Home



De Dubbele Binding:
de innige band tussen gedrag en communicatie

Patrice Guillaume


Inleiding


Ons gedrag - effectief of niet - is aangeleerd. Wij ontwikkelen ons niet in een vacuüm. We leren namelijk handelen en reageren binnen een bepaald verband en binnen die context heeft ons gedrag een betekenis. Als we hetzelfde gedrag voortzetten in nieuwe verbanden kan datzelfde gedrag onzinnig of ondoelmatig lijken; het kan zelfs als abnormaal worden geëtiketteerd. Toch was dat gedrag, in de context waarin het werd ontwikkeld, ooit zinvol. Het is mijn bedoeling om in dit artikel schizofrenie en de borderline-persoonlijkheidsstoornis te onderzoeken vanuit het oogpunt van aangeleerd gedrag. Ik wil de manieren van vroege interacties en invloeden onderzoeken die het individu vormen dat onder een van beide diagnoses valt.

Schizofrenie


De klassieke benadering is om de schizofreen los van zijn omgeving te beschouwen. Men neemt aan dat de schizofreen het contact met "de werkelijkheid" verloren heeft. Degenen die dit standpunt aanhangen suggereren dat:


...regressie tot meer primitieve niveaus van denken een primair kenmerk van schizofrenie is. Dat in wezen, sterker gedifferentieerde en op de werkelijkheid gerichte  "secundaire" denkprocessen, die de regels van de logica volgen en rekening houden met de externe werkelijkheid, vervangen worden door "primaire" denkprocessen die gepaard gaan met onlogische ideeën, fantasieën en magisch denken.(Carson,330) 


Daartegenover ziet de interpersoonlijke benadering de schizofreen in relatie tot zijn omgeving. In 'Steps to an Ecology of Mind', bespreekt Gregory Bateson een theorie over schizofrenie die het resultaat was van een onderzoeksproject, opgezet door  Bateson, Don D. Jackson, Jay Haley, en John H. Weakland. Die theorie beschouwt het gedrag van de schizofreen binnen de context van zijn of haar familie. Zij opperen dat het schizofrene gedrag "een betekenis heeft" wanneer men het vanuit dat gezichtspunt bekijkt. Met andere woorden: gedrag ontwikkelt zich niet geïsoleerd, maar als het resultaat van onze interacties.


Bateson oppert dat de schizofreen "...moeite heeft met het identificeren en interpreteren van die signalen die het individu zouden moeten vertellen wat voor soort boodschap een bepaalde boodschap is, wat wil zeggen dat hij moeite heeft met de signalen van hetzelfde logische type als het signaal 'Dit is het spel'"(1,194)


Bijvoorbeeld: ik vraag mijn vierjarige stiefzoon zijn glas melk met twee handen vast te houden; hij volgt mijn raad niet op en knoeit met de melk. Ik wijs hem op het feit dat hij mijn raad niet opgevolgd heeft. Als hij vervolgens antwoordt met, "Ik heb me niet aan de regels gehouden!" weet ik dat hij en ik niet op hetzelfde logische niveau met elkaar communiceren. Mijn ervaring was dat ik dit specifieke voorval wilde bespreken waarin hij mijn raad niet opvolgde, met het gevolg dat hij met de melk knoeide. Zijn ervaring was dat het leek alsof hij worstelde met een abstract idee van "regels". Idealiter helpt de ervaring van kinderen hen dat onderscheid te leren maken. Gedurende de ontwikkeling van de schizofreen gebeurt er echter iets dat interfereert met zijn vermogen datzelfde te doen. Wat is dat dan?


Bateson et al. suggereert dat een persoon, gevangen in een dubbele binding - een situatie waarin een persoon, wat hij ook doet, "niet kan winnen" - schizofrene symptomen kan ontwikkelen. In de dubbele binding zijn er twee tegenstrijdige niveaus van communicatie en een verbod op het maken van opmerkingen over het conflict. Het volgende is een vaak geciteerd voorbeeld uit hun artikel, 'Toward a Theory of Schizophrenia', dat deze binding illustreert:


Een jonge man die aardig was opgeknapt van een acute schizofrene episode, werd in het ziekenhuis door zijn moeder bezocht. Hij was blij haar te zien en spontaan legde hij zijn arm rond haar schouders, waarop zij verstijfde. Hij trok zijn arm terug en zij vroeg: "Hou je niet meer van me?" Daarop bloosde hij en zei zij, "Liefje, je moet niet zo gauw verlegen en bang voor je gevoelens zijn." De patiënt kon nog maar een paar minuten bij haar blijven en na haar vertrek viel hij een verpleger aan en werd in de isoleer opgesloten. (Watzlawick 12, 36)


