HomeBAKOENIN EN NETCHAJEV Brief van Michael
Bakoenin aan Sergej Netchajev
INLEIDING Een van de wortels van het Europese terrorisme ligt in het Rusland van de 19e eeuw en zijn oppositiebeweging van de studenten, waaruit het type van de beroepsrevolutionair voortkwam. Sergej Netchajev (1874 – 1882) was een van hun wegbereiders. Hij voerde de partijdiscipline in, deed bereidheid om geweld te gebruiken en terreur ingang vinden en bevorderde zodoende de militarisering van het protest. Fjodor Dostojevski, die in 1871het opzienbarende proces tegen de aanhangers van Netchajev bijwoonde, wijdde aan het ontstaan van deze mentaliteit zijn derde grote roman, Demonen (Boze Geesten/Duivels). Bakoenin en Dostojevski, hebben allebei enige tijd, de eerste vier jaar, de laatste acht maanden, in dezelfde gevangenis – de Peter-en-Paul-gevangenis in Sint Petersburg – doorgebracht, als waarin Netchajev, na zijn veroordeling tot levenslang, is opgesloten en uiteindelijk is gestorven. De anarchist Bakoenin, was de zoon van een landedelman, met lijfeigenen, Netchajev was de zoon van een lijfeigene en dat is ongetwijfeld de belangrijkste factor die hun beider doen en laten heeft bepaald. Bakoenin was dus een afvallige van de elite, die diezelfde elite als veroorzaker van alle ellende van het volk zag, omdat hij van bovenaf had gezien hoe het volk daardoor werd onderdrukt; Netchajev had dat zelf aan den lijve ondervonden en keek vanuit zijn onderdrukte positie naar de onderdrukkers. Je zou dus kunnen stellen dat Bakoenin zich medeverantwoordelijk voelde en vanuit schuldgevoel en plaatsvervangende schaamte zijn rol als revolutionaire anarchist op zich heeft genomen. Hij wordt gedreven door mededogen. Netchajevs drijfveer is onontkoombaar en onmiskenbaar alleen maar haat, wraak en vergelding. Bakoenin schuwt geweld, Netchajev is ervan overtuigd dat het doel de middelen heiligt. Beiden hebben hetzelfde doel voor ogen, namelijk het omverwerpen van alle machtsstructuren. Hun beider manco is dat zij in abstracties denken, het volk, de klassen, de regering, de elite, de Staat, de vijand, en dat hun beider einddoel volstrekt onduidelijk is. Beiden wijzen ze geen schuldige of verantwoordelijke individuen aan, maar abstracte begrippen, structuren, en systemen. Daarin verschillen zij in niets van welke revolutionair dan ook. In wezen vechten zij allebei als een Don Quichot tegen virtuele windmolens, en beiden hebben geen Sancho Panza die hen tot de orde roept. Twee goedbedoelende maar tragische figuren. Het is dus niet goed met hen gegaan. In onderstaande brief van Bakoenin aan Netchajev is duidelijk hoe zij elkaar voor hun eigen karretje proberen te spannen, Bakoenin zwicht voor het fanatisme en de gedrevenheid van Netchajev, terwijl Netchajev liegend en bedriegend gebruik probeert te maken van het intellect van Bakoenin. Een gedeelte van de brief gaat over het verdwenen geld uit het door Alexander Herzen beheerde Bahmetev-fonds, dat aan Netchajev ter hand was gesteld. In september 1872 werd in Den Haag het vijfde congres van de Internationale Arbeidersbeweging gehouden, waar ook Karl Marx aanwezig was. Daar werden, onder druk van de marxisten, Bakoenin en twee leden van de Jurafederatie uit Genève als leden van de Alliantie geroyeerd. Het tegen hem aangevoerde verwijt was dat hij de Alliantie had opgericht, waarvan de statuten volgens het congres ‘geheel tegengesteld waren aan die van de Internationale’. Na uitgebreide protesten van een aantal leden werd een geheime vergadering belegd, waar Marx onder geheimhouding een brief had getoond, waaruit chantage van Bakoenin zou blijken. Het was een door Netchajev geschreven dreigbrief, waarvan Marx aan de commissie suggereerde dat die op instigatie van Bakoenin was geschreven, terwijl hij wist dat het niet zo was. Dat is de achterbakse manier waarop Marx omging met mensen die hem van repliek dienden. Zelfs Marxisten hebben deze manipulatie als de zwartste bladzijde in het leven van Karl Marx bestempeld. Maar al eerder had hij Bakoenin ervan beschuldigd dat hij een tsaristische agent was. In 1870 had Marx in vertrouwelijke documenten, verzonden aan de Duitse partij, en ook naar België, lasterlijke beweringen over Bakoenin geuit, die ook hun weg naar de pers vonden. Dat is nou Karl Marx, die kennelijk heel wat had opgestoken van het jezuïtisme van Netchajev.
Locarno, 2 juni 1870. Beste vriend, Ik richt me nu tot jou, en door middel van jou — tot jouw, tot ons Comité. Ik hoop dat je op dit moment een veilige plek hebt gevonden, waar je verlost van conflicten en armzalige pesterijen, rustig kunt nadenken over jouw en onze situatie, over de toestand van onze gemeenschappelijke zaak. Laten we beginnen met toe te geven dat onze eerste actie, gestart in 1869, is mislukt; wij zijn verslagen [1]. Verslagen om twee redenen: ten eerste is het volk, waarvan wij geheel terecht hadden verwacht dat het in opstand zou komen, niet in opstand gekomen. Het is duidelijk dat zijn beker van ellende en hoeveelheid geduld nog niet helemaal tot de rand toe is gevuld. Het is duidelijk dat zijn zelfvertrouwen en kracht nog niet is ontvlamd, en er nog niet voldoende mensen zijn, die gezamenlijk en verspreid over heel Rusland optreden, en die in staat zijn om in zichzelf dat vertrouwen te wekken. Ten tweede is onze organisatie gebrekkig gebleken, zowel door de kwaliteit en kwantiteit van haar leden, als door de aard van haar structuur. Daarom zijn wij verslagen, hebben wij veel aan kracht ingeboet en veel kostbare mensen verloren. Dat is een onmiskenbaar feit en wij moeten dat heel goed beseffen, zonder ermee te schipperen, zodat wij daar het uitgangspunt van kunnen maken voor onze beschouwingen, ondernemingen en toekomstige acties. Jij, en je kameraden met jou, hebt dat zonder twijfel meteen begrepen, en vast voordat je mij dat hebt verteld; in feite heb je me overigens nooit wat verteld; ik heb dat zelf op moeten maken uit de vele en overduidelijke tegenstrijdigheden in je uitspraken, en me gezien de algemene toestand van onze werkzaamheden, die zo duidelijk bleek te worden, er uiteindelijk van moeten overtuigen, dat het onmogelijk werd om dat zelfs voor de ogen van niet-ingewijden verborgen te houden. Jij bent daar meer dan voor de helft van overtuigd (schuldig aan?) geraakt, toen je in Locarno bij mij op bezoek was [2] en toch heb je het met mij nog steeds, met een volstrekte stelligheid en op een besliste manier, over de dreigende opstand. Je hebt me bedrogen en ik, die dat bedrog heb vermoed of instinctief heb aangevoeld, heb dat bewust en systematisch geweigerd te geloven; jij blijft maar op precies dezelfde manier praten en doen, alsof je me de zuivere waarheid vertelt. Als je me tijdens je verblijf in Locarno, op de hoogte had gesteld van de situatie van het volk en de organisatie, zou ik mijn oproep aan de officieren zeker in dezelfde geest hebben opgesteld, maar in andere bewoordingen, en dat zou mij, jou en zeker de zaak meer hebben opgeleverd. 1. Netchajev beweerde tegenover Bakoenin dat de revolutie zou uitbreken op 19 februari 1870, de negende verjaardag van de bevrijding van de lijfeigenen. 2. Het betreft het bezoek van Netchajev aan Locarno in februari 1870 Ik zou met hen dan niet over een beweging zijn begonnen. [1]. Ik ben niet boos op je en maak je geen verwijten, omdat ik weet dat je, zelfs als je liegt of de waarheid goed verbergt of verzwijgt, dat zonder enig persoonlijk motief doet en alleen maar omdat je dat nuttig voor de zaak vindt. Ikzelf en wij allemaal zijn zeer op je gesteld en waarderen je buitengewoon, juist omdat wij tot nu toe nog nooit iemand zijn tegengekomen die zo toegewijd is en de zaak zo toegedaan is als jij. Maar noch die genegenheid, noch die waardering kunnen verhinderen om je te zeggen dat die hele mystificatie, die steeds meer jouw belangrijkste en enige systeem wordt, jouw manier en jouw voornaamste wapen, voor de zaak zelf rampzalig zijn. Maar voordat ik je dat probeer te bewijzen, en ik hoop dat ik daar in slaag, zal ik een paar woorden wijden aan het onderwerp van mijn verhouding tot jou en jouw Comité, en zal ik proberen uit te leggen waarom ik, tot nu toe en tot aan mijn laatste reis naar Genève, heb gesproken en gedaan alsof ik jou volledig vertrouwde, ondanks alle voorgevoelens en rationele of instinctieve vermoedens, die mij steeds meer konden doen twijfelen aan de waarheid van jouw woorden. [2] Je zou kunnen zeggen dat ik al dertig jaar uit Rusland weg ben. Van 1840 tot 1850 heb ik in het buitenland gewoond, eerst met een paspoort, later als emigrant. In 1851, na twee jaar gevangenschap in Saksische en Oostenrijkse vestingen, ben ik uitgeleverd aan de Russische regering die mij nog eens zes jaar gevangen heeft gehouden, eerst in de Peter-en-Paul-gevangenis van de vesting Alexis (vert.: in Sint Petersburg, waar in 1849 Dostojevski 8 maanden was opgesloten), later in Schlüsselbourg. In 1857 ben ik naar Siberië gestuurd en heb daar twee jaar in West- en twee jaar in Oost-Siberié doorgebracht. In 1861 ben ik uit Siberië gevlucht en kon vervolgens vanzelfsprekend niet naar Rusland terugkeren. Van die dertig jaar heb ik dus in het geheel vier jaar (dat is nu negen jaar geleden) van 1857 tot 1861 doorgebracht in vrijheid in Rusland, dat wil zeggen in Siberië. Daardoor ben ik natuurlijk in de gelegenheid geweest om het Russische volk van nabij te leren kennen, de boeren, de bourgeois, de kooplieden (vooral de Siberische kooplieden), maar niet de revolutionaire jeugd. In mijn tijd waren er geen andere politieke ballingen in Siberië dan een paar Dekabristen en Polen. 1. De passage waar Bakoenin op zinspeelt, is waarschijnlijk de volgende: “O…de opstand van het volk is nabij. Het is zo nabij dat iedereen nu moet besluiten of hij deel wil uitmaken van onze vrienden en de vrienden van het volk, of onze vijand en die van het volk wil worden.” Steklov die commentaar geeft op dat pamflet schrijft: ”Dat heeft Bakoenin zelf geschreven, na het echec van de onderneming van Netchajev. Op dat punt verklaarde hij zich nog solidair met de mystificaties van Netchajev, waar hij met alle macht aan meedeed.” 2. Het laatste bezoek van Bakoenin aan Genève vond plaats in de eerste helft van mei 1870. — (die laatste zin is niet helemaal duidelijk en die onduidelijkheid bestaat ook in de oorspronkelijke Russische tekst.) Ik ken inderdaad de vier Petraševski’s (vert.: waar Dostojevski ook deel van uitmaakte!) : Petraševski zelf, L’vov en Тol [1], maar die mensen vertegenwoordigen een soort overgang tussen de Dekabristen en de tegenwoordige jeugd — dat waren orthodoxen, boekensocialisten, Fourieristen en onderwijzers. De echte jeugd — die waarin ik geloof, die staat buiten de staat, dat legerkorps zonder militair tehuis en […] [2] van de volksrevolutie, die ik herhaaldelijk in mijn geschriften ter sprake heb gebracht — , die jeugd ken ik niet, en pas nu begin ik die langzamerhand te kennen. Het merendeel van de Russen die een pelgrimstocht naar Londen maakten om Herzen te begroeten, waren heel oppassende lieden, schrijvers, en geliberaliseerde of gedemocratiseerde officieren. De eerste oprechte Russische revolutionair was Potevnja [3], jij was de tweede. Ik zal het niet hebben over Oetin en de andere Geneefse emigranten. Dus tot mijn ontmoeting met jou, was de echte revolutionaire Russische jeugd voor mij een terra incognita. Ik heb niet veel tijd nodig gehad om te begrijpen dat jij heel serieus was en om je te geloven. Ik ben ervan overtuigd dat jij, zelfs als mensen zoals jij niet talrijk zijn, een serieuze onderneming vertegenwoordigt, de enige revolutionaire in Rusland; en toen ik daar eenmaal van overtuigd was, heb ik tegen mijzelf gezegd dat het mijn plicht was om jou met al mijn krachten en alle middelen te helpen, en mij zo veel mogelijk bij jouw onderneming aan te sluiten. Het was des te gemakkelijker om dat besluit te nemen, omdat jouw programma, —tenminste dat van vorig jaar—, niet alleen overeenkwam met het mijne, maar in feite geheel identiek was met mijn programma, dat is uitgewerkt met een onafgebroken […] en met alle ervaring van een vrij lang politiek leven. Laten wij een paar karakteristieken beschrijven van dat programma, op basis waarvan wij ons afgelopen jaar nauw met jou verbonden voelden, en waarvan jij nu kennelijk nogal wat afstand van hebt genomen; dat programma, waaraan ik van mijn kant [uiterst] trouw ben gebleven; want als onze overtuigingen en jouw afstand nemen van dat programma (of dat van onze kameraden) definitief zullen zijn, voel ik mij verplicht om alle nauwe politieke banden met jou te verbreken. Dat programma kan in een paar woorden worden uitgedrukt: vernietiging van de hele staatsrechtelijke wereld en de hele zogenaamde bourgeoisbeschaving, door middel van een spontane volksrevolutie, niet geleid door een officiële dictatuur, maar door een collectieve dictatuur, onzichtbaar en anoniem, van voorstanders van bevrijding van het volk van alle 1. In de tekst worden maar drie namen genoemd. 2. Het ontbrekende woord is mogelijk “zonder naam”, naar analogie van een identieke uitspraak die men bijna letterlijk kan vinden in de afkondiging van Bakoenin “Een paar woorden aan [onze] jonge broeders in Rusland,” met dat verschil dat het woord “legerkorps” is vervangen door “legioen.” 3. Andrej Afanas'evic Potevnja (1838-1863), Russische revolutionair, lid van de organisatie “Zemlja i Volja” uit de zestiger jaren, was een van de leidinggevenden van de geheime organisatie van Russische officieren in Polen, nam deel aan de Poolse opstand in 1863 en sneuvelde in het gevecht op 4 maart 1863. onderdrukking, hecht verenigd in een geheim genootschap, en die overal en altijd optreden, gericht op hetzelfde doel en volgens hetzelfde programma. Dat is de gedachte en dat is het plan op grond waarvan ik mij met jou heb verbonden en voor het verwerkelijken waarvan ik jou de hand heb gereikt. Je weet zelf in hoeverre ik trouw ben gebleven aan deze verbintenis die ik door mijn belofte heb bekrachtigd. [1] Je weet in hoeverre ik vertrouwen in je heb gesteld, toen ik eenmaal van overtuigd was van jouw ernst en de overeenkomst tussen onze revolutionaire programma’s. Ik heb geen navraag gedaan, noch naar je kameraden, noch naar hun aantal; ik heb geen onderzoek gedaan naar je groepering, ik heb je op je woord geloofd. Heb ik je uit zwakheid geloofd, uit verblinding of uit onnozelheid? Jij weet zelf dat het niet zo is. Je weet heel goed dat ik nooit een blind geloof heb gehad, en dat ik je, in ons gezamenlijke gesprek, en nog een keer in aanwezigheid van Ogarev, duidelijk heb gezegd dat wij je niet kunnen geloven, omdat het je geen enkele moeite kost om te liegen, als je vindt dat die leugen in het belang van de zaak kan zijn; dat wij daarom geen andere garantie voor de waarheidsgetrouwheid van je woorden hebben dan jouw onmiskenbare ernst met de zaak en jouw onvoorwaardelijke trouw aan de zaak; dat dat een belangrijke garantie betekent, maar dat dat niettemin jou niet de vrijheid geeft om fouten te maken, en ons niet ontslaat van fouten, als wij ons blind aan jou overleveren. Ondanks die overtuiging, waar ik je meerdere malen deelgenoot van heb gemaakt, zal ik toch het contact met jou in stand houden, en je overal en zoveel ik kan behulpzaam zijn; wil je weten waarom? Ten eerste omdat tot het moment van je vertrek uit Genève naar Rusland, onze programma’s echt identiek waren. Ik heb mij daar niet alleen tijdens onze dagelijkse gesprekken van overtuigd, maar ook uit het feit dat al mijn geschriften, geschreven en gepubliceerd vóór jou, bij jou veel sympathie hebben opgewekt, juist door de punten die, beter en duidelijker dan andere, uitdrukking geven aan ons gemeenschappelijke programma, en omdat jouw geschriften, die afgelopen jaar zijn gepubliceerd, dezelfde strekking hadden. Ten tweede, omdat ik, doordat ik in jou een echte en onvermoeibare kracht bespeur, toewijding, hartstocht […] en bedachtzaamheid, vond en nog steeds vindt dat jij in staat bent om een echte strijdgroep om je heen te verzamelen, niet voor jezelf maar voor de zaak, en omdat ik mezelf heb voorgehouden en bij Ogarev heb herhaald, dat als die nog niet