Home

Het is Mogelijk

Illustratie

(Schrijver onbekend)


Is het mogelijk, denkt hij, dat men nog niets werkelijks en belangrijks gezien, erkend of gezegd heeft? Is het mogelijk, dat men duizenden jaren de tijd heeft gehad te kijken, na te denken en op te tekenen, en dat men de duizenden jaren heeft laten voorbijgaan als een schoolpauze, waarin men zijn boterham eet en een appel? Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat men trots uitvindingen en vooruitgang, trots cultuur, godsdienst en wereldwijsheid aan de oppervlakte is gebleven? Is het mogelijk, dat men zelfs deze oppervlakte, die toch altijd iets geweest had kunnen zijn, met een ongelooflijke vervelende stof heeft overtrokken, zodat zij eruit ziet als de salonmeubels in de zomervakanties Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat de hele wereldgeschiedenis verkeerd begrepen is? Is het mogelijk, dat het verleden foutief is, omdat men altijd van zijn massa's heeft gesproken, juist alsof men van een samenscholing van vele mensen vertelde, in plaats van over de ene te spreken, om wie zij heen stonden, daar hij vreemd was en stierf? Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat men meende te moeten inhalen, wat gebeurd is voor men geboren was? Is het mogelijk, dat men ieder afzonderlijk eraan moest herinneren, dat hij toch uit al zijn voorvaderen was ontstaan, dat hij 't dus wist en zich niets moest laten wijsmaken door de anderen, die iets anders wisten? Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat al die mensen een verleden, dat nooit bestaan heeft, heel nauwkeurig kennen? Is het mogelijk, dat alle werkelijkheden onbetekenend zijn voor hen: dat hun leven afloopt, aan niets verbonden, zoals een klok in een lege kamer? Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat men niets weet van al die meisjes, die toch leven? Is het mogelijk, dat men "de vrouwen" zegt, "de kinderen", "de knapen" , en niet vermoedt (ondanks alle beschaving niet vermoedt), dat deze woorden reeds lang geen meervoud meer hebben, doch slechts ontelbare enkelvouden? Ja, het is mogelijk.
Is het mogelijk, dat er mensen zijn, die "God" zeggen en denken, dat het iets gemeenschappelijks is? En kijk nu eens naar twee schoolkinderen: de een koopt een mes en zijn buurman koopt er een, dat er niet van verschilt, op dezelfde dag. En zij laten na een week elkaar beide messen zien en dan kan het gebeuren dat zij nog maar heel flauw op elkaar lijken - zo verschillend hebben zij zich in verschillende handen ontwikkeld. (Ja, zegt de moeder van de ene erbij, als je ook dadelijk alles verslijt.) Zo, en is het dan mogelijk te geloven, dat men een God zou kunnen hebben zonder hem te gebruiken? Ja, het is mogelijk. Maar als al deze dingen mogelijk zijn, ook maar een schijn van mogelijkheid hebben - dan moet er om alles ter wereld iets gebeuren.


De eerste de beste, die deze verontrustende gedachte heeft gehad, moet beginnen iets aan het verzuimde te doen; wie het ook moge zijn, hoe weinig geschikt hij ook is: want er is immers niemand anders.

Deze jonge onbelangrijke vreemdeling zal vijf trappen hoog moeten gaan zitten schrijven, dag en nacht: ja, hij zal moeten schrijven, daar zal het mee eindigen.

Rainer Maria Rilke (a)



Alles is al eens gezegd", zei de cynicus, "maar er is nog nooit geluisterd", zei de optimist.


Freek de Jonge (b)

De maatschappij

600 miljoen hongerenden, miljoenen vluchtelingen, verkeersslachtoffers, epidemieën van kanker, hart- en vaatziekten en geslachtsziekten, volle ziekenhuizen en gevangenissen, alcoholisten en drugsverslaafden, burgeroorlogen, 500 miljard dollar voor bewapening, angst voor een dreigende totale vernietiging, moord en doodslag, abortus, zelfmoord, echtscheidingen, werkeloosheid, gehandicapten, milieuvernietiging, overal ruzies, haat, onvrede, eenzaamheid, angst, verdriet en pijn, onzekerheid, wanhoop, agressie, zorgen en problemen, bloed, zweet en tranen. Aan alle kanten barst deze maatschappij uit zijn voegen, evenals de natuur ontregeld is in droogten en overstromingen, stormen, aardbevingen, misoogsten, voortschrijdende woestijnen en andere natuurrampen, zoals de mens dat noemt.


En toch zijn er nog mensen, die het hebben over samenleving, bedreigingen van de wereldvrede en vooruitgang en ze bezweren elkaar, dat het allemaal zo erg niet is, dat er zoveel goede dingen zijn, dat ze best gelukkig zijn en dat de mensheid tegenwoordig zo knap is, dat het allemaal wel goed zal komen. Terwijl ze er een chaotisch en onzinnig wereldbeeld op nahouden, waarin van alles zomaar gebeurt, waarin je zomaar geboren wordt, ziek wordt en dood gaat, waarin zomaar mensen verongelukken, je zomaar kanker krijgt, zomaar neergestoken wordt. Behalve wanneer je iets presteert, hogerop komt of veel bezit, dan heet het opeens je eigen verdienste. Een bizarre wereld met een bizarre "God", onrechtvaardig, willekeurig en onsamenhangend.


Er is echter een manier van kijken, waarbij wél alles met alles samenhangt, niets zomaar gebeurt, alles begrijpelijk is en toeval niet bestaat. Het is een helder zien, waarin elke gebeurtenis, hoe onbeduidend ook, toch een duidelijke betekenis heeft in het alomvattende verband. Het is eigenlijk zo verschrikkelijk eenvoudig en voor de hand liggend, dat je op het moment, dat je het ziet, je niet voor kunt stellen, dat je je al die tijd zo vergist hebt. Dan pas zie je:

  • dat deze en al de andere culturen en alles wat zij voortbrachten slechts vergissingen zijn,
  • dat de mens in het grijze verleden een doodlopende weg is ingeslagen, waarop eeuwen lang, generatie na generatie tot nu toe de mens zijn moeizame tocht is gegaan,
  • dat al die zeeën vol bloed, zweet en tranen, vergoten om uiteindelijk deze zieke maatschappij te creëren, tevergeefs geweest zijn,
  • dat de mens in de natuur thuishoort en niet erboven, ernaast of ertegenover,
  • dat alle kerken en godsdiensten uitgaan van een zelf gecreëerd mens- en godsbeeld,
  • dat alle theorieën, meningen en overtuigingen alleen maar gedachtenspinsels zijn,
  • dat de knapheid en geleerdheid van de mens uit kortzichtigheid geboren is,
  • dat alle prestaties, uitvindingen en scheppingen van generaties en generaties een doel, maar niet de mens hebben gediend,
  • dat alle groten, geëerden en beroemden van deze maatschappij het bij het verkeerde eind gehad en nog steeds hebben,
  • dat geld, bezit, rijkdom, prestatie, eer en roem echt niet gelukkig maakt, integendeel,
  • dat ieder mens, op welke manier hij ook meedoet aan dit bizarre spel, daardoor verantwoordelijk is voor zijn eigen ellende,
  • dat de mens inderdaad zijn eigen hel maakt,
  • dat alle mensen het wel goed bedoelen, maar uit onwetendheid domme dingen denken, zeggen en doen.