In dit scenario, geeft de moeder haar zoon tegenstrijdige verbale en non-verbale boodschappen en hij lijkt niet in staat op die discrepantie te reageren. Volgens de theorie van de logische typen van Bateson is de schizofreen niet in staat kritiek geven op de communicatie van de moeder


Volgens Bateson is "het vermogen om te communiceren over de communicatie, om kritiek te hebben op de zinvolle handelingen van zichzelf en anderen, essentieel voor een geslaagde sociale omgang. In normale verhoudingen geven wij doorlopend commentaar op het gedrag en de communicatie van anderen, met opmerkingen als, "ik voel me onbehaaglijk als je zo naar mij kijkt", "Hou je me voor de gek?" of "Wat bedoel je daarmee?" Ten einde precies de bedoeling van onze eigen of andermans communicatie te onderscheiden moeten we in staat zijn opmerkingen te maken over de bewoordingen - maar het is de schizofreen verboden op doeltreffende wijze op die manier kritiek te geven.


Volgens  Carlos Sluzki heeft de dubbele binding de volgende kenmerken:


(1)    twee of meer personen; (2) een herhaaldelijke ervaring; (3) een primair negatief bevel; (4) een secundair bevel dat met het eerste op een meer abstract niveau strijdig is, en net als het eerste afgedwongen wordt door bestraffingen of signalen die het overleven bedreigen; (5) een tertiair negatief bevel dat het slachtoffer verhindert het slagveld te verlaten; (6) en tot slot: is die totale reeks aan ingrediënten niet meer nodig als het slachtoffer geleerd heeft zijn universum in dubbele-bindings-patronen te zien. (9, 209)


Paul Watzlawick heeft de dubbele binding nader beschouwd en heeft vier variaties op het thema beschreven. De eerste en waarschijnlijk meest gebruikte is wat hij de "wees spontaan" paradox noemt. De vrouw die wil dat haar echtgenoot haar verrast met bloemen ervaart dit soort dilemma. Zij vraagt hem iets te doen dat uiteraard spontaan moet zijn. "Het is een van de tekortkomingen van de menselijke communicatie dat er geen manier is waarop de spontane vervulling van een behoefte van een andere persoon verkregen kan worden zonder dit soort van zelf-verijdelende paradox," zegt Watzlawick (12, 15-26)


Een tweede variatie van de dubbele binding betreft de situatie waarin een persoon gestraft wordt voor een correcte waarneming van de buitenwereld. In deze situatie zal het kind leren zijn eigen zintuiglijke gewaarwording te wantrouwen ten gunste van de ouderlijke beoordeling van die situatie. Een voorbeeld zou het kind kunnen zijn dat opgevoed wordt in een gewelddadig huishouden, maar waarvan verwacht wordt dat het zijn ouders als liefhebbend en vreedzaam ziet. Later in het leven zal deze persoon er moeite mee hebben om te bepalen hoe hij zich in verschillende situaties adequaat moet gedragen. Deze persoon zal inderdaad een buitensporige hoeveelheid energie moeten gebruiken om precies te ontcijferen hoe hij de situatie "zou moeten" interpreteren.


De derde variatie op het thema is die waarin van een persoon andere gevoelens verwacht worden dan hij in feite ervaart. De moeder die wil dat haar kind zijn of haar huiswerk "wil" doen, valt onder deze categorie. Het kind zal zich uiteindelijk vaak schuldig voelen als hij of zij niet de "passende" gevoelens kan tot stand kan brengen.


De vierde variatie, volgens Watzlawick, treedt op als we tegelijkertijd vragen en verbieden. De ouder die vraagt om eerlijkheid terwijl hij aanmoedigt om hoe dan ook te winnen, plaatst het kind in dit soort van dubbele binding. Het kind wordt in een positie geplaatst om ongehoorzaam te zijn om te gehoorzamen.

De vraag is hoe iemand, door op te groeien in een omgeving waar hij of zij geen opmerkingen kan maken over deze waargenomen discrepanties, beschadigd wordt? Zou het niet zo zijn dat die persoon uiteindelijk leert om slechts op een deel van zijn ervaring te vertrouwen en de rest te loochenen of te wantrouwen?


In 1967 publiceerde een team van onderzoekers de resultaten van hun verdere onderzoek over de dubbele binding. Zij opperden dat de werkzame component van de dubbele binding het patroon is van diskwalificatie - de middelen waarmee de ervaring van een persoon ontkracht wordt als resultaat van de opgedrongen binding - Zij citeerden vijf methoden om de voorafgaande communicatie te diskwalificeren. Vermijding of verandering van onderwerp is de eerste methode van diskwalificatie. Als de voorgaande bewering (a) niet duidelijk een eind maakt aan het gespreksonderwerp, en de volgende bewering (b) het wisselen van gespreksonderwerp niet erkent, dan diskwalificeert de tweede bewering de eerst bewering. .


a. Zoon: Kunnen we naar het park gaan voetballen?


b. Vader: Wat een prachtige dag om in de tuin te werken.


