Home
Camus over Netchajew
Uit: L'Homme Révolté, 1952,
Nederlandse vertaling: De mens in
Opstand,
Amsterdam, De Bezige Bij, 1965, 3e druk.
Bakoenin wenste ongetwijfeld de totale vrijheid, die hij echter
meende te kunnen bereiken na en door een totale vernietiging. Alles
vernietigen betekent bereid zijn, alles van de grond af op te bouwen.
Maar wie heel het verleden afwijst en er niets van wil behouden dat de
revolutie zou kunnen dienen, veroordeelt zichzelf, pas in de toekomst
instemming en rechtvaardiging te vinden en moet, in afwachting daarvan,
de politie opdracht geven, de voorlopige stand van zaken te
rechtvaardigen. Bakoenin kondigde de dictatuur aan, niet gericht tegen,
maar overeenkomstig zijn verlangen naar de vernietiging. Op deze weg
kon niets hem tegenhouden, want in de vuurgloed der ontkenning waren
ook de ethische waarden verteerd. Door zijn Bekentenis aan
de tsaar, naar het uiterlijk onderdanig en geschreven in het verlangen,
uit de gevangenis vrijgelaten te worden, voert hij openlijk het
dubbelzinnig element in de revolutionaire politiek in. In zijn Catechismus
van de Revolutionair, naar men aanneemt
geschreven in Zwitserland in samenwerking met Netchajew, geeft hij aan
dit politieke cynisme een vorm. Al heeft hij dit later weer afgezworen,
het is toch op de revolutionaire beweging blijven drukken, wat
Netchajew op uitdagende wijze geïllustreerd heeft.
Deze Netchajew, een minder bekende en veel geheimzinniger figuur dan
Bakoenin, is voor ons onderwerp van nog grotere betekenis. Hij heeft de
samenhang van het nihilisme tot het uiterste doorgedacht. Op innerlijke
tegenstrijdigheid kan men deze geest bijna niet betrappen. Omstreeks
1866 duikt hij op in de milieus der revolutionaire intelligentsia; hij
sterft, vergeten, in januari 1882. In deze korte spanne tijds heeft hij
allen bekoord die met hem in aanraking kwamen: de studenten in zijn
omgeving, Bakoenin zelf en de revolutionaire émigrés, tot zelfs de
cipiers van zijn gevangenis, die hij met zijn propaganda tot een dwaze
samenzwering wist te bewegen. Bij zijn verschijning in deze milieus
staat zijn denken reeds vast. Als hij op Bakoenin zulk een fascinerende
invloed heeft kunnen uitoefenen, dan was dat omdat deze in hem
herkende, wat hij zelf had aanbevolen te zijn en wat hijzelf ook, tot
op zekere hoogte, had willen zijn. Netchajew had zich niet tevreden
gesteld met te zeggen dat men zich diende aan te sluiten 'bij de woeste
wereld van bandieten, de enige werkelijk revolutionaire wereld van
Rusland', noch voor de zoveelste maal als Bakoenin te schrijven dat
voortaan de politiek de godsdienst en de godsdienst de politiek zou
zijn. Hij wilde zijn, en hij was ook de onbarmhartige monnik van een
verbeten revolutie; zijn droom was geweest een dodelijke orde te
grondvesten, die de zwarte godheid zou voorbereiden en doen zegevieren,
waarvan hij de dienaar wenste te zijn.
Hij heeft echter niet volstaan met over de universele vernietiging
koelbloedige betogen te houden; hij eiste, en daarin was hij
oorspronkelijk, voor de revolutionair het 'Alles is geoorloofd'. 'De
revolutionair is bij voorbaat al veroordeeld. Hij mag zaken noch wezens
liefhebben, hij zou zelfs zijn naam moeten afleggen. Alles in hem moet
zich in deze ene hartstocht samentrekken: de revolutie.' Indien immers
de geschiedenis, afgezien van elk beginsel, slechts bestaat uit de
strijd tussen revolutie en contra-revolutie, kan men alleen maar een
van beide volkomen aanhangen, in dood of opstanding. Netchajew denkt
deze logica tot het einde door; hij is de eerste die de revolutie
nadrukkelijk scheidt van liefde of vriendschap.