Maar dat houdt ook in, dat er voor al die ingewikkelde problemen een eenvoudige oplossing is, want in de eenvoud lossen problemen vanzelf op. Dan is dus een leven zonder pijn, verdriet, angst, ellende en onzekerheid wél mogelijk. Dan zou dus, wat alle theologen, filosofen en maatschappij-veranderaars voor onmogelijk hielden, bizar genoeg, juist omdat ze dachten, dat ze theoloog, filosoof of maatschappij-veranderaar waren, het absolute geluk wel en nog eenvoudig ook haalbaar zijn. Door een andere kijk zou dus het verleden teniet gedaan worden, waardoor het einde weer als het begin zou zijn. De doos van Pandora, die vanaf de wieg van elke, dus ook van deze cultuur, openstaat, rampen en verderf uitbrakend, zou weer gesloten kunnen worden. Als je onder eeuwigheid niet oneindige tijdsduur, maar ontijdelijkheid verstaat dan leeft hij eeuwig, die in het heden leeft (1). Het eeuwige leven is dus geen utopie, maar alleen niet verenigbaar met een leven in een cultuur, en je zou dus kunnen zeggen, dat kleine kinderen het eeuwige leven hebben; geen benul van tijd, zoals grote mensen dat noemen.


Voor iedereen is een onbezorgd leven weggelegd, als hij bereid is om voor zichzelf toe te geven, dat hij zich tot nu toe vergist heeft; overtuigingen en meningen heeft gehad en verkondigd, die hij voor waar hield, terwijl ze dat niet waren. Dingen belangrijk, zinvol en rechtvaardig gevonden heeft, die onbelangrijk, onzinnig en onrechtvaardig waren. Alleen door af te rekenen met je verleden, niet bijna helemaal, maar radicaal, kun je in het heden terechtkomen. De werkelijkheid en het leven zijn zo totaal anders dan wat de mensen over de werkelijkheid en het leven denken en zeggen. De werkelijkheid is, en het leven kun je alleen maar leven. En alles, wat je erover denkt, is teveel, onbelangrijk en onzinnig.


Maar er zijn nog zoveel mensen, die zichzelf om wat ze doen in deze maatschappij belangrijk vinden, of door anderen zo gewaardeerd worden, dat ze zelf geloven, dat het heel wat is wat ze presteren. Zovelen, die vinden, dat ze lekker bezig zijn en op de goede weg zitten, overtuigd van hun eigen gelijk.


En als je dan juist dezen probeert te laten zien, hoe inconsequent, hoe tegenstrijdig, hoe kortzichtig ze bezig zijn, dan breekt de hel los. Zij hebben daar geen boodschap aan, in tegenstelling tot de mensen, die muurvast zitten, wanhopig zijn, degenen die hun eigen belangen en vooroordelen willen laten varen, voor een gelukkige wereld, de kneuzen van deze maatschappij, de verketterden en allen, die tussen de wal en het schip gevallen zijn. Zij willen wel een andere wereld, hoewel ze daar allang niet meer in geloven. Zij hebben zo weinig te verliezen.

Over de Bergrede

Inmiddels al weer tweeduizend jaar geleden, in een maatschappij net zo chaotisch en onrechtvaardig als de huidige, toen werknemers nog gewoon slaven heetten en mensen elkaar afmaakten met lans en pijl en boog in plaats van met bommen en raketten, maakten mensen zich los van de maatschappij, keerden terug tot de eenvoud en het mens zijn en probeerden anderen te laten zien, dat je macht nooit met macht teniet kunt doen. Maar bij de bezitters van de macht, of die nu door wapens, kennis of geld wordt uitgeoefend, vonden ze geen gehoor. Dat werd verwoord in wat nu bekend staat als de Bergrede. Zij lieten zien, dat juist de kansarmen, de ontrechten en verdrukten, de kennis- en bezitsarmen, en dus ook de kinderen veel meer openstonden voor hun boodschap voor de vestiging van een wereld van vrijheid, gelijkheid en broederschap, waarin geen mens macht heeft over een ander. Zij verwachtten toen echt, dat ze de mensen konden omturnen en er eindelijk een rechtvaardige wereld zou komen.


Daarom staat er geschreven:


"Zalig de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen."

En er staat toch echt niet: Zalig de geleerden, geletterden en ontwikkelden, die dan ook nog steeds moeite hebben met deze passage.

"Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden."

En niet: Zalig degenen, die zo lekker bezig zijn, die zich altijd flink houden, die vinden, dat er zoveel goeds in de maatschappij is en onrechtvaardigheid normaal en onontkoombaar.

"Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de wereld beërven."

En niet: Zalig degenen, die voor zichzelf opkomen, de vechters, de sterken, de machthebbers, beterweters, regeerders of leiders.

"Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden."

En hoe je het ook bekijkt, er staat niet: Zalig degenen, die hun eigen recht of gelijk zoeken, die hun eigen zin willen hebben, die hun eigen belang verdedigen of op hun eigen roem of eer uit zijn.

"Zalig de reinen van hart, want zij zullen 'God' zien."

En niet: Zalig degenen, die hun vuile handen in onschuld wassen, de verblinden, vervreemden, theoretici of denkers.

"Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het koninkrijk."

En niet: Zalig degenen, die vervolgd worden om hun geloof, overtuiging, eigen of groepsbelang.

"Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden."

Maar toch echt niet: Zalig de compromissluiters, gewapende-vrede-handhavers of verdedigers van de status quo.

"Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt."


En niet: Zalig zijt gij, wanneer men u in de maatschappij, de gevestigde orde of eigen groep waardeert, prijst, navolgt en ophemelt om uw prestaties, ijdelheid en creaties.


Wezenlijk verschilt deze maatschappij niet van die van toen. De basis van een cultuur is macht van de ene mens over de ander. Toen waren het de eenvoudigen, die het vertelden, nu zijn het de rijken, geleerden en leiders zelf, die vruchteloos de betekenis proberen te begrijpen en niet beseffen, dat zij er wel doof voor moeten zijn. Eerder nog zal een kameel door het oog van de naald gaan, dan dat een theoloog de betekenis van de Bergrede zal begrijpen. En wat het niet begrijpen van die boodschap opgeleverd heeft, zie je nu overal om je heen.

Over de "Zoon van God"

Een merkwaardige en tragische begripsverwarring

In de vroege joodse filosofie werd de schepping als een doorlopend gebeuren beschouwd, zoals een lamp alleen brandend blijft als die continu van stroom wordt voorzien. De "Logos" of de "Zoon van God" is de dunamis, de scheppende kracht waardoor de hele schepping doorlopend tot zijn komt of is, met het niet levende naar zijn eigen aard en alle schepselen naar hun eigen natuur. God spreekt en het is en zodoende is het woord van God de Logos. Philo zegt daarover: "hoger dan het woord is de spreker" en daarom heet de Logos de eerstgeborene. De oude Taoisten noemden het Tau, de scheppende en vorm bepalende kracht. God is de architect en de Logos is de bouwmeester en schept de mensen, ho kat' eikona anthropos, de oorspronkelijke mens, zoals je die nog kunt ontwaren in de kleine kinderen, die nog naar hun natuur leven. Philo weer: "Er zijn twee tempels van God. Een is de kosmos, waarin de eerstgeborene werkzaam is als een hogepriester, de goddelijke Logos. De tweede tempel is de ziel gevuld met de Logos. Daarin is de priester de ware mens". Dus de ware mens is de mens die leeft naar zijn natuur of de wil van God en de Logos dus niets in de weg legt. Spinoza spreekt over leven naar de Rede. Tegenwoordig zouden we zeggen naar je innerlijke stem of je geweten. Als je dat compromisloos doet zul je uiteindelijk met je Zelf of je Logos samenvallen en dan ben je de Logos en de Logos spreekt door jou en dan ben je weer de Zoon of Dochter van God. Het is onmogelijk tegelijkertijd de wil van God te gehoorzamen en je "eigen" wil, want het is onmogelijk om tegelijkertijd met het leven mee te drijven en zelf je leven te sturen. Daarom zegt Boeddha dat alle lijden door  het willen veroorzaakt wordt, dus geen willen, geen lijden. Je karakter is je onnatuurlijke, toegevoegde en wat we noemen tweede natuur, onverenigbaar met je Logos.


