HomeASTERN MICHIGAN UNIVERSITYDEPARTMENT OF HISTORY AND PHILOSOPHYWalter Moss, ProfessorPh. D., Georgetown University, 1968DE DOSTOJEVSKI’S IN GENÈVE In 1867, een paar weken na hun aankomst in Genève, woonden het echtpaar Dostojevski een zitting bij van het Congres van de Liga voor Vrede en Vrijheid, dat bijeengeroepen was temidden van de angst voor een mogelijke Frans-Pruisische oorlog. Wat een verschil met de militaire parade die Napoleon III net een paar maanden eerder in Longchamp had gehouden ten overstaan van Alexander II en Wilhelm van Pruisen! In plaats van vorsten die troepen inspecteerden, waren dit vooraanstaande sterren die militarisme en oorlog veroordeelden. De meest beroemde onder hen was Garibaldi, de romantische voorvechter voor de Italiaanse onafhankelijkheid en eenheid en een symbool van hoop voor de onderdrukte volkeren in heel Europa en zelfs daarbuiten. Op de dag dat hij in Genève arriveerde bevonden de Dostojevski’s zich onder de grote menigte die stond te wachten langs de brede en rechte Rue du Mont Blanc, waarlangs, volgens plan, de route leidde die Garibaldi naar zijn hotel zou voeren, vlakbij de noordkant van de Mont Blanc brug. Vlagen en wimpels versierden sommige hotels en andere gebouwen langs de straat. Op het laatst hoorde men een kanonsschot en het gefluit van de locomotief. Na enige tijd verscheen Garibaldi temidden van een lange stoet gilden, verenigingen, en organisaties die opgemarcheerd waren om hem te ontmoeten en hem naar zijn hotel te vergezellen. De groepen droegen hun kleurrijke vlaggen en banieren, en er speelden een aantal muziekgroepen. De zon daalde al boven het meer van Genève. Garibaldi reed in een open koets getrokken door vier prachtige paarden. Beide Dostojevki’s, die zich beiden op een andere plek onder de menigte bevonden, vonden dat hij een vriendelijk en sympathiek gezicht had. De zestigjarige revolutionair was gekleed op zijn eigen unieke manier: rood overhemd, blauwe broek en een gestreepte poncho. Als antwoord op de juichende menigte, stond hij rechtop in de koets en boog en wuifde met zijn hoed van de ene naar de andere kant. De dag daarop richtte Garibaldi zich in het Palais Electoral op de Place Neuve tot het Vredescongres. Hij riep alle volkeren op om het despotisme ten val te brengen en een democratie te vestigen, waarbij hij uiteenzette dat alleen de democratie een einde aan de oorlog kon maken. De meest schadelijke van alle sekten was volgens hem het pausdom, dat nog steeds een geheel verenigd Italië verhinderde. Hij hoopte dat in de toekomst de democratische landen afgevaardigden voor het Congres zouden kiezen en dat het de oorlog zou beëindigen door als scheidsrechter te fungeren bij alle twisten.
Nadat hij meer dan vier jaar eerder Londen had verlaten en het hem niet was gelukt om Polen binnen te komen, had Bakoenin een paar maanden in Stockholm doorgebracht, waar zijn vrouw, Antonia, zich uiteindelijk bij hem had gevoegd. Daarna waren ze naar Italië gegaan, waar Antonia, met zijn medeweten en in overeenstemming met de revolutionaire principes die hij huldigde, een van de Italiaanse vrienden van haar echtgenoot als minnaar nam. In 1866 schetste hij als een van zijn revolutionaire doeleinden het volgende: “Het religieuze en burgerlijke huwelijk moet vervangen worden door het vrije huwelijk. Volwassen mannen en vrouwen hebben het recht om zich naar eigen goedvinden met elkaar te verbinden en uiteen te gaan….Met de afschaffing van het erfrecht en de zekerheid dat de kinderen door de maatschappij worden opgevoed, zullen alle wettige redenen voor de onverbrekelijkheid van het huwelijk verdwijnen….In het huwelijk moeten mannen en vrouwen een absolute vrijheid genieten.” Op deze tweede dag van het Vredescongres, sprak Bakoenin in rap Frans zonder aantekeningen. Hij vertelde zijn toehoorders dat er alleen vrede zou kunnen komen, na de vernietiging van de grote gecentraliseerde staten, omdat zij het nationalisme en militarisme koesterden. Op hun as zou dan een systeem van vrije federale gemeenschappen kunnen worden gevestigd. De gemeenschappen konden zichzelf dan tot provincies vormen, de provincies tot naties en de naties tot een ongebonden aaneengesloten Verenigde Staten van Europa. Zij toespraak werd met een warm gejuich ontvangen. Op dezelfde dag dat Bakoenin zijn voordracht hield, spoedde Dostojevski zich naar Ogarev, die op dat moment met zijn minnares Mary Sutherland in een voorstad van Genève woonde. Een paar maanden daarvoor had Ogarev ingestemd met het idee