Home

Harold Pinter

Nobellezing 2005

Kunst, Waarheid & Politiek



In 1958 schreef ik het volgende:

'Er bestaat geen duidelijk onderscheid tussen werkelijkheid en schijn, noch tussen waarheid en onwaarheid. Iets is niet noodzakelijkerwijs waar of onwaar; het kan zowel waar als onwaar zijn.'

Ik denk dat deze uitspraken nog steeds zinnig zijn en toepasbaar op het verkennen van de waarheid door middel van de kunst. Dus als schrijver sta ik erbij en kijk ernaar, maar als burger kan ik dat niet. Als burger moet ik vragen: Wat is waar? Wat is onwaar?

In de toneelkunst is de waarheid voor altijd ongrijpbaar. Je vindt haar nooit helemaal, maar het zoeken ernaar is onweerstaanbaar. Het is duidelijk dat de inspanningen aangezet worden door het zoeken. Zoeken is je opdracht. Meer dan eens stuit je in het duister op de waarheid, komt ermee in botsing of vangt gewoon een glimp op van een beeld of vorm, die overeen lijkt te komen met de waarheid, vaak zonder dat je beseft dat je dat overkomen is. Maar de echte waarheid is dat er nooit zoiets is als een enkele waarheid, die gevonden kan worden in de toneelkunst. Er zijn er velen. Deze waarheden dagen elkaar uit, deinzen voor elkaar terug, weerkaatsen, negeren, plagen elkaar en zijn blind voor elkaar. Soms heb je het gevoel dat je de waarheid van het moment in handen hebt, maar vervolgens glipt het door je vingers en is verdwenen.

Vaak is me gevraagd hoe mijn stukken tot stand komen. Dat kan ik niet zeggen. Evenmin kan ik ooit mijn stukken samenvatten, maar alleen maar zeggen dat dit is wat er gebeurd is. Dat ze dat vertelden. Dat ze dat deden.

De meeste stukken zijn voortgekomen uit een zin, een woord of een beeld. Zo'n woord wordt vaak meteen gevolgd door een beeld. Ik zal twee voorbeelden geven van twee zinnen, die plotseling in mij opkwamen, gevolgd door een beeld en daarna door mijzelf.

De stukken zijn The Homecoming (1964) en Old Times (1970). De openingszin van The Homecoming is 'Wat heb je met de schaar gedaan?' De eerste zin van Old Times is 'Donker.'

In beide gevallen had ik niet meer informatie.

In het eerste geval was iemand kennelijk opzoek naar een schaar en vroeg hij iemand anders, van wie hij vermoedde dat hij die gepikt had, waar de schaar was. Maar ik wist op een of andere manier dat die schaar de aangesproken persoon of de vrager geen barst kon schelen.

'Donker' zag ik als een beschrijving van iemands haar, de haren van een vrouw, en was het antwoord op een vraag. In beide gevallen voelde ik me gedwongen de zaak verder te onderzoeken. Dat gebeurde visueel, een heel traag vervloeien van schaduw naar licht.

Ik begin een toneelstuk altijd met de personagers A, B en C te noemen.

In het stuk dat The Homecoming is geworden, zag ik iemand een kale kamer binnengaan en een vraag stellen aan een jongere man die op een lelijke sofa een wedrenkrantje zat te lezen. Op een of andere manier had ik het vermoeden dat A de vader was en B zijn zoon, maar had daarvoor geen aanwijzing. Dat werd echter even later bevestigd toen B (die later Lenny werd) tegen A (die later Max werd) zei, 'Pa, vind je het erg als ik het ergens anders over wil hebben? Ik wil je wat vragen. Het eten van zo-even, had dat nog een naam? Hoe noem je dat? Waarom koop je geen hond? Je bent een hondenkok. Echt waar. Je denkt dat je voor een stel honden kookt.' Dus omdat A door B 'Pa' genoemd wordt, leek het me redelijk aan te nemen dat ze vader en zoon waren. A was ook duidelijk de kok en zijn kookkunst leek niet erg op prijs gesteld te worden. Wilde dat zeggen dat er geen moeder was? Dat wist ik niet. Maar, zoals ik me zelf destijds voorhield, kent ons begin nooit ons einde.

'Donker.' Een groot venster. Avondlucht. Een man, A (die later Deeley wordt), en een vrouw, B (die later Kate wordt), zitten met hun drankje. 'Dik of dun?' vraagt de man. Waar hebben ze het over? Maar dan zie ik bij het raam een vrouw staan, C (die later Anna wordt), in een andere belichting, haar rug naar hen toe, donkere haren.