De tweede methode van diskwalificatie is door goochelarij. Goochelarij treedt op als de tweede reactie (b) de eerste (a) beantwoordt, maar de inhoud van de voorgaande bewering verandert:


a. Dochter: We hebben altijd goed met elkaar kunnen opschieten.


b. Moeder: Ja, ik heb altijd van je gehouden . .


In het hierboven gegeven voorbeeld, heeft de moeder haar dochter antwoord gegeven, maar heeft het probleem veranderd van met elkaar kunnen opschieten naar houden van.

Verletterlijking, het derde type van diskwalificatie, treedt op als de inhoud van de voorgaande bewering (a) verwisseld wordt door een letterlijk niveau in de tweede bewering (b) zonder erkenning van de verandering van het kader.


a. Zoon: Je behandelt mij als een kind.


b. Vader: Maar jij bent mijn kind.


De vierde methode, de statusdiskwalificatie, treedt op als een persoon óf zijn persoonlijke status, óf zijn superieure kennis gebruikt om te suggereren dat de voorgaande boodschap niet steekhoudend is.


a. Moeder: Ik heb gezien dat hij niet erg leuk met andere kinderen speelt.


b. Zoon: Dat doe ik wel, Mamma!


a. Moeder: Hij beseft dat niet omdat hij nog zo klein is. . . .


Overbodige vragen worden gebruikt om twijfel of onenigheid te suggereren zonder dat openlijk te zeggen.:


a. Dochter: Ik kan met iedereen goed opschieten.


b. Moeder: Met iedereen, Cathy?


De schrijvers besluiten hun artikel met de volgende opmerking:


In gezinnen met een schizofreen gezinslid, vinden we stelselmatig diskwalificaties gevolgd door speciale typen volgreeksen, zoals hierboven beschreven, die ervoor zorgen dat de binding bestendigd wordt , waardoor  persoonlijke manieren van interactie versterkt worden. In dit proces, dat een totale manier van de verhouding met de wereld inhoudt en waarin bepaalde prikkels systematisch genegeerd worden, worden vaststaande betekenissen systematisch onderdrukt en verheldering wordt afgestraft - wij onderschrijven dat en wij geloven dat hierin de pathogenese van schizofrenie zou kunnen liggen. (Sluzki 9, 228)


De Zenmeester houdt een stok boven het hoofd van zijn leerling en zegt: "Als je mij vertelt dat deze stok echt is, zal ik je ermee slaan. Als je zegt dat hij niet echt is, zal ik je ermee slaan. Als je helemaal niets zegt, zal ik je ermee slaan." Bateson suggereert dat dit de situatie is die de schizofreen doorlopend ervaart. De Zenleerling kan verlichting bereiken door de stok uit de handen van zijn meester te pakken. De schizofreen ervaart desoriëntatie en verwarring als hij opnieuw merkt dat zijn weg op een onverklaarbare manier versperd wordt. De stok afpakken is voor de schizofreen geen optie - hij is opnieuw hulpeloos verstrikt in een "niet-kunnen-winnen-situatie". Door herhaaldelijke ervaring met de dubbele binding voelt de schizofreen zich beperkt in de mogelijkheden waarover hij kan beschikken


Jay Haley bekijkt schizofrenie nader vanuit een onderling perspectief. Er is een basale regel in de communicatietheorie die stelt dat het voor een persoon virtueel onmogelijk is om "zich te onthouden van het definiëren of het beheersen van de definitie van zijn verhouding met de ander". In elke verhouding is een van de eerste dingen, die gedefinieerd moet worden, om wat voor relatie het gaat. Relaties worden gedefinieerd als complementair of symmetrisch. Een symmetrische relatie, is een relatie waarin de twee partijen hun gedrag op elkaar afstemmen. Als de ene persoon vertelt over een vakantie die hij gehad heeft, antwoordt de tweede persoon met het vertellen over de vakantie, die hij of zij net heeft gehad. Wat hier benadrukt wordt is de symmetrie, het benadrukken hoezeer ze op elkaar lijken. Deze relaties hebben de neiging om competitief te zijn.


Een complementaire relatie is die, waarin de personen elkaar in hun gedrag aanvullen. De ene persoon onderwijst en de andere leert; er is een geven en nemen in het gedrag. De tweede persoon zal, nadat de eerste persoon over zijn vakantie heeft verteld, aandringen op verdere informatie.


In de loop van de tijd zal het karakter van relaties verschuiven. Als een kind rijpt zal het zich van een complementaire relatie met zijn ouders ontwikkelen naar een meer symmetrische relatie.