bijeen is, dat in de naaste toekomst vast zal gebeuren. Ten derde, omdat van alle Russen die ik ken, jij degene bent waarin ik de meest geschikte persoon heb gezien om deze onderneming tot stand te brengen, en ik denk en heb dat ook aan Ogarev gezegd, dat wij niet op iemand anders moeten wachten, omdat wij al oud zijn en dat wij 1. De vertaling van deze zin is bij benadering, omdat de Russische tekst niet duidelijk is. zonder twijfel iemand, die meer toegewijd en meer bekwaam is dan jij, niet meer zullen tegenkomen. Dat is de reden dat wij, als wij ons voor de Russische zaak willen verbinden, dat met jou willen doen en met niemand anders. Wij kennen jouw Comité en jouw Genootschap niet, en kunnen daar slechts op grond van jou over oordelen. Als jij serieus bent, waarom zouden jouw huidige en toekomstige kameraden dat dan niet zijn? Jouw onmiskenbare ernst was voor mij enerzijds de garantie, dat jij in jouw omgeving geen onbeduidende mensen zult toelaten en anderzijds, dat jij niet alleen zult blijven, maar zult proberen om een gezamenlijke macht in het leven zult roepen. Je hebt inderdaad een zwak punt, dat mij meteen vanaf de eerste dagen van onze ontmoeting is opgevallen, maar waaraan ik onvoldoende aandacht heb besteed: het is je onervarenheid en je gebrek aan mensenkennis en levenswijsheid, dat gepaard gaat met een bijna mystiek fanatisme. Je onwetendheid over de maatschappelijke toestanden, zeden, standpunten, gedachten en gangbare meningen in wat men de ontwikkelde wereld noemt, zorgt ervoor dat je nog niet in staat bent om in dat milieu succesvol op te treden, zelfs niet voor het doel om haar te vernietigen. Tot op de dag van vandaag ben je niet op de hoogte van de middelen waarmee je invloed en macht kunt verwerven, en dat veroordeelt je onherroepelijk tot fouten, telkens als de behoeften van de zaak jou daarmee in aanraking brengen. Dat is duidelijk gebleken door je ongelukkige initiatief van het, onder onmogelijke omstandigheden, publiceren in de Kolokol (vert.: door Herzen, samen met Ogarev opgericht dagblad). Maar over het onderwerp Kolokol zullen we het later nog hebben. Je gebrek aan mensenkennis doemt je onvermijdelijk tot het maken van fouten. Telkens eis en verwacht je teveel van de mensen; je zadelt ze op met opdrachten die hun krachten te boven gaan, omdat je denkt dat alle mensen even gedreven zijn als jij, en daarmee toon je geen enkel vertrouwen in hen, en zodoende houd je geen rekening met de hartstocht die in hen is gewekt, met hun aanhankelijkheid en de innerlijke oprechtheid van hun streven naar jouw doel; je probeert ze dus te overheersen, bang te maken, ze te binden door de meest gebrekkige uiterlijke controlemiddelen, op zo’n manier dat zij zich nooit meer kunnen losrukken, als zij eenmaal in jouw handen zijn gevallen. En toch maken zij zich los en zullen zij zich voortdurend losmaken, zolang jij jouw manier van doen ten opzichte van hen niet zult veranderen, zolang je de belangrijkste reden van hun verbond met jou niet bij henzelf zult zoeken. Bedenk hoe boos je op mij bent geworden toen ik je een abrek [1] noemde, en jouw catechismus – een abrekse catechismus; jij hebt gezegd dat alle mensen zo zouden moeten zijn, dat een totale zelfverloochening en het afstand doen van alle persoonlijke behoeften, van alle voldoening, gevoelens, gehechtheden en banden, zonder enige uitzondering de normale, natuurlijke en dagelijkse toestand zou moeten zijn. Jij wil je eigen wrede volledige zelfverloochening, jouw extreme fanatisme, tot leefregel van de gemeenschap maken. Jij wil onzinnigheden, onmogelijkheden, de totale ontkenning van de natuur, van mens en maatschappij [2]. 1 . Abrek: Kaukasische bergbewoner die uit zijn clan is verbannen en die een gelofte heeft gedaan of een eed heeft gezworen op een bloedige wraak. In bredere zin: een strijder gedreven door de moed der wanhoop. 2. Door een onduidelijke interpunctie in de Russische tekst, kan die zin ook gelezen orden als: “van de aard van mens en maatschappij.” Een dergelijk verlangen is rampzalig, omdat jij daardoor je krachten tevergeefs inspant en je slagen missen. Niemand, hoe sterk hij ook is, en geen enkele maatschappij, hoe volmaakt haar tucht en hoe machtig haar organisatie ook is, kunnen ooit de natuur overwinnen. Alleen religieuze fanatiekelingen en asceten kunnen dromen dat zij haar overwinnen; daarom ben ik er verbaasd over — maar niet erg en nog niet lang — dat ik bij jou een soort mystiek, pantheïstisch idealisme aantref. Dat lijkt me, samen met jouw kenmerkende neigingen, absoluut duidelijk, hoewel volstrekt belachelijk. Inderdaad, mijn beste vriend, jij bent niet zo’n materialist zoals wij arme zondaars, maar een idealist, een profeet, een soort monnik van de revolutie [1]; jouw helden zijn niet Babeuf, zelfs niet Marat, maar iemand als Savonarola. Door jouw manier van denken heb je eerder iets van Maecenas, […], van jezuïeten, dan van ons. Je bent een fanaticus — dat is jouw uitzonderlijke kracht en kenmerk; dat is ook de oorzaak van je blindheid — maar die blindheid is een grote en rampzalige zwakte; een blinde kracht dwaalt en struikelt, en des te krachtiger, heviger en onverbiddelijker zijn haar mislukkingen. Je vertoont een enorm gebrek aan zelfkritiek, en met een dergelijk tekort is de juiste beoordeling van mensen, situaties en het verband tussen middel en doel […] onmogelijk. Dat heb ik van je begrepen en dat heb je me afgelopen jaar verteld. Maar dat wordt door twee overwegingen ten gunste van jou vereffend. Ten eerste zag en zie ik in jou een enorme kracht, waarvan gezegd kan worden dat die volstrekt zuiver is en zonder enige vermenging met egoïsme of ijdelheid; een kracht zoals ik die bij andere Russen nog niet tegen ben gekomen. Ten tweede hield en houd ik mij steeds voor dat je nog jong bent, [uit één stuk] en zo vrij van elke verblinding en alle persoonlijke en egoïstische nukken, dat jij niet lang een onjuiste koers kunt varen, en evenmin kunt volharden in een dwaling, die rampzalig voor de zaak zelf zou zijn. Ik ben daar nu nog steeds van overtuigd. Tot slot heb ik gezien en gevoeld dat jij mij niet helemaal vertrouwt en dat jij in alle opzichten van mij een instrument wil maken om onmiddellijke doeleinden te bereiken, die mij onbekend zijn. Maar daar heb geen enkele last van. Op de eerste plaats waardeer ik je stilzwijgen wat betreft de mensen die deel uitmaken van je organisatie, omdat ik ervan overtuigd ben dat in dit soort zaken zelfs de meest nabije personen, alleen maar hoeven te weten wat daadwerkelijk nodig is voor het welslagen van hun specifieke taak. Verder zul je het met mij eens zijn dat ik je nooit onbescheiden vragen heb gesteld. Zelfs al zou je me namen hebben genoemd (in strijd met je beloften) dan zou ik nog niets te weten zijn gekomen, omdat ik niemand van die naam ken. [3] 1. Men zou een nogal merkwaardige vergelijking kunnen maken tussen die zin en wat Camus aan Netchajev schreef: “Hij was ook de monnik van een verbeten revolutie” (In: “De mens in opstand.”) 2. Waarschijnlijk een vergissing in deze kopie. 3. Hoewel Bakoenin dit eveneens heeft gezegd in zijn oproep aan de officieren, laat deze bevestiging twijfels bestaan over haar juistheid. Volgens een verhaal van Ralli, kende Bakoenin via Netchajev maar één naam (die van Tkachev) van de mensen die met hem contact hadden gehad (maar Ralli geeft niet aan welke andere namen zijn genoemd). Koz’min schrijft: “Netchajev heeft, als leden van het comité, Tkachev en ander namen genoemd, die Bakoenin tot dan toe onbekend waren.” (Koz'min geeft geen verwijzing, maar de bron is waarschijnlijk Ralli) wat betreft Sreklov, lost hij de kwestie als volgt op: “Op dat punt heeft Bakoenin ongewild de waarheid verteld. In feite kende hij, behalve Netchajev, geen enkel lid van het ‘Comité’, maar alleen omdat die leden niet bestonden.” Verder toont de brief aan dat Bakoenin op de hoogte was van de naam Pryžov. Ik zou dan over hen moeten oordelen door op jou af te gaan, en ik heb je geloofd en geloof je nog steeds. Een Comité dat bestaat uit mensen zoals jij en die jouw volledige vertrouwen genieten, verdient volgens mij eveneens ons vertrouwen. De vraag die zich voordoet is de volgende: heeft jouw organisatie echt bestaan, of is het alleen je bedoeling geweest om die op een of andere manier in het leven te roepen? En als die bestond, waren er dan veel leden en stelde die eigenlijk iets voor, of heeft dat allemaal alleen maar bestaan als een soort hoop? Heeft het Comité, jouw heilige der heiligen, bestaan op de manier waarop jij het hebt beschreven, en met eenzelfde saamhorigheid, die de leden voor eeuwig verbond, of was je alleen maar van plan om dat in het leven te roepen? Kortom, vertegenwoordig jij een aparte en afzonderlijke macht, of een collectieve, die al daadwerkelijk bestaat? En […] als het Genootschap en het leidinggevende Comité echt bestonden — wil dat zeggen dat daar betrouwbare, krachtige en net zo fanatiek toegewijde en volstrekt zelfverloochenende mensen als jij deel van uitmaakten — dan komt er nog een vraag bij mij op: beschikten en beschikken zij over voldoende pragmatisch verstand en kennis om de toestand en omstandigheden te begrijpen van het leven van het volk en de toestanden in Rusland, zodat het revolutionaire Comité niet onbetekenend maar effectief is, maar een werkelijk machtige organisatie die het hele Russische leven bestrijkt en doordringt in alle maatschappelijke lagen? De ernst van de onderneming hangt af van de vurige energie van de spelers, het welslagen van hun kennis en gezonde verstand. Om dat echt en zomogelijk te weten te komen, dat wil zeggen in de geest van jouw onderneming, heb ik je voortdurend ontelbare vragen gesteld, en ik geef toe dat jouw antwoorden voor mij niet bevredigend waren. Hoewel je probeert om je ervan af te maken en erom heen te draaien, heb je mij onwillekeurig het volgende geleerd: qua aantal was jouw Genootschap vrij onbeduidend, wat zijn materiële kracht betreft — was het dat nog minder. Van een pragmatische instelling, kennis en bekwaamheid, treft men slechts zeer weinig aan. Het Comité echter, dat door jou is gevormd, bestaat vast uit net zo’n mensen als jij, en van hen ben jij een van de besten, een van de krachtigsten. Jij bent de bedenker en tot op heden de leider van het Genootschap. Dat heb ik allemaal, mijn beste vriend, afgelopen jaar geleerd en begrepen. Toch verhindert dat mij niet om mij bij jou aan te sluiten, omdat ik in jou een intelligente en toegewijde strijder zie, zoals er maar weinig bestaan, en omdat ik ervan overtuigd was, dat jij erin geslaagd bent om mensen te vinden die net zo zijn als jij (zelfs al zijn dat er maar heel weinig) en hen zich bij jou aan te laten sluiten; ik was en ben er tot op heden eveneens zeker van, dat jij, dankzij je ervaring en vurige en onvermoeibare krachtsinspanningen, snel kennis, wijsheid en bekwaamheid op zult doen, die noodzakelijk zijn voor het welslagen. En omdat ik niet denk en nooit geloof dat er in Rusland een andere groepering bestaat die net zo serieus als die van jou, heb ik ondanks alles besloten om de banden met jou niet te verbreken. Ik ben helemaal niet boos op je, omdat jij doorlopend moeite doet om het belang van jouw strijdgroep te overdrijven: dat is een onvermijdelijke gewoonte van elke samenzweerder, vaak nuttig en soms gewaagd. Het is echter ook waar dat jouw pogingen om mij te bedriegen, voor mij een bewijs zijn geweest van jouw gebrek aan mensenkennis. Het lijkt me dat al onze gesprekken bedoeld waren om jou duidelijk te maken dat het, om mij voor je in te nemen, niet nodig was om mij bewijzen van een bestaande groepering over te leggen, maar alleen bewijzen van jouw verstandige en onverzettelijke wil om er een in het leven te roepen. Ik heb ook begrepen dat jij door jezelf op te voeren als vertegenwoordiger, en afgezant van een bestaande en voldoende krachtige organisatie [1]….Op die manier denk jij dat jij jezelf in een positie plaatst die jou het recht geeft om mij jouw voorwaarden op te leggen [alsof zij daaruit voortvloeien] namens een zeer sterke groep, terwijl jij, omdat jij die beschrijft alsof het een groep lijkt, verplicht zou moeten zijn om met mij op voet van gelijkheid te praten, man tegen man, en ons mijn en jouw actieprogramma voor te leggen. Daar heb je geen rekening mee gehouden. Jij bent te fanatiek verknocht aan jouw programma en jouw plan, om ze aan kritiek van wie dan ook te onderwerpen. En ten tweede, geloof je onvoldoende dat mijn toewijding aan de zaak en mijn inzicht zodanig zijn, dat ik iets van de werkelijke situatie van jouw onderneming zou kunnen afweten. Je vertoont, niet zonder reden, een sceptische houding ten opzichte van alle emigranten; ten opzichte van mij misschien een minder sceptische dan ten opzichte van de anderen, omdat ik jou talrijke bewijzen heb gegeven van mijn bereidheid om de zaak zonder enige eigen aanspraak en loze overwegingen te dienen. Desondanks beschouw jij mij als een kneus, waarvan de adviezen en kennis soms nuttig kunnen zijn, maar niet meer dan dat: een kneus waarvan de deelname aan jouw bezielde onderneming nutteloos en zelfs schadelijk zou kunnen zijn. Ik heb dat heel goed gezien, maar daardoor voel ik mij niet beledigd. Jij weet dat en dat kan voor mij geen aanleiding zijn om mij van jou los te maken. Ik hoef je niet te bewijzen dat ik helemaal niet iemand ben die heeft afgedaan en die niet geschikt is om deel te nemen aan een gedreven en serieuze onderneming, zoals jij misschien denkt. Ik heb je en zal je de tijd geven en dan zal jouw ervaring je van het tegendeel overtuigen. 1. In de Russische tekst houdt de zin hier op. Daarbij was en zal er altijd een bijzondere factor aanwezig blijven, waardoor ik mij verplicht voelde en nog steeds voel om mij uiterst behoedzaam tegenover Russische mensen en aangelegenheden te gedragen. Dat is mijn volslagen gebrek aan geld. Ik heb mijn hele leven gestreden tegen armoede en elke keer wanneer ik iets, wat voor nuttigs dan ook, heb kunnen ondernemen, heb ik dat niet op eigen kosten gedaan maar met behulp van kapitaal van anderen. Dat heeft mij al heel lang een grote hoeveelheid laster en afkeuring van het Russische gespuis opgeleverd. Die heren hebben mijn naam volledig bezoedeld en hebben zodoende nogal verlammend gewerkt op mijn bezigheden. Zonder op te scheppen (want ik weet het uit ervaring), heb ik mijn hele oorspronkelijke gedrevenheid en mijn oprechte wil nodig gehad om mij niet te laten ontmoedigen en te blijven werken. Jij weet ook hoe leugenachtig en laag de geruchten zijn die de ronde doen over mijn persoonlijke luxe en over mijn wens om mij ten koste van anderen te verrijken. Desondanks heeft het janhagel van de Russische emigranten — Oetin en consorten — het gewaagd mij een bedrieger te noemen en een hebzuchtige uitbuiter, mij, die zolang ik mij bewust ben van mijn daden, nooit voor mijn eigen plezier heeft geleefd en nooit zou willen leven, en altijd heeft gestreefd naar bevrijding van anderen. Beschouw dat niet als opscheppen, — ik vertel het aan jou en mijn vrienden, want ik heb het recht en de behoefte om jou dat eens en voor altijd duidelijk te maken. Het is duidelijk dat ik over middelen van bestaan moet beschikken om mij geheel te wijden aan het dienen van de zaak. Ik wordt oud; acht jaar opsluiting hebben bij mij een chronische ziekte veroorzaakt; mijn genekte gezondheid vereist bepaalde zorg, bepaalde omstandigheden, zodat ik de zaak op een zinnige manier kan dienen; bovendien heb ik vrouw en kinderen, die ik niet kan veroordelen tot het kreperen van de honger; ik heb mijn best gedaan om mijn uitgaven zoveel mogelijk te beperken, maar desondanks kan ik niet overleven zonder een bepaald maandelijks inkomen. Waar moet ik dat bedrag vandaan halen als ik mijn hele werk aan de gemeenschappelijke zaak besteed? Er zijn nog andere overwegingen; een paar jaar geleden heb ik de geheime revolutionaire Internationale Alliantie opgericht, en ik kan en wil die niet in de steek laten om mij uitsluitend aan de Russische zaak te wijden. Bovendien zijn volgens mij de Russische en internationale zaak een en dezelfde. Tot nu toe heeft de