Ten
vijfde—God zou, omdat hij almachtig is (verlies dat nooit uit het
oog) heel gemakkelijk monogamie op een andere manier hebben kunnen
verzekeren, dan door jaloezie in seksuele relaties. Hij zou in het hart
van de mens een zo krachtig gevoel voor monogamie hebben kunnen bergen,
dat man en vrouw, eenmaal getrouwd, gewoon geen verlangen naar of
gedachten over een andere vrouw of man konden hebben. Had hij dat dan
niet kunnen doen? Hij zou het zo hebben kunnen regelen dat liefde
altijd wederzijds was, zodat er nooit sprake zou zijn van onbeantwoorde
liefde, zodat niemand dus verliefd kon worden op iemand van wie het
hart zich al op een andere manier had vastgelegd. Wat een ellende zou
daarmee bespaard zijn! ANGST. Ik heb lang geprobeerd enig nut
van angst te ontdekken, maar mijn inspanningen zijn geheel vergeefs
geweest. Niemand kan een gelukkige of goede man zijn zolang hij bang
is. Geen vrouw en geen kind kan dat. Ik zou elk spoor van angst
verwijderen—verwar angst niet met behoedzaamheid—uit het
hart van iedere man, vrouw en kind die op aarde rondlopen. ARMOEDE. Waarom heeft hij, bijvoorbeeld, armoede
geschapen? Waarom zouden mensen moeten lijden onder een knagende
honger, of armzalig en eentonig voedsel moeten eten? Waarom zouden ze
beschamende lompen moeten dragen en in donkere en benauwde krotten
wonen, of op straat zwerven en slapen? Wat te denken van een vader die
een aantal van zijn kinderen de straat op schopt om te bedelen, te
verhongeren of misdadiger te worden? Wat zou je vinden van zo'n vader,
vooral als je wist dat hij alles in overvloed had en dat hij al zijn
kinderen, als hij zou willen, ruimschoots van alles kon voorzien?
Waarom kon God het niet zo geregeld hebben (vergeet niet dat hij almachtig
is) dat iedereen zonder uitzondering voldoende voedsel had, de
benodigde bij het klimaat passende kleren en een fatsoenlijk en
gerieflijk onderkomen? Ik zeg niet dat hij iedereen dat verschaft zou
moeten hebben, zonder dat ze daarvoor werkten. Integendeel. Werken is
goed voor de mens en helemaal niets doen is misschien nog erger dan
teveel werk. Maar God had het zonder twijfel zo kunnen regelen dat
iedereen passend werk had, dat hem een fatsoenlijk inkomen zou
opleveren, zonder dat hij voor iemand bang of van iemand afhankelijk
hoefde te zijn. Armoede is iets afschuwelijks, dat mensen slecht,
kleingeestig, verachtelijk en hebzuchtig kan maken—en leidt nu en
dan rechtstreeks tot de misdaad. En daarom zou ik armoede willen
afschaffen. Het is geen aardige en vrijgevige God die toelaat dat
armoede al zoveel miljoenen jaren bestaat en als ik God zou zijn,
roeide ik dat met wortel en tak uit. LUXE. Maar samen met de armoede zou ik ook de
overvloed willen afschaffen, de buitensporige rijkdom. Armoede is
slecht, buitensporige rijkdom is ook slecht. Het leidt tot niets-doen,
ondeugd, misdaad en Macht,
die in de handen van de meeste mensen iets gevaarlijks is, want in het
overgrote deel van de gevallen leidt macht tot onderdrukking,
onderwerping en onrecht. En zelfs voor de meest achtenswaardige mens,
voor de meest oprechte gelovige, is het werkelijk niet eenvoudig, zo
niet onmogelijk om God Rechtvaardig te vinden, als hij enerzijds
vreselijke ellende, hartverscheurende armoede ziet en anderzijds
verkwistende, exhibitionistische rijkdom en overvloed. En het is de
bron van die afschuwelijke instelling—slavernij. Zelfs nu, nu
slavernij als instelling afgeschaft is, is de arme in feite een slaaf.