Wijsheids geschriften zijn tijdeloos want ze beschrijven betrekkingen in het eeuwige heden, aangezien verleden en toekomst slechts in je hoofd zitten. Als je je realiseert dat alle schriften door ingewikkelde geletterde mensen zijn geschreven, vertaald door andere geletterden, zul je begrijpen dat zij nooit over de werkelijkheid praten, laat staan dat ze de weg naar de eenvoud kunnen wijzen.


Dus moet je de tijd uit historische geschriften halen om het wezen ervan te ontdekken. Het Evangelie van Johannes ziet er heel anders uit als je dat doet en dan herken je Philo weer:

"Vanaf het begin is het Woord en het Woord is bij God en het Woord is God. Dit is vanaf het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord en zonder dit bestaat er niets, dat is. In het Woord is leven en het leven is is het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis begrijpt het niet. Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes; deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen hem zouden geloven. Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht. Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, stond op doorbreken in de wereld. Hij is in de wereld en de wereld is door Hem en de wereld kent hem niet. Hij komt tot het zijne, en de zijnen nemen Hem niet aan. Doch allen, die Hem aannemen, geeft hij macht om kinderen Gods te zijn, hun die hun geweten geloven, wat niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans maar uit God geboren is. Het Woord creeert het vlees en woont in ons en wij aanschouwen zijn heerlijkheid, de heerlijkheid van de eerstgeborene des Vaders, vol van genade en waarheid. Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze is het van wie ik zeide: Die na mij komt is voor mij, want Hij was eer dan ik. Immers uit zijn volheid ontvangen wij allen zelfs genade op genade; want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid komen door de Logos.. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die doet hem kennen". En nog steeds!!!


Al met al blijft het een ingewikkelde constructie, want over de werkelijkheid, God en de schepping kun je niets vertellen. Elke poging om daar iets zinnigs over te vertellen, elke constructie die het scheppingsproces in beelden probeert te vangen is een ijdele poging en een vergissing.


Ceterum censeo dat het jammer is dat die schrijvers niet beseft hebben dat wat Ludwig Wittgenstein ons voorhoudt in de laatste zin van zijn Tractatus Logico-philosophicus:


"waarover je niet kunt spreken, daarover moet je zwijgen"


Dan was er nooit een evangelie geweest en nooit een christendom en het had de wereld onnoemelijk veel ellende bespaard. Het is een goedbedoelde poging geweest om een rechtvaardige wereld te grondvesten maar, door de ondoorzichtige mix van mysticisme en wijsheid, gedoemd te mislukken. Het was voldoende geweest als ze de weg hadden gewezen naar het rechte en eenvoudige pad en gezwegen hadden over de werkelijkheid.

Over Seks en Eros

In het Symposion, in de rede van Aristophanes, beschrijft Plato de valkuil van Eros, of het libido, zoals we dat tegenwoordig noemen. Bedenk, voor je verder leest, dat het een metafoor is en dat elke metafoor zijn beperkingen heeft. Ooit was de menselijke natuur anders, want toen was de mens heel en het was van een mannelijk/vrouwelijk geslacht en dan beschrijft hij een schepsel met vier armen en benen en twee ruggen. En zij vielen de Goden aan en om een eind te maken aan hun opstand besloten de Goden hen in twee helften te snijden. En Zeus sneed de schepsels in tweeen zoals men morellen doorsnijdt of eieren met een haar. "Maar nu", verhaalt Plato, "zijn wij verdeeld in twee helften vanwege onze onrechtvaardigheid". Zo werden we mannelijk en vrouwelijk, twee polen en iedere helft zoekt zijn wederhelft en samen zijn zij weer een. De Goden plantten Eros of het Libido, de hereniger, in de mensen en daardoor gedreven proberen de mensen van twee weer een te maken. In de coitus spelen ze een dier met twee ruggen, zoals Rabelais dat noemt in zijn Gargantua en Pantagruel, en zij noemen dat eenwording.
De grote vergissing die Plato maakte, dezelfde die in de Zondeval wordt gemaakt, is dat hij niet besefte dat wij allemaal als kleine hele mensjes worden geboren en dat we in de loop van onze acculturatie en opvoeding gehalveerd worden en opgevoed worden tot die wezens met dat speciale gedrag en denken, die we jongens en meisjes noemen. Helften die tot elkaar aangetrokken worden door Eros. En dat paar helften hebben elkaar nodig, passen bij elkaar, zijn complementair aan elkaar, spreken over "wij", zijn afhankelijk van elkaar, klampen zich aan elkaar vast in een verstikkende houdgreep, zodat geen van tweeën meer kan veranderen. En dat noemen ze liefde, maar het is een doorlopend compromis en geven en nemen en het lijkt dus meer op handel. Het heeft hoe dan ook niets te maken met belangeloze en onvoorwaardelijke liefde. Het is een wonder dat deze twee helften hele baby's krijgen. Als een van de twee verandert, passen ze niet meer bij elkaar, dan gaan ze scheiden en weer op zoek naar een passende wederhelft en zo l'histoire se repete telkens weer. Hoe hechter de relatie, hoe groter het verdriet als een van de twee wegvalt, want als je weer als helft moet leven mis je altijd de andere helft. Dus het Libido is de grote valkuil die ons verhindert om weer heel te worden en terug te keren vanuit de dualiteit en de gespletenheid naar de eenvoud, een heelheid, en het Koninkrijk binnen te gaan, zoals ze dat ooit noemden.
De gelukzalige, de weer heel gewordene, heeft geen behoeften meer en de kleine dood van het orgasme, dat verliezen van jezelf, waaruit je telkens weer ontwaakt in dezelfde saaie wereld, kan niets aan zijn gelukzaligheid toevoegen. Wat dat betreft heeft de Rooms-katholieke kerk gelijk als zij bepaalt dat de geslachtsdaad uitsluitend de voortplanting moet dienen, maar dat geldt alleen voor de gemeenschap der helen en niet in dit tranendal, wat de mensen op proberen te leuken en waaraan ze proberen te ontsnappen met hun kortstondige orgasmen.
Ga nou voor jezelf eens na hoeveel je hebt ingeleverd voor dat vreemde spelletje.
Dus in het paradijs, voor de Zondeval, of in het Koninkrijk, hebben mannen en vrouwen elkaar belangeloos en onvoorwaardelijk lief, zoals God van al zijn kinderen houdt en er is geen Verlosser. Seksueel verlangen is een cultuur-artefact. Dat kun je niet geloven, maar dat kun je alleen zelf ervaren.
Het zou toch een krankzinnige schepping met een krankzinnige God zijn als het de bedoeling zou zijn geweest dat het mensdom zich ongebreideld zou voortplanten totdat  weer een oorlog of epidemie de bevolking zou moeten decimeren?