Tussen leraar en student bestaat doorgaans een complementaire relatie. Maar wanneer de student een vraag stelt die inhoudt, dat hij meer weet dan de leraar, probeert hij die relatie te verschuiven. De leraar kan ervoor kiezen om de oude relatie opnieuw te bevestigen of toe te staan dat de interactie verschuift. "Zulke manoeuvres worden in elke relatie doorlopend uitgewisseld en lijken een kenmerk van onstabiele relaties, waarin de beide personen tastend zoeken naar een gemeenschappelijke definiëring van hun relatie."(4, 11)


Men heeft gesuggereerd dat het voor schizofrenen, als kind, heel erg verwarrend is geweest om hun relaties als complementair of symmetrisch te beschouwen. Er was met andere woorden erg veel misverstand tussen kind en opvoeder met betrekking tot het definiëren van hun relatie. Een voorbeeld daarvan is het kind dat de relatie als complementair opvat en daarnaar antwoordt - alleen om de opvoeder om te laten schakelen naar een symmetrische relatie.


Het is dan ook niet verwonderlijk dat schizofrene interacties, zoals die door Haley beschreven worden, een poging zijn om het definiëren van de aard van die relaties te vermijden: Iemand kan het definiëren van zijn relaties vermijden door een of alle volgende vier elementen te ontkennen. Hij kan (a) ontkennen dat hij iets meedeelt, (b) ontkennen dat er iets is meegedeeld, (c) ontkennen dat aan de andere persoon iets meegedeeld is, of (d) de context waarin het is meegedeeld ontkennen. (4, 89)


Mensen communiceren op een heleboel niveaus. We kunnen met veel meer dan alleen woorden communiceren. Onze lichaamshouding en gebaren leveren bijvoorbeeld een ander niveau van communiceren op, net als de toonhoogte, de toon en het tempo van ons spreken. Er zijn ontelbare mogelijkheden om tegelijkertijd met een andere persoon in relatie te staan en die relatie te ontkennen. Schizofrenen zijn echt meesters in dit vak, en het dagelijks leven levert een overvloed aan voorbeelden op die laten zien hoe dit gedaan wordt.


We zijn allemaal vertrouwd met gemengde boodschappen. Een voorbeeld is de hond die tegelijkertijd kwispelstaart en gromt. De man die op de vraag van zijn echtgenote om haar in de keuken te helpen antwoordt met "Natuurlijk, ik help je graag," terwijl hij zich dieper in zijn stoel nestelt, aanvaardt tegelijkertijd haar vraag om hulp en communiceert op datzelfde moment dat hij haar niet wil helpen. De vrouw die zegt "Ik zou je heel graag helpen, maar ik heb hoofdpijn" definieert haar relatie als behulpzaam, terwijl ze haar hoofdpijn gebruikt om de relatie te ontkennen.


Hoe anders is dit gedrag vergeleken met dat van de man die consequent zegt, "Nee, ik wil je niet helpen", als hij neerzijgt in zijn stoel. Hij heeft zijn relatie helder gedefinieerd als een relatie waarin hij niet wil dat hem verteld wordt wat hij moet doen. Hoe kan iemand, op dezelfde manier, de betekenis van mijn communicatie begrijpen als ik met een matte stem zeg "Ik hou van je" terwijl ik de andere kant uitkijk? De man die zegt "Dit onderwerp is fascinerend" terwijl hij op zijn horloge kijkt? De vrouw die haar kind vraagt of het haar een knuffel wil geven, terwijl ze het naar zich toetrekt voor een knuffel? Deze manieren van interactie zijn in het dagelijks leven normaal. Veel van ons vermogen om de wereld te begrijpen hangt af van de mate waarin we in staat zijn de tegenstrijdige boodschappen die we ontvangen te onderkennen en er mee om te gaan


Aan de andere kant wordt de schizofreen geconfronteerd met het dilemma te ontcijferen voor welk deel het veilig voor hem is om op te reageren, aangezien het niet tot zijn repertoire van voor hem beschikbaar gedrag behoort om commentaar te geven op de discrepantie. In mijn ogen lijkt dat sterk op leven in een gevechtsterrein waar elke communicatie een bedreiging voor mijn persoonlijke veiligheid zou betekenen. Het lijkt me een vreselijk idee om geconfronteerd te worden met de taak de bedoeling van de communicatie van een ander te ontdekken, terwijl het mij verboden is die ter discussie te stellen of mijn eigen verwarring daarover kenbaar te maken. Is het dan niet raar dat de schizofrene communicatie zo in elkaar zit, dat het vermijdt te definiëren dat er überhaupt een relatie bestaat?


Het blijkt dat schizofrenen, door de vroege invloed van het herhaaldelijk gevangen worden in dubbele bindingen, een defensieve houding ten opzichte van een communicatie ontwikkelen, die hardnekkig vasthoudt aan de kunst iets te zeggen en gelijkertijd niets te zeggen. Hun levensdoel is zich nergens op vast te laten pinnen. Helaas zijn zij even hopeloos in hun eigen web gevangen als de mensen die met hen in contact treden.