van Herzen om de activiteiten van de Kolokol zes maanden op te schorten, en Herzen was vervolgens vertrokken om zich bij Natalia Ogareva en hun dochter Liza in Nice te voegen. Hij dacht onder andere dat de mensen op het Congres zich niet alleen te vijandig tegenover de Russische regering, maar ook tegenover het land zelf zouden opstellen. En Herzen geloofde nog steeds dat het socialistische potentieel van het Russische volk groter was dan dat van de massa in het Westen. Ogarev nam echter deel aan het Congres, en werd samen met Bakoenin gekozen tot een van de twee Russische afgevaardigden bij het uitvoerende comité. Ogarev moedigde Dostojevski aan het Congres bij te wonen. De volgende dag gingen Dostojevski en Anna op weg naar het Palais Electoral. Op dat moment bestond hun appartement uit verschillende huurkamers op de tweede verdieping van een hoekhuis met vijf etages, niet ver van de Rue du Mont Blanc. Vanuit een van de ramen konden zij het Isle Rousseau zien. Links van het eiland lag het meer en rechts het snelstromende water van de Rhône, die uit het meer stroomde. Om bij het Congres te komen, moesten ze over een van de bruggen die de Rhône overspande en dan rechtdoor langs de westkant van het oudste gedeelte van Genève. Het grote Palais Electoral was van binnen versierd met vlaggen en wapens van de Zwitserse Kantons. Omdat er een afgescheiden zitgedeelte voor vrouwen was, zaten de Dostojevski’s gescheiden van elkaar. Hij vond de toespraken van die dag ongelofelijk stompzinnig. Hij was vooral ontdaan over de mensen die vrede tot stand wilde brengen door vernietiging van het christelijke geloof en de regeringen van de Grote Machten. Hij sprak zijn afkeuring uit over het ‘gepeupel’ dat de arbeidersklasse wilde ophitsen, het kapitaal wilden afschaffen en alle eigendom gemeenschappelijk wilde verklaren. Anna gaf ook niets om de toespraken. Later maakte het stel ruzie en Dostojevski weet dat aan het feit dat ze het Vredescongres hadden bijgewoond, waar gedelegeerden kibbelden en revolutionairen het meer over een oorlog tegen kerken en regeringen hadden dan over vrede. Wat de reden of redenen voor de ruzie van echtpaar ook moge zijn geweest, Anna was in tranen. Al met al was het niet een erg aangename dag, vooral niet omdat het haar eenentwintigste verjaardag was. Dostojevski's mening over het Congres was nauwelijks objectief of onpartijdig, maar ook anderen hadden kritiek. Sommige afgevaardigden en waarnemers, zoals veel Genèvers, waren katholiek en waren ontdaan over de aanval op het pausdom door Garibaldi, die de stad al weer had verlaten en voor het jaar om was, met zijn troepen tegen die van de paus zou optrekken. Anderen bij het Congres waren ontsteld over de socialistische en anarchistische toon van de toespraken. Iemand die meer tevreden was met het Congres was Bakoenin. Gedurende het daaropvolgende jaar deed hij, als lid van het centrale comité van de Liga, erg zijn best om het naar zijn eigen opvattingen over te halen. Hij formuleerde dat in een stuk, dat hij in die periode schreef, met de titel Federalisme, Socialisme en anti-Theologie. Hij en Anna vestigden zich aan de overkant van het meer van Genève, eerst in Vevey en later in Clarens, waar Tolstoj tien jaar daarvoor had gewoond. In beide plaatsen vonden de Bakoenins baat bij minstens een Russische weldoenster. Af en toe reisde hij naar Bern voor bijeenkomsten van het centrale comité van de Liga. Hij sloot zich ook aan bij de Internationale Arbeidersbond van Karl Marx, en probeerde daar tevergeefs het leiderschap van Marx aan te vechten, door te opperen dat de Internationale zich aan zou moeten sluiten bij de Liga. Op het tweede Congres van de Liga in september, bedankte hij echter voor de Liga, samen met een aantal aanhangers, de Italiaanse minnaar van Antonia inbegrepen. De meerderheid van het Congres had Bakoenins radicale ideeën niet aanvaard en hij kam tot de conclusie dat het nutteloos was om bij een organisatie te behoren, die het afschaffen van de klassen en de economische en sociale gelijkheid van de mensheid toch niet zou aanvaarden. De Dostojevski’s bleven nog ongeveer negen maanden langer in Genève, maar het schijnt dat zij Bakoenin zelden hebben opgezocht. Anderzijds was Ogarev, ondanks zijn radicale politieke ideeën een welkome gast. Hij bracht soms boeken of kranten voor hen mee, en hij was vooral gesteld op de zwangere Anna en bejegende haar met een vaderlijke genegenheid. Hij leenden hen zonodig geld en gaf hen raad in allerlei praktische zaken, ook