Het is een vreemd moment, het moment waarop karakters ontstaan, die tot dan toe niet bestaan hebben. Wat dan volgt is grillig, onzeker, zelfs hallucinerend, hoewel het af en toe een onstuitbare lawine kan zijn. De positie van de schrijver is merkwaardig. In zekere zin is hij niet welkom bij de personages. De personages verzetten zich tegen hem, er valt niet eenvoudig met hen te leven, ze zijn onmogelijk te beschrijven. Je kunt ze in ieder geval niet de wet voorschrijven. Tot op zekere hoogte speel je een eindeloos spel met ze, een kat-en-muis-spel, blindemannetje, verstoppertje. Maar uiteindelijk ontdek je dat je met mensen van vlees en bloed te maken hebt, mensen met een wil en een eigen individuele gevoeligheid, samengesteld uit elementen die je niet kunt veranderen, manipuleren of verdraaien.

In de kunst blijft taal dus een hoogst dubbelzinnig gebeuren, drijfzand, een trampoline, een bevroren plas die elk moment onder je, de schrijver, kan bezwijken.

Maar, zoals ik al heb gezegd, de zoektocht naar de waarheid kan nooit eindigen; kan niet op reces gaan, niet opgeschort worden, maar moet onder ogen gezien worden, juist op de plek zelf.

Politiek theater biedt een geheel ander stel problemen. Gemoraliseer moet koste wat kost vermeden worden. Objectiviteit is van wezenlijk belang. De personages moeten hun eigen lucht mogen ademen. De schrijver kan hen niet inperken en breidelen om hen te laten voldoen aan zijn eigen voorkeur, instelling of vooroordeel. Hij moet bereid zijn om hen vanuit allerlei gezichtshoeken te benaderen, af en toe te overrompelen, maar moet ze toch de vrijheid laten om de weg te gaan die zij willen. Dat werkt niet altijd. En de politieke satire houdt zich natuurlijk aan geen van deze basisregels en doet in feite het tegenovergestelde, wat haar eigenlijke functie is.

Ik denk dat ik in mijn toneelstuk The Birthday Party (1957) een heel scala aan mogelijkheden te werk laat gaan in een dicht woud van mogelijkheden, voor me ten slotte te richten op een daad van onderwerping.

Mountain Language (1988) maakt geen aanspraak op een zo breed scala van effecten. Het blijft harteloos, summier en afstotend. Maar de soldaten in het stuk beleven er toch wat plezier aan. Soms wordt vergeten dat folteraars er gemakkelijk genoeg van krijgen. Ze moeten wat te lachen hebben om de moed er in te houden. Dat is natuurlijk ook gebleken bij de gebeurtenissen in de Abu-Ghraibgevangenis in Bagdad. Mountain Language duurt maar 20 minuten, maar het zou urenlang door kunnen gaan, uur na uur, steeds maar door, hetzelfde patroon dat steeds weer herhaald wordt, almaar door, uur na uur.

Ashes to Ashes (1996), lijkt me daarentegen plaats te vinden onder water. Een verdrinkende vrouw, haar hand die boven de golven uit reikt, omlaag valt uit het zicht, naar anderen reikt, maar daar niemand vindt, boven noch onder water, alleen maar schaduwen, weerspiegelingen, stromingen aantreft; de vrouw, een verloren gedaante in een verdrinkend landschap, een vrouw die niet in staat te ontkomen aan de doem die alleen tot anderen lijkt te behoren.

Maar omdat zij stierven, moet zij dat ook.

Politieke taal, zoals die door politici gebezigd wordt, waagt zich niet in dat soort contreien, omdat het merendeel van de politici, voor zover wij kunnen weten, niet geïnteresseerd is in de waarheid maar in macht en het handhaven van die macht. Om die macht in stand te houden is het van wezenlijk belang dat mensen onwetend blijven, dat ze de waarheid niet kennen, zelfs niet de waarheid over hun eigen leven. Wij worden dus omgeven door een uitgebreid weefsel van leugens, waarmee wij ons voeden.