De Borderline Persoonlijkheid 


Volgens James Masterson (The Search for the Real Self: Unmasking the Personality Disorders of Our Age), is de borderline persoonlijkheid ook een aangeleerde reactie op het milieu van de eerste kinderjaren. Masterson beweert dat een persoon, als gevolg van invloeden tijdens de jeugd, een wat hij als "vals zelf" benoemt,  ontwikkelt, om het "ware zelf" tegen verdere beschadiging te beschermen. Hij suggereert dat het ware zelf er op gericht is de werkelijkheid onder controle te hebben; maar als die pogingen eenmaal gedwarsboomd zijn verandert het valse zelf die intentie van het streven naar het onder kontrole hebben van de omgeving, naar het streven nare gevoelens te vermijden.


In hun boek, I Hate You -- Don't Leave Me: Understanding the Borderline Personality, beschrijven Jerold J. Kreisman, M.D., en Hal Straus vijf dilemma's die de borderline persoonlijkheid kwellen. De eerste noemen ze "Wee als je het doet en wee als je het niet doet" Dat slaat op de manier waarop borderliners met anderen communiceren. De titel van dit boek is een goed voorbeeld van dit dilemma. Een ander voorbeeld is de vrouw die haar vriend vraagt naar zijn indruk over haar optreden bij het amateurtoneel, waarover ze zelf haar twijfels had. Hij antwoordde daarop: "wil je echt weten wat ik daar eerlijk van denk?" Ze bleef erbij dat ze dat echt wilde. Maar toen hij zijn mening over de voorstelling gaf - die niet echt bemoedigend was - antwoordde ze met het vertellen hoe onjuist zijn ideeën eigenlijk waren. Haar communicatie was nou precies van het soort verwarrende boodschappen waarmee de relaties van borderliners gekweld worden.


Een tweede neiging die zij citeren als typisch des borderliners is het "je schuldig voelen over het je schuldig voelen". In plaats van gevoelens te begrijpen of te accepteren, probeert de borderliner van ongewenste gevoelens af te komen. Iemand die gelukkig "zou moeten zijn" laadt alleen nog meer schuld en andere moeilijke gevoelens op iemand die al depressief of angstig is - en draagt daarmee bij aan een ogenschijnlijk eindeloze spiraal van het je slecht voelen over het je slecht voelen.


Het eeuwige slachtoffer is het derde patroon dat ze waarnamen. De borderliner ziet zichzelf bij gratie van de omstandigheden of de mensen rond haar. De vrouw wier geluk afhangt van het financiële succes van haar echtgenoot is een voorbeeld van zo'n slachtofferschap. Iemand die zijn leven zó inricht dat de oplossingen van zijn problemen in de handen van anderen liggen vertoont een neiging tot borderline. "Als ze me alleen maar beter zou begrijpen.... ." is één manier waarop het slachtoffer de verantwoordelijkheid voor zijn of haar geluk bij iemand anders neerlegt.


De vierde is de zoektocht naar een zin in het leven. Borderliners zijn doorlopend op zoek naar iets dat de leegheid die zij ervaren kan opvullen. Relaties en drugs zijn twee veelvoorkomende oplossingen voor die leegte. Het eeuwige zoeken naar vastigheid is het vijfde gedragspatroon dat men kan waarnemen. De borderliner bevindt zich in wereld die onbetrouwbaar en onsamenhangend is. Vriendschappen, banen en capaciteiten staan altijd ter discussie. De borderliner mist het vermogen samenhang en voorspelbaarheid te ervaren. Het is alsof al hun ervaringen niets betekenen. Ik ken een vrouw die bijna vijftien jaar dansles heeft gehad en zichzelf nog steeds niet als een danseres kan zien; het lijkt alsof zij het vermogen mist om op haar eigen capaciteiten te vertrouwen en zich daarop te verlaten.


Het zesde en laatste onderdeel van de borderline persoonlijkheid is wat de schrijvers karakteriseren als "de woedende onschuld" . De woede van de borderliner is, als hij opduikt, onvoorspelbaar en hevig.  Ontstoken door schijnbaar onbetekende gebeurtenissen, kan die woede zonder waarschuwing ontbranden en draagt vaak de dreiging van echt geweld in zich. Als Masterson de wortels van de borderline persoonlijkheid in ogenschouw neemt, oppert hij dat het onderzoek van John Bowlby over de band tussen kind en verzorger veelbetekenend is. Bowlby bestudeerde het rouwproces dat kinderen tussen 13 en 32 maanden doormaken, wanneer zij van hun moeders gescheiden worden door een ziekenhuisopname in verband met een lichamelijke ziekte.