En dat zonder enige tekortkoming van de arme of enige verdienste van de
rijke. Een echt rechtvaardige God zou zoiets niet wetens en willens
hebben kunnen doen. Zoals ik al zei, moet hij gesuft hebben toen hij
instemde met zo'n onrechtvaardige ongelijkheid: sommige mensen sterven
van de honger en andere barsten van de overvloed. ZIEKTEKIEMEN. Als ik God zou zijn, dan vernietigde en roeide ik meteen alle pathogene of
ziekteverwekkende kiemen volkomen uit. Ik zie niet wat voor nut of
verdienste ze voor de mensheid hebben. Door welke drijfveer God zich
liet leiden toen hij de ziektekiemen schiep van difterie, roodvonk,
kinkhoest, tuberculose, tetanus (of kaakklem), kanker (als de oorzaak
van kanker een ziektekiem is) en talloze andere, is voor mij een
onoplosbaar raadsel. Bedenk dat we spreken vanuit het standpunt van de
mens. Een ziektekiem kan voor zichzelf even belangrijk zijn als een
mens voor zichzelf, maar in deze bespreking zijn we pleitbezorger van
de mens en niet van de ziektekiem. Ik zie niet wat voor nut de
Klebs-Löffler-bacil, de bacil die difterie veroorzaakt, heeft voor
de mens. Ik begrijp eigenlijk niet waarom God die heeft geschapen en
het recht heeft gegeven om zich te verstoppen in de keel van een kind,
daar een smerig membraan tot ontwikkeling laat komen en het kind laat
stikken. Ik herinner me heel goed een zusje dat ik had. Ze was een leuk
en mooi kind, waarvan iedereen verrukt was. Opeens werd ze getroffen
door die ziekte. Wat leed ze, wat was ze benauwd en wat snakte ze naar
adem. Het was meer dan je kon verdragen. Het was een kwelling om haar
gade te slaan. Het difterie-antitoxine was nog niet uitgevonden en de
dokter in het kleine stadje kon geen tracheotomie verrichten of haar
intuberen en dus worstelde het kind dagenlang totdat het
vreselijk angstig overleed. Ik was toen negen of tien jaar oud. Ik
vroeg mijn gelovige vader waarom God zoiets deed. Hij zei dat we die
vraag niet moesten stellen. De goede God kende de reden, maar niemand
anders kon die weten. Ik herinner me dat ik niet tevreden was met dat
antwoord, zo jong als ik was. Ik weet nog het antwoord dat een priester
gaf toen hem in een vergelijkbaar geval dezelfde vraag gesteld werd.
“Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. Misschien nam hij dat kind weg
om haar te behoeden voor nog meer lijden als ze opgroeide. Misschien
zou ze een grote zondares of misdadigster zijn geworden en daarom nam
hij haar weg toen ze nog onschuldig en haar ziel zuiver en vrij van
zonde was.” Kun je de diepte peilen van de zieke geest die zo'n
verontschuldiging bedenkt of tevreden is met zo'n antwoord? God liet
het kleine meisje stikken op de leeftijd van tweeëneenhalf jaar om
haar te behoeden voor lijden of zonden als ze ouder werd! Maar waarom
zou ze moeten lijden en een ellendige zondares worden als ze ouder
werd, als alles van God afhangt? Als God almachtig is, waarom zou hij
er dan niet voor kunnen zorgen dat ze opgroeide tot een aardige, mooie
vrouw en haar gelukkig oud laten worden? En als hij wist, en hij wist het—want
God is alwetend—dat dat kind zou opgroeien tot een zondares en
hij haar, om haar te behoeden voor de zonde, op de leeftijd van twee
jaar de verstikkingsdood moest laten sterven, waarom heeft hij haar dan
eigenlijk geboren laten worden? Was het dan nodig dat ze geboren werd?