Zoals iedereen hier weet was de rechtvaardiging voor de invasie van Irak dat Saddam Hoessein beschikte over een grote, zeer gevaarlijke hoeveelheid massavernietigingswapens, waarvan sommige binnen 45 minuten afgevuurd konden worden en een ontstellende verwoesting aan konden richten. Ons werd verzekerd dat dat waar was. Het was niet waar. Ons werd verteld dat Irak banden had met Al Quaida en medeverantwoordelijk was voor de gruweldaad van 11 september 2001 in New York. Ons werd verzekerd dat dat waar was. Het was niet waar. Ons werd verteld dat Irak de wereldvrede bedreigde. Ons werd verteld dat dat waar was. Het was niet waar.

De waarheid is iets heel anders. De waarheid heeft te maken met de manier waarop de Verenigde Staten hun rol in de wereld opvatten en hoe ze die vorm verkiezen te geven.

Maar voor ik terugkom op het heden zou ik graag willen kijken naar het recente verleden, waarmee ik doel op het buitenlands beleid van de Verenigde Staten sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog. Ik denk dat het onze plicht is die periode te onderwerpen aan een op zijn minst enig, zij het beperkt nauwkeurig, onderzoek, het enige dat de tijd ons hier vergunt.

Iedereen weet wat er gebeurd is in de Sovjet Unie en heel Oost-Europa in de naoorlogse periode: de systematische onmenselijkheid, de wijdverbreide wreedheden, de meedogenloze onderdrukking van het vrije woord. Dat is allemaal volledig gedocumenteerd en geverifieerd.

Maar mijn standpunt is hier dat de in dezelfde periode de door de VS bedreven misdaden, slechts oppervlakkig vastgelegd zijn, laat staan gedocumenteerd, laat staan toegegeven, en helemaal niet als misdaden erkend. Ik denk dat het aan de orde gesteld moet worden en dat de waarheid een aanzienlijke invloed heeft op waar de wereld zich nu bevindt. Hoewel tot op zekere hoogte ingeperkt door het bestaan van de Sovjet Unie, maakt het wereldwijde optreden van de Verenigde Staten duidelijk dat ze ervan uitgingen dat ze carte blanche hadden om te doen wat ze wilden.

Rechtstreekse invasie van een soevereine staat is eigenlijk nooit Amerika's favoriete methode geweest. Doorgaans heeft het de voorkeur gegeven aan wat omschreven is als 'een conflict met geringe intensiteit.' Een conflict met geringe intensiteit betekent dat duizenden mensen sterven, maar langzamer dan wanneer je in één klap een bom op hen gooit. Het betekent dat je het hart van het land infecteert, dat je een kwaadaardig gezwel aanbrengt en toeziet hoe het gangreen opbloeit. Als de bevolking onderworpen is - of murw geslagen - wat op hetzelfde neerkomt - en je eigen vrienden, het militaire apparaat en de grote bedrijven, geriefelijk aan de macht zijn, ga je voor de camera en zegt dat de democratie gezegevierd heeft. Dat was de normale gang van zaken bij het buitenlands beleid van de VS in de jaren waarop ik doel.

De tragedie van Nicaragua was een veelbetekenende zaak. Ik wil die hier graag aanvoeren als een krachtig voorbeeld van Amerika's idee van zijn rol in de wereld, zowel toen als nu.

Ik was aanwezig op een bijeenkomst in de ambassade van de VS in Londen aan het eind van de jaren tachtig.

Het Congres van de Verenigde Staten stond op het punt een besluit te nemen of het al dan niet meer geld zou schenken aan de Contra's voor hun campagne tegen de staat Nicaragua. Ik was lid van een delegatie die namens Nicaragua het woord zou voeren, maar het belangrijkste lid van deze afvaardiging was een geestelijke, ene John Metcalf. De leider van de delegatie van de VS was Raymond Seitz (destijds de tweede man naast de ambassadeur, later zelf ambassadeur). Pastor Metcalf zei: 'Meneer, ik ben verantwoordelijk voor een parochie in het Noorden van Nicaragua. Mijn parochianen hadden een school, gezondheidscentrum en een cultureel centrum gebouwd. We leefden in vrede. En paar maanden geleden heeft een strijdmacht van de Contra's de parochie aangevallen. Alles hebben ze verwoest: de school, het gezondheidscentrum en het cultureel centrum. Op een gruwelijke manier werden de verpleegsters en leraressen verkracht en de artsen afgeslacht. Ze gingen als wilden te keer. Wilt u zo vriendelijk zijn de regering van de VS te verzoeken de steun aan die schokkende terroristische activiteiten in te trekken?'