Bowlby merkte drie rouwfasen op waar deze kinderen doorheen gingen als gevolg van die scheiding van hun verzorger. De eerste fase is protest en kan een paar uur tot enkele weken duren. In de tweede fase is er hopeloosheid, het kind zinkt weg in wanhoop en kan zelfs ophouden met bewegen. Het heeft de neiging monotoon of onophoudelijk te huilen, trekt zich terug en wordt minder actief, en doet geen appèl meer op de omgeving terwijl het verdriet intenser wordt. (6, 58)


In de derde fase, het isolement, wijst het kind de verpleging niet meer af, maar als de moeder weer op bezoek komt, is de sterke binding aan de moeder, typisch voor kinderen van deze leeftijd, opvallend afwezig. In plaats van dat het haar begroet, kan het doen alsof het haar nauwelijks kent en in plaats van zich aan haar vast te klampen kan het afstandelijk en apathisch doen; in plaats van in tranen uit te barsten als ze weggaat, zal het zich zeer waarschijnlijk apathisch afwenden. Het schijnt alle belangstelling voor haar verloren hebben.

Masterson onderkende dat deze zelfde drie rouwfasen en de daardoor veroorzaakte afweer ook uitgesproken waren bij zijn jeugdige en volwassen borderlinepatiënten.


Het is me opgevallen dat wanneer mijn patiënten een scheiding meemaakten zij zich daar uit alle macht tegen verweerden en net zo leken te reageren als de kinderen van Bowlby in de tweede fase van wanhoop. De scheiding veroorzaakt een catastrofale hoeveelheid gevoelens, die ik een verlatingsdepressie heb genoemd. Om zich tegen deze gemoedstoestand te verweren trekken zij zich terug in afweerpatronen, opgeroepen door het ware zelf, waarvan zij in de loop der jaren geleerd hebben dat die hen voor deze verlatingsdepressie zal behoeden.


In volwassenen zonder besef van hun ware zelf, symboliseert de verlatingsdepressie een heropvoering van een kinderlijk drama: Het kind keerde terug voor steun en troost, maar de moeder was niet beschikbaar of niet bij machte dat te verschaffen. De erkenning en goedkeuring, die zo cruciaal zijn in de ontwikkeling van het vermogen zich uit  te drukken, zelfbewustheid en betrokkenheid, waren er eenvoudig niet. (6, 59)


Masterson suggereert dat hetgeen de borderline persoonlijkheid karakteriseert een blind vertrouwen is op primitieve verdedigingsmechanismen, die aangeleerd zijn in de vroege kindertijd: afwijzing en vastklampen, vermijding en afstandelijkheid, projectie en ageren.


"Om een samenhangend zelfbesef te ontwikkelen, moet het kind in de eerste drie jaar van zijn leven leren, dat het geen samengevlochten, symbiotische eenheid met de moeder vormt" zegt Masterson (6, 51) Hoe moet dat dan tot stand worden gebracht? In zijn boek, A Secure Base, bespreekt Bowlby de elementen die hij het meest noodzakelijk acht om dit proces in kinderen te laten plaatsvinden:


.. . . de gewone en gevoelige moeder is snel afgestemd op het natuurlijke ritme van haar kind, doordat zij zorgvuldig zijn gedrag in de gaten houdt, ontdekt wat goed voor hem is en zich dienovereenkomstig gedraagt. Door zo te doen stelt zij het niet alleen tevreden, maar krijgt zij ook zijn medewerking.  . . .


Dit brengt me tot het hoofdkenmerk van mijn opvatting over ouderschap - het door beide ouders verschaffen van een veilige basis van waaruit het kind of de jongere zijn uitstapjes kan maken naar de buitenwereld en waar hij op kan terugkeren met het zekere weten dat hij welkom is als hij daar terugkeert, fysiek en psychisch gevoed wordt, getroost wordt als hij verdrietig is en gerustgesteld wordt als hij angstig is. In wezen betekent die rol een beschikbaar zijn, gereed om te bemoedigen en misschien te helpen als er een beroep op wordt gedaan, maar alleen actief in te grijpen als het echt nodig is.(2, 9-11)


Wat gebeurt er in de vroege ontwikkeling dat de pogingen van het kind verstoort om een gevoel van eigenwaarde te ontwikkelen - een identiteit los en verschillend van die van de verzorger? Kreisman en Straus betogen dat er een grote hoeveelheid casuïstische en statistische argumenten zijn die aantonen dat kinderen die misbruikt of verwaarloosd zijn op volwassen leeftijd met borderline-trekken geassocieerd kunnen worden.