internationale zaak mij geen middelen van bestaan verschaft, maar alleen maar geld gekost. Dat vormt dus in een paar woorden de sleutel voor mijn situatie; je zult dus begrijpen dat enerzijds die armoede en anderzijds de laaghartige lasterpraatjes, die door de Russische emigranten worden verspreid, mijn vrijheid van handelen beperken ten opzichte van elke nieuwe persoon en elke onderneming. Je ziet hoeveel redenen ik heb gehad om mij niet aan jou op te dringen en niet meer vertrouwen van je te verlangen, dan jou zinnig lijkt om het met elkaar te kunnen vinden; en om te verwachten dat jij en jouw kameraden helemaal zelf tot de conclusie zullen komen dat het mogelijk, nuttig en noodzakelijk zou zijn om mij jullie vertrouwen te schenken. Bovendien heb ik heel goed gezien en begrepen dat jij mij, door mij niet gelijkwaardig en als vertrouwenspersoon te behandelen, als een instrument beschouwt, dat voor driekwart blind is voor de behoeften van de zaak, en dat jij mij — mij persoonlijk, mijn activiteiten en mijn naam — als een hulpmiddel gebruikt, door je op die manier aan je eigen systeem te conformeren en je als het ware te onderwerpen aan een logische noodzaak. Op die manier maak je gebruik van mijn naam, zonder te beschikken over die groep waar je het met mij over hebt gehad, om in Rusland een strijdmacht in het leven te roepen, die er zo uitziet dat veel mensen echt zullen denken dat ik aan het hoofd sta van een geheim Genootschap, waar ik — wat jij heel goed beseft — helemaal niets van afweet. Had ik dan moeten toestaan dat mijn naam gebruikt werd als propaganda- en wervingsmiddel voor leden van een organisatie waarvan het actieplan en de directe doeleinden mij voor driekwart onbekend waren? Ik geef daar zonder aarzeling een bevestigend antwoord op: ja, ik kan en wil het. Ziehier mijn redenen: Ten eerste ben ik er altijd van overtuigd geweest dat het Russische revolutionaire Comité zich in Rusland moet bevinden en alleen maar binnen Rusland kan optreden, want de Russische revolutie vanuit het buitenland leiden is onzinnig. Als jij en je kameraden lang in het buitenland blijven, verklaar ik jullie ongeschikt om lid van het Comité te zijn. Als jullie emigrant worden, moeten jullie je onderwerpen (net zoals ik dat zelf heb gedaan), aan alles wat de Russische aangelegenheden in Rusland betreft, aan de onvoorwaardelijke leiding van een nieuw Comité in Rusland, dat door jullie wordt erkend en dat optreedt volgens een programma en een plan, dat gemeenschappelijk wordt vastgesteld; van jullie kant moeten jullie een Russisch Comité in het buitenland formeren, dat echter over een passende autonomie en afhankelijkheid beschikt in de keuze van middelen en actievormen, en vooral absoluut in overeenstemming met de Internationale Alliantie optreedt. In een dergelijk geval, zullen mijn recht en plicht ervoor zorgen dat ik gelijkgerechtigd lid ben van de Russische Comité in het buitenland, een verzoek wat ik overigens al ter sprake heb gebracht in mijn brief gericht aan het Comité en aan jou [1], en waarin ik onderken dat het Russische Comité zich in Rusland zelf moet bevinden. Het spreekt vanzelf, dat ik noch de mogelijkheid, noch de bedoeling heb om naar Rusland terug te keren, en ik heb helemaal niet de pretentie om lid van dat Comité te worden. Door jou heb ik kennis genomen van zijn programma en van de algemene doeleinden van zijn activiteiten, en omdat ik het helemaal met jou eens ben, heb ik uiting gegeven van mijn bereidwilligheid, mijn vastberadenheid om het te helpen en te dienen met alle middelen die mij ter beschikking staan; en omdat mijn naam jou een bruikbaar middel lijkt om nieuwe leden voor jouw organisatie aan te trekken, heb ik jou mijn naam ter beschikking gesteld. Ik wist dat die voor de zaak gebruikt zou worden (en ik had daarvoor ons gemeenschappelijke programma en jouw karakter als waarborg) en was er niet bang voor dat die een onderwerp van publieke afkeuring zou worden, naar aanleiding van onjuiste acties en fouten — ik ben al te zeer gewend aan beledigingen. 1. Het lijkt dat die brief niet is bewaard gebleven; Bakoenin maakt daarin een heel andere toespeling (hij heeft het daar over een “ultimatum” dat, in mei, in Genève, gericht is aan Netchajev). Dat wordt ook vermeld in de brief van Bakoenin aan Ogarev, van mei 1870. Maar bedenk dat wij afgelopen zomer al zijn overeengekomen dat ik op de hoogte gesteld zou worden van alle activiteiten, aangelegenheden en Russische personen in het buitenland en dat alles wat in het buitenland gedaan of ondernomen zou worden, niet buiten mijn weten of zonder mijn instemming zou gebeuren. Dat was een conditio sine qua non; te eerste omdat ik beter op de hoogte ben van alle zaken in het buitenland dan wie van jullie dan ook; en ten tweede omdat een blinde, van jullie niet afhankelijke, solidariteit in aangelegenheden en publicaties in het buitenland, mij in conflict zouden kunnen brengen met mijn plichten en rechten als lid van de Internationale Alliantie. Maar zoals we verder zullen zien, heb jij je niet aan die voorwaarde gehouden, en als die niet absoluut wordt gerespecteerd, zal ik gedwongen zijn om alle nauwe politieke banden met jou te verbreken. [1] Bovenal onderscheidt zich mijn systeem hierin, dat het noch het nut, noch zelfs maar de mogelijkheid van een andere revolutie erkent dan de spontane of sociale revolutie van het volk. Elke andere revolutie is naar mijn diepste overtuiging eerloos, schadelijk en moordend voor de vrijheid en voor het volk, omdat zij het volk nieuwe armoede en nieuwe slavernij in het vooruitzicht stelt; maar waar het vooral om gaat: elke andere revolutie is dan voortaan onmogelijk, onbereikbaar en onuitvoerbaar geworden. De centralisatie en de civilisatie, de spoorwegen, de telegraaf, de nieuwe bewapening en de nieuwe organisatie der strijdkrachten, over het algemeen genomen de administratieve wetenschap, d.w.z. de wetenschap der systematische knechting en uitbuiting der volksmassa’s, en de wetenschap van het bedwingen van volksoproeren en alle andere woelingen, die zo nauwgezet is uitgewerkt, aan de ervaring getoetst en vervolmaakt is in de loop van de laatste 75 jaar van de meest recente geschiedenis: dat alles bijeen heeft de Staat in deze tijd met zo’n enorme macht bewapend, dat alle kunstmatige, in het geheim beraamde en buiten het volk om ondernomen pogingen, onverhoedse aanvallen, verrassingsaanvallen en aanslagen, gedoemd zijn om daarop dood te lopen, en dat die Staat slechts overwonnen, gebroken kan worden door een spontane, sociale revolutie van het volk. Daarom moet het enige doel van een geheim genootschap niet zijn, het scheppen van een kunstmatige macht buiten het volk om, maar het opwekken, de bundeling en de organisatie van de spontane krachten in een volk; daarom bestaat het enig mogelijke, het enig werkelijke leger der revolutie niet buiten het volk om, maar is dat het volk zelf. Het volk kunstmatig daartoe opwekken is onmogelijk; volksrevoluties ontstaan door de kracht der dingen zelf of door de historische stroming die ondergronds en onzichtbaar, zij het ook onafgebroken en merendeels langzaam, voortgaat in de lagen van het volk, waarbij zij daar steeds meer vat op krijgt, erin doordringt, ondergraaft, totdat zij eindelijk van onder de grond te voorschijn zal springen en met haar onstuimige stroom de hindernissen verbrekend, alles zal vernietigen wat op haar weg komt. 1. Te oordelen naar de inhoud en wat volgt en door het feit dat die bladzijde van de kopie niet af is gemaakt, lijkt het erop dat een gedeelte van de oorspronkelijke tekst ontbreekt (ongeveer ter grootte van een pagina.) Een dergelijke revolutie kunstmatig in het leven roepen is onmogelijk. Het is zelfs onmogelijk haar aanzienlijk te versnellen, ofschoon ik er niet aan twijfel, dat een degelijke en verstandige Organisatie het uitbreken ervan kan vereenvoudigen. In bepaalde perioden van de geschiedenis zijn revoluties eenvoudig onmogelijk; in andere zijn zij onontkoombaar. In welke van deze twee perioden bevinden wij ons? Naar mijn diepe overtuiging in de periode van een alomvattende en onontkoombare volksrevolutie. Ik ga niet de juistheid van een dergelijke overtuiging aantonen, omdat mij dat te ver zou voeren. Bovendien hoef ik die ook niet aan te tonen, omdat ik mij hier richt tot iemand en tot mensen, die volgens mij deze overtuiging ten volle met mij delen. Ik bedoel: overal, in heel Europa, is de sociale revolutie van het volk onontkoombaar. Of zij spoedig zal uitbreken en waar zij het eerst zal uitbreken: in Rusland, of in Frankrijk, of in een ander deel van het Westen? Niemand kan dat voorspellen. Misschien zal zij over een jaar uitbreken, misschien eerder, misschien pas over 10 of 20 jaar. Daar gaat het niet om, en de mensen, die van plan zijn om de zaak naar eer en geweten te dienen, dienen haar niet ten behoeve van hun eigen plezier. Alle geheime genootschappen, die haar daadwerkelijk van dienst willen zijn, moeten vooral elke zenuwachtigheid, elk ongeduld opgeven. Ze moeten niet zitten te slapen, maar ze moeten juist elk ogenblik zo goed mogelijk klaar staan, dus op hun hoede zijn, altijd in staat zijn om van elke gunstige gelegenheid gebruik te maken; maar tegelijkertijd moeten zij gesticht en georganiseerd worden, niet met het vooruitzicht op een op handen zijnde opstand, maar met het doel om langdurig en geduldig ondergronds werk te verrichten naar het voorbeeld van onze vrienden de paters Jezuïeten. Ik zal mijn overwegingen tot Rusland beperken. Wanneer wordt de Russische revolutie uitgeroepen? Dat weten wij niet. Velen — en ik geeft toe dat ik daar zelf toe heb behoord — hadden de revolutie van het volk in 1870 verwacht, maar het volk ontwaakte niet. Moet je daaruit opmaken dat het Russische volk de revolutie aan zich voorbij heeft laten gaan, dat het die uit de weg is gegaan? Nee, een dergelijk conclusie is onmogelijk en zou onzinnig zijn. Iedereen die enerzijds op de hoogte is van de wanhopige en zelfs kritieke situatie van ons volk vanuit economisch en politiek oogpunt, en anderzijds van het onvermogen van onze Regering en Staat, niet alleen om te veranderen, maar zelfs om haar eigen situatie te verlichten — een onvermogen dat niet voortkomt uit een bepaalde eigenschap van onze bestuurders, maar juist uit het wezen van de Staat in het algemeen en uit ons politieke systeem in het bijzonder — , moet noodzakelijkerwijze tot de conclusie komen dat de Russische volksrevolutie onvermijdelijk is. Zij is niet alleen als negatie onvermijdelijk, maar ook positief onvermijdelijk omdat onder ons volk, ondanks zijn volstrekte onwetendheid, in de loop van de geschiedenis een ideaal is uitgebroed, waarvan het bewust of onbewust naar hunkert dat het wordt gerealiseerd. Dat ideaal is het gemeenschappelijke bezit van de grond, en de volledige verlossing van alle staatsdwang en alle belastingen. Daar streeft het al naar vanaf het tijdperk van de bedrieglijke Dmitri, van Stenka Razin en Poegachev, daar streeft het tegenwoordig naar temidden van voortdurende, zij het verspreide en daarom altijd neergeslagen, oproeren. Ik heb een overzicht gemaakt van de twee belangrijkste kenmerken van het Russische volksideaal, zonder te beweren dat ik dat in een paar woorden helemaal kan beschrijven. Wie weet wat er nog meer verscholen gaat achter de intellectuele strevingen van het Russische volk en wat tevoorschijn zal komen op de grote dag van de eerste revolutie? Vooralsnog is zelfs dat voor mij voldoende om te laten zien dat ons volk geen onbeschreven blad is, waarop elk geheim Genootschap kan schrijven wat hem goeddunkt; jouw programma bijvoorbeeld. Het volk heeft, deels bewust en voor driekwart onbewust, zijn eigen programma uitgebroed, waarvan elke geheim Genootschap op de hoogte moet zijn, moet doorzien, en waaraan het verplicht is zich te conformeren, als het wil slagen. Het is een onbetwistbaar feit en bij ons welbekend, dat onder Stenka Razin en onder Poegačev, dat wil zeggen, elke keer als de volksrevolutie slaagde, al was dat maar voor even, het volk iets deed: het nam bezit van alle grond, wenste de adel, de grondeigenaars, de ambtenaren van de tsaar en soms zelfs de priesters naar de duivel, en regelde zijn eigen vrije gemeenschap. Dat wil zeggen dat ons volk in zijn herinnering en in zijn ideaal een kostbare factor koesterde, die niet voorkomt bij Westerse volkeren: de economisch vrije gemeenschap. In het leven en de gedachte van het volk zijn twee principes aanwezig, twee gegevens waarop wij kunnen steunen: de veelvuldige opstanden en de vrije economische gemeenschap. Er is echter nog een derde principe, een derde gegeven: dat zijn de kozakken en de wereld van rovers en dieven, die in zich een protest met zich meedragen tegen de staats- en patriarchaal-communale onderdrukking, en die, als het ware, de eerste twee principes weer oproepen. De veelvuldige opstanden, — hoewel die vaak werden veroorzaakt door toevallige omstandigheden, — kwamen echter voort uit algemene oorzaken en gaven uitdrukking aan de ernstige onvrede van het hele volk. Zij vormden op een of andere manier een gewoon en gangbaar verschijnsel in het Russische volksleven. Er is geen dorp in Rusland dat niet vreselijk ontevreden is met zijn situatie, dat niet de behoefte, de drang tot verandering voelt, en niet diep in zijn hart het verlangen bergt, om zich meester te maken van de grond van de landheer, en vervolgens van alle grond van de koelakken (vert.: dorpswoekeraars), en daarbij de overtuiging verbergt, dat het daar ongetwijfeld recht op heeft; er is geen dorp of daar zullen geschikte mensen in opstand komen. Dat dorpen niet vaker in opstand komen, komt alleen uit angst en door het besef van hun onmacht. Dat besef komt voort uit de onderlinge verdeeldheid van de gemeenschappen, uit gebrek aan onderlinge solidariteit. Als elk dorp zou weten dat, vanaf het moment waarop het in opstand komt, alle andere ook in opstand zouden komen, zou men er zeker van kunnen zijn dat er in heel Rusland geen enkel dorp zou zijn dat niet in opstand zou komen. Daaruit volgt de eerste plicht van de geheime organisatie, haar doel en bedoeling, namelijk bij alle gemeenschappen het besef wekken van hun onontkoombare solidariteit, en op dezelfde manier bij het Russische volk het besef van zijn macht; kortom, het verenigen van de talrijke afzonderlijke boerenopstanden tot een algemene opstand van het volk. Ik ben er heilig van overtuigd, dat een van de belangrijkste middelen om dat doel te bereiken, kan en moet bestaan uit de vrije kozakken, het oneindige aantal van onze vagebonden (de heilige en minder heilige), pelgrims en begoeni’s [1], dieven en rovers — uit die hele uitgestrekte en onmetelijke ondergrondse wereld, die altijd al geprotesteerd heeft tegen de Staat en staatsbemoeienis en tegen de Duitse-knoet-beschaving. Dat is al beschreven in het pamflet “Hoe de revolutionaire kwestie zich aandient” en dat een kreet van verontwaardiging heeft ontlokt aan al onze keurige mensen, de ijdele kletsmajoors, die hun leerstellige en byzantijnse kletspraatjes voor daden houden. [2] En toch is dat volstrekt juist en blijkt te worden bevestigd door de hele loop van onze geschiedenis. De wereld van kozakken, dieven en rovers, en vagebonden, heeft juist de rol van katalysator en vereniger gespeeld van de afzonderlijke dorpsopstanden, en onder Stenka Razin en Poegachev waren de vagebonden de beste en meest trouwe leiders van de volksrevolutie, de aanjagers van algemene volksbewegingen en voorlopers van de opstand van het hele volk; en is dan niet bekend dat vagebonden zich bij gelegenheid gemakkelijk ontpopten tot dieven en rovers? Wie is bij ons eigenlijk geen rover of dief? De regering? Onze speculanten en grootindustriëlen? Onze grondeigenaars, of onze kooplieden? Wat mij betreft accepteer ik persoonlijk geen struikroverij, geen diefstal, en geen enkel ander geweld dat iemand, in welke vorm dan ook, wordt toegebracht; maar ik geef toe dat als ik moest kiezen, aan de ene kant tussen het roven en stelen door mensen die de troon bezetten en alle privileges genieten, en aan de andere kant roof en diefstal door het volk, dan zou ik me zonder te aarzelen scharen aan de kant van de laatsten, omdat ik dat vanzelfsprekend, noodzakelijk en zelfs legaal vind. Ik geef toe dat vanuit een door en door menselijk standpunt, de wereld van roof door het volk allesbehalve fraai is. Maar wie is er wel fraai in Rusland? Kan er iets lelijker zijn dan onze wereld van keurig aangepaste mensen, ambtenaren en bourgeois, beschaafde en rechtschapen mensen, die onder Westerse en keurige gedaanten de meest vreselijke verloedering van denken, gevoel, relaties en daden verbergen? Zeker, in het beste geval een treurige en wanhopige leegte. In de ontaarding van het volk zijn echter natuur, kracht en leven aanwezig; daar bestaat het recht dat door het vele malen eeuwenoude historische offer wordt verleend; daar bestaat tot slot een machtig protest juist tegen de wortel van alle corruptie, tegen de Staat — en daarom ligt daar een mogelijkheid voor de toekomst. Dat is de reden waarom ik deelneem aan de roof door het volk en daarin 1. Begoeni (of stranniki) : leden van een orthodoxe sekte, die ontstond in tweede deel van de XVe eeuw. Volgens hun geloof regeerde de Antichrist in de wereld (in het bijzonder in gedaante van de Russische tsaren), en daarom vonden zij alle wetten (zoals belastingen, militaire dienstplicht en “paspoorten”) voor ware gelovigen onaanvaardbaar. De leden van die sekte zochten vaak hun heil in verre en afgezonderde streken, waar de machthebbers hen niet konden bereiken. 