Raymond Seitz genoot een zeer goede naam als een redelijk, verantwoordelijk en zeer ontwikkeld man. In diplomatieke kringen werd hij hooglijk gewaardeerd. Hij luisterde, bleef even stil en sprak toen enigszins plechtstatig. 'Pastor,' zie hij, 'ik zal u iets vertellen. In oorlogen lijden onschuldige mensen altijd.' Er viel een ijzige stilte. We staarden hem aan. Hij gaf geen krimp.

Inderdaad, onschuldige mensen lijden altijd.

Eindelijk zei iemand: 'Maar in dit geval waren die "onschuldige mensen" slachtoffer van een gruwelijke wreedheid die, naast vele andere, gesubsidieerd is door uw regering. Als het Congres de Contra's nog meer geld ter beschikking stelt, zullen meer van dat soort wreedheden plaatsvinden. Of niet soms? Maakt uw regering zich dan niet schuldig aan het steunen van moord op en vernietiging van burgers van een soevereine staat?'

Seitz bleef onverstoorbaar. 'Ik ben het er niet mee eens dat de aangevoerde feiten uw beweringen steunen,' zei hij.

Toen we de Ambassade uitliepen vertelde een medewerker van de VS me dat hij genoot van mijn toneelstukken. Ik gaf geen antwoord.

Ik moet u herinneren aan het moment waarop president Reagan de volgende uitspraak deed: 'De Contra's zijn het morele equivalent van onze Founding Fathers.'

Meer dan veertig jaar steunden de Verenigde Staten in Nicaragua de wrede dictatuur van Somoza. In 1979 wierp het Nicaraguaanse volk, onder leiding van de Sandinisten, dit regime omver, een adembenemende volksrevolutie.

De Sandinisten waren niet volmaakt. Ze vertoonden hun eigen portie arrogantie en hun politieke filosofie bevatte een aantal tegenstrijdige elementen. Maar ze waren intelligent, verstandig en beschaafd. Ze waren van plan een stabiele, fatsoenlijke en pluralistische maatschappij te vormen. De doodstraf werd afgeschaft. Honderdduizenden straatarme boeren werden van de dood gered. Meer dan 100,000 gezinnen kregen recht op een stuk grond. Er werden tweeduizend scholen gebouwd. Door een zeer opmerkelijke campagne werd het analfabetisme in het land teruggebracht tot minder dan een zevende. Onderwijs en gezondheidszorg werden gratis. De kindersterfte daalde met een derde. Polio werd uitgeroeid.

De Verenigde Staten deden deze prestaties af als Marxistische/Leninistische gezagsondermijnende acties. Vanuit het standpunt van de regering van de VS werd daarmee een gevaarlijk voorbeeld gegeven. Als het Nicaragua toegestaan werd basale normen vast te stellen voor sociale en economische gerechtigheid, als het toegestaan werd het peil van gezondheidszorg en onderwijs te verhogen en maatschappelijk eenheid en nationaal zelfrespect te verwerven, zouden de buurlanden dezelfde vragen kunnen stellen en dezelfde dingen kunnen doen. Vanzelfsprekend was er in die tijd ook sprake van fel verzet tegen de status quo in San Salvador.

Ik heb het al eerder gehad over het 'weefsel van leugens' dat ons omringt. President Reagan beschreef Nicaragua meestal als een 'totalitaire kerker.' Dat werd doorgaans overgenomen door de media, en zeker door de Britse regering, als een juiste en eerlijke verklaring. Maar in werkelijkheid was er geen sprake van doodseskaders onder de Sandinistische regering. Er waren geen rapportages van marteling. Geen rapporten over systematische of officiële militaire wreedheden. In Nicaragua werden nooit priesters vermoord. In werkelijkheid zaten er drie priesters in de regering, twee jezuïeten en een missionaris van Maryknoll. In feite bevonden de kerkers zich bij de buren, in El Salvador en Guatemala. In 1954 werd de democratisch gekozen regering van Guatemala omvergeworpen door de Verenigde Staten en zijn naar schatting meer dan 200,000 mensen slachtoffer geworden van de opeenvolgende militaire dictaturen.

