Home

Alexander Moszkowski, Das Übervieh, 1919

De Überdieren

door

Alexander Moszkowski

1851-1934


Alexander Moszkowski

1919

Uit: Ernste und heitere Paradoxe (Ernstige en vrolijke paradoxen) — Hoofdstuk 22

Een oude ezel: Ik neem het voorzitterschap op me van dit dierencongres. Ik ben geboren in 1887 en daarmee de oudste ezel in deze vergadering. Er zijn een aantal ouderen onder ons, dikhuiden, papegaaien en met mos begroeide karpers, maar op de conferentie van vorig jaar hebben we besloten dat het voorzitterschap toekomt aan het oudste lid van de vergadering en uitsluitend door één eenhoevige mag worden bekleed. Ik benoem het met pennenhouders uitgeruste stekelvarken, de zebra en de wildebeest, tot notulist. Het eerste punt van de besprekingen van dit jaar is de vraag: hoe kunnen we onszelf opwaartsplanten. [1] Om die vraag te verhelderen geef ik het woord aan de maraboe.

De maraboe: Mededieren! Het zal jullie allemaal, van boekworm tot bedachtzame steltloper, niet ontgaan zijn dat er in de natuur een bepaalde ontwikkeling plaatsvindt. We zullen dus moeten onderzoeken in welke richting deze ontwikkeling zich beweegt en of wij erin kunnen slagen het zoölogisch peil van de mens te bereiken.

De slingeraap: Daarvoor zou eerst moeten worden bepaald of de mens eigenlijk wel superieur is aan ons. Dat hij dit zelf beweert, dat hij zichzelf uitroept tot de kroon van de schepping, is voor ons wellicht geheel van ondergeschikt belang. Persoonlijk ontken ik deze superioriteit van de mens ten stelligste. Onlangs heb ik een gymnastiek-congres bijgewoond en ik moet zeggen dat dat een toonbeeld was van degeneratie; elk kapucijnaapje zou zich schamen als hij net zo klungelig zou turnen als deze mensen. Omdat ik de wereld vooral bekijk vanuit het oogpunt van het turnen en gymnastiek zie als de echte toetssteen van alle ontwikkeling, kom ik tot de conclusie dat de mens een betreurenswaardige verslechtering toegekend dient te worden van wat wij apen al hebben bereikt.

De maraboe: Desondanks moeten we vasthouden aan het feit dat de mens het hoger ontwikkelde wezen vertegenwoordigt. Zijn intelligentie, zijn daadkracht en zijn hele cultuur bewijzen dat ............

De uil: Alstublieft, alstublieft, dat bewijst alleen iets voor de mens, die niet uit zijn denkkader kan breken, die geen andere maatstaf kent dan de menselijke; maar dat geldt niet zonder meer voor ons, laat staan voor de zoölogische gemeenschap.

President ezel: Aangezien er over dit punt meningsverschillen lijken te bestaan, open ik om te beginnen het debat over de eigenschappen van de mens.

De maraboe: Ik stel voor deze eigenschappen achtereenvolgens door te nemen. Laten we beginnen met zijn kracht. Voor zover ik weet, de mens heerst over de aarde. Hij schijnt dus de sterkste te zijn.

De leeuw: Laat me niet brullen van het lachen! Zet maar eens zo iemand tegenover me, en dat ik hem dan aanschouwelijk onderwijs geef. Na een halve minuut zal ik met zijn lijk spreken over het principe van de bewegingskrachten.

De maraboe: Je vergist je, leeuw. Hij zal jou een lesje leren. Vergeet niet, dat hij een geweer in zijn hand heeft.

De leeuw: En dat moet de beslissing geven? Ik dacht dat we het over de biologische eigenschappen hebben die een geslacht, een soort, onderscheiden, met het oog op de ontwikkeling. Vertel me eens, maraboe, wie is volgens jou het superieure soort: een kanonnier of een Achilles? Je hoeft de vraag alleen maar op die manier te stellen om meteen de belachelijkheid van de zaak te begrijpen. De kanonnier schiet honderd Achillessen overhoop. Is hij daarom zijn meerdere? De mens zou je uitlachen als je hem dat soort onzin zou opdissen.