2. Bakoenin heeft hier N. Oetin en de marxistische groep rond de krant Narodnoe Delo op het oog, die felle kritiek uitten op het idee van de “revolutionaire rover” om het volk te oproerig te maken. zie ik een van de wezenlijke middelen voor de toekomstige volksrevolutie in Rusland. Ik begrijp dat dat verontwaardiging kan wekken bij onze oprechte en zelfs onoprechte idealisten, bij de volbloed idealisten van Oetin tot Lopatin, die denken dat ze hun gedachten, hun wil en hun manier van doen, op een gewelddadige manier en met behulp van kunstmatige geheime organisatie, aan het volk kunnen opleggen. Ikzelf geloof daar niet in; integendeel, ik ben ervan overtuigd dat bij het begin van het ineenstorten van de Russische Staat (wat daar ook de redenen van mogen zijn), het volk niet volgens het ideaal van Oetin of Lopatin in opstand zal komen, zelfs niet volgens jouw ideaal, maar volgens hun eigen ideaal, en geen enkele kunstmatige groep samenzweerders zal dan in staat zijn om die natuurlijke beweging in bedwang te houden of te veranderen, want geen enkele dam kan een oceaan van opstand tegenhouden. Jullie allemaal, mijn beste vrienden, zullen versplinterd worden als jullie niet in staat zijn om de stroom van het volk te volgen; en ik ben ervan overtuigd dat, bij het begin van de grote volksrevolutie, de wereld van vagebonden, rovers en dieven, die zo diep geworteld is in onze volksgeest en daar een van de wezenlijke uitingen van is, zich machtig zal verheffen. Goed of kwaad, het is een vaststaand en onontkoombaar gegeven, en iemand die echt een Russische volksrevolutie wil, iemand die die wil dienen, helpen, organiseren, niet alleen op papier maar ook met daden, moet op de hoogte zijn van dat gegeven; en dat is nog niet alles, want hij moet zich ook aanpassen, niet proberen om zich eraan te onttrekken, maar hij moet daar tegenover een bewuste en actieve houding aannemen, en het weten te benutten als een machtig middel voor het zegevieren van de revolutie. In dezen heeft het geen zin om de oprechte uit te hangen. Iemand die de zuiverheid en maagdelijkheid van zijn deugd wil bewaren, moet maar in zijn studeerkamer blijven zitten, en daar dromen, denken, redeneren en verzen maken. Maar wie in Rusland een waarachtige revolutionaire strijder wil zijn, moet zijn handschoenen uittrekken, want er bestaan geen handschoenen die bescherming kunnen bieden tegen het eindeloze en veelvormige Russische slijk. De Russische wereld — staats, geprivilegieerd en volks tegelijkertijd — is een gruwelijke wereld. De Russische revolutie zal ongetwijfeld een gruwelijke revolutie zijn. Iemand die bang is voor gruwelen en slijk, moet zich maar onttrekken aan die wereld en revolutie; maar iemand die haar wil dienen, deze revolutie, en beseft wat die op zal leveren, moet zijn zenuwen stalen en op alles voorbereid zijn. Het is een moeilijke opgave om rovers te gebruiken als instrument voor de volksrevolutie, als instrument voor het samenvoegen van de afzonderlijke sociale revoluties; ik begrijp de noodzaak daarvan, maar tegelijkertijd geef ik mij heel goed rekenschap van mijn totale onvermogen om mij daaraan over te geven. Om daaraan te beginnen en het tot een goed einde te brengen, moet je gewapend zijn met robuuste zenuwen, een herculeïsche kracht, hartstochtelijke overtuigingen en een stalen wil. Het kan zijn dat dergelijke mensen zich in jouw kringen bevinden. Mensen van mijn generatie, die onze opvoeding hebben genoten, zijn daar echter niet geschikt voor. Je met rovers inlaten betekent niet dat je zelf een rover en niets anders dan een rover moet worden; dat betekent niet dat je deelgenoot moet worden van hun opgewonden hartstochten, hun behoeften, hun vaak schandelijke doeleinden, hun gevoelens en hun daden; het betekent dat je hen een nieuwe ziel moet geven en in hen het streven op moet wekken naar een ander doel, naar een volksdoel; die woeste en brute - tot wreed aan toe - lieden, zijn van nature fris, sterk, onaangetast en onvermoeibaar, en daardoor toegankelijk voor beïnvloeding door een actieve propaganda, als een echt actieve en niet indoctrinerende propaganda hen durft te benaderen en daarin slaagt. Ik zal bereid zijn om aan dat onderwerp nog veel dingen toe te voegen, als ik deze correspondentie met jou kan voortzetten. Een andere waardevolle factor is, zoals ik al zei, het toekomstige leven van het volk in Rusland, de vrije economische gemeenschap, een echt waardevolle factor die in Westen niet bestaat. De sociale revolutie in het Westen moet die onmisbare en fundamentele cel van de toekomstige organisatie in het leven roepen, en het tot stand brengen van die cel zal in het Westen op heel veel weerstand stuiten. Bij ons bestaat die al; vanaf het moment dat in Rusland de revolutie uitbreekt, vanaf het moment dat de Staat ineenstort — met al haar ambtenaren —, zal, op het platteland, het Russische dorp zichzelf organiseren, zonder de geringste belemmering. In Rusland zal echter een probleem opduiken, dat in het Westen niet voorkomt. Onze gemeenschappen zijn vreselijk verdeeld; zij kennen zichzelf nauwelijks en kleden zich vaak voor elkaar met de oude Russische kledij. Dankzij de financiële maatregelen van de Regering, zijn ze de laatste tijd begonnen om zich eraan te wennen om zich bij elkaar aan te sluiten op de manier van de volosti [1]; die manier wint bij het volk meer en meer aan betekenis en wordt door het volk bekrachtigd, maar daar houdt het dan ook mee op. Elke volost’ weet en wil absoluut niets weten van de aangrenzende volost’. Maar voor de organisatie van de revolutionaire overwinning, voor de organisatie van de toekomstige vrijheid van het volk, is het noodzakelijk dat de volosti zich uit eigen beweging bij elkaar aansluiten tot districten (uezdy), districten tot gewesten, en dat die gewesten onderling een vrije Russische federatie vormen. Het besef wekken van die noodzaak in onze gemeenschappen, voor hun eigen vrijheid en voordeel, is eveneens zaak van de geheime organisatie, omdat niemand van buiten die taak op zich wil nemen, een zaak waar de belangen van de Regering en alle geprivilegieerde klassen resoluut strijdig mee zijn. Hoe moet het aangepakt worden, wat te doen en wat te doen om in de gemeenschappen dat heilzame bewustzijn te wekken, het enige dat heil belooft? Dit is niet het moment om daar verder op in te gaan. Dat is dus, beste vriend, in grote lijnen, het hele programma van de Russische volksrevolutie, diep gegrift in het historische instinct en de situatie van ons volk. Iemand die zich aan het hoofd wil stellen van de volksbeweging moet dat programma in zijn geheel aanvaarden en daar de uitvoerder van zijn. Mensen die het volk hun eigen programma willen opleggen, zullen voor hen nieuwelingen zijn. Ten gevolge van zijn onwetendheid en verdeeldheid, is het volk — zoals wij al hebben gezien — niet in staat om dat programma zelf op te stellen, daar een systeem van te maken en zich onder die vlag te verenigen. 1. Volosť : plattelandsdistrict. Het volk heeft dus bondgenoten nodig. Waar moeten we die bondgenoten vandaan halen? Bij elke revolutie is dat het grootste probleem. Tot nu toe zijn, in het hele Westen, de bondgenoten van de revolutie afkomstig uit de geprivilegieerde klassen en blijken bijna altijd profiteurs te zijn. Wat dat betreft is Rusland eveneens in het voordeel ten opzichte van het Westen. Er is in Rusland een enorm aantal ontwikkelde en verstandige mensen, die tegelijkertijd verstoken zijn van elke betrekking, van elke carrière, van elke uitweg: tenminste driekwart van onze universitaire jeugd bevindt zich uitgerekend in die situatie. De seminaristen, boerenzonen en bourgeois, kinderen van kleine ambtenaren en van de aan lagerwal geraakte adel…— maar waarom zouden we het daarover hebben: jij kent die wereld veel beter dan ik. Het volk dat een revolutionair leger vormt, is dus onze staf, het kostbare materiaal voor een geheime organisatie. Maar die wereld moet echt georganiseerd en moreel verbeterd worden. Dankzij jouw systeem, bederf jij die echter en zorgt daarin voor mensen die jou zelf zullen verraden en voor uitbuiters van het volk. Bedenk dat er in de hele wereld maar heel weinig moreel besef bestaat, afgezien van een klein aantal zedelijk zeer hoogstaande, ijzersterke personen, gevormd volgens de wet van Darwin, temidden van een smerige onderdrukking en eindeloze ellende. De deugdzamen, dat wil zeggen, mensen die van het volk houden en die zich ten behoeve van de rechtvaardigheid richten tegen elke onrechtvaardigheid en ten behoeve van alle onderdrukten tegen alle onderdrukkers — die deugdzamen dus, doen dat allemaal uitsluitend vanwege hun eigen situatie, maar niet bewust, noch willens en wetens. Pluk uit die wereld honderd mensen en plaats ze in een situatie waarin ze het volk kunnen uitbuiten en onderdrukken: je zult ongetwijfeld merken dat ze in alle rust zullen gaan uitbuiten en onderdrukken. Er schuilt dus bij hen maar heel weinig aangeboren deugd. Als wij dus gebruik willen maken van de rampzalige situatie die mensen ongewild deugdzaam maakt, moeten wij dus in hen die deugd wekken, opvoeden en versterken, haar gedreven en bewust maken door middel van een voortdurende propaganda en door de kracht van de organisatie. Jij doet echter precies het tegenovergestelde; door het systeem van de jezuïeten te volgen, doodt je bij hen systematisch elk eigen menselijk gevoel, elk eigen gevoel van rechtvaardigheid — alsof gevoel en besef van rechtvaardigheid onpersoonlijk zouden kunnen zijn — , je cultiveert bij hen de leugen, het wantrouwen, het verlinken en verraden, en daarbij reken je veel meer op uiterlijke dwangmiddelen, waarmee jij ze eerst zelf hebt gestrikt, dan op hun innerlijke waarde. Dat is een manier waarbij alleen de omstandigheden hoeven te veranderen, om ze te laten beseffen dat hun angst voor de Regering veel erger is dan de angst die jij hen hebt ingeboezemd, en waardoor ze (dankzij de opvoeding die jij ze hebt gegeven) uitstekende knechten en spionnen van de machthebbers worden. Want, mijn beste vriend, het is onmiskenbaar dat tegenwoordig het overgrote deel van onze kameraden, dat in handen van de politie is gevallen, alles en iedereen heeft verloochend, zonder een bijzondere inspanning van de kant van de autoriteiten en zonder martelingen. Dat trieste feit zou je de ogen moeten openen en je moeten verplichten om van systeem te veranderen, als je maar voldoende in staat zou zijn om jezelf te beteren. Hoe moet de wereld dan zedelijk verbeterd worden? Door die
echt en bewust wakker te schudden en in haar ziel en hart de unieke en
verslindende hartstocht te versterken voor de bevrijding van het hele
volk en de hele mensheid. Dat is een nieuwe en unieke religie, met de
kracht waarvan je de ziel kunt wekken en een gezamenlijke macht in het
leven kunt roepen voor het collectieve heil. Dat moet van nu af aan de
enige inhoud van ons programma zijn. Het naaste doel ervan is de
oprichting van een geheime organisatie, die tegelijkertijd een helpende
macht voor het volk moet stichten en een praktische school moet worden
voor een zedelijke opvoeding van alle leden. Laten wij boven alles het doel, betekenis en bedoeling van deze organisatie nader bepalen. In mijn systeem moet zij, zoals ik reeds enige malen hierboven heb opgemerkt, niet het revolutionaire leger vormen — wij moeten slechts één revolutionair leger hebben, en wel het volk — de organisatie moet niets anders zijn dan de staf van dit leger, die bemiddelt tussen het volksinstinct en de revolutionaire gedachte, niet de organisator van haar eigen, maar van de volksmacht. En de revolutionaire gedachte is slechts revolutionair en van een levende, authentieke werkelijkheid, omdat zij de volksinstincten tot uitdrukking brengt, die in de geschiedenis naar voren zijn gekomen en slechts voor zover zij daar vorm aan geeft. Je beijveren om je eigen gedachte, eenvoudig of vreemd aan de volksinstincten als zij is, aan het volk op te dringen, betekent dat je het volk aan een nieuwe toestand wil onderwerpen. Daarom moet een organisatie, die oprecht alleen maar de bevrijding van het volksleven wil, een programma aanvaarden, dat de meest volledige uitdrukking geeft aan de zaken die het volk nastreeft. De organisatie wacht een enorme taak: niet slechts het voorbereiden van de overwinning van de volksrevolutie door middel van propaganda en bundeling van de volkskrachten; niet slechts, door de kracht van deze revolutie, de volkomen vernietiging van de hele nu bestaande economische, sociale en politieke orde; maar bovendien, wanneer zij de eigenlijke zegepraal van de revolutie heeft meegemaakt, de dag na de overwinning van het volk, het onmogelijk maken van de vestiging van welk staatsgezag dan ook over het volk — zelfs van het schijnbaar meest revolutionaire, zelfs van dat van jou —, omdat elke vorm van gezag, met welke naam het zich ook siert, onvermijdelijk het volk weer zou onderwerpen aan de oude slavernij in een nieuwe gedaante. Daarom moet onze organisatie hecht en levenskrachtig genoeg zijn, om de eerste overwinning van het volk te overleven — 1. Het eerste nummer van de Narodnoe Delo, gepubliceerd door Bakoenin en Žoekovskij, was verschenen op 1 september 1868; de inhoud ervan was keurig anarchistisch. Vervolgens kwam de krant in handen van de marxistische groepering onder de Russen in Zwitserland. en dat is beslist geen kleinigheid —, en moet zij diep doordrongen zijn van haar beginsel, dat men de hoop mag koesteren, dat zij zelfs temidden van de revolutie zelf haar gedachten, haar aard, haar koers niet in de steek zal laten. Waaruit zal die koers dan wel moeten bestaan? Wat zal het voornaamste doel en de voornaamste taak van de organisatie zijn? Het volk te helpen over zijn eigen lot te beslissen op grond van volledige gelijkheid, en van een volledige en alzijdige menselijke vrijheid, zonder ook maar de geringste bemoeienis van welk gezag dan ook, zelfs wanneer dat tijdelijk of voorlopig is, d.w.z. zonder enige vorm van staatsbemiddeling. Wij zijn de aartsvijand van elke vorm van officieel gezag — al is dat ook nog zo’n hyperrevolutionair gezag — de vijand van elke openlijk erkende dictatuur; wij zijn sociaalrevolutionaire anarchisten. Maar als wij anarchisten zijn, zult u vragen, met welk recht willen wij dan, en op welke manier zullen wij dan op het volk inwerken? Wanneer wij elke vorm van gezag verwerpen, met welk gezag, of juister, met welke kracht zullen wij dan zelf de volksrevolutie leiden? Door de onzichtbare, door niemand erkende en zich aan niemand opdringende kracht, door de collectieve dictatuur van onze organisatie, die juist des te machtiger zal zijn, naarmate zij verborgener en onopgemerkter blijft, en naar mate zij meer verstoken zal zijn van alle officiële erkenning.