De queeste naar de Waarheid

Stel je de zoektocht naar de Waarheid voor als het beklimmen van een berg. Als je aan de voet van de berg staat zie je maar een gedeelte van de werkelijkheid. Je ziet de rivieren stromen, maar je weet niet waar ze vandaan komen en waar ze naartoe stromen. Je ziet vogels vliegen tot ze verdwijnen achter het bergmassief. Je ziet wolken verschijnen vanachter de berg vandaan en voelt winden waaien maar je begrijpt niet waar ze vandaan komen. Over die vragen kun je vele theorieen bedenken maar je kunt ze nooit verifieren. Als je de kudde aan de voet van de berg verlaat en hogerop klimt, neem je telkens een nieuw standpunt in en elke keer zie je meer, maar nog steeds niet alles en je beseft dat in de loop van de geschiedenis vele mensen je voorgegaan zijn, die daar uitgerust hebben of stierven en hetzelfde standpunt deelden en dus dezelfde visie, waar zij over schreven en je herkent wat zij zagen. Je passeert filosofen en theologen, die hun eigen waarheid verkondigden en groten der aarde, trots op hun kortzichtigheid. Overal op de berg ontwaar je mensen, allemaal op hun eigen standpunt, theoretiseren over de werkelijkheid, maar ze zien er slechts een gedeelte van en beseffen dat niet. Overal kom je bagage tegen die je voorgangers hebben achtergelaten, want het is onmogelijk om de top bepakt te bereiken. Maar je moet verder en hoe hoger je zwoegt, hoe meer mensen je achter je laat, hoe completer je uitzicht wordt, hoe eenzamer je tocht, hoe groter deel van de werkelijkheid je ontwaart en hoe moeizamer de laatste meters. Daar ontmoet je Heraclites, Plato, Spinoza, Rousseau, Thoreau, Nietzsche, Wittgenstein en vele anderen gesneefd in het zicht van het einddoel. En dan maak je de meest fantastische stap die een mens kan maken en opeens bevind je je op de top en kun je alles overzien. Je hebt geen theorieen meer nodig, je aanschouwt de werkelijkheid en je beseft dat je het centrum en de koning van je eigen wereld bent. Je zou kunnen zeggen dat je alle standpunten deelt of geen enkel standpunt meer hebt. Je ziet waar de rivieren vandaan komen en waar ze hun loop eindigen in de zee. Je begrijpt waarom de winden waaien, waar de wolken vandaan komen en hoe ze uiteindelijk oplossen in regens. Je hebt geen theorieen meer nodig om je beperkte gezichtsveld mee te vullen. Je begrijpt alles omdat je niets meer weet en geen mening meer hebt. Je bent het Koninkrijk binnengegaan, het Nirvana, het Paradijs, Erewhon, Shangrila, Utopia of al die andere namen die mensen aan de voet van de berg er aan hebben gegeven en waar ze vurig naar verlangen en als onbereikbaar beschouwen. En daar vind je het gastenboek en je leest: "Boeddha was hier" ," Chuang Tzu was hier", "Zarathustra was hier", "Socrates was hier", "Jesus was hier" en vele en vele ander namen van al diegenen die tijdens hun leven uitgelachen werden, vermoord of genegeerd zijn, die ketters genoemd en verbannen werden en die stierven aan kruisen en op brandstapels nadat ze teruggekeerd waren om de achtergeblevenen te vertellen over de weg naar de top. Overal onder je zie je mensen op hun standpunten staan en hun meningen ventileren over de werkelijkheid, ieder standpunt zijn eigen mening, zoveel meningen als er standpunten zijn en zij maken ruzie en vechten om hun eigen gelijk. Je bent verbijsterd als je ze hoort discussiëren over de wegenkaarten naar de top, die ze Heilige of Geheime Boeken noemen. Maar al die meningen vertellen niets over de werkelijkheid of de wegenkaarten maar zeggen slechts iets over hun afstand tot de top. Spinoza zou zeggen: "wat je vertelt over de werkelijkheid zegt meer over jezelf dan over de werkelijkheid, net zozeer als wat je zegt over de ander meer over jezelf zegt dan over de ander. Vanaf de top zie je overal beneden je een groot gevecht met alleen maar slachtoffers.
Dat is de Waarheid en die is gruwelijk, onthullend, tragisch, stuitend en huiveringwekkend.


Dus wees uitermate behoedzaam als je op de top bent geweest en teruggekomen bent.


"Wees dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven".

Over de wetenschap

Terwijl er de hele mensengeschiedenis door mensen opdoken, die waarschuwden voor de toenemende invloed van de wetenschap, omdat ze, zoals het priesterdom hun macht zagen tanen, zijn er anderen geweest, die inzagen, dat geleerdheid mensen de mist in deed gaan.


"Indien ge al uw vertrouwen stelt in de kennis van natuurlijke dingen, dan struikelt ge door de duisternis der blinden. Indien ge al uw vertrouwen in geleerdheid stelt, dan struikelt ge door nog dieper duisternis."(2)



In een tijd als deze, waarin de mensen zich laten leiden en vertrouwen op weten-schappers een moeilijk verteerbare uitspraak, maar het zou best eens waar kunnen zijn. Ook Jesaja zegt zoiets:

"Uw geleerdheid en uw kennis zijn het die u verleid hebben, zodat gij bij uzelf zegt: "Ik ben het en niemand anders." Maar u overkomt onheil, dat gij niet weet te bezweren; u overvalt een verderf, dat gij niet moogt verzoenen; u overkomt plotseling een verwoesting, waarvan gij geen vermoeden had. Houdt maar aan met uw bezweringen en met de talrijke toverijen, waarmede gij u van jongsaf aan hebt afgetobd; misschien kunt gij iets bereiken misschien jaagt gij schrik aan. Gij hebt u uitgesloofd met uw vele plannen."(3)



En zie, terwijl de mens met behulp van zijn wetenschap de natuur probeert te beteugelen en met zijn wetten mensen in het gareel tracht te houden, treden er overal onvoorziene rampen op. In plaats van te begrijpen, dat juist het beteugelen de symptomen oproept, beloven de wetenschappers het volk, dat ze nog niet zover zijn, maar dat het hun wel zal lukken om een oplossing voor de zelfgecreëerde problemen te vinden, als ze maar geduld hebben.


Heel cynisch dichtte de Genestet voor de optimisten:


"Gij weet het groote nieuws, en, hoe door het nieuwe licht van Theologen, Filosofen, Oekonomen en andere oomen,
Nu eerlang hier op aard de Hemel wordt gesticht? -
Geduld maar, hongrig hart en hongerende magen!
't Duurt nog een groote veertien dagen."(4)

Inmiddels zijn we 120 jaar verder en nog steeds hebben de mensen hun hoop op politici, wetenschappers en theologen gevestigd, afgaande op mooie beloften, optimistische plannen, maar wezenlijk is er niets veranderd. Nog steeds zijn er mensen, die weten hoe andere mensen moeten leven, wat ze moeten geloven, wat goed is en kwaad.

"Almachtige God, verlos ons van de wetenschappen en de verderfelijke kunsten van onze vaderen en geef ons de onwetendheid, de onschuld en de armoede terug."



verzuchtte Jean Jacques Rousseau, alsof een ontwikkeling, die de mens zelf in gang gezet heeft, door een almachtig opperwezen gestopt zou moeten worden. Mensen zijn toch vrij om zich te laten beïnvloeden door allerlei moeilijke wetenschappelijke verklaringen. Maar het is zo verleidelijk om een wetenschappelijk verantwoord verhaal te krijgen om de consequenties van je doen en laten te vergoelijken.