Hier worden de consequenties zichtbaar van de rechtlijnige psychologie,
die in het Hegeliaanse systeem aan de dag treedt. Hegel had wel
aangenomen dat de bewustzijns elkaar kunnen erkennen in de liefde,
alsook in de bewondering, waarin het woord 'meester' zijn volle
betekenis krijgt van de meerdere die schept, niet vernietigt. Toch had
hij dit 'verschijnsel' niet in zijn analyse willen betrekken, omdat hij
er de voorkeur aan had gegeven, de bewustzijns te tonen in een strijd
van blinde krabben, in het duister om zich heen tastend op het zand der
zeeën om elkaar aan te grijpen tot een strijd op leven en dood. Bij hem
is geen plaats voor dat andere, ook gerechtvaardigde beeld van
schijnsels, die elkaar moeizaam zoeken in de duisternis en zich
eindelijk tot een groot en machtig licht samenbundelen. Wie elkaar
beminnen weten dat de liefde niet uitsluitend is een verblindend licht,
maar ook een lange en smartelijke strijd in de duisternis, waarin men
elkaar ten slotte in het ware wezen herkent en aanvaardt: de werkelijke
liefde is even geduldig als de haat. De eis tot gerechtigheid is
overigens volstrekt niet de enige, die in de loop der eeuwen de
revolutionaire hartstocht gerechtvaardigd heeft, want deze hartstocht
berust ook op de smartelijke eis tot een liefde en vriendschap voor
allen, zelfs en vooral tegenover een vijandige hemel. Wie voor het
recht en de gerechtigheid sterven, hebben zich altijd 'broeders'
genoemd. Hun geweld staat in dienst van de gemeenschap der onderdrukten
en is steeds gericht tegen de vijand. Maar zodra de revolutie de enige
waarde wordt, eist deze alles voor zich op, eist ook, dat men zijn
vriend verraadt en offert. Dan staat het geweld in dienst van een
abstracte idee en wordt tegen allen gekeerd. Als 'de bezetenen' aan de
macht komen, wordt de revolutie belangrijker dan al het andere, ook
belangrijker dan de mensen, die door de revolutie gered moesten worden
en belangrijker dan de broederschap. Had deze tot nu toe alle
mislukkingen in hoger licht doen stra1en, nu werd ze uitgebannen en als
nutteloos terzijde gesteld tot het nog verre en onzichtbare ogenblik
der overwinning.
Zo spreekt Netchajew uit dat ook het geweld, dat broeders wordt
aangedaan, gerechtvaardigd is. Samen met Bakoenin stelt hij de Catechismus
van de Revolutionair op, maar als deze hem, in een ogenblik van
zinsverbijstering, opdracht heeft gegeven in Rusland een Revolutionaire
Europese Unie te vertegenwoordigen, die slechts in zijn verbeelding
bestaat, dan begeeft Netchajew zich inderdaad naar Rusland en sticht
daar zijn Genootschap van de bijl, waarvoor hij de statuten
ontwerpt. Hierin vindt men het geheime centrale comité, waaraan alle
leden onvoorwaardelijke en totale gehoorzaamheid moeten zweren.