De uil: Ik sluit me volledig aan bij de geachte heer Voorbruller. Als kracht een eigenschap is — en we twijfelen er niet aan — dan moet deze in het individu zelf tot uitdrukking komen. En in die richting is de soort helemaal niet opwaarts gekweekt. De ichthyosaurus, de megatherion en de diplodocus waren sterker dan wij allemaal samen, waaronder de mensen. Daar helpt geen opwaarts willen planten aan bij. De natuur werkt blijkbaar in de richting van het verminderen van kracht; niet de sterkste maar de zwakste blijft over. Toen Hercules de nemeïsche [2] collega van de vorige spreker wurgde, was de mens superieur, vandaag is het de leeuw.

De maraboe: Maar de mens heerst, en het dier dient; het dient hem zelfs tot voedsel.

De tijger: Uit mijn praktijk herinner ik me een aantal gevallen van tegenovergestelde aard.

De maraboe: Ik bedoel alleen maar dat de mens uiteindelijk in de meeste gevallen toch de overwinnaar blijft, dus we moeten hem erkennen als de meest ontwikkelde.

De uil: Helemaal fout. Want dan zouden we de pestbacil die het van ze allemaal wint, nog hoger moeten stellen. En het kan toch onmogelijk onze ambitie zijn om ons tot bacteriën opwaarts te planten.

Het paard: Dat is echt een heel moeilijke vraag. Dat kracht niet alleen de doorslag geeft, is me duidelijk. Ik ben sterker dan de mens. Op de wagens staat geschreven: 42 mensen of 6 paarden, waaruit blijkt dat de afzonderlijke mens slechts een zevende paardenkracht ontwikkelt. En toch heb ik het gevoel dat hij iets op mij voor heeft.

President ezel: De snelheid zeker niet.

Het paard: Die ontleent hij aan mij, als hij op me rijdt.

Een poedel: Op mij rijdt zelfs een vlo.

Het paard: Dat is toeval. Bij de mens is het de wil die hem tot ruiter maakt. Op die eigenschap komt het aan; hij bepaalt de weg voor mij.

President ezel: En de wijste geeft toe!

De uil: De wil van de wijste bestaat juist uit het feit dat hij problemen uit de weg gaat. Een woedende stier bepaalt de weg van de ruiter. Maakt dat van de stier een hoger organisme? Vraag de mensen zelf maar naar de betekenis van de wil die de weg bepaalt. Hij zal je vertellen dat de wil van sommige idioten die dachten dat ze rechter waren, voor hun Socrates de weg naar het vergift bepaalde, dat bekrompen Fransen hun bevrijdster Jeanne d'Arc de weg naar de brandstapel wezen; een rund als Hudson Lowe [3] – neem het me niet kwalijk, aanwezige ossen — had de wil en de macht om bij Napoleon elke stap te bepalen. Ik zou jullie nog duizend andere voorbeelden kunnen geven om aan te tonen dat op de ontwikkelingsladder de wilsdragers onderaan en de gehoorzamers bovenaan staan.

De maraboe: Maar de mens heeft de wetenschap.

Een bij: zzz———zzz———

President ezel: Duidelijker alstublieft !

De uil: Ik versta bijen heel goed; ze wil zeggen dat de menselijke wetenschap nog veel te wensen overlaat. De wiskunde vormt de basis van alle wetenschappelijke kennis, en op dit punt is de bij ongetwijfeld superieur aan de mens. Van Euclides tot Gauss, is er nog geen enkele wiskundige opgestaan die in staat is geweest om een volmaakte planimetrische figuur te vormen. Voor de bij is dat een kleinigheidje, ze bouwt in miljarden honingraten de echte volmaakte zeshoek. Dat wilde de geachte honingbij met haar zoemend protest tot uitdrukking brengen.

De maraboe: Ik bedoel dat we de belangrijkste eigenschap nog helemaal niet aangeroerd hebben: dat de mens rechtop loopt. Zelf hecht hij grote waarde aan deze rechtopgaande houding, waardoor hij naar de sterren kan kijken.

Een kippetje: De kip drinkt geen drup, zonder naar de lucht te kijken!