Masterson oppert dat veel van zijn borderline-cliënten moeders hadden die zelf een beschadigd zelfbeeld hadden. Dientengevolge waren die moeders niet in staat een veilige basis te bieden van waaruit het kind erop uit kan gaan en de wereld kan ontdekken. Hij haalt het voorbeeld aan van een moeder met weinig zelfrespect en met scheidingsangst, die er op gericht was die scheidingsangst op haar kind over te dragen. Zij moedigde hem aan van haar afhankelijk te blijven ten einde haar eigen emotioneel evenwicht te bewaren: het leek alsof zij zich verpletterend bedreigd voelde door de ontluikende persoonlijkheid van haar kind, wat voor haar klonk als een waarschuwing voor het feit dat hij was voorbestemd om haar uiteindelijk voor altijd te verlaten. Omdat ze niet in staat was dat, wat zij opvatte als een verlating, te hanteren, was ze niet bij machte de pogingen van het kind zich van haar los te maken en zijn eigen zelf uit te drukken door middel van spel en ontdekking van de wereld, te ondersteunen. Haar defensieve gemanipuleer om haar eigen scheidingsangst te vermijden zorgde ervoor dat zij zich aan het kind vastklampte om een scheiding te voorkomen en dat zij zijn stappen naar individuatie ontmoedigde door haar steun te onthouden. (6, 54-55) 


Zie ook wat Masterson geopperd heeft over de mogelijke wortels van de borderline persoonlijkheid. Het ziet er uit als de ultieme dubbele binding - een wereld die van iemand verwacht dat hij volwassen wordt, terwijl de verzorger diezelfde persoon beloont voor het afhankelijk en hulpeloos blijven.


Twintig jaar nadat de dubbele-binding-theorie over schizofrenie gepubliceerd was, schreef John Weakland een artikel waarin hij suggereerde dat zij misschien te zeer gefixeerd waren geweest op schizofrenie.  Hij opperde dat het echte belang van de theorie het standpunt was dat gedrag en communicatie nauw met elkaar verweven zijn. Deze theorie stond diametraal tegenover het gevestigde paradigma dat emotionele problemen een antwoord zijn op intrapsychische conflicten. Misschien, zo suggereerde hij, heeft de dubbele binding verreikende effecten op vele soorten emotionele stoornissen en zou het onderzoek daarnaar niet beperkt moeten worden tot gevallen met de diagnose schizofrenie. Het lijkt erop dat Carlos Sluzki in zijn artikel met de provocerende titel "De Dubbele Binding als een Universele Pathogene Toestand" tot dezelfde conclusie is gekomen.


Sluzki merkt op dat een kind drie ontwikkelingsstadia doorloopt:


(1) kinderlijke afhankelijkheid, gekenmerkt door een betrekkelijke afwezigheid van onderscheid tussen het zelf en het niet-zelf en een overmaat van het zich vereenzelvigen met of "opnemen" van dingen; (2) transitie; en (3) een gerijpte afhankelijkheid, gekenmerkt door "een verhouding tussen twee onafhankelijke wezens, die volledig gedifferentieerd zijn; en door een overwicht van geven" in de verhouding tot objecten. (10, 231


De overgangsfase brengt ons tot het kerndilemma van alle geestelijke ontwikkeling: Afhankelijkheid versus onafhankelijkheid.


De ontwikkelingsopgave van het kind is om de behoefte naar zekerheid en afhankelijkheid in evenwicht te brengen met zijn of haar behoefte naar een onafhankelijkheid toe te groeien. Als de ouders bereid zijn het groeien van het kind van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid te vergemakkelijken, zullen zij "de drang naar onafhankelijkheid moeten stimuleren en de behoefte aan afhankelijkheid moeten opheffen" (10, 231)

Zonder de aanmoediging van de ouders, is het voor het kind moeilijk de onzekerheid en gevaren op de weg naar onafhankelijkheid, het hoofd te bieden.


Sluzki beschrijft drie manieren van de verhouding tussen ouder en kind; dit bevat die periodes in het leven van het kind, waarin het afhankelijk is, onafhankelijk of zich met behulp en onder toezicht van de ouders van afhankelijkheid naar onafhankelijkheid toe beweegt. Afhankelijk is bijvoorbeeld, wanneer het kind naar school kan gaan zonder hulp van de ouders. Onafhankelijk, als het kind zonder hulp naar school kan gaan. Het derde gebied omvat dat moment in de tijd, waarop wellicht het kind, met hulp en aanmoediging van de ouders, de weg naar en van school leert, maar het nog niet alleen kan.


Wanneer een kind voortgaat in het leven moeten hij en zijn ouders doorlopend opnieuw vaststellen waar die grenzen liggen. Dat is op z'n minst een heel ingewikkelde opgave; als de ouders zelf onduidelijk zijn over die grenzen hebben hun kinderen met nogal wat verwarring te kampen over wat ze wel en niet kunnen.