welke dokter ze moesten bezoeken. Behalve Ogarev, hadden de Dostojevski’s geen echte vrienden in Genève. Ze waren gesteld op hun oude ongetrouwde hospita’s, maar niet op inwoners van Genève in het algemeen. In zijn brieven naar vrienden in Rusland klaagde Dostojevski over het zelfingenomen en trotse karakter van de inwoners van de stad, maar ook over de stadsdronkaards. Herzen had ook weinig op met de burgers van Genève. Hij vond hen te kil, te vervuld van de geest van Calvijn, te zeer bezig met het in veiligheid brengen van hun ziel of geld, te bourgeois. Hij beklaagde de kerken zonder versiering van Genève, zijn democratie zonder gelijkheid, zijn vrouwen zonder schoonheid en zijn bier zonder smaak. Beide mannen overdreven zonder twijfel en leden aan heimwee naar de meer uitgelaten en emotionele Russische manier van leven. Dostojevski klaagde ook over het weer en de bise, een koude wind die langs de bergen naar beneden woei. Gewend als ze waren aan de warmere appartementen in Rusland, leken hun kamers die herfst vreselijk koud. Medio december verhuisden ze naar een warmer appartement in de Rue du Mont Blanc, naast de Engelse Kerk. Ondanks het feit dat hij Genève saai, mistroostig, lelijk en deprimerend vond, had Dostojevski er voor een deel voor gekozen in verband met de toestand van Anna. Het leek een veilige plek, ver van enige oorlogsdreiging, en een plek waar zijn Frans voldoende zou zijn om te communiceren, vooral als er een onvoorziene situatie, veroorzaakt door Anna’s zwangerschap, zou optreden. Tot slot vond hij de stad ook inspirerend voor het schrijven. Het kostte hem echter enige tijd voordat hij iets tot stand kon brengen wat hij de moeite waard vond. Eind oktober had hij nog steeds last van frequente epileptische insulten, waardoor hij daarna dagenlang niet kon werken. Maar begin januari waren de aanvallen in frequentie afgenomen en had hij Katkov, het eerste deel van een nieuwe roman, De Idioot, voltooid en naar zijn uitgever gestuurd. Hij hoopte in het boek een “zelfbewuste eerste-klas mens” te schetsen, een nederige Christusachtige figuur, die echter door sommige van de andere personages in de roman als een dwaas zou worden beschouwd. Dat was zijn Vorst Myshkin, “de idioot” uit de titel. Ondanks Dostojevski’s geboeidheid, met momenten van diepe concentratie en ongewoon en bizar gedrag, waardeerde hij en had hij voor zijn schrijven doorgaans behoefte aan een regelmatige en geordende routine. Anna, met haar kalme en betrouwbare karakter, bleek wat dat betreft een uitstekende hulp. Hij schreef tot laat in de nacht, werd ‘s ochtends laat wakker, ontbeet met Anna, en werkte dan door tot laat in de middag, waarna ze dan gingen eten. Na het eten ging hij vaak in zijn eentje naar een café voor een kop koffie en om de kranten te lezen, ook een paar uit Rusland. Hij was bijzonder geïnteresseerd in het Russische nieuws over het nieuwe jurysysteem en de ontwikkelingen bij de spoorwegen, beiden zaken die hij krachtig steunde. ’s Avonds keken ze soms rond in de dure winkels van de stad, en wees hij op dingen die hij voor haar zou kopen als ze rijk zouden zijn. Helaas was echter het tegenovergestelde het geval, en vaak liepen ze overdag naar het postkantoor in de hoop dat er geld uit Rusland zou zijn aangekomen. ’s Avonds in hun appartement stak hij dan de kachel aan, dronken ze koffie en las hij haar voor uit De Idioot, of dan lazen ze wat, vooral Franse schrijvers. Hugo, Balzac en George Sand waren een aantal van zijn favoriete schrijvers, en hij wees Anna bij het lezen de weg. Hun baby werd eind februari verwacht, en beiden keken zeer verlangend uit naar de gebeurtenis. Hij wilde heel graag vader worden en meemaken, wat hij hoopte dat de warmte van een gezinsleven was. Anna maakte kleertjes voor de baby, en nadat hij de kranten had uitgelezen, liep hij vaak door het oude gedeelte van de stad, die aan de overkant van de Rhône lag, naar de straat waar de vroedvrouw woonde die Anna zou bijstaan. Hij wilde er zeker van zijn dat hij het huis kon vinden tegen de tijd dat zijn vrouw zou bevallen. Om daar te komen moest hij dan een steile heuvel beklimmen en het leek dat dat daardoor zijn astma verergerde, waar hij toen net last van begon te krijgen. Het feit dat hij een straffe roker was droeg ongetwijfeld bij aan zijn probleem. Begin maart, op een regenachtige en winderige dag, kreeg Anna weeën, maar Dostojevski sliep en moest nog bijkomen van een epileptische aanval. Hij was niet in staat om de vroedvrouw te gaan halen. Anna