[1] Stel je voor dat je aanwezig bent bij de overwinning van de spontane revolutie in Rusland. De Staat en daarmee het hele maatschappelijke en politieke systeem zijn verbrijzeld. Het hele volk is in opstand gekomen, heeft zich meester gemaakt van alles waar het behoefte aan had en heeft alle handlangers verjaagd en alle mensen die het kwaad wilden doen. Er bestaat geen wet en geen macht meer. De opstandige oceaan heeft alle dammen weggeslagen. Die hele menigte — het Russische volk — , dat allesbehalve homogeen is, maar juist uiterst divers, en verspreid is over de immense uitgestrektheid van het Russische rijk, is beginnen te leven en zijn eigen baas te spelen, krachtens wat het werkelijk is, en niet langer door wat men het heeft bevolen te zijn, en dat doet het overal op zijn eigen manier: dat is de algemene anarchie. Het troebele slijk dat zich in enorme hoeveelheden heeft opgehoopt in de diepten van het volk stijgt naar de oppervlakte; op verschillende plaatsen verschijnt een groot aantal nieuwe mensen, vermetel, intelligent, onoprecht en eerzuchtig, die duidelijk hun best doen, ieder op zijn eigen manier, om het vertrouwen van het volk te winnen en het ten behoeve van zichzelf te gebruiken. Die mensen komen tegenover elkaar te staan, bestrijden en vernietigen elkaar. Men zal spreken over een vreselijke en hopeloze anarchie. Maar stel je voor, dat te midden van deze anarchie onder het gehele volk zich een geheime organisatie bevindt, die haar leden in kleine groepen over het gehele gebied van het Russische keizerrijk heeft verspreid, 1. Die passage en de uitleg die daarop volgt zijn bijzonder belangrijk; ze vormen volgens ons een poging om een van de fundamentele problemen op te lossen, waar het anarchistische denken tegenaan loopt: dat van de politieke organisatie “daags na de overwinning van de revolutie.” Dat is een poging om de politieke stroming van het anarchisme te verbinden met het Blanquistische (vert.: Blanqui dacht dat de socialistische revolutie uitgevoerd moest worden door een betrekkelijk kleine groep zeer goed georganiseerde en geheime samenzweerders) en het Jacobijnse systeem van politiek actie; het resultaat daarvan lijkt het invoeren te zijn van een dictatuur, die geen enkel bestaansrecht heeft. Je zou alleen maar kunnen zeggen dat de poging nuttig is, ondanks de intellectuele inspanning en verbeeldingskracht van Bakoenin. maar toch hecht aaneengesloten is, bezield van één enkele gedachte, van één enkel doel, en die overal — natuurlijk naar gelang de omstandigheden — wordt ingeschakeld en overal optreedt volgens datzelfde unieke plan. Deze kleine groepen, als zodanig onbekend, hebben geen enkel officieel erkend gezag. Maar ze zijn sterk door hun idee, dat het eigenlijke wezen van de instincten, verlangens en aanspraken van het volk tot uitdrukking brengt. Ze zijn sterk door hun helder bewuste doel, te midden van de massa van de mensen die zonder doel en zonder plan strijden. Ze zijn sterk door de hechte solidariteit, die alle in het verborgen werkende groepen verbindt tot één organisch geheel. Sterk uiteindelijk, door de intelligentie en energie van de leden, die de groepen vormen en die erin geslaagd zijn rondom zich een kring van mensen te vormen, die min of meer dezelfde mening zijn toegedaan en op een natuurlijke manier aan hun invloed zijn onderworpen. Deze groepen zullen, zonder ook maar iets voor zichzelf te zoeken — noch privileges, noch eer, noch gezag —, in staat zijn de volksbeweging te leiden ondanks en tegen alle eerzuchtige personen in, die geïsoleerd een onderlinge strijd voeren, en om deze volksbeweging te brengen tot de zo volledig mogelijke verwezenlijking van het sociaal-economische ideaal en tot de organisatie van de meest volledige volksvrijheid. Dat noem ik dus de collectieve dictatuur van de geheime organisatie. Die dictatuur is door geen enkele hebzucht, ijdelheid of eerzucht bezoedeld, omdat die onpersoonlijk en onzichtbaar is, en omdat die aan niemand van de mensen die die groepen vormen, en nog minder aan de groepen zelf, enig voordeel, eer, of officiële erkenning door de machthebbers verschaft. Zij vormt geen bedreiging voor de vrijheid van het volk, omdat zij verstoken is van enig officiële aard; zij werpt zich niet op als een staatsmacht over het volk, omdat haar enige doel, bepaald door haar programma, bestaat uit het realiseren van een zo volmaakt mogelijk vrijheid voor het volk. Een dergelijke dictatuur is op geen enkele manier strijdig met de vrije ontwikkeling en zelfbeschikking van het volk, noch met zijn organisatie, en van hoog tot laag in overeenstemming met zijn gebruiken en driften, omdat zij alleen haar invloed op het volk uitoefent door middel van een natuurlijke beïnvloeding van de leden, die verstoken zijn van alle macht en als een netwerk verspreid zijn over alle gewesten, districten en gemeenschappen, en die eenstemmig en ieder in zijn eigen omgeving, proberen om de spontane volksbeweging te sturen volgens het gemeenschappelijke plan, dat zij van tevoren zijn overeengekomen en duidelijk hebben vastgesteld. Die organisatie of liever dat plan voor de bevrijding van het volk moet op de eerste plaats, wat betreft zijn principes en doeleinden, voldoende uitgesproken en helder zijn gedefinieerd, om elk mogelijk misverstand en vergissing uit te sluiten van de kant van de leden, die geroepen zijn om het uit te voeren; en ten tweede, voldoende ruim en natuurlijk om alle veranderingen te kunnen bevatten en in zich op te nemen, die onvermijdelijk voortkomen uit verschillende omstandigheden en uit alle verschillende bewegingen die de verscheidenheid van het leven van het volk verschaft. Dus de hele kwestie is dat je, uitgaande van de factoren die ons bekend en toegankelijk voor ons zijn, een collectieve geheime en dictatuur en macht weet te organiseren, die op de eerste plaats een uitgebreide propaganda kan voeren, die echt tot het volk doordringt, en door middel van die propaganda (maar ook door middel van een organisatie temidden van het volk zelf) — en de versnipperde krachten van het volk weet te verenigen tot een macht, die in staat is om de Staat te verbrijzelen; en ten tweede zichzelf in het verloop van de revolutie weet te handhaven, zonder uiteen te vallen of haar streven te verloochenen, tot na de bevrijding van het volk. Een dergelijke organisatie, en in het bijzonder haar centrale kern, moet zijn samengesteld uit de meest intelligente personen, die over zoveel mogelijk kennis beschikken, dat wil zeggen over praktische ervaring; de meest krachtige, de meest hartstochtelijke, onverzettelijk en standvastig toegewijde mensen die, nadat ze zoveel mogelijk afstand hebben gedaan van elk eigenbelang en eens en vooral, levenslang en tot de dood, van alles afzien wat mensen verleidt, van alle gemakken, alle materiële en maatschappelijke genoegens, en alles wat de ijdelheid bevredigt, zucht naar invloed en roem, en enkel en alleen in beslag genomen moeten worden door de enige hartstocht voor de bevrijding van het volk; uit mensen die er afstand van hebben gedaan om, tijdens hun leven, persoonlijk een historisch belangrijke rol te spelen en, na hun dood, hun naam na te laten in de geschiedenis. Een dergelijke zelfverloochening is slechts mogelijk als men een hartstocht heeft. Maar een hartstocht maak je je niet eigen door het besef van een absolute plicht, en nog minder door zelfbeheersing, mystificatie en dwang. Alleen hartstocht kan zonder inspanning in iemand een dergelijk wonder, een dergelijke kracht teweegbrengen. Waar komt bij iemand dan een dergelijke hartstocht uit voort en hoe wordt die gevormd? Zij komt voort uit het leven en wordt gevormd door handelen, gepaard met denken en leven: als negatie — als protest vol haat tegen al het bestaande en wat onderdrukt; positief — in een gemeenschap van mensen met gemeenschappelijke ideeën en meningen, als een collectief product van een nieuw ideaal. Er moet echter opgemerkt worden dat die hartstocht slechts echt en heilzaam is in het geval waarbij die twee kanten — de negatieve en positieve — nauw en evenredig met elkaar zijn verbonden. Alleen negatieve hartstocht, haat, brengt niets teweeg, zelfs niet de benodigde kracht om te vernietigen, en daardoor vernietigt zij niets; positieve hartstocht alleen vernietigt nog minder, en omdat het teweegbrengen van het nieuwe onmogelijk is zonder het vernietigen van het oude, kan zij niets tot stand brengen en blijft altijd een doctrinaire droom of een dromerige doctrine. De grote hartstocht, de onuitroeibare en onwankelbare hartstocht, is dus de basis van alles. Iemand die daar niet over beschikt, al zou hij zelfs de wijsheid in pacht hebben en de meest oprechte persoon zijn, zou niet in staat zijn om het gevecht tegen het vreselijke maatschappelijke en politieke geweld, dat ons allemaal onderdrukt, tot het einde uit te houden; hij zal niet in staat zijn om weerstand te bieden tegen alle problemen en hindernissen en vooral niet tegen alle teleurstellingen die hem wachten en boven hem losbarsten in het verloop van die ongelijke en dagelijkse strijd. Iemand zonder hartstocht zou geen kracht, geloof, initiatief of moed hebben — en zonder moed komt een dergelijk werk niet tot stand. Maar hartstocht alleen zegt niet veel; hartstocht brengt energie teweeg, maar energie zonder verstandig richting is onvruchtbaar en zinloos. Daarom moet ook het verstand gelijke tred houden met de hartstocht — koel, berekend, realistisch, vooral praktisch, maar evenzeer met een theoretische scholing, als met ervaringskennis; een verstand dat in staat is tot brede visies, maar geen enkel detail laat ontsnappen; een verstand dat in staat is om mensen te begrijpen en te onderscheiden, om de werkelijkheid, verbanden en de voorwaarden van het maatschappelijke leven in alle lagen en uitingen te begrijpen, hun ware gedaante en hun betekenis, en daar niet vaag en willekeurig een vermoeden van te hebben, wat mijn vriend zovaak doet, dat wil zeggen, jij dus. Tot slot is het nodig om een degelijke kennis te hebben van Rusland en Europa, van hun werkelijke maatschappelijke en politieke situatie, net als van de gemoedstoestand in het ene en andere. — Dat wil zeggen dat hartstocht, hoewel dat altijd de belangrijkste factor is, alleen geleid moet worden door verstand en kennis, moet ophouden met het verspreiden van geruchten, en zonder haar innerlijke vuur en haar vurige onbuigzaamheid te verliezen, een koele hartstocht moet worden en daardoor een nog sterkere hartstocht. Dat is nou jouw ideaal als samenzweerder, die geroepen is om lid te zijn van de kern van de geheime organisatie. Maar waar moeten we dergelijke mensen vandaan halen, zul je vragen, hoe talrijk zijn ze in Rusland en zelfs in heel Europa? Volgens mijn systeem is het helemaal niet nodig dat er veel van zijn. Bedenk dat je geen leger in het leven hoeft te roepen, maar alleen een revolutionaire staf. Van dergelijke mensen, die bijna helemaal klaar zijn, zul je er misschien tien aantreffen; mensen die geschikt zijn om het te worden en die zich al aan het voorbereiden zijn — alles bij elkaar vijftig of zestig, en dat is meer dan voldoende. Jij dus, volgens mijn grondige overtuiging, ondanks al je fouten, betreurenswaardige en schadelijke vergissingen, ondanks een verfoeilijke reeks banale en stomme leugens, waarin een onjuist systeem en niet jouw eigen eerzucht, ijdelheid of hebzucht jou heeft meegesleept, (zoals talrijke personen inmiddels zijn gaan denken); jij dus, waar ik me verplicht voel om het contact mee te verbreken, omdat ik dat heb besloten als jij niet van jouw systeem afstand neemt; jij behoort dus tot dat kleine aantal zeldzame mensen. Dat is, ondanks alles, de enige reden voor mijn genegenheid voor jou, van mijn geloof in jou; dat is ook de reden van mijn grote geduld met jou, een geduld dat intussen op is. Ondanks jouw gruwelijke fouten en stommiteiten, heb ik in jou een intelligent iemand, sterk, energiek, en in staat om koel te berekenen, gezien en zie dat nog steeds; ook in staat — hoewel door onervarenheid, onwetendheid en vaak door onbegrip — tot volledige zelfverloochening, hartstochtelijk en volmaakt trouw en toegewijd aan de zaak van de bevrijding van het volk. Gooi je systeem overboord en je zult een kostbare persoon zijn; als je dat niet doet, zul je ongetwijfeld in hevige mate een nuttige strijder en vernietiger worden, niet van de Staat, maar van de zaak van de vrijheid. Ik hoop echter van harte dat de afgelopen gebeurtenissen in Rusland en het buitenland je de ogen hebben geopend, en dat je de noodzaak zult inzien dat wij de oprechte achterbannen de helpende hand moeten toesteken en dat je dat ook zult doen. Ik zeg nogmaals, dat wij op dit moment in jou een kostbaar iemand zien en jou met vreugde als onze leider voor alle Russische aangelegenheden beschouwen. En als jij dat bent, zijn er in Rusland ongetwijfeld minstens tien mensen net zoals jij. Als zij nog niet ontdekt zijn, zoek ze dan en vindt ze, en vorm samen met ons [1] een nieuw genootschap op de volgende wederzijdse basis en voorwaarden: 1) Het volledig, geheel en hartstochtelijk onderschrijven van het hierboven vermelde programma van de Narodnoe Delo, met aanvullingen en verduidelijkingen, die jou nodig lijken. 2) Gelijke rechten voor alle leden en een onvoorwaardelijke en absolute solidariteit — een voor allen, allen voor een — , met de verplichting, voor allen en iedereen, om elkaar te helpen, te steunen en ieder [lid] te redden, tot de uiterst mogelijke grens, [maar] zonder dat Genootschap bloot te stellen aan vernietiging. 3) Een absolute eerlijkheid onder de leden. Elk jezuïtisme wordt uit hun relaties verbannen, net als lafhartige wantrouwen, verraderlijke controle, spionage en het elkaar bespieden; afwezigheid van en strenge bescherming tegen elke achterbakse kritiek. Als een lid iets te zeggen heeft over een ander lid, moet hij dat doen op een algemene bijeenkomst en in zijn aanwezigheid. Een broederlijke, gemeenschappelijke controle van en door iedereen; controle die in ieder geval niet pesterig en kleinzielig is, vooral niet haatdragend, moet jouw systeem van jezuïtische controle vervangen, en een zedelijke opvoeding worden, een ondersteuning van de zedelijke kracht van elk lid en de basis van een wederzijds broederlijke vertrouwen, waarop de hele innerlijke en uiterlijke kracht van het Genootschap berust. 4) Alle nerveuze, bange, ijdele en eerzuchtige mensen, worden uitgesloten van lidmaatschap van het Genootschap. Zij kunnen —met hun eigen medeweten — als instrument van het Genootschap dienen, maar mogen absoluut geen deel uitmaken van de kern van de organisatie. 5) Door toe te treden tot het Genootschap, veroordeelt ieder lid zich voor altijd tot een algemene anonimiteit en onbelangrijkheid. Zijn hele energie en hele intelligentie behoren tot het Genootschap en moeten worden gebruikt, niet om zelf een persoonlijke openbare macht te verwerven, maar om een collectieve macht van de organisatie te bewerkstelligen. Iedereen moet zich ervan overtuigen dat persoonlijke invloed machteloos en vruchteloos is en dat alleen een collectieve macht de gemeenschappelijke vijand kan verslaan en het gemeenschappelijke doel kan bereiken, zodat eigen hartstochten van elk lid langzamerhand vervangen moeten worden door collectieve hartstocht. 6) Zoals een rivier zich in de zee stort, zo moet de individuele intelligentie van elk lid opgaan in het collectieve verstand, en alle leden moeten onvoorwaardelijk de besluiten van dat laatste gehoorzamen. 7) Alle leden zijn gelijkgerechtigd, kennen al hun kameraden en samen met hen bediscussiëren ze en besluiten ze over alle fundamentele en wezenlijke vragen aangaande het programma van het Genootschap, net als over het algemene verloop van de activiteiten. Elk besluit van de algemene vergadering is een absolute wet. 1. “Met ons, is mogelijk in de oorspronkelijke tekst: “met hen.” 8) Elk lid heeft in feite het recht om alles te weten. IJdele nieuwsgierigheid wordt echter uit het Genootschap gebannen, hetzelfde gebeurt met nutteloze gesprekken over activiteiten en bedoelingen van het geheime genootschap. Als hij op de hoogte is van het gemeenschappelijke programma, vraagt geen enkel lid naar details of probeert ze te weten te komen, die nutteloos zijn voor de goede uitvoering van dat gedeelte van de activiteiten, waar speciaal hij mee is belast; zonder praktische noodzaak zal hij met geen van zijn kameraden praten over de missie die aan hem is toevertrouwd. 