Zes van de meest vooraanstaande jezuïeten werden in 1989 wreed vermoord in de Midden-Amerikaanse Universiteit in San Salvador, door een bataljon van het Alcatl-regiment, dat zijn training ontvangen had in Fort Benning, in Georgia in de VS. De zeer dappere Aartsbisschop Romero werd vermoord terwijl hij de mis opdroeg. Naar schatting verloren 75,000 mensen het leven. Waarom werden ze vermoord? Ze werden vermoord omdat ze geloofden dat een beter leven mogelijk was en bereikt moest worden. Dat geloof bestempelde hen meteen tot communist. Ze stierven omdat ze de status quo ter discussie durfden te stellen, de eindeloze toestand van armoede, ziekte, verloedering en onderdrukking, dat hun geboorterecht was geweest.

De Verenigde Staten brachten de Sandinistische regering ten slotte ten val. Het nam een paar jaar in beslag en stuitte op aanzienlijk verzet, maar meedogenloze economische druk en 30,000 doden ondermijnden ten slotte de geest van het Nicaraguaanse volk. Ze waren op en vervielen opnieuw tot armoede. De casino's kwamen weer terug in het land. Gratis gezondheidszorg en onderwijs waren voorbij. De grote zakenwereld keerde wraakzuchtig terug. De 'Democratie' had gezegevierd.

Maar dit 'beleid' was geenszins beperkt tot Midden-Amerika. Het werd overal ter wereld uitgevoerd. Het was eindeloos. En het lijkt alsof het nooit gebeurd is.

De Verenigde Staten steunden en hielpen na het einde van de Tweede Wereldoorlog in veel gevallen alle militaire dictaturen overal ter wereld in het zadel. Ik wijs op Indonesië, Griekenland, Uruguay, Brazilië, Paraguay, Haïti, Turkije, de Filipijnen, Guatemala, El Salvador en natuurlijk Chili. De gruwelen die de Verenigde Staten in 1973 Chili hebben aangedaan, kunnen nooit uitgewist en nooit vergeven worden.

Overal in die landen vielen honderdduizenden doden. Vond dat plaats? En zijn die in alle gevallen toe te schrijven aan het buitenlands beleid van de VS? Het antwoord is dat het plaatsgevonden heeft en dat die doden toegeschreven kunnen worden aan het Amerikaanse buitenlands beleid. Maar dat mag je niet weten.

Het is nooit gebeurd. Er is nooit iets gebeurd. Telkens als het plaatsvond, vond het niet plaats. Het maakte niets uit. Het was onbelangrijk. De misdaden van de Verenigde Staten zijn systematisch geweest, onafgebroken, wreed, meedogenloos, maar er zijn maar weinig mensen die er echt over gesproken hebben. Dat moet je aan Amerika overlaten. Wereldwijd heeft het heel klinisch met macht gemanipuleerd, terwijl het zich voordeed als een wereldmacht die het universele goede voorhad. Dat is een briljant, zelfs geestig, zeer doeltreffend geval van hypnose.

Ik zeg jullie dat de VS zonder twijfel de grootste rondreizende show ter wereld is. Het kan dan wel onbarmhartig, onverschillig, minachtend en meedogenloos zijn, maar is ook heel slim. Als een handelsreiziger is het uit op zijn eigen belang en de best voorkoopbare handelswaar is eigenliefde. Het is een winnaar. Luister maar naar de woorden 'het Amerikaanse volk' die alle Amerikaanse presidenten op de televisie uitspreken, zoals in de zin, 'Ik zeg tot het Amerikaanse volk dat het tijd is om te bidden en de rechten te verdedigen van het Amerikaanse volk en ik vraag het Amerikaanse volk vertrouwen te stellen in zijn president bij de actie die hij op het punt staat te ondernemen uit naam van het Amerikaanse volk.'

Het is een sprankelende krijgslist. De taal wordt in wezen gebruikt om het denken op afstand te houden. De woorden 'het Amerikaanse volk' verschaffen voorwaar een weelderig kussen van geruststelling. Je hoeft niet zelf te denken. Leun maar gewoon achterover op het kussen. Het kussen kan misschien je verstand verstikken en je kritische vermogens, maar het is wel heel gerieflijk. Dat geldt uiteraard niet voor de 40 miljoen mensen die onder de armoedegrens leven en de 2 miljoen mannen en vrouwen die opgesloten zitten in de enorme goelag van gevangenissen, die zich over de VS uitstrekt.

De Verenigde Staten maken zich niet meer druk over een conflict met lage intensiteit. Zwijgen of zelfs onoprecht zijn zien ze niet langer als een probleem. Ze leggen hun kaarten op tafel zonder angst of toestemming. Ze geven gewoon geen zak om de Verenigde Naties, internationaal recht of een kritische afwijkende mening, die ze als krachteloos en irrelevant beschouwen. Ze hebben ook hun eigen mekkerende lammetje dat aan de lijn achter hen aanloopt, het deerniswekkende en lusteloze Engeland.