voelde zich hulpeloos en alleen. Ze bad. Buiten maakten de bomen een hevig kabaal. Tegen de ochtend was Dostojevski voldoende opgeknapt om naar buiten te gaan, maar haar weeën zouden lang duren, drieëndertig uur. Dostojevski slaagde erin om ervoor te zorgen dat de vroedvrouw en de zuster tijdens de benarde laatste uren beschikbaar waren. Op 5 maart, om ongeveer vijf uur ‘s ochtends werd een meisje geboren. Ze noemden haar Sophia, maar gebruikten de meer gangbare roepnaam Sonja, naar zowel de heldin uit Misdaad en Straf, als Dostojevski’s lievelingsnicht, de dochter van zijn zuster Vera. De vroedvrouw vertelde dat ze nog nooit zo’n bange en opgewonden aanstaande vader had meegemaakt. Anna’s beproeving was echter voorbij, en hij was dol op zijn dochtertje, wiegde haar en zong voor haar en hielp Anna met de baby in bad doen. Ongeveer twee weken voor de geboorte van de kleine Sonja, kreeg Nicholas Ogarev een epileptische aanval, toen hij op een avond buiten was, viel in een greppel en brak zijn been. Herzen keerde vanuit Nice terug naar Genève om een paar maanden bij zijn vriend te kunnen zijn. Ogarev woonde nog steeds samen met Mary Sutherland in de naburige voorstad Lancy. In januari had Herzen het publiceren van de Kolokol hervat, maar er bleken maar weinig mensen meer te zijn die daar nog in geïnteresseerd waren. Op twee april schreef Dostojevski aan een vriend dat hij op straat Herzen tegen het lijf was gelopen en dat ze tien minuten lang op een ‘vijandige maar beschaafde toon’ met elkaar hadden gesproken en geschertst. Sinds Dostojevski zes jaar daarvoor Herzen in Londen had bezocht, waren ze elkaar nog maar een keer tegengekomen, in het jaar volgend op het bezoek in Londen. Het was op een stoomboot van Napels naar Genua. Dostojevski was in gezelschap van Appolonaria Soeslova en Herzen was daar met een aantal van zijn kinderen. Appolinaria kende al een paar van de jonge Herzens. De avond daarop dineerden Dostojevksi en Apollinaria samen met de Herzens in Genua. In de jaren na die ontmoeting waren de ideeën van Dostojevski in toenemende mate vijandig geworden ten opzichte van ideeën zoals die van Herzen. Terwijl beiden trots waren op de Russische boer en op vele manieren kritisch stonden tegenover Westerse maatschappijen, was Dostojevski nationalistischer geworden dan ooit, Hij schreef aan zijn vrienden over de superioriteit van de Russische Orthodoxie en over de noodzaak om Ruslands oppergezag over de hele Slavische wereld tot stand te brengen en over de voor Rusland militair-politieke noodzaak om het spoorwegnet uit te breiden en nieuwe vuurwapens te ontwikkelen. En hij prees de grootheid van Alexander II – “hij heeft bijna nog meer voor Rusland gedaan dan al zijn voorgangers bij elkaar” – en benadrukte het absolute belang van de liefde die het Russische volk voor hem koesterde. Het was dus niet verwonderlijk dat hij niet langer met Herzen kon praten zonder vijandige gevoelens te koesteren voor deze man, die kritiek had op de autocratie, op een streng gecentraliseerde Russische regering, op de Russische Orthodoxie en het Russische militarisme. Het was wel ongewoon dat Dostojevski wel enige genegenheid voor Ogarev had, wiens ideeën zelfs nog radicaler waren dan die van Herzen. Maar dan was daar die epileptische en alcoholische Ogarev – die “aardige, vriendelijke en hartelijke ouwe beer,” zoals Natalia Herzen hem beschreef – iemand die je nauwelijks niet aardig kon vinden. Het was voor Dostojevski eenvoudiger om een hekel te hebben aan de rijkere, meer aristocratische en meer cynische Herzen. Gedurende de maand mei staken de Dostojevski’s vaak de brug over om te gaan wandelen in de Jardin des Anglais, een aangenaam openbaar park aan de zuidoever van het meer. De kleine Sonja zat in haar wagentje en het weer was ongewoon fraai. Ondanks hun doorlopende financiële zorgen, heimwee, en de problemen die hij had met het voltooien van De Idioot, waren ze op deze mooie dagen gelukkig met het bezit van zo’n prachtige baby. Anna was ook nog extra gelukkig omdat haar moeder die maand voor de doop van Sonja uit Rusland was overgekomen. Op zekere dag, tijdens het familiewandelingetje in de Jardin
des Anglais, stak opeens de wind op en liep Sonja blijkbaar een kou op.
Die avond begon ze te hoesten en haar temperatuur schoot omhoog. Haar
ouders haastten zich om een dokter te vinden. Bijna een week lang
bezocht de dokter haar elke dag, en verzekerde haar bange ouders dat ze
vooruitging. Maar dat deed ze niet. Op 24 mei 1868 stierf ze.