9) Het Genootschap kiest een uitvoerend Comité van drie of vijf leden, dat de vertakkingen ervan moet organiseren en zijn activiteiten, op basis van het programma en het algemene plan van activiteiten, die besloten zijn door het hele Genootschap, moet richten op alle gewesten van het rijk. 10) Het Comité wordt voor onbeperkte tijd gekozen. Als het Genootschap — dat ik de volksbroederschap zal noemen — tevreden is over de activiteit van het Comité, blijft het in functie, en zolang het aanblijft, is elk lid van de Volksbroederschap en elke regionale groep daaraan een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd, met uitzondering van gevallen waarin zijn instructies tegenstrijdig zijn met, hetzij het gemeenschappelijke programma, hetzij met de basisregels, dan wel met het algemene revolutionaire actieplan, dat iedereen kent, omdat alle broeders deelgenomen hebben aan het onderzoek en de besluiten. 11) In een dergelijk geval moeten de leden en groepen het uitvoeren van de instructies van het Comité staken en het bijeenroepen om het door de algemene vergadering van de Volksbroederschap te laten beoordelen. Als de algemene vergadering niet tevreden is over het Comité, kan die dat vervangen door een ander. 12) Elk lid, evenals elke groep, kunnen beoordeeld worden door de algemene vergadering van de Volksbroederschap. 13) Omdat iedere broeder overal van op de hoogte is, zelfs van de samenstelling van het Comité, moet het toelaten van een nieuw lid plaats vinden met de grootst mogelijke behoedzaamheid, door het opwerpen van meer beletsels en hindernissen, want een enkele slechte keuze kan de heleboel kapot maken. Geen enkel nieuw lid zal worden toegelaten, anders dan met instemming van alle broeders of tenminste driekwart van de leden van de hele Volksbroederschap. 14) Het Comité deelt de leden in naar gewest en vorm van de regionale groepen of commando’s. Als het aantal leden onvoldoende is, kan een dergelijk commando bestaan uit een enkele broeder. 15) Het regionale commando is belast met het samenstellen van een Genootschap van de tweede orde — de regionale Broederschap — op basis van hetzelfde programma, dezelfde regels en hetzelfde revolutionaire plan. 16) Alle leden van de regionale Broederschap kennen elkaar, maar zijn niet op de hoogte van het bestaan van de Volksbroederschap. Zij weten alleen dat er een centraal Comité bestaat, 1. Die term (bratstvo) is dezelfde die Bakoenin doorgaans gebruikt als benaming van organisaties die door hem in het leven zijn geroepen (bijvoorbeeld “Internationale Broederschap”). Zij verschilt van de term die wordt gebruikt in de “Catechismus van de Revolutionair”, dat is namelijk “genootschap”. dat hen zijn uitvoeringsinstructies doorgeeft via het regionale Comité, die zijn vastgesteld door het centrale Comité. 17) De leden van het regionale Comité worden benoemd en vervangen door het centrale Comité; dat wordt, zover mogelijk, samengesteld uit broeders uit het volk en bestaat op zijn minst uit een broeder. In een dergelijk geval kiest de laatste, met instemming van het centrale Comité, de twee beste leden van de regionale Broederschap uit, en vormt samen met hen het regionale Comité, maar niet op basis van gelijkgerechtigdheid van alle leden, omdat alleen de broeder uit het volk in contact staat met het centrale Comité, waarvan het instructies krijgt voor zijn kameraden van het regionale Comité. 18) De broeders uit het volk bevinden zich in de gewesten, en zoeken binnen de regionale Broederschap naar geschikte en waardevolle mensen, die toegelaten kunnen worden tot de Volksbroederschap en leggen hun namen voor aan de algemene vergadering van de Volksbroederschap, via het centrale Comité. 19) Elke regionaal Comité richt Districtscomité’s op, samengesteld uit leden van de regionale Broederschap, die benoemd en vervangen worden door het regionale Comité. 20) Als het nodig is kunnen de Districtscomité’s, met instemming van het regionale Comité, een organisatie van de derde orde oprichten — de Districtsbroederschap, die een programma en statuten heeft die overeenkomen met het algemene programma en de statuten van de Volksbroederschap. Het programma en de statuten van de Districtsbroederschap worden pas van kracht, nadat ze besproken en goedgekeurd zijn door de algemene vergadering van de regionale Broederschap en bekrachtigd zijn door het regionale Comité. 21) De jezuïtische controle, het systeem van politionele en bedrieglijke schijnbewegingen wordt resoluut geweerd uit de drie orden van de geheime organisatie — de regionale Broederschappen en de Districtsbroederschappen, net als uit de Volksbroederschap. De kracht van het hele Genootschap, het morele gevoel, betrouwbaarheid, energie en toewijding van al haar leden, zijn uitsluitend en geheel gebaseerd op wederzijdse waarachtigheid, wederzijdse oprechtheid, wederzijds vertrouwen en broederlijk toezicht dat door hen allen wordt betuigd. Zo heb ik de algemene lijnen bedacht van het ontwerp van het Genootschap. Vanzelfsprekend moet dat plan nog worden ontwikkeld, soms worden gewijzigd naar gelang de omstandigheden en de aard van de omgeving, en veel duidelijker gedefinieerd moeten worden. Maar ik ben ervan overtuigd dat dat haar essentie moet zijn, als je een werkelijke collectieve macht in het leven wil roepen, die in staat is om de zaak van de bevrijding van het volk te dienen en geen nieuwe uitbuiting van het volk in te voeren. Het systeem van jezuïtische mystificatie en bedrog wordt absoluut geweerd uit dat plan, omdat het schadelijke, ontmoedigende en verderfelijke principes en middelen zijn. Maar parlementair geklets en beuzelachtige drukte worden eveneens geweerd, terwijl er gezorgd wordt voor een serieuze discipline van alle leden, met betrekking tot de comités en die van alle ondergeschikte comités, met betrekking tot het centrale Comité. Het beoordelen van en toezicht houden op de leden behoort toe aan de Broederschappen en niet aan de Comités. De nieuwe uitvoerend macht is in handen van de Comités. Het recht om de Comités aan een beoordeling te onderwerpen, het centrale Comité inbegrepen, behoort alleen toe aan de Volksbroederschap. Volgens mijn plan omvat de Volksbroederschap nooit meer dan vijftig tot zeventig leden. Aanvankelijk zal zij slechts tien mensen of zelfs minder tellen, vervolgens zal zich langzaam uitbreiden, doordat zij geleidelijk nieuwe leden in haar midden zal opnemen, waarbij zij ieder van hen zal onderwerpen aan een uiterst serieus en zorgvuldig voorafgaand onderzoek, en die alleen worden toegelaten volgens een unaniem besluit van alle leden van de Volksbroederschap of tenminste driekwart daarvan. Het is onmogelijk dat er in een, twee of drie jaar geen dertig of veertig mensen worden gevonden die geschikt zijn als volksbroeders. Stel je dus een Volksbroederschap voor in heel Rusland, die veertig of maximaal zeventig leden omvat. Vervolgens enkele honderden leden van de organisatie van de tweede orde — de regionale broeders — , en je hebt heel Rusland bedekt met een echt machtig netwerk. Jouw staf is dan in het leven geroepen, en zoals al eerder is gezegd, is ervoor gezorgd dat die gepaard gaat met een grote behoedzaamheid, zonder alle kletspraatjes en al dat loze en ijdele parlementaire gedebatteer, met waarachtigheid, vrijmoedigheid en wederzijds vertrouwen, en tot slot een echte solidariteit — Tot zover de moraliserende en verenigende factoren. Het hele Genootschap vertegenwoordigt een hecht gebundeld geheel, geleid door het centrale Comité en voert een onafgebroken ondergrondse oorlog tegen de Regering en de andere organisaties, die zich tegen haar richten of gewoon onafhankelijk van het Genootschap optreden. En waar die oorlog wordt gevoerd, is ook de politiek, en is dus noodzakelijkerwijs behoefte aan geweld, list en bedrog. De Genootschappen waarvan de doelstellingen dicht bij die van dat van ons liggen, moeten gedwongen worden om zich daarbij aan te sluiten, of moeten daar tenminste ondergeschikt aan zijn, zonder dat zij dat weten en alle schadelijke personen moeten daaruit worden verwijderd; vijandelijke en daadwerkelijk schadelijke Genootschappen moeten ontbonden worden [1]; uiteindelijk moet de Regering vernietigd worden. Dat alles zal niet alleen bereikt kunnen worden door het verspreiden van de waarheid — daar is list, diplomatie en bedrog voor nodig. Dat is ook de plaats van het jezuïtisme en zelfs van de mystificatie; mystificatie is een noodzakelijk en prachtig middel om de vijand te demoraliseren en te vernietigen, maar een allesbehalve bruikbaar middel om een nieuwe vriend te maken en voor je te winnen [2]. 1. Deze passage van het ontwerp van Bakoenin vertoont analogieën met de “Revolutionaire Catechismus”, deel II, § 20. Zou Bakoenin een neiging hebben gehad voor het systeem van de eenheidspartij? 2. Op die plaats heeft Natalie Herzen de volgende aantekening in de kantlijn gemaakt: “Op verzoek van Bakoenin heeft Semen Serebrennikov in een andere kopie van de brief de woorden toegevoegd ‘dat is helemaal niet’, waardoor de strekking van die zin compleet verandert. In het origineel ontbreken die woorden.” — Het is duidelijk dat de verbetering van Bakoenin aanvaard en het exemplaar van S. Serebrennikov gevolgd moet worden, zoals overigens de strekking van de daarop volgende tekst aangeeft. Dus de basis van ons optreden moet berusten op de eenvoudige wet: waarheid, eerlijkheid en vertrouwen tussen alle broeders en ten opzichte van iedereen die dat kan worden. Wat jij onder hen wil toelaten, leugens, listen, mystificatie en — zonodig — geweld, is iets wat je alleen tegen vijanden gebruikt. Op die manier zul je je eigen krachten moraliseren, versterken en binden, en die van anderen ontbinden en vernietigen. Jij bent echter, mijn beste vriend, — en dat is je belangrijkste en enorme vergissing — jij bent dol op het systeem van Loyola en Machiavelli, waarvan de een zich had voorgenomen om de hele mensheid aan slavernij te onderwerpen, terwijl de ander heeft geprobeerd om een machtige Staat in het leven te roepen (monarchistisch of republikeins— dat maakt niets uit), dus slavernij van het volk. Dol op politie- en jezuïtische principes en methoden, heb jij het idee gehad om jouw eigen organisatie daarop te baseren, jouw geheime collectieve macht — als het ware het brein en ziel van jouw Genootschap — , en dat is de reden waarom jij tegen je vrienden optreedt alsof het je vijanden zijn: jij gaat bij hen listig te werk, je liegt, je probeert hen uit elkaar te drijven en zelfs tweedracht te zaaien, zodat zij geen front kunnen vormen tegen jouw bevoogding; jij bent op zoek naar macht, niet in hun eendracht, maar in hun tweedracht, en omdat jij geen enkel vertrouwen in hen stelt, probeer je feiten tegen hen te verzamelen, brieven die jij herhaaldelijk leest zonder daar het recht toe te hebben en die je zelfs steelt; alles bij elkaar probeer je hen op zo’n manier te misleiden, dat ze als een slaaf afhankelijk van je worden. Bovendien doe je dat op zo’n onbeholpen manier, zo […], zo onhandig en ondoordacht, zo onbeschaamd en onnadenkend, dat al je bedrog, verraderlijkheid en listen binnen de kortste keren aan het licht komen. Je bent zo verzot op het jezuïtisme, dat je al het andere bent vergeten, zelfs het doel en zelfs het hartstochtelijke verlangen dat je heeft geleid: bevrijding van het volk. Je bent zo verzot op het jezuïtisme dat je bereid bent om de noodzaak daarvan aan iedereen te verkondigen, zelfs aan Žoekovski. Je wilt die man zelfs schrijven en de Kolokol vullen met zijn theorieën, waarmee je doet denken aan de uitspraak van Soevorov: “Godzijdank is iemand, die weet dat de hele wereld doortrapt is, zelf niet doortrapt.” Kortom, je bent een spelletje jezuïtisme gaan spelen, zoals een kind een poppenhuishouden en Oetin revolutie speelt. Laten we nu eens zien wat je hebt bereikt en waarin je in Genève, met behulp van je jezuïetensysteem, ben geslaagd. Het Bah-metev-fonds is aan jou overhandigd. Dat is het enige echte resultaat dat je hebt bereikt. Maar Ogarev heeft jou dat fonds gegeven, en ik heb hem, van mijn kant, dringend aangeraden om dat te doen, niet omdat jij je ten opzichte van hem op een jezuïtische manier hebt gedragen, maar omdat wij beiden, ondanks je vreselijk onnozele jezuïtisme, in jou iemand hebben gezien en onderkend, die hartgrondig, vurig en serieus de Russische zaak is toegewijd. Maar weet je — en dat is van mijn kant een bittere bekentenis — weet je dat het mij bijna is gaan spijten dat ik Ogarev heb aangeraden om jou dat fonds ter hand te stellen, niet omdat ik zou kunnen denken dat jij daar onoprecht en ten eigen bate gebruik van zou maken (moge alle heiligen mij bewaren voor een dergelijke laaghartige en onzinnige gedachte, en moge ik gehangen worden als ik ooit denk dat jij daarvan ook maar een stuiver voor jezelf zou gebruiken), nee, ik ben daar spijt van gaan krijgen omdat ik, bij het zien van al jouw acties, niet langer geloof hecht aan jouw politieke volwassenheid, aan de mate van verantwoordelijkheidsgevoel van jouw Comité en zelfs aan het hele bestaan van je Genootschap. Het is geen enorm bedrag, maar het is het enige dat wij hebben en het zal tevergeefs, nutteloos en onbeschaamd, verspild worden aan onzinnige en buitensporige pogingen. Toch zou je in Genève veel nuttigs hebben kunnen doen met dat bescheiden bedrag in handen en met behulp van het geringe aantal mensen, die jou daar volkomen oprecht hebben ontvangen en hebben verklaard dat ze bereid waren om zonder enige voorwaarde of aanspraak, zonder ijdelheid of eerzucht, de gemeenschappelijke zaak te dienen. Je zou een serieus dagblad hebben kunnen beginnen, met een niet geheim sociaalrevolutionair programma, een buitenlands Bureau voor het begeleiden van Russische aangelegenheden buiten Rusland, met een bepaalde maar niet absolute […], maar op zijn minst positief ten opzichte van Rusland. Met die bedoeling is door jouw Comité, dat wil zeggen door jou, [1] voor het eerst in Genève een beroep op mij gedaan. En wat heb ik in Genève aangetroffen? Allereerst een vervalst programma van de Kolokol, waarin jouw Comité en jijzelf ronduit dwaasheden en buitensporigheden eisen. Weet je dat ik mijzelf niet de zwakheid kan vergeven, die mij ertoe heeft gezet om bij jou te zwichten voor die kwestie: ik had alsnog gehoor moeten geven aan die ongelukkige Kolokol en in het algemeen aan mijn solidariteit met jou, tegenover mijn internationale vrienden, dankzij enerzijds Oetin en anderzijds Žoekovski, die lasterlijke beschuldigingen aan mijn en jouw adres verspreidden, de eerste op een hatelijke manier, de tweede gemoedelijk. Wat Žoekovski betreft : jij hebt tegenover hem jouw volstrekte onwetendheid tentoongespreid, je onbegrip voor mensen en je onvermogen om ze op een duidelijke en oprechte, dat wil zeggen daadkrachtige, manier voor je te winnen. Ik ken hem heel goed, ik heb voor jou zijn karakter tot in detail beschreven, zijn capaciteiten en tekortkomingen, zodat het voor jou eenvoudig zou zijn om met hem een serieus contact aan te knopen. Ik heb je beschreven dat het een geschikte vent is, bekwaam, allesbehalve dom, hoewel hij zelf geen enkel intellectueel initiatief ontplooit, maar ideeën van anderen in zich opneemt, die knap populair-wetenschappelijk kan vertalen en ze nogal welsprekend kan uitdragen, is het niet schriftelijk dan minstens met een fel stemgeluid; hij maakt een artistieke indruk, hij houdt nogal hardnekkig vast aan een bepaalde richting, maar toont in zoverre geen karakter, dat hij niet van gevaar houdt, terugdeinst voor felle tegenspraak en heel gemakkelijk zwicht voor de meest verschillende invloeden. Kortom, ik heb hem beschreven als iemand die zeer bekwaam is om als propagandist te fungeren, maar die niet geschikt is als lid van een geheim Genootschap.