Nee, tijdens discussies kan ik vrij rustig argumenteren en daarbij een
onpartijdige houding bewaren, maar van bepaalde argumenten wordt ik
kotsmisselijk en de hierboven vermelde verontschuldiging voor het
vermoorden van kinderen door middel van het difterietoxine, is daar een
van. ZIEKTEN IN HET ALGEMEEN. Wat ik gezegd heb over ziektekiemen en de daardoor veroorzaakte ziekten, gaat vrijwel, hoewel niet helemaal, op voor ziekten in het algemeen. Ik zeg dat het niet helemaal opgaat, want door ziektekiemen veroorzaakte ziekten zijn altijd onverdiend. Iemand die besmet raakt door een dergelijke ziekte is altijd “onschuldig,” terwijl in het geval van andere ziekten het de patiënt soms kwalijk genomen kan worden. Als bijvoorbeeld iemand dik en ziek wordt door te veel eten en te weinig lichaamsbeweging, is dat min of meer zijn eigen schuld. God kan dat niet rechtstreeks kwalijk genomen worden. Hetzelfde geldt in het geval van buitensporig gebruik van alcohol, verslaving aan verdovende middelen, seksuele uitspattingen, enz. Dat zijn ziekten die teweeggebracht worden door iemands eigen gebrek aan wilskracht en dat kan God alleen indirect verweten worden, omdat hij zijn lievelingsproduct, de Mens, begiftigd heeft met zo'n zwakke wil. Maar wanneer difteriebacillen zich nestelen in de keel van een kind, of tuberkelbacillen in iemands longen of ruggenmerg, kan dat de slachtoffers niet kwalijk genomen worden. Alleen God kan daarvoor verantwoordelijk gesteld worden. Daarom heb ik de door ziektekiemen veroorzaakte ziekten afgezonderd van andere ziekten. Maar zelfs in het geval van de laatste groep had God wel wat aardiger, wat milder kunnen zijn. En als ik God zou zijn, dan schafte ik het merendeel van alle ziekten af. Een paar zou ik achter de hand houden als waarschuwing tegen dwaze buitensporigheden. PIJN. Ziekten gaan doorgaans vergezeld van pijn, maar er zijn ziekten zonder pijn en pijn, zelfs afschuwelijk pijn, zonder ziekte. Ik heb ijverig gezocht, maar heb geen enkele zin van of reden voor pijn kunnen vinden, en als ik God zou zijn, schafte ik lichamelijke pijn totaal af. De filosofen die deze wereld als de beste van alle mogelijke werelden zien, en proberen een verontschuldiging te vinden voor alles wat is, om het even hoe overduidelijk dom, schadelijk en verderfelijk het kan zijn, vinden voor pijn natuurlijk een verontschuldiging en ook een reden. Pijn, vertellen ze ons, is een teken van gevaar. Zonder de waarschuwing die pijn ons geeft, zouden we doorgaan tot de ziekte te ver voortgeschreden is om nog te kunnen worden genezen. Maar omdat ik in feite alle ziekten zou afschaffen, hebben waarschuwingssignalen, op de eerste plaats, geen zin meer om ons te waarschuwen voor een naderende ziekte. Op de tweede plaats, als God pijn heeft geschapen als waarschuwingssignaal, waarom zijn er dan ernstige, levensbedreigende ziekten die niet vergezeld gaan van pijn? Er zijn veel gevallen van ziekte van nieren of hart, en suikerziekte, waarbij pijn geen begeleidend verschijnsel is, en we worden ons bewust van het bestaan van die ziekten door andere symptomen, soms per ongeluk, maar soms als het al te laat is om nog iets te doen. Op de derde plaats, wat voor nut heeft het voor een patiënt met vergevorderde kanker om onafgebroken afschuwelijke, ondraaglijke pijn te lijden? Waarvoor is die pijn een waarschuwing? Als God echt goed zou zijn, was er natuurlijk niet zoiets als kanker, maar als hij, om een of andere ondoorgrondelijke reden, besloten had om een bepaald aantal mensen kanker te laten krijgen en daaraan te laten sterven, kon hij hen op zijn minst vredig en pijnloos laten doodgaan. En op de vierde plaats, de ergste, de ondraaglijkste pijn die een mens moet doormaken heeft helemaal niets te maken met een ziekte, maar is het begeleidend verschijnsel van een volstrekt normaal, fysiologisch gebeuren, namelijk de Bevalling. Als ik een verhitte discussie zou durven aangaan met God, zou ik hem eerbiedig maar vastberaden vragen me een onverbloemd en ondubbelzinnig antwoord te geven waarom hij de bevalling bij de vrouw vergezeld moest laten gaan met zo'n afschuwelijke pijn. Waarom? Een kind krijgen is geen zonde, dus waarom moet de moeder