Dostojevski huilde onstuitbaar en overdekte gezicht en handen van de
dode Sonja met kussen. Een paar dagen later, na een kerkdienst in een
klein, pas gebouwd Russisch Orthodox kerkje, begroeven ze haar op
kerkhof van Plainpalais, in haar witte kleren. Na een paar weken,
waarin ze bloemen naar haar graf brachten en huilden, konden ze
Genève niet langer verdragen. Ze vertrokken naar Vevey, aan de
overkant van het meer van Genève. NETCHAJEV, BAKOENIN, EN DE LAATSTE DAGEN VAN HERZENOngeveer negen maanden na het vertrek van het echtpaar Dostojevski uit Genève, arriveerde een eenentwintigjarige Russische radicaal met de naam Sergej Netchajev in de stad. Hij was van een gemiddelde lengte en gewicht en bezat een overvloed aan energie. Voor sommigen duidden zijn samengeknepen lippen en donkere ogen op het sinistere karakter van de man. Anders dan Ogarev en Bakoenin, die hij beiden spoedig zou ontmoeten, kwam hij niet uit adellijke klasse. Zijn vader werkte als bewaker en schilder van verkeersborden in en rond Ivanovo, een klein Russisch textielstadje. Hij stond al vijandig tegen de lokale adel, toen hij in 1865 zijn geboortestad verliet en naar Moskou trok. Daar werkte hij kortstondig als kopiist voor de geschiedschrijver Pogodin voordat hij verder trok naar de hoofdstad, waar hij een baan als onderwijzer kreeg. Bijna drie jaar was St. Petersburg zijn verblijfplaats. Hij was getuige van de reactionaire krachten, die werden gesymboliseerd door de onderzoekscommissie van Moeraviev en de benoeming van verschillende nieuwe mensen op sleutelposities. Een daarvan was de nieuwe Minister van Onderwijs, Dimitri Tolstoj, die in het jaar volgend op zijn benoeming nieuwe regels uitvaardigde om de rechten van de studenten te beknotten. Deels als reactie op deze verdere beknottingen, werden de studenten, die tegen het midden van het decennium wat waren bedaard, in 1868 en 1869 weer actiever. Het aantal illegale kringen en bijeenkomsten nam beduidend toe. En Netchajev, die zich liet inschrijven als hoorstudent, werd onder hen actief. Tegen die tijd had zijn wrok tegen de geprivilegieerde klasse en zijn dorst naar kennis, samen met de radicale invloeden van de hoofdstad, ertoe bijgedragen dat hij revolutionaire ideeën kreeg. Door zijn lezen en persoonlijke contacten raakte hij vertrouwd met de revolutionaire litteratuur en met de Russische revolutionaire traditie van de Decembristen, de Petrashevsky-kring, Herzen, Ogarev, Bakoenin, Chernyshevsky, Dobrolyoebov, en Karakozov. Ondanks Herzen's veroordeling van de moordaanslag op Karakozov, had de schrijver en uitgever bijgedragen aan zijn bijzetting in het pantheon van de revolutionaire martelaren door aan aantal verhalen te publiceren over zijn heldhaftig gedrag tijdens zijn gevangenschap. Netchajev las die artikelen in de Kolokol. Hij voelde zich in het bijzonder aangetrokken tot de meer samenzweerderige en gewelddadige vorm van revolutionaire activiteiten. Hij wilde een man van de daad zijn en niet alleen maar praten. Begin 1869, nadat het hem duidelijk was geworden dat de politie op de hoogte was van enige van zijn radicale activiteiten, waar ook een petitie onder viel, besloot Netchajev Rusland tijdelijk te verlaten. Voordat hij illegaal het land verliet, deed hij echter een heleboel moeite om zijn radicale kennissen de indruk te geven dat hij was gearresteerd. Eind maart opende Ogarev een brief met het verzoek, van iemand die net uit de Peter en Paul vesting was ontsnapt, om Herzen een boodschap te laten drukken voor de Russische studenten. De boodschap riep de studenten, die in verbinding stonden met andere radicale groeperingen, op om deel te nemen aan een aanhoudend gevecht met de reactionaire krachten. Hij beloofde daarin dat zij, wat voor offer het ook zou kosten, uiteindelijk wraak zouden nemen. De brief was van Netchajev, die kort daarna zelf in Genève aankwam en tegenover Ogarev en Bakoenin de leugen herhaalde dat hij opgesloten was geweest in de Peter en Paul vesting.