1. Het betreft het bezoek van Bakoenin aan Genève van medio maart tot 18 april 1870. Je had me moeten geloven en dat heb je niet gedaan, en in plaats van Žoekovski voor onze zaak te winnen, heb jij hem van jou en mij vervreemd. Je hebt geprobeerd om hem te strikken, hem te misleiden, en door hem te misleiden tot je slaaf te maken. Met die bedoeling ben je me gaan beledigen, hebt de spot met me gedreven; maar Žoekovski beschikt over een instinct voor eerlijkheid, dat in opstand is gekomen. Hij heeft mij alles verteld wat jij hem over mij hebt gezegd; hij heeft dat verontwaardigd, met walging gedaan, en als ik over meer gevoel van eigenwaarde zou beschikken en minder sterk zou zijn, zou dat voldoende zijn geweest om alle contacten met jou te verbreken. Je kunt je je vast nog wel herinneren dat het voor mij voldoende was om — zonder daar commentaar op te geven — alles wat Žoekovski had gezegd, voor jou te herhalen; maar jij hebt daar inderdaad niets op gezegd en ik heb het nutteloos gevonden om met dat gesprek verder te gaan. Vervolgens ben je begonnen bij Žoekovski je meest dierbare staatscommunistische en politioneeljezuïtische theorieën uit de doeken te doen, en daardoor heb je hem definitief van je afgestoten. Tot slot waren er opeens die ellendige kletspraatjes bij Henry [1] en werd Žoekovski je openlijke en onverzoenlijke vijand, en niet alleen van jou, maar bijna ook van mij. Toch zou hij, ondanks zijn zwakheden, nuttig kunnen zijn. Ik geef ook toe, mijn beste vriend, dat ik mij aan jouw hele systeem van chantage, misleiding en intimidatie ten opzichte van Tata enorm heb gestoord — dat heb ik je al een keer gezegd; dat heeft ertoe geleid dat jij bij haar een diep wantrouwen hebt gezaaid ten opzichte van ons allemaal en de overtuiging dat jij en ik de bedoeling hebben om misbruik te maken van haar financiële middelen — misbruik van te maken, wel te verstaan, niet ten behoeve van de zaak, maar ten bate van onszelf. Tata is een oprecht en openhartig iemand, in de meest letterlijke betekenis van het woord; volgens mij beschikt zij persoonlijk over het vermogen om zich helemaal over te geven aan wie of wat dan ook, omdat zij intellectueel en moreel nogal oppervlakkig is, maar je kunt vertrouwen op haar woord van eer en zij kan, zoniet onze vriendin, dan in ieder geval een trouwe metgezellin worden. Zij moet door jou vrijmoedig en oprecht behandeld worden, zonder je toevlucht te nemen tot die slinksheden waar jij denkt je kracht aan te kunnen ontlenen, maar die juist je zwakheid onthullen. Omdat ik haar toegankelijke overtuiging wilde beïnvloeden, heb ik open en ernstig met haar gepraat, voor zover ik dacht dat het mogelijk en nuttig was. Met jou wil ik niet verder, want dat stuit mij tegen de borst. En van haar heb ik resoluut afstand genomen toen ik van jou had begrepen, hoe Nathalie Alexeevna [2] kwaad over mij had gesproken, die beaamde dat ik het voorzien had op de portemonnaie van Tata, en toen ik had gezien dat Tata zelf verbijsterd was, omdat ze niet wist of dat waar was of niet. Overigens heb jij mij diverse malen bevestigd dat je van Tata had begrepen dat Nathalie Alexeevna en Tchorzewski overal rondbazuinden, de hele wereld vertelden en schreven, dat ik misbruik wilde maken van de financiële middelen van Tata. 1. Henry Sutherland was de zoon van Mary Sutherland, de maîtresse van Ogarev. Netchajev probeerde hem over te halen om in Zwitserland een “actiegroep” te organiseren, om “onteigeningen” teweeg te brengen, dat wil zeggen om gewapenderhand te stelen. Wij hebben niet kunnen achterhalen waaruit die “kletspraatjes” bestonden waarop hij zinspeelt. 2. Nathalie Alexeevna Toečkova-Ogareva. Nathalie Alexeevna en Tchorzewski bevestigen echter dat zij dat nooit hebben gezegd of geschreven en Tata heeft mij dat ook verzekerd. Tijdens mijn laatste verblijf in Genève heb jij mij bevestigd dat je van Serebrennikov (Semen) had gehoord, dat Žoekovski tegen de laatste had gezegd dat ik misbruik van Tata maakte. Ik heb navraag gedaan bij Sebrennikov en heb van hem begrepen dat Žoekovski dat over jou heeft gezegd en niet over mij. Je hebt mij eveneens verteld dat de vrouw van Žoekovski je heeft aangespoord om je bij Oetin aan te sluiten, waarbij ze je verzekerde dat het nutteloos, onmogelijk en schadelijk was om je bij mij aan te sluiten. Het blijkt dat zij het tegenovergestelde heeft gezegd: zij heeft het met jou niet over mij gehad; zij heeft jou niet uitgenodigd om je bij Oetin aan te sluiten, — waar zij overigens meer of min afstand van heeft genomen, — en niet zij maar jij hebt hem voorgesteld om fondsen te zoeken om die aansluiting te financieren, en zij verwacht die fondsen van jou. Je ziet nu in hoeverre die stomme leugen nutteloos is en hoe gemakkelijk die ontdekt wordt. Ik geef toe dat ik vanaf mijn eerste komst naar Genève hevig teleurgesteld was en dat mijn geloof in de mogelijkheid van een sterke band en een gemeenschappelijk optreden met jou, aan het wankelen was gebracht. Bovendien hebben wij met elkaar geen enkel zinnig woord uitgewisseld over de zaak waarvoor ik eigenlijk naar Genève was geroepen, en die de enige reden van mijn komst betekende. Ik heb tijdens het gesprek herhaaldelijk het buitenlandse Bureau aangesneden, jij bent het uit de weg gegaan; jij verwacht, ik weet niet wat voor antwoord van het Comité, maar dat is nooit aangekomen. Tot slot ben ik vertrokken, nadat ik via jouw bemiddeling een brief naar het Comité had gestuurd, waarin ik een uiteenzetting en duidelijke beschrijving eis van de zaak waarvoor ik ben ontboden en waarin ik uitdrukking geef aan mijn vaste besluit om niet eerder naar Genève terug te keren, dan dat ik daarop een bevredigend antwoord heb gekregen. In mei ben je er opnieuw over begonnen om mij naar Genève te laten komen. Ik heb een aantal malen geweigerd om te gaan, uiteindelijk heb ik het toch gedaan. Die laatste reis heeft al mijn twijfels bevestigd en mij definitief elk geloof in de eerlijkheid en oprechtheid van je woorden laten verliezen. Jouw gesprekken met Lopatin, in mijn aanwezigheid, op de avond van mijn aankomst, zijn rechtstreekse en scherpe beschuldigingen, recht in mijn gezicht en met een zekerheid die geen twijfel toelaat aan de waarachtigheid van zijn woorden — woorden die van al die uitspraken van jou leugens maken; zijn categorisch afwijzen van alle details van het verhaal van jouw ontsnapping, dat door jou is gepubliceerd [1], zijn onverbloemde beschuldigingen tegen jouw meest naaste kameraden, waarbij hij hun lafheid en zelfs een onnozel verraad voor de onderzoekscommissie onthult, beschuldigingen die niet ongegrond waren, maar die gebaseerd waren op hun eigen verklaringen, die Lopatin (volgens zijn bewering, en later door jou bevestigd) had kunnen lezen; zijn minachting gold vooral het gedrag, het optreden en de volstrekt onzinnige aantijgingen van Pryžov, waarover je het vaak met mij hebt gehad als een van je beste en meest vastberaden kameraden. Tot slot heeft Lopatin ronduit en resoluut het bestaan van jouw Comité ontkend en hij zegt dat met de volgende woorden:
1. Het gaat om het verhaal dat Netchajev vertelde na zijn ontsnapping uit de Peter-en-Paul-vesting in 1869 en dat was gepubliceerd in zijn proclamatie voor studenten, in april 1869. “N[etchaje]v vertelt dat aan jou, maar jij leeft buiten Rusland. Hij durft dat echter niet in mijn bijzijn te herhalen, omdat hij heel goed weet dat ik in Rusland alle groeperingen ken, de verhoudingen en de feiten. Je ziet dat hij door zijn stilzwijgen de juistheid bevestigd van alles wat ik je heb verteld over zijn ontsnapping, waarvan de minder belangrijke details en omstandigheden, zoals hij dat zelf zet, mij zeer goed bekend zijn; het zegt hetzelfde over zijn kameraden en zijn denkbeeldige comité”; en in feite heb je op dat alles geantwoord door te zwijgen en hebt zelfs niet geprobeerd om jezelf te verdedigen, noch iemand van je kameraden, zelfs niet het bestaan van jouw Comité. Lopatin heeft gewonnen; jij bent voor hem gezwicht. Ik kan je niet zeggen, mijn beste vriend, hoezeer het me voor jou en voor mezelf spijt. Ik kan niet langer twijfelen aan de juistheid van de woorden van Lopatin. Jij hebt dus systematisch gelogen. Jouw hele onderneming is dus verziekt door leugens en is op drijfzand gebouwd. Jouw Comité dat ben jij dus, of in het beste geval driekwart daarvan, met een aanhang van twee, drie of vier mensen, die ondergeschikt aan jou zijn of op zijn minst optreden onder jouw overheersende invloed. Dus de hele zaak, waaraan jij zozeer je leven hebt gewijd, is ingestort, is in rook opgegaan door een stompzinnige leiding, ten gevolge van jouw jezuïtische systeem, dat jou heeft bedorven en je kameraden nog erger. Ik was zeer op je gesteld en ben dat nog steeds, Netchajev, ik geloofde je zeer, te zeer, en jou in een dergelijke situatie zien, zo vernederd in het bijzijn van die kletsmajoor Lopatin, was voor mij onzegbaar bitter. Het speet mij eveneens zelf. Meegesleept door mijn vertrouwen in jou, heb ik aan jou mijn naam ter beschikking gesteld en ben ik openlijk met jouw onderneming verbonden. Ik heb al mijn krachten aangewend om Ogarevs sympathie en zijn geloof in jouw zaak voor jou weer te versterken. Ik heb hem voortdurend aangeraden om jou dat hele fonds weer ter beschikking te stellen. Ik heb Ozerov met jou in contact gebracht en heb al het mogelijke gedaan om Tata over te halen om zich bij ons aan te sluiten, dat wil zeggen bij jou, en zich helemaal aan jouw zaak te wijden. Tot slot heb ik, tegen mijn eigen overtuiging in, Ogarev overgehaald om in te stemmen met het uitgeven van de Kolokol, conform het dwaze en buitensporige programma, dat jij heb bedacht. Kortom, omdat ik onvoorwaardelijk in je geloofde, hoewel je me systematisch bedroog, heb ik mij in drie brieven als een dwaas gedragen — dat is bitter en beschamend voor iemand met mijn ervaring en leeftijd; en wat erger is, ik heb mijn positie beschadigd met betrekking tot de Russische en internationale zaak. Toen Lopatin was vertrokken heb ik je het volgende gevraagd: is het mogelijk dat hij de waarheid heeft gesproken, is het mogelijk dat alles wat jij mij hebt verteld gelogen is? Alle gesprekken en het gekonkel daags daarna met Lopatin, hebben mij er definitief van overtuigd dat hij de waarheid heeft gesproken. Jij zwijgt: ik wachtte op het resultaat van je laatste gesprek met Lopatin, je hebt het me niet verteld; maar ik begin nu de brief te begrijpen die jij bij Ozerov zou hebben gelezen. [1] Wat ik heb begrepen was voldoende om mij te laten besluiten om maatregelen te nemen tegen elke verdere poging van jouw kant om misbruik van mij en mijn vrienden te maken; daarom stelde ik je een ultimatum, dat ik je kort daarna bij Turok [2] zou laten lezen, en dat jij blijkbaar zou accepteren. Ik heb je sindsdien niet meer teruggezien. Tot slot heb ik eergisteren een brief van Lopatin gekregen, waaruit ik twee trieste feiten heb opgemaakt: ten eerste, jij…(ik wil je geen namen geven) jij hebt gelogen toen je het had over je gesprek met Lopatin. Alles wat jij hebt overgebracht als woorden die hij zogenaamd zou hebben gezegd, is een pure leugen. Hij heeft jou niet verteld dat ik hem de brieven van Ljoebavin had overhandigd; [hij heeft je niet verteld:] “Die ouwe is niet te handhaven, wij hebben hem nu in handen, nu kan hij niets tegen ons ondernemen, terwijl wij alles kunnen…”; waarop jij hem zogenaamd zou hebben geantwoord: “Als B[akoeni]n de zwakheid heeft gehad om jou de brieven van Ljoebavin te overhandigen, dan hebben wij nog wel andere brieven, etc.” [3] Je hebt gelogen, je hebt Lopatin belasterd, je hebt mij bewust bedrogen; Lopatin verbaast zich erover dat ik jou heb geloofd en trekt op een keurige manier daar een conclusie uit die voor mijn intellectuele vermogens niet erg vleiend is. Hij heeft gelijk; ik heb mij in dit geval een volstrekte idioot betoond. Maar hij zou mij niet zo streng hebben veroordeeld, als hij had geweten hoe zeer ik op jou gesteld ben en in jou geloof! Jij bent erin geslaagd en hebt het nuttig gevonden om dat vertrouwen bij mij om zeep te helpen, des te erger voor jou. Bovendien had ik kunnen bedenken, dat iemand die intelligent is en toegewijd is aan de zaak, zoals jij in mijn ogen tot nu toe bent en ondanks alles wat er is gebeurd; had ik kunnen bedenken dat jij tegen mij zo onbeschaamd en zo stom zou kunnen liegen [4], tegen mij, met een toewijding waar jij niet aan kunt twijfelen? Hoe kan het dat jij niet het idee hebt gehad dat jouw onbeschaamde leugen uit zou komen en dat ik zou eisen, dat ik verplicht zou zijn om van Lopatin een verklaring te eisen, 1. Het gaat om de brief van Lopatin uit Parijs en gedateerd 20 mei 1870. 2. Waarschijnlijk een vergissing in de kopie. 3. Dat is in een paar woorden waaruit de “zaak Ljoebavin” bestaat: om te voorzien in zijn behoefte aan geld, had Bakoenin, door bemiddeling van de student Ljoebavin, het vertalen op zich genomen van het eerste deel van Het Kapitaal van Marx, en had van de uitgever Poljakov een voorschot van 300 roebels gekregen. In februari 1870, slaagde Netchajev erin om Bakoenin over te halen om die vertaling te onderbreken, zodat hij zich helemaal aan de zaak kon wijden en nam het op zich om “de zaak te regelen” met de uitgever. Zonder te vragen naar dat “regelen” van de zaak, stemde Bakoenin in, moe leek het wel, door wat hij de “economische metafysica” van Marx noemde. Op 3 maart stuurde Netchajev een dreigbrief naar Ljoebavin, uit naam van het Comité “De Stem van het Volk” (Xarodnaja Rasprava), waar de jonge student nogal van schrok. Marx gebruikt dat document later om de uitstoting uit de Internationale van Bakoenin gedaan te krijgen. 