Ongetwijfeld was dit onvermijdelijk voor alle militaire of politieke
actie, maar Netchajew deed meer dan de revolutie militariseren, toen
hij bepaalde dat de leiders het recht hebben, tegenover hun
ondergeschikten gebruik te maken van leugen en geweld. Hij begint al
met een leugen als hij zich de afgevaardigde noemt van een centraal
comité dat nog niet bestaat en als hij veler aarzeling tracht te
overwinnen met de verzekering dat hij over onbeperkte middelen
beschikt. Hij gaat nog verder als hij de revolutionairen in klassen
indeelt en bepaalt, dat de leiders te allen tijde het recht hebben, de
volgelingen te beschouwen als 'een kapitaal waarover ze de beschikking
hebben'. Wellicht hebben alle leiders van revoluties, die de
geschiedenis gekend heeft, deze gedachte gehad, maar niemand had die
nog uitgesproken; tot Netchajew had in elk geval nog niemand dit
beginsel als gedragslijn durven nemen. Geen enkele revolutie had nog
vooropgesteld, dat de mens als een instrument gebruikt mag worden. Men
had tot dusver zijn aanhangers geworven door een beroep te doen op hun
moed, op hun opofferingsgezindheid. Netchajew verkondigt dat men
dreiging en terreur mag gebruiken om de aarzelenden in de rijen te
brengen, dat men bedriegen mag wie in de beweging hun vertrouwen hebben
gesteld. Zelfs wie aarzelt kan men nog gebruiken als men hem
systematisch dwingt, gevaarlijke daden te volbrengen. En daar men het
volk, dat onderdrukt wordt, eenmaal voorgoed wil bevrijden, mag men het
nu nog meer onderdrukken. Wat de levenden van nu op die manier
verliezen, zal anderen later ten goede komen. Men moet de regeringen
dwingen tot grotere onderdrukking, de meest gehate regeerders ongemoeid
laten; het geheime genootschap moet z'n best doen, het lijden en de
ellende van de massa te vergroten.
Hoewel deze fraaie beginselen in onze tijd hun volle betekenis
hebben gekregen, heeft Netchajew er nooit de verwerkelijking van kunnen
zien. Wel heeft hij getracht, ze in praktijk te brengen bij de moord op
de student Iwanow, welke moord zozeer tot de verbeelding sprak dat
Dostojevski er een van zijn thema's van de Bezetenen van
heeft gemaakt. Iwanow, wie men alleen maar kon verwijten dat hij
twijfelde aan het Centrale Comité waarvan Netchajew zich de
gedelegeerde noemde, verzette zich tegen de revolutie omdat hij zich
verzette tegen de man, die zich met de revolutie geïdentificeerd had.
Dus moest hij sterven. 'Welk recht hebben wij, een mens te doden?'
vraagt Oespenski, een der kameraden van Netchajew. 'Het gaat hier niet
om een recht, maar om onze plicht, alles uit de weg te ruimen wat onze
zaak kan schaden.' Zodra de revolutie de enige waarde wordt, bestaan er
inderdaad geen rechten meer; dan bestaan nog slechts plichten. En aan
die plichten ontlenen de leiders alle rechten. In naam van de zaak
waarvoor hij strijdt lokt Netchajew, die nog nooit een tiran gedood
heeft, Iwanow in een hinderlaag en vermoordt hem. Dan verlaat hij
Rusland en zoekt Bakoenin op, die zich verontwaardigd van hem afkeert
en zijn 'weerzinwekkende taktiek' veroordeelt. 'Hij is langzamerhand
tot de overtuiging gekomen,' aldus Bakoenin, 'een onverwoestbare
maatschappij te kunnen stichten op de grondslag van het politieke
stelsel van Macchiavelli en met behulp van het systeem der jezuïeten:
het lichaam dwingen door geweld, de ziel door de leugen.' Inderdaad, zo
is het, maar in welks naam kan men deze taktiek weerzinwekkend noemen
als de revolutie, zoals Bakoenin meende, het enige goede is? Netchajew
heeft zich volkomen in dienst van de revolutie gesteld, hij dient niet
zichzelf, maar alleen de zaak. Als hij uitgeleverd wordt, geeft hij
zijn rechters niets toe. Veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2
jaar, weet hij in die gevangenis nog macht uit te oefenen, organiseert
de cipiers in een geheim genootschap, ontwerpt plannen de tsaar te
vermoorden en wordt opnieuw veroordeeld. Als hij na vijftien jaren van
eenzame opsluiting in een vesting sterft, heeft hij met zijn leven van
revolutionair het ras van de grote heren der revolutie ingewijd, die
voor het leven geen eerbied hebben.
* * *
|