Bakoenin was zelfs nog enthousiaster over Netchajev dan Ogarev. Gedurende het voorafgaande half jaar, volgend op het neerleggen van zijn functie bij de Liga voor Vrede en Vrijheid, had Bakoenin op zijn eentje een nieuwe nogal amorfe organisatie gevormd, de Internationale Sociaaldemocratische Alliantie, die aanvankelijk niet meer dan ongeveer honderd leden schijnt te hebben geteld. Hij ging ook een actievere rol spelen onder de Zwitserse leden van de door Marx geleide Internationale Arbeidersbond. Hij hoopte een groot aantal van hen te werven voor zijn eigen Alliantie, waarbij hijzelf en zij dan tegelijkertijd lid zouden blijven van de Internationale, waar hij meer invloed op probeerde te krijgen. Ondanks enig succes kwam hij echter tot de conclusie dat de Zwitserse jeugd te reactionair en de arbeiders te bourgeois waren. Waar bleef het vuur van de revolutionaire jeugd? Op dat moment verscheen Netchajev. In de ogen van de vierenvijftigjarige Bakoenin leek hij onverschrokken en vol jeugdige energie. Een denker als Bakoenin voelde zich steeds aangetrokken tot wilskrachtige en daadkrachtige mensen, die mogelijk konden bijdragen aan het vervullen van zijn idealen, zoals zijn eerdere bevlieging in Siberië met generaal Moeraviev-Amoerski al had laten zien. Bakoenin hoopte nu dat hij door middel van Netchajev van een afstand de revolutionaire beweging in zijn geboorteland zou kunnen sturen. Netchajev gaf Bakoenins eigen revolutionaire idealen nieuwe kracht, en personifieerde en symboliseerde ze. ‘Hoezeer, hoe hartstochtelijk, hoe innig raakte hij,’ zo schreef Bakoenin, ‘gesteld’ op deze jonge radicaal en hoe vertrouwde hij hem. Een andere oude radicaal, die niet onder de indruk was van de ‘jongen,’ zoals Ogarev en Bakoenin Netchajev noemden, was Herzen. Uit Ogarevs artikelen en brieven die hij in Nice ontving was het voor Herzen duidelijk dat Netchajev zijn oude vriend tot een extremere retoriek aanzette. Begin mei kwam Herzen zelf aan in Genève om Ogarev en een paar andere vrienden op te zoeken. Voor het grootste deel van de daaropvolgende anderhalve maand verbleef hij daar, eerst in het Hotel de la Couronne en vervolgens in een pension. Hij ontdekte dat Bakoenin, hoewel hij nog steeds redelijk gezet was, wat was afgevallen, en dat hij als een locomotief werkte, maar dan wel een ontspoorde. Herzen ontmoette ook Netchajev en vond hem onaangenaam, en gebruikte in verband met hem zelfs het woord reptiel. Tegen het jaar 1869, was Herzen meer dan ooit op zijn hoede voor het radicalisme van Bakoenin en was bang dat de invloed van Netchajev de kloof tussen hen alleen maar zou vergroten. Bakoenin wilde al meteen een algemene opstand van het Russische volk, die geleid moest worden door dappere jonge mensen, die de Russische universiteiten en hun pseudo-onderwijs in de steek moesten laten en bandietenrebellen onder de boerenmassa’s moesten worden. Hij vertrouwde erop dat uit de vernietiging van de oude maatschappij en de regering die haar steunde, een nieuwe, vrije en egalitaire orde, zonder enige vorm van gecentraliseerde regering, kon worden gevormd. De Geneefse proclamaties van Netchajev duidden er echter niet alleen op dat er bloed moest vloeien, maar leken dat zelfs in het vooruitzicht te stellen. "Vergif, mes, strop....de revolutie stelt alles evenzeer in dienst van dit gevecht,” schreef hij. Herzen vond die ideeën van Bakoenin en Netchajev onzin. Hij dacht nu dat als aan de oude orde van zijn tijd, of het nu in Rusland was of in West Europa, door geweld een eind zou worden gemaakt, de nieuwe orde ook met geweld zou worden ingesteld en gehandhaafd. De socialistische maatschappij die hij wilde, kon alleen maar gerealiseerd worden na een geleidelijke voorbereiding, nadat het aangeboren conservatisme van de massa door opvoeding en tijd was overwonnen. Meer dan ooit pleitte hij nu voor redelijkheid en begrip, en niet voor vernietiging en bloedvergieten. Herzen was echter niet in staat om Bakoenin of Ogarev te overtuigen van de gevaren van Netchajevs invloed. Het enige wat hij kon was te voorkomen dat Ogarev te radicaal zou klinken op de pagina’s van de Kolokol. Desondanks was hij bang voor een openlijke breuk met zijn twee oude vrienden. En toen Ogarev, beïnvloed door Bakoenin en Netchajev, druk op hem uitoefenden voor wat geld uit een revolutionair fonds, dat een decennium eerder aan hem en Ogarev was overhandigd, stemde Herzen toe. Hij wist dat een groot deel daarvan zou eindigen in de handen van Netchajev, maar hij dacht kennelijk dat hij Ogarev het gebruik van een gedeelte van het fonds niet kon ontzeggen. Rond augustus stond Netchajev op het punt om heimelijk weer naar Rusland terug te gaan. In ongeveer vijf maanden had hij veel tot stand gebracht in Zwitserland. Van gewoon een van de radicale studentenleiders in St. Petersburg, was hij uitgever van proclamaties geworden en medewerker van Bakoenin en Ogarev. Hij had geld voor zijn werk gekregen en Bakoenin had hem een document verschaft met de volgende verklaring: “Houder dezes is een van de officieel erkende