dan zo lijden? God wilde zelf dat de mensheid vruchtbaar was, zich vermenigvuldigde en de aarde vulde, dus waarom zou hij de bevalling straffen, waarom moest die vergezeld worden door zo'n afschuwelijke pijn, dat veel vrouwen die dat doorgemaakt hebben, dat nooit nog een keer willen? Waar is de zin en de reden van pijn tijdens de bevalling? En de echo antwoordt: nergens. Het is zinloos en onredelijk en daarom zijn wij arme mensen steeds maar op zoek om manieren te vinden waarmee de pijn verminderd of opgeheven kan worden, de wrede, verscheurende en afschuwelijke pijn die God de vrouw aandoet, die alleen een biologische opdracht vervult: het voortzetten van de mensheid. MISDAAD, ZONDE EN OORLOG. Dat is misschien het allerbelangrijkste onderwerp dat we tot nu toe hebben besproken, en we moeten het zorgvuldig en onbevooroordeeld onderzoeken, maar ook zonder angst. We moeten het tot de wortel uitzoeken, ongeacht tot welke conclusies we komen. Het is zinloos om het over God te hebben, tenzij we aannemen dat God Almachtig en Alwetend is, de mensheid liefheeft en bij haar betrokken is. Die Almacht is een sine qua non. Als hij niet almachtig is is hij geen God. Maar het is geen probleem om zijn almacht te aanvaarden. Een wezen dat zichzelf geschapen heeft, het grenzeloze universum met zijn miljoenen werelden en al het levende en niet-levende daarin, is vast en zeker Almachtig. Hij kan alles. En alles wat hij doet is goed en niets dat gebeurt, gebeurt zonder dat hij het weet, zonder zijn instemming, zonder zijn wil. Er kan niets gebeuren als hij niet wil dat het gebeurt. Geen musje valt op de grond, geen haar valt van iemands hoofd, zonder dat God dat wil. Of iemand groot is of klein, dik of dun, mooi of lelijk, wijs of dom, goed of slecht, heilig of misdadig, miljonair of bedelaar, of hij in een paleis woont, of eenzaam wegkwijnt in een gevangeniscel, of hij op een troon zit of sterft op de elektrische stoel, of hij een uitmuntend atleet of misvormd is en aangetast is door een ziekte, of hij leeft om honderd te worden of sterft op zijn twintigste, komt allemaal omdat God dat zo wil. Er is geen ontkomen aan. Maar ik zal je nog een vraag stellen: wat vind je van een menselijke vader die zijn kinderen behandelt zoals God dat met die van hem doet? De vader, die we meneer A. zullen noemen, heeft veertien kinderen—tien zonen en vier dochters. Het ligt in het vermogen van de heer A. om al zijn kinderen goed, fatsoenlijk, gezond en gelukkig groot te brengen. Maar meneer A. wil niet van dat vermogen gebruik maken voor barmhartige doeleinden. Hij laat zijn kinderen opgroeien zoals ze zelf willen en steekt geen vinger uit om ze te behoeden voor ziekte, zonde en misdaad. Hij kijkt volkomen onverschillig toe. En dit is het resultaat. Van de vier dochters krijgt kleine Jeanne een bronchopneumonie en sterft als ze vijf jaar is. Margaret overlijdt door de vliegende tering op de leeftijd van twintig jaar. Ernie raakt op het slechte pad, wordt prostituee en werpt zichzelf in de rivier op haar dertigste. Maar één van de dochters trouwt en leidt een nuttig en redelijk gelukkig leven. Van de zonen stierf er een in zijn jeugd aan difterie, een ander aan dementia paralytica (tgv. syfilis, vert.) voor zijn dertigste. Twee van de zonen werden gezworen vijanden van elkaar, vochten vaak en gingen ten slotte met elkaar op het mes, met het gevolg dat beiden stervend op de grond achterbleven en daar hun laatste adem uitbliezen. Een werd dief en oplichter en bracht vele jaren door in de gevangenis. Een andere pleegde tijdens een beroving een moord, werd opgepakt en opgehangen. Van de resterende vier zonen, werden twee arbeider, met een armzalig loon, maar die leefden wel in vrede. Een was een succesvol schilder en een andere werd een beroemd schrijver die niet alleen heerlijke boeken schreef, maar ook zijn leven wijdde aan de verbetering van het lot van de mensheid. Maar bedenk dat het in het vermogen van de vader lag om van al zijn kinderen gelukkige en nuttige mannen en vrouwen te maken, en toch wilde hij dat niet. Om een of andere reden koos hij ervoor dat het merendeel van zijn kinderen een beschamend en ellendig leven leidde en een vreselijke en