Wat is er gebeurd met ons morele gevoel? Hebben we dat ooit gehad? Wat betekenen die woorden? Verwijzen ze naar een hedentendage zeer zelden gebruikt woord - geweten? Een geweten dat niet alleen te maken heeft met ons eigen handelen maar ook met onze medeverantwoordelijkheid voor het handelen van anderen? Is dat allemaal dood? Kijk naar Guantanamo Bay. Honderden mensen die daar al meer dan drie jaar zonder een tenlastelegging opgesloten zitten, zonder wettelijke vertegenwoordiging of passend proces, formeel voor altijd opgesloten. Dit volstrekt onwettig systeem wordt in stand gehouden in weerwil van de Geneefse Conventie. Het wordt niet alleen geduld, maar er wordt ook nauwelijks over nagedacht door wat de 'internationale gemeenschap' wordt genoemd. Deze criminele wandaad wordt bedreven door een land, dat zichzelf uitroept tot 'leider van de vrije wereld.' Denken we aan de bewoners van Guantanamo Bay? Wat zeggen de media over hen? Af en toe plaatsen ze een artikeltje - op pagina zes. Ze zijn overgedragen aan een niemandsland vanwaar ze inderdaad nooit mogen wederkeren. Op dit moment zijn er velen in hongerstaking die gedwongen gevoed worden, waaronder Britse ingezetenen. Geen pretje die gedwongen voedseltoediening. Geen kalmerend of verdovend middel. Gewoon een slang die je neus en keel in wordt geduwd. Je braakt bloed. Dat is martelen. Wat heeft de Britse Minister van Buitenlandse Zaken daarover gezegd? Niets. Wat heeft de Britse Premier daarover gezegd? Niets. Waarom niet? Omdat de VS gezegd heeft: kritiek leveren op ons optreden in Guantanamo Bay betekent een vijandige actie. Je bent vóór of tegen ons. Dus Blair doet er het zwijgen toe.

De invasie van Irak was een schurkenstreek, een daad van schaamteloos staatsterrorisme, die een volstrekte minachting aan de dag legt voor de opvatting van internationaal recht. De invasie was een eigenmachtig militair optreden, op grond van een reeks leugens na leugens en flagrante manipulatie van de media en dus het publiek; een optreden bedoeld om de Amerikaanse militaire en economische controle van het Midden-Oosten te consolideren, onder het mom - als laatste redmiddel - nadat alle andere rechtvaardigingen er niet in geslaagd waren zichzelf te rechtvaardigen - van bevrijding. Een schrikbarende bevestiging van militaire macht, verantwoordelijk voor dood en verminking van duizenden en duizenden onschuldige mensen.

We hebben het Iraakse volk martelingen gebracht, clusterbommen, afgewerkt uranium, talloze gevallen van willekeurige moord, ellende, vernedering en dood en noemen dat 'het Midden-Oosten vrijheid en democratie brengen.'

Hoeveel mensen moet je doden voor je massamoordenaar en oorlogsmisdadiger genoemd kunt worden? Honderdduizend? Meer dan genoeg lijkt me. Daarom is het terecht als Bush en Blair voor moeten komen bij het Internationale Strafhof. Maar Bush is slim geweest. Hij heeft het Internationale Strafhof niet geratificeerd. Bush heeft dus gewaarschuwd dat als een Amerikaanse soldaat of wat dat betreft een politicus in de beklaagdenbank terechtkomt, hij zijn mariniers erop af zal sturen. Maar Tony Blair heeft het Hof wel geratificeerd en is dus beschikbaar voor vervolging. We kunnen het Hof zijn adres geven als het daarin geïnteresseerd is. Het is Downingstreet nr. 10 in Londen.

In deze context is dood nietszeggend. Zowel Bush als Blair hebben de dood op een laag pitje gezet. Minstens 100,000 Irakezen waren gedood door Amerikaanse bommen en raketten voordat de Iraakse opstand begon. Deze mensen zijn niet van belang. Hun doden bestaan niet. Ze zijn een lege bladzijde. Ze zijn niet eens als dood vermeld. 'Wij tellen geen lijken,' zei de Amerikaanse generaal Tommy Franks.