vertegenwoordigers van de Revolutionaire Wereld Alliantie, No. 2771.” Het was ondertekend met “Michael Bakoenin” en er zat een zegel op van de Europese Revolutionaire Alliantie, het Centrale Comité. Dergelijke organisaties waren er natuurlijk helemaal niet, tenzij Bakoenin daarmee zijn eigen Internationale Sociaaldemocratische Alliantie bedoelde. Tegen de tijd dat Netchajev naar Rusland vertrok, bestond die organisatie uit iets meer dan honderd leden, die in en rond Genève woonden. Het document dat door Bakoenin was ondertekend zou echter, als hij weer terug was in Rusland, op radicale studenten indruk blijken te maken. Toen hij vertrok had Netchajev nog een ander belangrijk gecodeerd document bij zich. Het was “De Revolutionaire Catechismus.” Het gaf een beeld van de ideeën van zowel Bakoenin als Netchajev, en mogelijk had Bakoenin dat zelf, samen met Netchajev opgesteld. Het was bedoeld als een leidraad voor de leden van de revolutionaire organisatie die Netchajev van plan was te vormen als hij eenmaal in Rusland terug was. Het was vooral een beschrijving van de instelling die de ware revolutionair zou moeten hebben. Het zou iemand moeten zijn die alle banden met de normale moraal zou moeten verbreken en zichzelf maar aan een enkel doel zou moeten wijden: de genadeloze vernietiging van de regering en het oude klassesysteem. In dat proces zou hij bereid moeten zijn om alles te doen voor de zaak van de revolutie, ook het deelnemen aan het liquideren van iedereen die haar succes zou belemmeren. Met behulp van een aantal Bulgaarse relaties van Bakoenin, lukte het Netchajev om in het geheim Rusland binnen te komen en uiteindelijk op weg te gaan naar Moskou. Arrestaties van dissidente studenten, die eerder in het jaar hadden plaatsgevonden, hadden het leiderschap van de radicale beweging aanzienlijk verzwakt, zowel in Moskou als in St. Petersburg. Netchajev vatte het plan op om in Moskou een nieuwe organisatie van revolutionairen op te zetten. Zijn werkterrein bevond zich hoofdzakelijk onder studenten en voormalige studenten, met inbegrip van die van de Petrovski Landbouwacademie en een aantal studenten die in oktober van de Universiteit van Moskou waren gestuurd. Hij vertelde hen allerlei verhalen, de meeste onwaar, over zijn betrokkenheid bij revolutionaire kringen in Rusland en het buitenland. Hij vertelde dat hij een afgevaardigde was van “Het Comité van de Wraak van het Volk voor 19 februari 1870.” Die datum, de negende verjaardag van het bevrijdingsmanifest, diende als baken voor het gehoopte begin van een algemene opstand tegen de regering en de klassenmaatschappij, die haar steunde. Het comité zelf bestond niet. Netchajev speelde in op de oprechte sympathie van zijn nieuwe aanhangers voor de ellendige toestand van de boeren en stedelijke armen en op hun schuldgevoel, omdat zij meer bevoorrecht waren. Hij benadrukte en overdreef zijn eigen nederige afkomst. Ook zijn wilskracht, duidelijke zelfverzekerdheid en ongelofelijke daadkracht maakte indruk op zijn nieuwe kennissen. Eén student van de Landbouwacademie, die zich aansloot bij de nieuwe revolutionaire organisatie van Netchajev, weigerde echter om volledig ondergeschikt aan zijn wil te zijn. Hij heette Ivanov en was het vaak niet eens met Netchajev. Netchajev had echter altijd de gewoonte om te beweren dat hij werd gesteund door het revolutionaire “Comité”, waar hij volgens hemzelf afgevaardigde van was en waaronder de nieuwe Moskouse organisatie moest werken. Misschien kreeg Ivanov twijfels over het bestaan van het Comité. Hoe dan ook, na een verhitte ruzie met Netchajev over de verspreiding van propagandamateriaal, verklaarde Ivanov dat hij niet met Netchajev verder ging, afgezien van de wensen van het Comité. Kort daarna bedankte hij voor de organisatie van Netchajev. Netchajev besloot hem te vermoorden. Of Netchajev werd gedreven door haat tegen iemand die zich zo volstrekt tegen hem verzette, of door angst dat Ivanov hem bij de politie zou aangeven, of misschien een of ander samenspel van deze en andere motieven, valt moeilijk te zeggen. Op vrijdag 21 november 1869 verzamelden Netchajev en aan aantal van zijn aanhangers zich echter in een park dat tot de Landbouwacademie behoorde. Catharina de Grote had dat land een eeuw daarvoor geschonken aan Graaf Cyrillus Razoemovski, de grootvader van de eerste Perovskies. Pas aan het begin van de zestiger jaren had de regering het land teruggekocht en plannen gemaakt om daar de nieuwe Landbouwacademie te openen. Netchajev en zijn aanhangers sloegen, wurgden en schoten Ivanov dood bij de ingang van een grot in de nabijheid van een vijver, en duwden zijn lijk door een gat in het ijs. Terwijl hij zichzelf vervloekte, leidde Netchajev de operatie en deed het meeste werk. Voordat hij bezweek slaagde Ivanov erin om een aantal malen in de hand van Netchajev te bijten. Netchajev vuurde echter zelf het schot af dat de schedel van het vooroverliggende, schokkende lichaam van Ivanov doorboorde. Het was even na 5.30 uur ‘s nachts. Het was allesbehalve een professionele