beschamende dood stierf. Wat vind je van zo'n vader? Vind je hem geen afschuwelijk monster? Kinderen op de wereld zetten en hen dan veroordelen tot een leven van lijden en een afschuwelijke dood—kan iets nog misdadiger zijn? En wat moeten we denken van een God die doelbewust miljoenen mensen veroordeelt tot een leven van zware arbeid, zinloos zwoegen, slavernij, zowel letterlijk als figuurlijk, honger, kou, ziekten, zonden, misdaden, gevangenis en een gewelddadige dood? Wat moeten we denken van een God die, als hij dat zou willen, iedereen goed, fatsoenlijk, nuttig en gelukkig kan maken en toch volhardt in het opzettelijk veroordelen van honderdduizenden mensen tot een leven van een zwakzinnige, idioot of gevaarlijke misdadiger? Het dilemma biedt geen uitweg en hoewel het argument
duizenden keren gebruikt is, is er nooit een antwoord op gekomen. En
het is nooit beantwoord, omdat het niet te beantwoorden is. Het komt
hierop neer: Of God is Almachtig, regelt alles en bepaalt elke
gebeurtenis, of hij is dat niet. Als hij dat niet is, dan is hij geen
God en handel je kinderachtig, even kinderachtig als de primitieve
wilde, die zijn houten afgodsbeeld aanbidt, als je hem aanbidt en tot
hem bidt. Maar als hij Almachtig is, als hij wel alles regelt en
verantwoordelijk is voor alles wat er voorvalt bij de mensheid, wat
moeten we dan van hem vinden? Wat moeten we denken van een god die,
laten we zeggen, Johnny Smith (een bestaand geval) schept, die geboren
wordt in een straatarm gezin. Op jeugdige leeftijd wordt hij de straat
op geschopt. Hij raakt in verkeerd gezelschap, leert stelen en wordt
naar een Tuchthuis gestuurd. Gehard en vergiftigd komt hij daar uit,
houdt het in geen enkele baan lang vol, wordt een dief en oplichter, en
brengt een paar jaar door in de gevangenis. Als hij daar weer uit komt,
neemt hij zijn oude stiel weer op, wordt achternagezeten en gegrepen
door een politieagent. In de daarop volgende worsteling wordt de agent
gedood en Johnny Smith eindigt zijn leven, dertig jaar oud, op de
elektrische stoel. Wat moeten we denken van een God die deze dingen
toelaat, deze dingen doet?
Want we waren het erover eens dat hij alles doet en overal voor
verantwoordelijk is. Als hij Johny Smith evengoed had op kunnen laten
groeien tot een goed, fatsoenlijk en gelukkig mens—ach, wat
verfoeilijk! Johny Smith had niet gevraagd om op de wereld gezet te
worden en een onschuldig iemand veroordelen tot zo'n leven van misdaad
en ellende—nee, Johnny Smith is niet de misdadiger! Ik weet dat er sommige mensen zijn, die zich dienaar Gods noemen, en zelfs voor de oorlog een verontschuldiging proberen te vinden, zelfs voor de afgelopen oorlog. Ze zeggen dat God een oorlog teweegbrengt om mensen te straffen voor hun lichtzinnigheid, voor hun zonden. En ze praten Gods gedrag goed. Ze hebben geen enkel woord van kritiek op hem voor deze vreselijkste van alle misdaden. Maar iemand die God wil rechtvaardigen voor de afgelopen oorlog, heeft een zo laaghartige en verwrongen geest, is zelf een zo wrede en sadistische dégénéré, dat met hem geen enkele discussie mogelijk is. Het idee honderd miljoen mensen vernietigen en verminken vanwege hun zogenaamde zonden, zonden waarvoor God zelf verantwoordelijk is. Want als hij gewild had, had hij die natuurlijk kunnen voorkomen! Nee, er is geen verontschuldiging voor de afgelopen oorlog, voor geen enkele oorlog is er een verontschuldiging. En hoe je het ook probeert, je kunt je niet ontworstelen aan dit dilemma. Je moet een van beide kanten kiezen: Of—en dat is de eenvoudigere kant van het dilemma—God is niet almachtig, integendeel zelfs, hij is krachteloos, geheel onmachtig om menselijke zaken te beïnvloeden en het lot van de mensheid te verbeteren. In dat geval is hij een nutteloze God, en tot hem bidden even onzinnig als bidden tot een houten afgodsbeeld, of een afbeelding van de maagd Maria. Of hij is wel almachtig en zou voor de mens ellende, ziekte, misdaad en oorlog kunnen voorkomen, zou kunnen, maar wil dat niet—en in dat geval is hij zo'n wreed en kwaadaardig monster, dat de menselijke verbeelding daarvoor met afgrijzen terugdeinst. Welke kant van het dilemma kies jij? Voor de gelovige bestaat