Tijdens het begin van de inval werd op de voorpagina van Engelse kranten een foto gepubliceerd van Tonny Blair die de wang van een Irakees jongetje kust. 'Een dankbaar jongetje,' was het onderschrift. Een paar dagen later stond er een verhaal en foto op een binnenpagina, van een ander vierjarig jongetje zonder armen. Zijn familie was opgeblazen door een raket. Hij was de enige overlevende. 'Wanneer krijg ik mijn armen terug?' vroeg hij. Het antwoord was weggelaten. Welnu, hem hield Tonny Blair niet in zijn armen, evenmin het lijfje van een ander verminkt kind, noch een ander bebloed lijf. Bloed is vies. Het maakt je overhemd en das vies, als je een ernstige toespraak op de televisie houdt.

De 2,000 Amerikaanse doden zijn een probleem. Ze worden in het donker naar hun graf getransporteerd. Begrafenissen vinden onopvallend plaats, op een veilige manier. De verminkten rotten weg in hun bed, sommigen voor de rest van hun leven. Zo rotten de dode en de verminkte beiden weg, maar in een ander graf.

Het volgende is een gedeelte uit het gedicht van Pablo Neruda, 'Ik leg een paar dingen uit:'


En op een morgen stond alles in brand
Op een morgen laaiden de vuren
Op uit de aarde en
Verslonden alle mensen
En vanaf toen kwamen vuur,
En buskruit vanaf toen,
En vanaf toen stroomde bloed.
Schurken met vliegtuigen en Moren,
Schurken met vingerringen en statige vrouwen,
Schurken met zegeningen rondspattende zwarte monikken
Kwamen door de lucht om kinderen te doden
En het bloed van de kinderen stroomde door de straten
Zonder omhaal, als kinderbloed.
Jakhalzen, die de jakhalzen zouden verachten,
Stenen waarop de droge distel zou bijten en zou uitspuwen,
Adders die adders zouden verfoeien.
Samen met jou heb ik het bloed gezien
Van Spanje, oprijzend als een vloed
Om je te verdrinken in één golf
Van hoogmoed en messen.
Verraderlijke
Generaals:
Zien mijn dode huis,
Slaan het gebroken Spanje gade:
Uit elk huis gulpt brandend staal
In plaats van bloemen,
Uit elke Spaanse holte
Welt Spanje op
En uit elk dood kind een geweer met ogen
En uit elke misdaad ontspruiten kogels,
Die op een dag
De roos van jullie hart zullen treffen.
En jullie zullen vragen: waarom spreken zijn gedichten
Niet over dromen en bladeren
En de grote vulkanen van zijn geboorteland.
Kom kijken naar het bloed in de straten.
Kom kijken
Naar het bloed in de straten.
Kom kijken naar het bloed in de straten!


Laat ik heel duidelijk stellen dat ik met het citeren uit het gedicht van Neruda op geen enkele manier een vergelijking maak tussen de Spaanse Republiek en Saddam Hoesseins Irak. Ik citeer Neruda omdat ik nergens in de hedendaagse dichtkunst een zo krachtige en indringende beschrijving heb gelezen van het bombarderen van burgers.

Eerder heb ik al gezegd dat de Verenigde Staten tegenwoordig volstrekt openhartig zijn als zij hun kaarten op tafel leggen. Zo gaat het. Hun officieel verklaarde beleid wordt nu gedefinieerd als 'dominantie op alle fronten (full spectrum dominance).' Dat zijn niet mijn woorden maar die van hen. 'Dominantie op alle fronten' betekent heerschappij over land, zee, lucht en ruimte en alle aanwezige hulpbronnen.

Wereldwijd beschikken de Verenigde Staten over 702 legerbasissen in 132 landen, uiteraard met de eervolle uitzondering van Zweden. We weten niet hoe ze daar gekomen zijn, maar ze zitten daar wel.

De Verenigde Staten hebben 8,000 actieve en operationele kernkoppen. Tweeduizend daarvan staan op scherp, gereed om na een waarschuwing binnen 15 minuten gelanceerd te worden. Ze ontwikkelen nu een nieuw kernwapensysteem, bekend als bunkervernietigers. De Britten, zoals altijd behulpzaam, zijn van plan hun eigen kernraket, de Trident, te vervangen. Ik vraag me af op wie ze die gaan richten. Op Osama bin Laden? Jou? Mij? Jan Modaal? China? Parijs? Wie zal het weten? Wat we weten is dat deze kinderachtige waanzin - het bezitten en gebruiken van kernwapens als dreiging - de kern vormt van de Amerikaanse politieke filosofie. We moeten bedenken dat de Verenigde Staten onafgebroken in staat van oorlog verkeren en geen tekenen van ontspanning vertonen.