"Om zich te kunnen verwonderen moet de mens - en moeten wellicht volkeren - wakker worden. De wetenschap is het middel om ze te doen inslapen."(5)



Het is het wonder van het leven, dat door de wetenschap teruggebracht is tot een weliswaar ingewikkeld, maar in de toekomst ongetwijfeld verklaarbaar geheel van biochemische reacties, die gestuurd en verbeterd kunnen worden. En over biochemische reacties hoef je je niet te verwonderen, die kun je verklaren.

Over wijsheid

Wetenschap gaat uit van een theorie, een bedenksel, een kunstmatig geconstrueerd bouwwerk, los van de werkelijkheid, waarin feiten en gebeurtenissen gerangschikt en met elkaar verbonden worden. Het is een activiteit van het denken en niet van het leven. Het denken wordt gereguleerd door afgesproken regels van de logica. Wetenschap heeft dus geen universele waarde, maar slechts een betrekkelijke. Wijsheid daarentegen gaat over het leven en de werkelijkheid en laat verbanden zien in de werkelijkheid, staat los van de tijd en heeft dus eeuwigheidswaarde. "Heb uw naaste lief, gelijk uzelve", heeft niets met wijsheid te maken, maar is een advies, met zoveel haken en ogen, dat je er in de praktijk niets mee kunt. In de werkelijkheid is het, dat je van een ander houdt, zoals je van jezelf houdt. Wijsheid geeft een verband in het heden, constateert alleen maar. Alles is zoals het is en nooit anders, terwijl het denken van de mens zich slechts in het verleden en toekomst beweegt. Ieder mens is wat hij is, terwijl hij geleerd heeft, dat hij is wat hij denkt en doet. Je kunt jezelf alleen lief hebben als je weet wie je bent, als je beseft, dat je mens bent, niet meer en niet minder. Dan pas kun je alle mensen als je naasten zien. Voor ouders zouden kinderen eigenlijk ook gewoon naasten moeten zijn, maar ouders hebben geleerd, dat ze kinderen moeten opvoeden, terwijl dat strijdig is met: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet."


"je moogt hun geven van je liefde, maar niet van je gedachten, want zij hebben hun eigen gedachten." (6)



Je kunt alleen onvoorwaardelijk van anderen houden, als je ze accepteert zoals ze zijn en niet zoals je ze hebben wilt. Het enige wat kinderen nodig hebben is voedsel als ze honger hebben, rust als ze moe zijn en de vrijheid om te blijven wat ze zijn, onschuldig en onbevangen. Dat ze dan niet passen in deze krankzinnige wereld, ligt aan de wereld en niet aan de kinderen. Zij hebben er toch niet om gevraagd om geboren te worden?
En dat, terwijl zij de enige mensen in deze wereld zijn, voor de rest zie je slechts mensen die in de mening verkeren dat ze de rol zijn die ze spelen, christenen, arbeiders, Nederlanders, vrouwen enz. of ingewikkelde combinaties daarvan, die toch ooit ook gewoon maar mensjes waren.
Wees u zelf zei ik tot iemand, maar hij kon niet: hij was christen. Je kunt daar overigens van alles voor invullen.
Oorspronkelijk was het evangelie een soort handleiding tot verlossing of verlichting, geënt op woord- en beeldengebruik, ontleend aan het denken van die tijd.

"Van de bestaande situatie immers moet je uitgaan en dan moet je steeds eenvoudiger en eenvoudiger worden, om uiteindelijk tot het eenvoudige te komen."(7)



Het beloofde een complete anarchie, waarin geen mens meer macht uitoefende over een ander. Een paradijselijke aarde, waar slechts mensen in gelukzaligheid zouden toeven.

"De voornaamste angst van het christendom om vrijheid te realiseren is de vrees, voor de overmacht van de eigen chaos. Maar die chaos is eerder het resultaat van die vrees, dan de oorzaak."(8)



In plaats van bewerker van een rechtvaardige wereld, is het christendom door onbegrip juist de belemmering naar wat in hun eigen woorden het koninkrijk der hemelen heet.
Je bent pas verlost als je niet meer, zoals dat heet, 'zondigt'. 'Zondig' is alles waarmee je je eigen vrijheid en geluk in de weg staat, dus ook de vrijheid van anderen. Het uitoefenen en ondergaan van macht, beïnvloeden en beïnvloed worden, plannen maken, verwachtingen, wensen, bedoelingen of behoeften hebben, leven naar tradities, normen en regels, die anderen voor je bepaald hebben, willen en bezitten, dat alles houdt de mens vast en staat dus zijn vrijheid in de weg.
Als de mens echt vrij wil zijn, moet hij alles wat hij geleerd heeft, doorzien als ballast, nutteloos, onzinnig en als bedenksels, waarmee je weliswaar een rol kunt spelen in deze maatschappij, maar niet kunt leven. Pas als je de laatste stuiver hebt ingelost komt het denken tot stilstand, dat grote malende wiel, en blijft er een puur ervaren, een eeuwig heden over. Dan voel je je een met alles en allen en zie je, zoals mystici dat noemen, "God", de grote alomvattende samenhang.
Eerst moet je durven inzien dat ons hele kennen en weten een groot luchtkasteel is, slechts belangen dienend in een steeds meer uitdijende spiraal, waar het eind van zoek is.


Eigenlijk predikte het evangelie een grote revolutie, een umwertung aller Werte, terug naar de mens en terug naar de natuur en een verbreking van alle grenzen.


Er is maar een volk en dat is de mensheid


Er is maar een land en dat is de aarde


Er is maar een taal en dat is de liefde

Over mens en cultuur

Kinderen worden geboren en groeien op in een wereld, waar de kaarten geschud en de macht al verdeeld is. In een kunstmatige wereld, in generaties gecreëerd, met een wirwar van verboden en geboden, wetten, tradities en regels, doen ze hun eerste stappen Ze moeten maar wennen aan het gareel, al die cultuurprodukten, prestige- en prestatie-objekten, gebruiks- en verbruiksartikelen, apparaten en machinerieën om een ingewikkeld en kunstmatig bestaan te vereenvoudigen. En al gauw hebben ze de meest bizarre dingen normaal, mooi en knap leren vinden en later kijken ze vol bewondering naar hun eigen brouwsels, waar ze steeds meer afhankelijk van worden.


Ook is zijn land vol afgoden; voor het werk "van eigen handen, voor wat eigen vingers gemaakt hebben, buigt men zich neer."(9)



De natuur is dan inmiddels al wild en chaotisch geworden. De volmaaktheid van de zich zonder behulp van mensenhand doorlopend vernieuwende schepping, zien ze niet meer. Dat is nog slechts iets wat voor eigen doeleinden en belangen geëxploiteerd kan worden en kan dienen voor de productie van de dingen, waarmee hij zelfgecreëerde valse behoeftes kan bevredigen. Nog steeds pogen de mensen de natuur te onderwerpen, waardoor ze het evenwicht verstoren en vele rampen over zichzelf afroepen. In cultuur brengen heet dat dan, of ontginnen. En het restant een verstoord evenwicht, losgemaakt uit het geheel, moet beheerd worden, om de verstoring te kunnen continueren. Met veel moeite moeten cultuurprodukten als heide, knotwilgen, houtwallen en polderlandschappen in stand gehouden worden, want ze zouden wel eens naar hun oorspronkelijke toestand kunnen terugkeren.