er geen derde weg. De niet-gelovige, die het bestaan van God helemaal ontkent, heeft natuurlijk niet te maken met die twee kanten van hierboven genoemd dilemma. Maar dat is een onderwerp, dat we later nog zullen bespreken. Ondertussen wil ik zeer nadrukkelijk zeggen dat als ik vanaf het begin God zou zijn geweest, er niet zoiets was als misdaad, zonde of oorlog en als ik nu tot God uitgeroepen zou worden, ik die gesels afschaf, zonder daarvan ook maar het geringste spoor achter te laten. Wat zou de wereld dan beter, gelukkiger en mooier zijn! Er zijn nog een aantal andere dingen die ik niet geschapen zou hebben, als ik de schepper was geweest van het Universum, of die ik zou uitwissen, afschaffen en uitroeien als mij nu de positie van God toegekend zou worden. Laten we een opsomming geven van een aantal van die kwalijke dingen. BIJGELOVIGHEID. Bijgelovigheid is een schadelijk en giftig onkruid dat het slachtoffer vervult van angst en paniek en de geslepen bedrieger, de slimme en gewetenloze priester, macht geeft over de onnozele en goedgelovige mensen. God, die de wereld geschapen heeft en weet dat het universum geregeld wordt door vaste wetten, weet heel goed dat er geen wonderen bestaan. Hij weet dat er geen paradijs of hel is—en hij had niet moeten toelaten dat het hoofd van dwazen en onwetenden met dat soort onzin geterroriseerd wordt. Elk menselijk verstand zou zo doordrenkt moeten zijn van de wet van oorzaak en gevolg, dat geloven in wonderen, bovennatuurlijke krachten, ingrijpen door God en de Voorzienigheid, volkomen onmogelijk zijn. Elk brein zou zodanig gebouwd moeten zijn, dat het alles afwijst dat niet deugdelijk bewezen is. Als iemand het bijvoorbeeld heeft over hel en vagevuur, laaiende vlammen en eeuwige kwellingen, dan zou de luisteraar bewijzen moeten vragen. Waar heeft de priester zijn informatie vandaan? Wat voor bewijs kan hij leveren van dat die dingen bestaan? Hoe lang zou bijgelovigheid, geloven in de hel en in heiligenrelikwieën, duren als mensen bewijzen zouden vragen van de beweringen van hun priesters en leiders? Ja, ik zou alle bijgeloof afschaffen en de mensen de wet inprenten van oorzaak en gevolg en dat ze bewijzen moeten eisen. KERK, RELIGIE, ONVERDRAAGZAAMHEID. Wat ik nu ga vertellen, kan op het eerste oog nogal vreemd lijken, maar het wordt helemaal duidelijk als ik daarvoor mijn redenen geef. Het lijkt misschien vreemd voor God om bezwaar te maken tegen kerk en religie, maar toch zou ik, als ik God was geweest, kerk noch religie, zoals dat woord doorgaans opgevat wordt, geschapen hebben. Dan zou de wereld ontsnapt zijn aan het giftige onkruid van de onverdraagzaamheid, dat daaruit voortkomt. God heeft evenmin behoefte aan een kerk als aan elke dogmatische religie en de aanbidding die mensen hem betoond hebben, de aanbidding met haar mensen- en dierenoffers, haar zich voor hem ter aarde werpen, knielen, gebeden, processies, kaarsen enzovoort, zijn voor hem zowel lachwekkend als aanstootgevend. En om in God te kunnen geloven en hem te aanbidden, heeft de mens evenmin een kerk nodig als een dogmatische religie met rituelen. Een onuitgesproken gedachte thuis, tijdens het werk, in bed of op straat is voldoende. Als God alomtegenwoordig en alwetend is, is het voor hem helemaal om het even waar en wanneer je hem aanbidt, of je met woorden bidt, psalmen voor hem zingt of met hem communiceert via onuitgesproken gedachten. Als de religie van de kerken uitsluitend zou bestaan uit dwaze rituelen en kinderachtig uiterlijk vertoon, dan zou je die door de vingers kunnen zien. Laat die kinderachtige volwassen zich maar vermaken zoals ze willen, want daarmee schaden ze niemand. Maar de grote tragedie van de mensheid is, dat uit die religies van de kerken de afschuwelijkste onverdraagzaamheid is voortgekomen, waardoor de religie een van de grootste vloeken van de mensheid is geworden, misschien wel haar dodelijkste gesel. Er was geen verfijnde vorm van wreedheid, geen lafhartige schurkachtigheid, geen duivelse folteringen, geen wrede manier om mensen ter dood te brengen, die niet beoefend werd in naam van de religie, door mensen die zichzelf zagen als verdedigers en bedienaren van de religie. De