4. Aantekening van Natalie Herzen: “het woord ‘liegen’ ontbreekt in het origineel.” temeer omdat in mijn ultimatum het verzoek om de zaak met Ljoebavin op te helderen keurig was geformuleerd? Iets anders: Ljoebavin heeft mijn antwoord op zijn schaamteloze brief niet ontvangen; dat komt omdat hij het ontvangstbewijs dat bijgesloten was, niet heeft gekregen. Toen ik je mijn antwoord had laten zien en het ontvangstbewijs, heb je me gevraagd om te wachten en het niet te versturen. Ik heb daar niet mee ingestemd, en vervolgens is je opgedragen om de brief per post te versturen en dat heb je niet gedaan. Dat moet voldoende zijn, Netchajev. Onze oude betrekkingen en onze wederzijdse verplichtingen zijn voorbij. Je hebt ze zelf kapot gemaakt. Als je nog steeds denkt dat jij me hebt gestrikt en misleid vanuit een moreel en materieel oogpunt, vergis je je verschrikkelijk. Niets ter wereld kan mij strikken [en me iets laten doen] tegen mijn geweten in, tegen mijn eer, mijn wil, tegen mijn verstand en mijn revolutionaire plicht. Vanuit financieel standpunt bevind ik me op dit moment, dankzij jou, inderdaad in een uiterst problematische toestand. Ik beschik niet over middelen van bestaan en de enige bron van inkomsten — de vertaling van Marx en de hoop dat dat zorgt voor ander litterair werk — is op dit moment opgedroogd. Ik ben blut en ik weet niet hoe ik mij daar uit moet redden, maar dat is het nog het minste. Ik heb inderdaad mijn vrienden in opspraak gebracht en mijzelf heb ik ten opzichte van hen in verlegenheid gebracht; de lasterpraatjes wat betreft de fondsen, de geschiedenis met Ljoebavin, wat betreft Tata en tot slot de laatste gebeurtenissen in Rusland, hangen inderdaad boven mijn hoofd. Maar dat zal met niet tegenhouden; in het uiterste geval zal ik een publieke bekentenis afleggen en spijt betuigen over mijn domheid; ik zal me daar dan duidelijk zeer over schamen, maar jij zult je daar nog minder prettig bij voelen; maar ik zal niet langer je onvrijwillige bondgenoot blijven. Ik verklaar dus vastberaden dat al mijn gebrekkige contacten met jou en jouw onderneming zijn verbroken. Maar terwijl ik ze verbreek, bied ik je een nieuw contact aan, maar op een andere basis. Lopatin, die jou niet zo goed kent als ik, zal verbaasd zijn over een dergelijk voorstel van mijn kant, na alles wat er tussen ons is voorgevallen. Jij zult niet verbaasd zijn, en mijn naaste vrienden evenmin. Het lijdt geen twijfel dat je veel stommiteiten en gemene streken hebt uitgehaald, die duidelijk schadelijk en afbrekend voor de zaak zijn geweest. Maar ik twijfel er evenmin aan dat al je dwaze daden en je vreselijke vergissingen niet werden veroorzaakt door je eigenbelang, hebzucht, ijdelheid [1] of eigendunk, maar door een onjuiste beoordeling. Je bent iemand die hartstochtelijk toegewijd is; er zijn maar weinig mensen die op jou lijken; dat is je kracht, je waarde, je recht. Jij en jouw Comité (als het echt bestaat) lopen over van energie en ijver om zondermeer alles te doen wat jullie nuttig voor de zaak achten en dat is kostbaar. Maar noch jouw Comité, noch jijzelf zijn redelijk, dat is op dit moment onmiskenbaar. Als kinderen hebben jullie het jezuïtische systeem omarmd en dachten daar jullie kracht, jullie succes en jullie heil in te vinden, maar jullie hebben de essentie en het doel van het Genootschap vergeten: het volk bevrijden, niet alleen van de Regering, maar ook van jullie zelf. Nadat jullie dat systeem hadden overgenomen, hebben jullie het tot een monsterlijk en stompzinnig uiterste doorgevoerd; jullie hebben jezelf daarmee bedorven en het Genootschap voor het oog van de wereld te schande gemaakt, door een reeks doorzichtige listen en ontoegankelijke stommiteiten, zoals je geduchte brieven aan Ljoebavin, aan Nathalie Alexeevna [...], wat gelijk opging met je beminnelijke geduld met Oetin, je kruiperigheid ten opzichte van hem, toen hij ons allemaal luidruchtig en onbeschoft belasterde, en door je idiote communistische programma en een hele reeks schaamteloze bedriegerijen. Dat alles levert het bewijs van een volstrekt gemis aan redelijkheid, kennis en op de hoogte zijn van mensen, verbanden en zaken. Het is dus onmogelijk, tenminste voor dit moment, om op jouw oordeel af te gaan, ondanks het feit dat jij een zeer intelligent iemand bent en in staat bent om je verder te ontwikkelen; dat geeft hoop voor de toekomst, maar wat het huidige moment betreft, heb je je onhandig en dwaas voorgedaan, als een kwajongen. Omdat ik daar nu definitief van overtuigd ben, bevind ik me op dit moment in de volgende situatie: Zonder bewijzen die mij kunnen steunen, hecht ik vastbesloten geen geloof meer aan je woorden, je beloften en je ongegronde beweringen, omdat ik weet dat het je geen enkele moeite kost om te liegen als jou dat nuttig voor de zaak lijkt. Ik geloof niet meer in de juistheid of de wijsheid van degene die jij lijkt te zijn, omdat jij en jouw Comité mij teveel blijken hebben gegeven van jullie werkelijke gebrek aan gezond verstand. Maar met het ontkennen van jouw oprechtheid en gezond verstand, ontken ik niet je energie en je onvoorwaardelijke toewijding aan de zaak, maar ik denk zelfs dat er, wat dat betreft, in Rusland weinig mensen zijn zoals jij; dat was, ik herhaal dat nogmaals, de belangrijkste basis, zoniet de enige, van mijn genegenheid voor jou en van mijn vertrouwen in jou; en tot de dag van vandaag blijft dat naar mijn mening de waarborg dat jij — meer dan alle Russen die ik ken —in staat en geroepen bent om de revolutionaire zaak in Rusland te dienen, vanzelfsprekend onder een enkele voorwaarde, namelijk dat je het hele systeem van je activiteiten zult veranderen, in Rusland en het buitenland en dat je dat zal lukken. Als je dat niet wilt veranderen, zul je onvermijdelijk — juist ten gevolge van de eigenschappen die jouw kracht uitmaken — iemand worden die in ernstige mate schadelijk voor de zaak is. Op grond van al die overwegingen en ondanks alles wat er tussen ons is voorgevallen, wil ik niet alleen met jouw verbonden blijven, maar nog nauwer en hechter, vanzelfsprekend onder voorwaarde dat je vastberaden je systeem zult veranderen en als basis van al onze contacten een wederzijds vertrouwen, oprechtheid en waarheid, zult nemen. In het andere geval is onze breuk onvermijdelijk. Het volgende zijn mijn persoonlijke en algemene voorwaarden. Ik zal beginnen met de persoonlijke voorwaarden: 1) Je ontslaat me van rechtsvervolging en zuivert me van alle blaam in de zaak Ljoebavin; met dat doel moet je een brief schrijven gezamenlijk geadresseerd aan Ogarev, Tata, Ozerov en S. Serebrennikov, waarin je conform de waarheid verklaart dat je niets afweet van de brief van het Comité en dat die is geschreven buiten mijn weten om en buiten mijn wil. [Je moet eveneens verklaren:] 2) Dat je mijn antwoord aan Ljoebavin en het ontvangstbewijs van 300 roebels, dat was bijgesloten, hebt gelezen, en of je, nadat je ze mee had genomen om te versturen, dat wel dan niet hebt gedaan. 3) Dat ik nooit rechtstreeks of indirect heb ingegrepen bij het beheer van het Bahmetev-fonds. Dat jij op verschillende tijdstippen het gehele vermogen van het fonds in ontvangst hebt genomen: eerst uit handen van Herzen [1] en Ogarev, vervolgens, het grootste gedeelte van het bedrag — van Ogarev die, na de dood van Herzen, de enige was die gerechtigd was om erover te beschikken, en dat jij dat fonds hebt ontvangen in naam van het Comité waar jij de vertegenwoordiger van bent. 4) Als jij het ontvangstbewijs, dat de ontvangst van het fonds aangeeft, nog niet hebt teruggestuurd naar Ogarev, moet je er alsnog een sturen. 5) Je moet zo spoedig mogelijk het briefje aan Danielson teruggeven, via onze tussen persoon en via die van Lopatin. Als jij dat niet in je bezit hebt (maar ik ben er zeker van dat het wel zo is), moet je in dezelfde brief beloven dat je ons dat zo spoedig mogelijk zult toesturen. 6) Je moet je pogingen opgeven (die nergens toe leiden, maar juist onwaardig en aantoonbaar schadelijk voor de zaak zijn) om toenadering tot en verzoening te zoeken met Oetin, die ons, ons tweeën en al jouw mensen in Rusland, op de meest schandelijke manier belastert; je zou het juist op je moeten nemen om een open gevecht met hem aan te gaan, waarbij je zelf een gunstig tijdstip en gelegenheid moet kiezen. 1. Op die plaats noteert Natalie Herzen: “Absoluut onjuist.” — de opmerking van Natalie is correct. Herzen heeft Netchajev nooit persoonlijk geldbedragen uit het Bahmetev-fonds ter hand gesteld. Herzen zwichtte op aandrang van Ogarev (die samen met Herzen hoofdelijk aansprakelijk was voor het fonds), en stelde hem ongeveer de helft van het beschikbare bedrag ter beschikking. Ogarev heeft het Netchajev ter hand gesteld, die weigerde om een ontvangstbewijs te geven onder het voorwendsel dat “zijn comité niet de gewoonte had om ontvangstbewijzen te geven” en zei dat ze moesten vertrouwen op zijn eer als revolutionair. Later, in januari 1879, na zijn terugkeer naar Rusland, was Netchajev uit op de andere helft van het fonds en trof voorbereidingen om naar Parijs te gaan om daar met Herzen over te praten. De dood van Herzen, die onverwacht optrad op 21 januari 1870, bespaarde de laatste die ontmoeting, waar hij helemaal geen zin in had, maar hoe dan ook, het was niet zijn bedoeling om de rest van het fonds aan Netchajev te geven en hij was zelfs bang dat de laatste hem zou doden als hij te weten zou komen dat het hem geweigerd zou worden. Na de dood van Herzen ging zijn zoon Alexander, die er opgetogen over was dat hij zich kon ontdoen van een zaak, die onnoemelijk veel zorgen beloofde, er onmiddellijk mee akkoord om de rest van het fonds aan Ogarev over te dragen. Hij begaf zich met dat doel naar Zwitserland en betaalde het bedrag uit aan Ogarev, op een bijeenkomst waar ook Bakoenin, Natalie Herzen, Nathalie Ogareva, Semen Serebrennikov en Cernéeki aanwezig waren. Ogarev overhandigde het bedrag aan Bakoenin, die het meteen doorgaf aan Netchajev, die volgens de gewoonte van “zijn Comité” net zomin als voor het eerste deel, een ontvangstbewijs gaf. — In zijn brief komt Bakoenin op die kwestie nader terug. Dat zijn mijn persoonlijke voorwaarden; de weigering om een van die voorwaarden te aanvaarden en vooral de eerste vijf en het eerste gedeelte van de zesde (dat wil zeggen het verbreken van elk contact met Oetin) zal voor mij een voldoende reden zijn om alle contacten met jou te verbreken. Dat alles moet door jou grootmoedig worden gedaan, volmondig, oprecht, zonder het geringste misverstand, […] de minste terughoudendheid, toespeling en dubbelzinnigheid. Het is tijd om open kaart te spelen. Dat zijn mijn algemene voorwaarden: 1) Zonder namen te noemen (die voor ons niet nodig zijn), moet je ons zonder overdrijving en leugens de werkelijke situatie aangeven van jouw organisatie en jouw activiteiten in Rusland, je verwachtingen, je propaganda en je bewegingen. 2) Je moet uit jouw organisatie elk gebruik van het politionele en jezuïtische systeem verwijderen, door er genoegen mee te nemen om dat alleen te gebruiken als er daadwerkelijk een absolute noodzaak voor bestaat, en vooral met gezond verstand en alleen wat betreft de Regering en vijandige partijen. 3) Je moet het dwaze idee verwerpen dat je revolutie kunt maken buiten het volk om en zonder zijn deelname, en voor heel je organisatie als basis [het idee] aanvaarden van de spontane volksrevolutie, waarin het volk is bewapend, terwijl de organisatie alleen maar als staf fungeert. 4) Als basis voor je organisatie moet je het sociaalrevolutionaire programma aanvaarden wat uiteen is gezet in het eerste nummer van de Narodnoe Delo en het organisatieplan en het plan voor de revolutionaire propaganda zoals beschreven in deze brief, met de aanvullingen en wijzigingen die wij op een algemene vergadering, gezamenlijk nodig vinden. 5) Alles wat besloten wordt naar aanleiding van een gemeenschappelijke discussie en unanieme besluiten, moet door jou worden voorgelegd aan al jouw vrienden in Rusland en het buitenland. Als zij onze besluiten verwerpen, moet jijzelf beslissen of jij je achter hen schaart of achter ons, je banden verbreekt met hen of met ons. 6) Als zij het programma aanvaarden, het organisatieplan, het statuut van het Genootschap en de revolutionaire actie die door ons zijn uitgewerkt, moet jij je woord van eer geven in hun en jouw naam, dat van dan af aan voor de propaganda en de actie het programma en het organisatieplan de absolute wet wordt en de permanente basis van het hele Genootschap in Rusland. 7) Wij zullen je vertrouwen en met jou op een nieuwe basis een nieuwe en sterke band sluiten: Ogarev, Ozerov, S. Serebrennikov en ik, en misschien Tata, als zij dat wil; als jij en de anderen akkoord gaan, zullen wij met recht volksbroeders zijn, die in het buitenland verblijven en optreden; krachtens dat moeten wij, zonder een nodeloze nieuwsgierigheid aan de dag te leggen, het recht hebben om alles te weten en werkelijk en op een positieve manier, met alle benodigde details, op de hoogte te zijn van de situatie van de samenzweringsaangelegenheden en directe doelwitten in Rusland. 8) Wij zullen verder een Bureau voor het buitenland instellen, waar de bovengenoemden onder vallen, dat alle Russische aangelegenheden, zonder uitzondering, in het buitenland moet begeleiden; dat nog in te stellen Bureau zal op de algemene inlichtingen over het beleid van het Genootschap in Rusland letten, maar zal vrij zijn in het kiezen van procedures, mensen en middelen. 9) Bovendien zal men, als dat nodig blijkt en men over financiële middelen beschikt, de Kolokol uitgeven, met een duidelijk revolutionair socialistisch programma. Dat, Netchajev, zijn mijn voorwaarden. Als jij over gezond verstand en een gezond oordeel beschikt en als bij jou de liefde voor de zaak echt sterker is dan al het andere — zul je ze aanvaarden. Als je ze niet aanvaardt, is mijn besluit onwrikbaar: ik ben dan verplicht om elke band met jou te verbreken en onafhankelijk op te treden, zonder mij verder naar iets anders dan mijn eigen geweten te voegen, mijn eigen inzicht en mijn eigen plicht. M. Bakoenin. M. Bakoenin aan Ogarev, Ozerov, S. Serebrennikov en Tata Heržen Locarno, 9 juni 1870. Ik ben eindelijk, vrienden, aan het eind gekomen van mijn zeer uitgebreide brief aan Baron [1]. Ik vraag jullie, lees hem aandachtig. Jullie zullen veel uitweidingen en herhalingen aantreffen, maar ik hoop dat jullie zullen instemmen met de strekking en vooral met de conclusie. Als jullie ermee akkoord gaan, bevestig dat dan aan het einde van de brief en onderteken het — er is voldoende plaats voor alle opmerkingen — , en probeer hem zo snel mogelijk aan Baron na te zenden, of hem zo mogelijk persoonlijk te overhandigen door hem aan Ozerov ter hand te laten stellen. Ik heb hem niet overgelezen, en heb hem, zonder na te denken, meteen uit het hoofd en uit het hart opgeschreven. De brief is zo lang, zo ondraaglijk lang, dat ik Tata of vriendin Sacha, laat staan Sebrennikov, niet durf te vragen hem helemaal te kopiëren en de kopie te bewaren, en toch zal dat voor mij en voor ons allen nodig zijn. Ik hoop dat jullie tevreden zullen zijn over mijn antwoord aan Lopatin, dat ik jullie morgen zal sturen, samen met de brief van Lopatin (die door Sebrennikov is gelezen en bij jullie, als onpartijdige personen en getuigen, bewaard moet worden; Baron moet die brief eveneens lezen, maar zonder dat hij hem ter hand wordt gesteld). Onze vriend, de Baron, heeft zich volledig in de leugen verstrikt; daar moet een eind aan komen. Het is niet tevergeefs dat er velen hangen. 1. “De Baron” = Netchajev. |