De uil: Helemaal waar, mevrouw Kuiken, het verhaal met die rechtopstaande houding van de veerloze tweebener is ook één van die antropocentrische hersenschimmen, die overigens al lang weerlegd is door de geplukte haan van de Griekse filosoof [4]. Waarom is rechtop beter dan horizontaal? Waarom stelt de mens zich al het goddelijke verticaal voor? Omdat hij een hem eigen en voor hem kenmerkende eigenschap naar het ideale projecteert. De god van de neger is zwart met een wollige haardos. Als een driehoek zou kunnen denken, zou hij zich zijn god als een driehoek voorstellen. De galg staat rechtop, het bed horizontaal. Is de galg daarom de voorziening die de voorkeur verdient? Overigens is er een flinke dosis brutaliteit voor nodig om prat te durven gaan op vertikaliteit, als je van onder tot boven amper zes voet meet. Dan zou de giraf pas echt kunnen opscheppen. Met die hele rechtopstaande houding van 'm, kan de mens niet eens een dadel van de boom plukken.

De maraboe: Hij neemt gewoon een ladder. Trouwens, al die instrumenten van de mens – petje af!

De adelaar: Hoezo? Waarom zou ik krukken moeten respecteren die mij niets anders onthullen dan dat de eigenaar kreupel is? De mens slijpt glazen voor zijn brillen en telescopen, omdat hij blind is in vergelijking met mij. Hij heeft zelfs een luchtschip gebouwd, een mikpunt van spot voor alle fatsoenlijke vliegers. De armzaligste vink zou moeten wanhopen, als een van zijn soortgenoten ooit zo'n staaltje luchtspartelen ten beste zou geven, terwijl dat van die daar beneden als triomf van de mensheid rondgebazuind wordt. Er worden records gemeten bij een vliegtuig dat 300 meter boven de grond een afstand af moet leggen, diet ik doe met een enkele wiekslag.

De uil: Ik wil daaraan toevoegen dat de mens zich diep in zijn hart bewust is van deze tragiek. Hij brengt goddelijke eerbetoon aan de echte vlieger en vroeger, bij zijn belangrijkste feestdag, het feest van de ridderordes, was zijn stoutste wens zelfs een adelaar. [5]

De kraanvogel: Vooral de officieren die zichzelf generale-staf-talenten aanmeten. Ze zetten een majoor in Centraal-Afrika en verlangen van hem dat hij met zijn eigen vindingrijkheid de kaarsrechte route naar zijn eigen thuiskazerne vindt. Een van de eenvoudigste opdrachten die elke trekvogel slapend kan oplossen. Een majoor heeft daar geen flauw benul van.

De ooievaar: Ouwe koek, dat de mens zich niet kan oriënteren. Zonder mij kan hij zelfs de eerste stap in het buitenwereld niet maken.

De vleermuis: Ja, hoe kan hij dat ook, met zijn armzalige vijf zintuigen? Tussen het kostbaarste zintuig dat ik heb, het zintuig dat pas in de hersenen de ware afbeelding van de stoffelijke wereld voortbrengt, tot zijn voorstellingsvermogen, ligt een oneindige leegte. Slechts uit onbegrepen symptomen leidt hij verbaasd de aanwezigheid af van dit voor hem raadselachtigste zintuig. En dan gaat hij zitten en schrijft dikke boeken over de grote ontwikkeling van de mensheid.

De krokodil: Laten we een traan van medelijden aan hem wijden, hij verdient het. Het moet triest zijn om je met zulke armzalige zintuigen door het leven te moeten slaan.

De uil: Als vervanging kon de natuur hem niets anders schenken dan die opgefokte arrogantie. Hij spreekt trots over het tijdperk van de elektriciteit, die hij alleen langs omwegen heeft ontdekt, terwijl de sidderrog daarvoor van nature een orgaan heeft. Al duizenden jaren experimenteert hij met de staatsvorm en beseft niet dat de mier al lang heeft wat hij tevergeefs zoekt: de ideale gemeenschap. Hij verkondigt vruchtbaarheid als kenmerk van het superieure ras en schaamt zich niet voor de karper en het konijn. Hij zwelgt in zijn deugdzaamheid, gebruikt het woord “hond” als uitdrukking voor verdorvenheid en beseft niet dat hij zelf alle 270 misdrijven van zijn strafwetboek begaat, en de hond geen enkele.