"Als het kind groot geworden is, dan is de cultuur, die hij als volwassene schept een getrouwe weerspiegeling van zijn kinderlijke ervaring. De maatschappij en cultuur zijn eerst een belemmering en dan het resultaat van die belemmering."(10)



Hoe meer gekleineerd een kind wordt in zijn jeugd, hoe onzekerder het wordt en hoe groter later de prestatiedrang om zich te bewijzen. Want wacht u voor de slaven, die meester worden.

"Het wordt ons steeds duidelijker, hoeveel kwaad er wordt aangericht door mensen die geestelijk ongezond zijn, vooral in het gezin, waar het kind zelfs kleine relatiestoornissen tussen de eigen ouders in zijn ziel registreert en waar ernstige ziekelijke patronen bijna fataal door de volgende generatie worden voortgezet."



De manier waarop gezinsleden met elkaar omgaan, en elkaar op hun plaats houden, wordt van generatie op generatie doorgegeven. De ziekten die daarbij horen eveneens. Wetenschappers noemen dat erfelijke ziekten, waarmee ze mensen tot nu eenmaal onvolwaardig bestempelen en angst en schuldgevoel veroorzaken. Ooit werd geschreven:

"Ik ben de Heer uw God, Ik ben een ijverige God, die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht dergenen, die mij haten."(12)



Wanneer iemand in zijn jeugd geleerd heeft om haatdragend te zijn, kan hij dat overdragen op zijn kinderen, met alle consequenties van dien.

"De lotgevallen der volkeren zijn de directe voortzetting van de individuele familiedrama's. Het sociale is derivaat van het individuele psychische."(13)



Alleen een verzameling van ongezonde, in onvrede levende mensen kan een ongezonde vredeloze maatschappij vormen.

"Want alleen individuen voeren oorlog, lakken hun nagels, gaan naar de stembus, geloven in het kapitalisme. Maar de cultuur maakt dat ze dit doen. Maar wij maken de cultuur, hebben hem gemaakt in de loop der eeuwen tot wat hij nu is."(14)



Mensen zeggen, dat de maatschappij hen alles aandoet, terwijl ze er zelf onderdeel van zijn. Ze laten zich beïnvloeden door anderen en praten anderen na, voeden hun kinderen op voor deze maatschappij en sturen ze naar school. Als je de zoete vruchten geniet, krijg je ook de zure. Allemaal zitten ze in hetzelfde schuitje, maar dat ze erin zitten, ligt niet aan de anderen, noch aan het schuitje.

Over opvoeden

Kinderen, oorspronkelijk onbevangen, worden gevangen in het gareel van regels en normen van hun goedbedoelende ouders. Gelokt door beloning en aan weerszijden ingeperkt door de straffen, gaan ze de weg op, die er niet echt is, maar die hun opvoeders in hun hoofd hebben uitgestippeld. Anders komt er niets van terecht, heet het dan, want wat er van terecht moet komen is een aangepast lid van deze onrechtvaardige maatschappij. Net zoals huisdieren, die gedresseerd moeten worden om ze te laten passen in een kunstmatige omgeving. De wijze van belonen en straffen en het evenwicht tussen die twee, bepalen het keurslijf, waarin het kind zich op den duur veilig gaat voelen. Het weet waar het aan toe is. Elke keer bepaalt het de ruimte van zijn kooi, door te kijken, hoever het kan gaan, totdat het afgestraft wordt. "Er zijn nu eenmaal grenzen." Hoe kleiner de ruimte die gegeven wordt, hoe opstandiger of gedweeër het kind wordt, afhankelijk van de manier waarop de ouders de grenzen in stand houden. Vrijheid in gebondenheid heet dat heel eufemistisch. De autoritaire opvoeding, waarin de straf, lijfelijk of niet, de verbodsborden vormden, die kinderen ervan weerhielden om een andere weg in te slaan, is in de loop van de tijd veranderd in een strategie, waarbij het belonen op de voorgrond staat. Maar je wordt zo moe van dat doorlopend moeten belonen en de prikkel moet ook nog steeds groter worden. Het zijn de ouders die wat zij denken, doen en willen voor normaal houden en hun eigen vooroordelen niet kennen, die een voorbeeld voor hun kinderen zijn. Het zijn de normen, wetten, regels en voorschriften, die zij op zich genomen hebben en als bagage met zich meedragen, die het kind zal overnemen. Daarmee neemt het de strategieën over, waarmee de ouders in de maatschappij hun hoofd boven water proberen te houden.


Het doel heiligt de middelen, en de werktuigen waarmee de opvoeders het traliewerk van de kooien weven zijn: verbieden, straffen, dreigen, boos worden, waarschuwen, belonen, stimuleren, adviseren, voorwaarden stellen, liefde onthouden, bezorgd zijn, verwennen, teleurgesteld zijn, beschermen, verzorgen. Maar al doende leert het kind een scala van tactieken om de hem gestelde grenzen te overschrijden of te ontsnappen, door te drammen, zeuren, huilen, liegen, weglopen, ongehoorzaam zijn, vleien, driftbuien, stiekem doen, zwijgen of zielig doen. Om mee te kunnen en mogen doen in deze maatschappij moet het kind leren wat belangrijk en achtenswaard wordt gevonden. Dat uiterlijk en kleren erg belangrijk zijn, dat ambitie, prestatie en creativiteit prijzenswaard zijn, dat attent zijn, nette manieren en aangepast gedrag op prijs gesteld wordt, dat flink zijn, voor jezelf opkomen, zoet zijn, beleefd en beschaafd zijn, deugden zijn, waar je het ver mee kan schoppen, dat sommige dingen mooi en andere lelijk zijn, andere gezond of schadelijk. En na verloop van tijd voelt iedereen elkaar aan, ieder kent de grenzen van zijn territorium en van dat van de ander. In de opvoeding wordt de ruimte van het kind dus steeds verder ingedamd, ontplooiing heet dat, bizar genoeg, steeds kleiner en het kind wordt steeds onvolwassener, onvrijer, afhankelijker en bevangener. En als ze later groot geworden zijn, spelen ze het spel gewoon verder. Zo zie je dan, als je om je heen kijkt, overal grote mensen, politici en andere leiders met dezelfde kinderachtige methoden elkaar te lijf gaan, voor de verdediging van hun eigen belangen. Want een kind moet gehard worden om een harde wereld, waarin ieder voor zijn eigen hachje vecht, aan te kunnen. Zoals de wetenschapper zegt: voldoende "iksterk" zijn en een ruime frustratietolerantie opbouwen. En dat terwijl kinderen hun ouders doorlopend een spiegel voorhouden en hen laten zien, wat zij eens waren. Kinderen kunnen niets van hun ouders leren, behalve dat het leven in deze maatschappij een grote leugen is. Kinderen zijn wijs, grote mensen dwaas, maar ouders weten het altijd beter.