Vele duizenden, zo niet miljoenen, mensen in de Verenigde Staten zijn zelf het optreden van hun regering moe, schamen zich ervoor en zijn er woedend om, maar bij de huidige stand van zaken vormen zij geen samenhangende politieke macht - nog niet. Maar het is onwaarschijnlijk dat de ongerustheid, onzekerheid en angst, die wij dagelijks in de Verenigde Staten zien toenemen, weer zullen afnemen.

Ik weet dat president Bush veel uiterst bekwame tekstschrijvers heeft, maar ik zou me graag vrijwillig aanbieden voor dat baantje. Mijn voorstel is dan een korte toespraak, die hij op de televisie voor de natie zou kunnen houden. Ik zie hem statig, zorgvuldig gekamde haren, ernstig, innemend, oprecht, vaak verleidelijk, soms met een zure glimlach, merkwaardig aantrekkelijk, een echte man.

'God is goed. God is groot. God is goed. Mijn God is goed. Bin Ladens God is slecht. Die van hem is een slechte God. Saddams God was slecht, maar hij had geen God. Hij was een barbaar. Wij zijn geen barbaren. Wij hakken mensen niet hun hoofd af. Wij geloven in vrijheid. God ook. Ik ben geen barbaar. Ik ben de democratisch gekozen leider van een vrijheidslievende democratie. Wij zijn een meedogende maatschappij. Wij passen meedogend elektrocutie toe en geven meedogend een injectie. Wij zijn een grote natie. Ik ben geen dictator. Dat is hij. Ik ben geen barbaar. Dat is hij. En dat ís hij. Ik heb moreel gezag. Zie je deze vuist? Dat is mijn moreel gezag. En vergeet dat niet.'

Het leven van een schrijver is een uiterst kwetsbare, bijna naakte activiteit. Wij moeten daar niet om jammeren. De schrijver maakt zijn keuze en zit daarmee opgescheept. Maar het is waar als ik zeg dat je dan blootstaat aan alle winden, sommige daarvan inderdaad ijzig. Je staat helemaal alleen, bent op jezelf aangewezen. Je vindt geen beschutting, geen bescherming - tenzij je liegt - en in dat geval heb je uiteraard je eigen bescherming geconstrueerd en bent, zou je kunnen stellen, een politicus geworden.

Vanavond heb ik heel wat keren verwezen naar de dood. Ik zal nu een gedicht van mijzelf voordragen, met de titel 'Dood.'


Waar werd de dode gevonden?
Wie vond de dode?
Was de dode al dood toen hij gevonden werd?
Hoe is de dode gevonden?
Wie was de dode?
Wie was de vader, dochter of broeder
Of oom, zuster, moeder of zoon
Van het dode en achtergelaten lichaam?
Was de dode dood toen hij achtergelaten werd/
Door wie was hij achtergelaten?
Was de dode naakt of gekleed voor een reis?
Wat was de reden dat je de dode dood verklaarde?
Hoe goed kende je de dode?
Hoe wist je dat de dode dood was?
Heb je de dode gewassen?
Heb je zijn ogen gesloten?
Heb je de dode begraven?
Heb je hem achtergelaten?
Heb je de dode gekust?


Als we in de spiegel kijken denken we dat het beeld dat ons aankijkt juist is. Maar ga een millimeter opzij en het beeld verandert. In feite kijken we naar een eindeloze reeks weerspiegelingen. Maar soms moet een schrijver de spiegel verbrijzelen - want aan de andere kant van de spiegel staart de waarheid ons aan.

Ik denk dat het, ondanks de enorme verschillen die er bestaan, een cruciale verplichting, die voor ons allen geldt, is dat wij als burgers onversaagd, onwrikbaar en met een trotse intellectuele vastberadenheid de echte waarheid van ons leven en onze samenlevingen moeten definiëren. Daartoe zijn wij echt verplicht.

Als een dergelijke vastberadenheid niet uitgedrukt wordt in onze politieke visie, rest ons geen hoop om te kunnen herstellen wat wij zo goed als kwijt zijn - de waardigheid van de mens.


* * *

Naar boven