zeeën van bloed die vergoten zijn in naam van de religie zijn onmetelijk en onpeilbaar—ze zijn te groot en te diep. En hoewel het hartverscheurend is om te vertellen, de waarheid moet gezegd worden: Van alle religies ter wereld, is de meest wrede, de meest meedogenloze het Christendom geweest. Niet de stichter kan dat kwalijk genomen worden; zijn leerlingen en volgelingen dragen die bloedige schuld op hun schouders. De krankzinnige en onmenselijke Kruistochten, de bloedbaden aangericht onder de Albigenzen, Waldenzen en Katharen, slachtingen om de totale uitroeiing te volvoeren waarbij geen man, vrouw of kind werd gespaard (“maak ze allemaal af, God zal de zijnen herkennen”) de gruwelen van de Bartolomeusnacht, de inquisitie, waarbij duizenden en duizenden goede en onschuldige mensen onderworpen werden aan ijzingwekkende folteringen, gebroken werden op het wiel en verbrand werden, de kerkers en oubliettes, soms wreder dan de dood, die iedereen wachtte die uiting durfde te geven aan een nieuw idee of de hoop op een betere toekomst, de vreselijke dertigjarige oorlog, enz., enz.—al die gruwelen werden bedreven in naam van de religie, door mensen als beesten die beweerden heilige en zachtaardige volgelingen te zijn van de zachtaardige Jezus. Met een redelijke kennis van de wereldgeschiedenis, moet ik toegeven dat geen enkele andere religie verantwoordelijk is voor zoveel lijden, zoveel wreedheid en zoveel bloedvergieten als het Christendom. Het draagt daarvoor de grootste schuld. En er is niets wat daartegen een tegenwicht biedt. In de geschiedenis van de afgelopen tweeduizend jaar, is geen enkel voorbeeld aan te halen van een grootse menselijke daad van de kant van de kerk. Er is geen enkel voorbeeld waar de kerk stoutmoedig opstond voor het volk, om het te beschermen tegen de roof en onderdrukking door de feodale edellieden of koningen. Zelfs Luther koos de kant van de onderdrukkers en raadde het neerslaan aan van de boeren die het waagden een deel van de opbrengst van hun arbeid op te eisen. Niet één keer kwam de kerk in opstand—en dat in een tijd waarin ze de macht had om naties haar bevelen te laten gehoorzamen—en tot vrede op te roepen in plaats van oorlog. Integendeel, ze moedigde de oorlog aan en zegende kritiekloos de vaandels van alle oorlogvoerende christelijke naties. Kortom, de kerk heeft zich nooit een echte vriend betoond van de mensheid. Op zijn best was het huichelachtige lippendienst. Maar altijd stond ze schaamteloos en openlijk aan de kant van de vijanden van de mensheid, aan de kant van de roofridders, koningen, keizers, tsaren of wat voor naam de tirannieke onderdrukkers ook mochten dragen. Door de verdedigers van de kerk wordt ons verteld,
dat tijdens de Middeleeuwen de priesters en monniken de fakkel van de
wetenschap opgehouden hebben en dat ze, omdat ze de enige geletterde
personen waren, het bestuderen van de klassieken hebben teruggebracht.
Historisch gezien is dat de meest schaamteloze bewering die je je kan
voorstellen. Het is de kerk die de vooruitgang van de mens minstens
duizend jaar vertraagd heeft, het is de kerk die een dikke
ondoordringbare sluier gelegd heeft over de zon van onderwijs en
wetenschap, zodat de mensheid gehuld werd in de diepste duisternis en
als de priesters en monniken later leerden lezen en schrijven (van de
Arabieren, Joden en Grieken die na 1453 uit Constantinopel verbannen
werden), was dat omdat zij de macht in handen wilden houden. Het volk
mocht niet leren, lezen of schrijven. En bedenk dat zelfs het lezen van de bijbel gezien werd als een misdrijf. Ons wordt verteld dat de priesters en monniken ziekenhuizen bouwden en
aalmoezen gaven aan de armen. Toen ze uitgestrekte landerijen met de
beste grond in handen gekregen hadden, zodat het volk honger leed,
wilden ze het af en toe wel een broodkorst toewerpen. Het kostte hen
niets en gaf hen de reputatie van vrijgevigheid. Ze bouwden enorme
kloosters met goedgevulde kelders en genoten van het goede van het
land, terwijl het volk in armzalige hutten woonden en zijn leven lang
ploeterde voor een korst brood. De beesten, de tamme dieren, leidden
een gerieflijker leven dan de mannen, vrouwen en kinderen van het volk.