"Wordt als de kinderen", sprak de Heer, "derzulken is mijn Rijk"
"Gij maakt, o drijvers van de leer, uw kinderen u gelijk."(15)

Over aanpassen en de pijn, die dat kost

"Achter elke keelontsteking gaat een autoriteitskonflikt schuil." (16) Kinderen trekken in het conflict met de ouder steeds aan het kortste eind. De ouder bepaalt de grens, heeft het laatste woord en wijselijk kropt het kind, letterlijk en figuurlijk, zijn antwoord op. Maar het blijft opstandig en klierig wat je kunt zien aan zijn opgezette klieren, want het lichaam van de mens spreekt, wanneer de mens voor zichzelf een reden heeft om niet te willen of durven spreken. De ouders begrijpen de lastigheid van hun kind niet en pakken het harder aan, waardoor er bij het kind nog meer blijft zitten, wat er niet uitkomt en het kind pijn doet. En het eindresultaat is een keelontsteking met grote ontstoken amandelen. Door de tocht of kou komt dat, hebben de mensen geleerd, en om het te voorkomen worden er nog meer beperkingen aan het kind opgelegd, waardoor het steeds vaker optreedt. Als de amandelen er maar uit zijn, denken ze dan, en de dokter ziet het meteen, die boosdoeners moeten eruit, en in een barbaars ritueel worden ze eruit gesloopt, waarna de ouders op dezelfde manier kunnen doorgaan. Kinderen, die het niet meer willen horen, krijgen pijn aan hun oren; de dokter noemt het een middenoorontsteking en dat komt omdat de neusamandel te groot is, maar waarom dat bij het ene kind wel en bij het andere niet gebeurt, dat begrijpt hij niet. Kinderen die het er benauwd van krijgen krijgen een bronchitis of astma, kinderen die het niet meer zien krijgen gewoon een bril. Of ze snotteren, en dan komt het hun neus uit.


In 1981 alleen al werden bij 140.000 kinderen de amandelen verwijderd, terwijl eigenlijk de ouders behandeld hadden moeten worden. Onbewust zijn de keel-, neus- en oorartsen dus handlangers van de gevestigde orde, maar je kunt het ze niet kwalijk nemen, want ze weten niet wat ze doen. Zij volgen ook maar een gevestigde mening in een gevestigde orde en volgens hun theorieën klopt het allemaal. Over de andere artsen later.

Over de medische wetenschap

De medische wetenschap gaat niet over de mens, maar over zijn onderdelen. Zij gaat er van uit, dat de afzonderlijke delen samen de werkelijke mens vormen. Eerst hebben ze de mens geopend, in onderdelen verdeeld, en alles wat ze vonden aan het geheel onttrokken, begrensd en een naam gegeven, terwijl alle onderdelen grenzeloos in elkaar overlopen. De werking wordt verklaard aan de hand van analogieën met door hen zelf gecreëerde machines en apparaten. Het hart is een pomp, de nieren een filterapparaat, de benen een bewegingsapparaat. Er zijn er zelfs, die over het geslachtsapparaat spreken. De mens is een mechanisch gebeuren, een machine, beweren ze. In de visie van de wetenschapper is de mens een soort monster van Frankenstein, een golem. Ontregeling van het apparaat geeft een symptoom en een verzameling van symptomen heet een ziekte. De vraag "waartoe" past niet in het wetenschappelijk denken, dus buigen ze zich over het wat en hoe en bestrijden de symptomen. Maar het is alsof je een instrument gebruikt voor een doel, waarvoor het niet werd gemaakt. Het zal dan mankementen gaan vertonen. En de gereedschapmaker zal het weer repareren zonder te vragen wat ermee gebeurd is, want hij zou zijn eigen glazen ingooien als er niets meer kapot zou gaan. Zo is het ook zaak voor de artsen, dat de mensen ziek blijven worden, want anders gaan ze failliet. Het is toch bizar, dat de medische wetenschap, die geen duidelijk idee heeft van wat leven en dood eigenlijk betekenen, pretendeert voor het leven te vechten en tegen de dood.


De medische wetenschap is een wetenschap van onderdelen en groepen. Mensen, volstrekt unieke individuen, stopt ze in grafieken en statistieken, bepaalt het gemiddelde en noemt dat normaal. Wat ze observeert is niet de mens, maar de mens onderworpen aan haar manier van vragen stellen. En zo bewijzen wetenschappers van alles, terwijl een bewijs alleen bewijst, dat ze zich aan de spelregels houden, die ze uiteraard zelf ontworpen hebben. Het is zodoende een kwantitatieve geneeskunde, die slechts drijft op het meetbare. Alle kwaliteiten van het leven, dat in geen enkel systeem past, verdriet, angst, eenzaamheid en pijn, moeten dus verwaarloosd worden, want meten is weten, en wat je niet kunt meten, kun je ook niet weten.


Zo geloven mensen, dat bacteriën en virussen ziekteverwekkers zijn, terwijl nog nooit iemand een bacterie een ziekte heeft zien veroorzaken. Bacteriën ziekteverwekkers noemen is zoiets als de bellen in een kokende vloeistof de oorzaak van het koken noemen. De mens, die in harmonie met zichzelf en zijn omgeving leeft, is in evenwicht. Dat evenwicht raakt verstoord, omdat de mens meent iets anders te moeten zijn dan wat hij in werkelijkheid is. Het kost energie om een verstoord evenwicht in stand te houden, waardoor de weerstand vermindert en als de draaglast de draagkracht overschrijdt dan treedt een symptoom op. Dat kan een ontsteking zijn, waarbij de wetenschapper dan bacteriën vindt, die hij vervolgens gaat bestrijden, een onnatuurlijk genezingsproces. Als je de mensen laat zien, waarom ze juist nu dit symptoom gekregen hebben, hen het verband laat zien tussen de klacht en hun manier van leven, zodat ze kunnen begrijpen wat de betekenis ervan is, kunnen ze zelf hun manier van leven zo veranderen, dat het symptoom verdwijnt.


"Die mensen zijn verreweg het gelukkigst, die het beschoren is zich voor elke aanraking met de wetenschapper te hoeden en uitsluitend de natuurlijke aanleg als gids te nemen, die in geen enkel opzicht te kort schiet, tenzij wij soms de heilige grenzen van het menszijn willen overschrijden. De natuur haat het kunstmatige en het voorspoedigst gedijt datgene wat door geen kunst is aangetast."(17)



Wetenschappers geloven een heleboel en omdat ze het met hun eigen systeem bewezen hebben, is het waar, en omdat de mensen op de wetenschap vertrouwen, geloven ze dus niet meer, maar weten zelfs, dat je zomaar ziek kunt worden, dat bepaalde ziekten ongeneeslijk zijn, dat niet alle mensen dezelfde kans hebben, maar dat sommige aanleg hebben tot bepaalde ziekten, dat het lichaam eigenlijk een apparaat is, dat zomaar ontregelen kan, een soort samenstel van biochemisch reacties, die wanneer ontregeld, gewoon met chemicaliën genormaliseerd kunnen worden, dat je gezond kunt eten en eiwitten, koolhydraten en vitaminen nodig hebt, net zoveel als zij hebben uitgerekend, dat melk en vlees gezond zijn, dat pijn geen betekenis heeft en niet hoeft en dus bestreden moet worden, dat wat voor ratten en konijnen geldt ook voor mensen opgaat, dat je van medicijnen beter kunt worden, dat mannen hele andere wezens zijn dan vrouwen, vanwege de hormonen en zo, maar meer dan een geloof is het echt niet.