Een voorbeeld van een dubbele binding die de groei van een kind naar onafhankelijkheid verhindert, is een ouder die in botsing komt met de wens dat het kind afhankelijk wordt en de wens dat het kind "perfect" is. Het vermogen van het kind om creatief te denken en te handelen zal in toenemende mate belemmerd worden, wanneer het bijvoorbeeld verteld wordt dat het zelf moet denken en vervolgens bekritiseerd wordt om de keuzes die het gemaakt heeft. Ik ken een overigens verantwoordelijke jongeman die een keer verfverdunner knoeide en er gewoon bij wegliep omdat hij niet wist wat hij moest doen om het op te ruimen. Hij leek gevangen in een "wee als ik het doe en wee als ik het niet doe" ervaring. Hij leek te denken dat het beter was van de rotzooi weg te lopen dan kritiek te krijgen omdat hij het op een verkeerde manier opruimde. Hij vond het dus veiliger om zich terug te trekken in hulpeloosheid en afhankelijkheid dan het risico te lopen op zijn weg naar onafhankelijkheid een fout te maken.


Het onderzoek naar dit soort bindingen zou ons bruikbare inzichten in het gedrag van borderline persoonlijkheden en schizofrenen kunnen verschaffen. Zou het niet kunnen dat het gedrag dat wij bij beide diagnoses zien vertonen, alleen een andere uiting zijn van dezelfde communicatie-knoop - de dubbele binding? Als dat zo is, dan zou een belangrijke rol van de therapie moeten zijn de bewuste en onbewuste dubbele bindingen te ontrafelen zodat het individu zich op zinvoller doelen en motieven kan richten.


Referenties

 

1. Bateson, Gregory. Steps to an Ecology of Mind. New York: Ballantine, 1972.

2. Bowlby, John. Secure Base: Parent-Child Attachment and Healthy Human Development. New York: Basic, 1988.

3. Carson, Robert C. and James N. Butcher and James C. Coleman. Abnormal Psychology and Modern Life. Eighth ed. Glenview: Scott, 1988

4. Haley, Jay. Strategies of Psychotherapy. 2nd ed. Rockville: Triangle, 1990.

5. Kreisman, Jerold J., and Hal Straus. I Hate You - Don't Leave Me: Understanding the Borderline Personality. New York: Avon, 1989.

6. Masterson, James F. The Search for the Real Self: Unmasking the Personality Disorders of Our Age. New York: Free, 1988.

7. McKellar, Peter. Abnormal Psychology: Its Experience and Behaviour. London: Routledge, 1989.

8. Sluzki, Carlos E., and Janet Beavin, "Symmetry and Complementarity: An Operational Definition and a Typology of Dyads." The Interactional View, Ed. Paul Watzlawick and John H. Weakland. New York: Norton, 1977. 71-87.

9. Sluzki, Carlos E., Janet Beavin, Alejandro Tarnopolsky, and Eliseo Veron, "Transactional Disqualification: Research on the Double Bind." The Interactional View: Studies at the Mental Research Institute, Palo Alto, 1965-1974. Ed. Paul Watzlawick and John H. Weakland. New York: Norton, 1977. 208-227.

10. Sluzki, Carlos E., and Eliseo Veron. "The Double Bind as a Universal Pathogenic Situation." The Interactional View: Studies at the Mental Research Institute, Palo Alto, 1965-1974. Ed. Paul Watzlawick and John H. Weakland. New York: Norton, 1977. 228-240.

11. Watzlawick, Paul., Janet Beavin Bavelas., and Don D. Jackson. Pragmatics of Human Communication: A Study of Interactional Patterns, Pathologies, and Paradoxes. New York: Norton, 1967.

12. Watzlawick, Paul. How Real Is Real: Confusion, Disinformation, Communication. New York: Vintage-Random, 1977.

13. Watzlawick, Paul and John H. Weakland., eds. The Interactional View: Studies at the Mental Research Institute, Palo Alto, 1965-1974. New York: Norton, 1977.

14. Watzlawick, Paul. The Language of Change: Elements of Therapeutic Communication. New York: Basic Books, 1978.

15. Weakland, John H. "`The Double-Bind Theory' By Self-Reflexive Hindsight." The Interactional View Studies at the Mental Research Institute, Palo Alto, 1965-1974. Ed. Paul Watzlawick and John H. Weakland. New York: Norton, 1977. 241-248

 

________________________________________

Patrice Guillaume is a master programmer of Neuro-Linguistic Programming. She holds certificates as well

in Specialized Kinesiology, Eriksonian hypnosis,and the Lomi Institute mind-body system, and has trained

extensively in aikido and other martial arts. She has worked with the Living-Dying Project, Court-Appointed

Special Advocates (CASA), and Innovative Housing. Besides her work with the Change Project, she also

carries on a private practice helping individual clients integrate the conceptual tools they need to move through mind-body change.


Naar boven