klus. Vier dagen later werd het lichaam ontdekt, met wat bezwarende bewijsstukken, die daarop waren achtergelaten. Netchajev bleef nog vier weken in Rusland. Hij bleef voortvluchtig en zorgde ervoor dat hij niet werd gearresteerd. Veel van zijn medesamenzweerders hadden niet zoveel geluk. Zij werden gegrepen voordat hij het land verliet, samen met een vrouwelijke revolutionaire, die zich tot hem en zijn boodschap aangetrokken had gevoeld. Begin januari dook hij weer op in Genève en nam contact op met Ogarev, die naar een nieuwe verblijfplaats was verhuisd, dit keer in de Route de Carouge. Bakoenin was naar Locarno gegaan. Hij deed dat uit geldgebrek, wat doorgaans het geval was, behalve de keren dat hij een rijke weldoener of weldoenster vond, want Bakoenin had besloten dat het leven daar goedkoper was. Het lag ook meer afgezonderd, en Antonia die in verwachting was, kon daar het kind krijgen zonder al die vragen over wie de vader was. Bakoenin “sprong een gat in de lucht” toen hij van Ogarev hoorde dat de “jongen” veilig in Genève teruggekeerd was. Hij probeerde Ogarev ervan te overtuigen dat Netchajev naar Locarno moest komen, waar hij zich een tijdje schuil kon houden. Ogarev stelde ook Herzen op de hoogte van de ontsnapping van Netchajev, maar Herzen was minder enthousiast en bleef Netchajevs acties en die van zijn twee oudere medestanders “uitgesproken schadelijk” vinden. Herzen woonde in die tijd in Parijs in de Rue de Rivoli, dezelfde straat waar Tolstoj en Toergenjev in 1857 hadden gewoond. De afgelopen anderhalf jaar was geen gemakkelijke tijd voor hem geweest. Hij leed aan diabetes en had nog steeds familieproblemen, en niet alleen met zijn nog steeds emotioneel gestoorde al jarenlange metgezellin, Natalia Ogareva. Naast een groot aantal kleinere problemen, had zijn oudste dochter Natalia (Tata) een zenuwinstorting gehad in Florence, waar hij naartoe was gegaan om voor haar te zorgen, voordat hij haar naar Parijs mee terugnam. Midden januari kwam op zekere dag Toergenjev bij hem op bezoek. Het was de eerste keer dat zij elkaar weer ontmoetten nadat Toergenjev acht jaar daarvoor Herzen in London had opgezocht. Toen de legendarische Toergenjev hem begroette, merkte Herzen ongetwijfeld op dat haar en baard van de eenenvijftigjarige Toergenjev nu bijna helemaal wit waren, hoewel hij zelf zes jaar ouder was. Toergenjev vond zijn gastheer energiek en zeer vitaal. De twee mannen spraken een tijdje prettig met elkaar en Toergenjev beloofde terug te komen. Later op die avond, toen ze in hun appartement waren, klaagde Herzen tegen Natalia Ogareva over pijn in zijn borst en zij. Hij had een rusteloze en koortsachtige nacht; de dag daarop werd een dokter geroepen. Herzen had een longontsteking. Een paar dagen bleef hij ziek. Op de 20e liet hij echter zijn oudste dochter een telegram sturen naar een van zijn Geneefse vrienden. Het luidde: “Grootste gevaar geweken. Ontevreden over de artsen….Zal proberen morgen weer te schrijven.” Maar diezelfde avond werd Herzen delirant en stierf vroeg in de ochtend daarop. Nadat Ogarev en Bakoenin het nieuws hadden gehoord, schreef Bakoenin vanuit Locarno aan Ogarev dat hij er geen woorden voor had, maar wel wilde zeggen: “We zullen in het harnas sterven.” Samen met Netchajev, die hem in februari in Locarno kwam opzoeken, begon Bakoenin te overleggen hoe zij een fonds in handen konden krijgen om hun revolutionaire werk en hun eigen bestaan voort te zetten. Ze dachten aan de rest van het revolutionaire fonds dat aan Herzen en Ogarev was toevertrouwd. Bakoenin zette Ogarev onder druk om het restant, dat zich in het huis van Herzen bevond, in handen te krijgen. In maart van dat jaar overhandigde de zoon van Herzen in Genève, in aanwezigheid van Natalia Ogareva, Natalia Herzen, Bakoenin, en Netchajev, 10.000 francs aan Ogarev. Op zijn beurt stelde de dichter het grootste gedeelte, voor zijn revolutionaire doeleinden, beschikbaar aan Netchajev. Tegen die tijd had de jonge revolutionair ook al de hulp ingeroepen van Natalia Herzen voor allerlei secretariële en andere taken. Hij speelde in op haar schuldgevoel, noemde haar een verwende parasiet, en dwong haar onder bedreigingen om behulpzaam te zijn met de revolutionaire zaak. Zij wist dat hij iemand had vermoord, maar Netchajev verzekerde haar dat Ivanov voor de politie had gewerkt. Ze vroeg zich af of Netchajev uit was op het geld dat zij had geërfd, en raakte van slag en werd wantrouwend toen Netchajev haar vertelde dat hij van haar hield. Zij bleef hem echter helpen. Begin april verscheen de Kolokol onder een nieuwe leiding. Hoewel Ogarev en Bakoenin meewerkten, was Netchajev de drijvende kracht daarachter. De krant die ooit Herzen beroemd had gemaakt was nu in handen van een proleet, die hij een reptiel had gevonden. Misschien niet eens een heel misplaatste ironische opmerking voor iemand (Herzen) die ooit had geschreven dat “de geschiedenis de autobiografie van een krankzinnige is.” Binnen een paar maanden slaagde Netchajev erin om Bakoenin van zich te vervreemden. |