En nooit, maar dan ook nooit, stak de kerk een vinger uit om hun
toestand te verbeteren. Ze hield hen in een bijgelovige duisternis en
was de wereldse heren—een lange tijd waren de geestelijke ook de
wereldse heren—behulpzaam om hen bang, onderworpen en onderdanig
te houden. En daarom heb ik heel goede redenen om te zeggen dat ik, als ik vanaf het begin God was geweest, religie en kerk als de pest vermeden zou hebben. Liefde, vriendelijkheid, rechtvaardigheid en oprechtheid zijn als religie voor iedereen goed genoeg, en die hebben geen kerken, rituelen, en dogma's nodig en sluiten elke mogelijkheid uit voor onverdraagzaamheid, die de oorzaak is geweest, een van de belangrijkste oorzaken, van de Ellende van de Mensheid. Als jij, als iemand anders het tegendeel kan bewijzen, zou ik graag willen dat jij of die ander dat alsnog probeert te doen. Ik zou dan graag ten minste één enkel duidelijk, onbetwistbaar voorbeeld willen hebben waarin de kerk, toen zij daartoe in staat was, dapper in verzet kwam om een volk te beschermen tegen en te bevrijden van zijn onderdrukkers, één enkel voorbeeld waarin de kerk een oorlog voorkomen of daar een eind aan gemaakt heeft, niet alleen de vrome wens heeft geuit dat christenen elkaar keel niet dienden door te snijden, maar werkelijk haar volgelingen geboden heeft hun wapens neer te leggen en het vechten te staken—op straffe van excommunicatie. Nee, de kerk is nooit een pacifiste geweest. Zij was altijd een militariste. En zij stond aan de kant van en zegende en steunde zelfs zulke onbeschrijflijk weerzinwekkende, afschuwelijk misdadige en grenzeloos verachtelijke lieden als Lodewijk XV of Ferdinand Bomba [4]! En ik herhaal en benadruk dat de kerk feitelijk de absolute vloek geweest is van de mensheid. Haar bedienaren zijn vijanden geweest van de mensheid, lafaards en zedenbedervers. Als een priester het waagde om in verzet te komen en wantoestanden aan de kaak te stellen, werd hij verbrand —zoals Savonarola. En Calas [5] en Chevalier de la Barre [6] —ik zal je niet hun verhaal vertellen—die zijn te schokkend, maar je kunt ze opzoeken als het je interesseert. Nee, God maakte een van zijn grote vergissingen toen hij de kerk en de georganiseerde religie liet ontstaan. En Dus... Als al die kwalen verdreven zijn en het tegenovergestelde daarvan hun plaats heeft ingenomen, denk je dan niet dat dit een veel betere, veel mooiere, veel fatsoenlijker en veel gelukkigere wereld zal zijn om in te leven? En als dat zo is, heb ik dan niet het recht, terwijl ik over de het strand van de Middellandse Zee wandel, om te denken dat God een vreselijke puinhoop heeft gemaakt van zijn taak? En hebben al Gods kinderen, of de uit een vrouw geboren kinderen, niet het recht om te mopperen over Gods blunders—over zijn incompetentie, of wat nog erger is, zijn harteloosheid? Als je daar anders over denkt, dan zou ik willen dat je je standpunt verduidelijkt en de argumenten geeft voor je mening, zoals ik dat gedaan heb voor de mijne. * * * Toen pater L. de dag daarop mij mijn manuscript teruggaf, vroeg ik hem
of hij er nog zwakke punten in aangetroffen had en nog wat tegenin te
brengen had. En dit was zijn antwoord: Noten: [1] C.E.M. Joad, 1891-1953, was een Engelse filosoof
en befaamde medewerker van de BBC-radio. Hij maakte de filosofie
toegankelijk voor de leek en werd de Engelse Mencken genoemd. |