De maraboe: Maar hij heeft de wet van de evolutie der soorten opgesteld. Honderd jaar geleden deed Oken [6] dat, zestig jaar geleden voltooide Darwin het werk. Dit alleen al maakt hem onsterfelijk, en daaraan heeft het dier geen deel.

De uil: Weer mis. Er is geen mens zo onsterfelijk als de regenworm, of zelfs de poliep hydra viridis, waarbij, als die in dertig stukken wordt gesneden, elk stuk weer uitgroeit tot een heel dier en zodoende in dertigvoud verder leeft. De eencelligen, de amoeben zijn onsterfelijk. De mens weet dit heel goed, maar toch bewijst hij niet dit dier eer, maar zijn Descartes, die de dieren omschreef als onbezielde machines. En door Schiller, die de samenhang weliswaar wat beter begreep, laat hij zich wijsmaken: “Kunst, o mens, heb jij alleen” [7]; de man die de bouwkunst van de bevers en termieten, de decoratieve kunst van het bruiloftsprieel van de prieelvogel, de kleurenpracht van de kolibrie en het lied van onze diva de nachtegaal heeft overgenomen. Hij beroemt zich op zijn taalvirtuositeit en heeft geen communicatiemiddel dat zich meten kan met de praktische algemene bruikbaarheid van de eenvoudige piep van mus. Dit zijn de kwaliteiten van de mens, op grond waarvan zijn biologen dag in dag uit stellige uitspraken doen over hogere en lagere organismen!

De marmot: Ik ben zo vrij om maling te hebben aan die kwaliteiten.

President ezel: Ik denk dat we van het onderwerp beginnen af te dwalen. Onze agendapunt luidde: Hoe kunnen we onszelf opwaartsplanten?

De uil: Dat gaan we helemaal niet doen. Dat hebben wíj niet nodig! Over deze vraag moet de mens zijn hoofd maar breken. En als hij erin geslaagd is een Übermens te fokken, zal die pas toegeven dat er geen onderdieren zijn, Dixi.


Noten:

[1] Ontleend aan Nietzsche die in Also sprach Zarathustra (Deel 1, De redevoeringen van Zarathustra, Over kind en huwelijk) schrijft: “Nicht nur fort sollst du dich pflanzen, sondern hinauf!” (Gij zult u niet alleen niet voortplanten maar ook opwaartsplanten.)
[2] De nemeïsche leeuw of leeuw van Nemea was in de Griekse mythologie een reusachtig beest dat leefde in de wouden van het Griekse Peloponnesos, in Argolis. Het doodde mens en vee waar het ze tegenkwam en maakte de vallei van Nemea onveilig.
[3] Sir Hudson Lowe, (Ierland 1769 -1844 in London) was een Britse generaal. Tijdens de gevangenschap van Napoleon was hij gouverneur van Sint Helena (1816-1821). De Britse regering had hem opgedragen Napoleon streng te bewaken en elke vluchtpoging te verhinderen. Daardoor is hij, deels buiten zijn schuld, onderwerp van veel vijandigheden en verdachtmakingen geworden, die hem tot een tragische beroemdheid hebben gemaakt.
[4] Plato had de mens gedefinieerd als een wezen met twee benen zonder vleugels, en genoot daarvoor faam, maar Diogenes plukte een haan kaal, bracht die de collegezaal binnen en zei: “Hier is de mens van Plato”.
[5] De orde van de Zwarte Adelaar was het hoogste Pruisische onderscheidingsteken. Daarnaast bestond ook de orde van de Rode Adelaar.
[6] Lorenz von Oken, (1779-1851) was een Duitse arts, natuurfilosoof, natuuronderzoeker en bioloog, vergelijkend anatoom en fysioloog. Hoogleraar geneeskunde en natuurlijke historie aan de universiteit van Jena. Later in Bazel, München en Zürich.
[7] Uit: Die Künstler.

* * *

Naar boven