Over de deugden van deze maatschappij

In een maatschappij, waarin ieder voor zijn eigen belangen opkomt, gaat het een altijd ten koste van het andere. Ambitie, wat hogelijk gewaardeerd wordt, gaat altijd over de ruggen van anderen. Hogerop komen kan alleen met gebruik maken van anderen. Winnen vereist verliezers. Kennis gaat ten koste van gezond verstand. Ontginnen gaat ten koste van de natuur en beschaving doet de natuurlijkheid teniet en tot slot gaat de macht altijd ten koste van de liefde. Mensen hebben geleerd, dat ze niets zijn, maar dat ze iets moeten worden, een radertje in deze zieke maatschappij, een meester of een slaaf, en dat ze daarvoor eerst een heleboel moeten leren en diploma's halen en dat je dan pas iets bent. Dat de rol, die je zo leert om mee te mogen doen, dat je dat bent. Maar je kunt toch niet en mens zijn en iets anders, want dan ben je beiden niet en dat is een gespleten, schizoïde bestaan. De rol, die je op je neemt, is voor de anderen en voor de maatschappij.


Maar mensen zijn niet vrij om te kiezen. Niemand heeft ervoor gekozen om in deze ontaarde maatschappij geboren te worden, niemand heeft zijn eigen ouders uitgezocht. Het is de collectieve verantwoordelijkheid van alle mensen, die elkaar vasthouden in een web van onvrijheden, waardoor mensen de enige mogelijke weg, die voor ze opengelaten wordt, gaan. Voor elke delinquent is de hele mensheid, het hele web, verantwoordelijk, voor elke zieke en voor elke gehandicapte. Iedereen is via iedereen op deze wereldbol afhankelijk van elkaar. Meesters hebben slaven nodig, maar slaven evenzeer meesters, geestelijke leiders goedgelovigen, maar evenzo goedgelovigen hun leiders.

Daarin groeien kinderen op, beïnvloed door de wanen van hun eigen milieu, elke kaste zijn eigen normale jargon, belangen en interessen, maar


"het verschrikkelijkste aller verschrikkingen is de mens in zijn waan."(18)


En zo leven ze dan later in het spanlaken van de cultuur.

"Ze werken en leven zo op een cultuurlaag, die hen van buitenaf is toegeschoven, een systeem van vreemde meningen, het werk van anderen, levend in de atmosfeer, in het milieu, in de geest van de tijd; in een woord, ze leven als een collectief, conventioneel, onverantwoordelijk "ik", dat niet meer weet waarom het zo of zo denkt of wil."(19)



Ontsnappen aan het keurslijf van het eigen milieu vereist aanpassing aan de gewoonten van een ander milieu, want anders blijf je een vreemde eend in de bijt. De enige keus die overblijft is om dan toch maar een rol op je te nemen en die zo goed mogelijk te spelen, want het alternatief is uitgestoten worden. Wat mensen eerst van anderen moeten, moeten ze dan van zichzelf, "men" is de geïnternaliseerde drijfveer geworden en de angst om niet uit de boot te vallen. Dan stellen mensen zichzelf een taak en doel, terwijl ze het eigenlijk voor anderen doen, omdat ze gewaardeerd willen worden, erbij horen, en worden zodoend hun eigen slavendrijver. Ze ontzeggen zich het leven om iets te worden en iets te bereiken. Daaraan ontlenen ze ook het recht op van alles, waardering, beloning, en dankbaarheid. Het 'voor-wat-hoort-wat' principe. In een vicieuze cirkel geeft ieder zijn voorganger een schouderklopje en verwacht het van zijn achterman, want ieder wil gekoesterd worden in zijn idee dat hij zinnig bezig is. Iedereen is voor de ander bezig en de ander weer voor de een. Een massale zinsbegoocheling, maar de cirkel mag niet verstoord worden en het bizarre spel moet doorgaan. Krijgen mensen niet datgene, waarvan ze vinden, dat ze het verdienen, dat het hen toekomt, dan zijn ze boos of teleurgesteld. De bij een promotie gepasseerde, de voor een examen gezakte, de uitgerangeerde, de moeder die altijd maar gezorgd heeft met haar ondankbare kinderen, de echtgenoot, die toch altijd maar gezorgd heeft dat het geld binnenkwam. Altijd mensen met hun eigen verwachtingen, die zichzelf een teleurstelling bezorgen, omdat ze de anderen nodig hadden en de anderen de schuld geven als die niet aan hun verwachtingen voldoen. Als je meedoet in de strijd, krijg je vroeg of laat de deksel op je neus. Kun je dat niet verkroppen, dan kun je bijv. kanker krijgen Maar mensen worden niet tekort gedaan, ze voelen zich tekort gedaan. Als je in een onrechtvaardige maatschappij meespeelt, dan wordt je onrecht aan gedaan. En als het voor jou recht is, dan is het voor een ander onrecht. Het is altijd de een of de ander.


Voor een wereld die propageert, dat je het geluk vindt in het willen, hebben en doen, klinkt de boodschap van de wijzen, dat de ware gelukzaligheid ligt in niet willen, niet hebben en niet doen, belachelijk. Voor deze maatschappij zijn Lao Tse, Zarathustra, Boeddha en Jezus onpraktische dwazen.

Over spierspanning en de gevolgen daarvan

In een toestand van volmaakte rust, als de mens zich veilig en geborgen weet, is alles soepel en ontspannen, zoals het kleine kind aanvankelijk soepel, elastisch en buigzaam door het leven gaat, zich van geen angst en kwaad bewust. Maar al gauw is dat afgelopen als de anderen eisen gaan stellen waaraan het kind moet voldoen, en het kind leert om op zijn hoede te zijn, bang om het niet zo te doen als anderen van hem verwachten. Het leert zich beheersen, en spieren verstrakken alsof het elk moment op de vlucht moet. In dat samenstel van ontregelde spieren, te los of te strak, groeit het kind en vervormt. X- en O-benen, platvoeten, geforceerde gelaatstrekken, grote neuzen, kleine neuzen, grote hoofden, kleine hoofden, verbeten monden, spastische, houterige bewegingen of slungeligheid, omdat het zich geen houding weet te geven, groeistoornissen en tics. Zoals een boom zich ook alleen kan ontplooien en zijn wat hij moet zijn, als hij niet gehinderd wordt door bomen, die te dicht bij hem staan of een wilg, die geknot wordt omdat hij bruikbaar moet zijn, uitgroeit tot een wanstaltig cultuurproduct. Maar gelukkig groeien uit zijn zaden geen knotwilgen.


Bij gespannen, verkrampt en rigide levende mensen vindt je een constant te hoge spierspanning, zelfs in hun slaap. En als de emmer overloopt, krijgen ze pijn in hun rug of nek of schouder. De dokter zegt dan, dat hij zich meer moet ontspannen of stuurt hem naar de fysiotherapeut, die de spieren wel los zal masseren en dus niet de oorzaak wegneemt. Of hij laat een röntgenfoto maken, waarop de tussenwervelschijf versmald is, en dan is de dader bekend en kan uitgeruimd worden, maar aan de spierspanning verandert natuurlijk niets.


Aan de manier, waarop mensen zich bewegen, zich passen in het voorgeprogrammeerde patroon van de stijldans, kun je zien hoe rigide ze in hun denken zijn.


"Kramp is het kenmerk van de neurose. Kramp is gespannen vasthouden, niet kunnen loslaten en vergeven."(20)


Valium en alcohol werken ontremmend, omdat ze onverschillig maken en de angst verminderen, waardoor ook de spierspanning afneemt. Het is een kunstmatige ontspanning, die net zolang werkt, als de drug werkt.


Nog steeds leven de mensen alsof de leuze "Arbeit macht frei" (stond dat niet boven de poort van Auschwitz?) geldt. Maar arbeid geeft alleen de vrijheid om het spel mee te kunnen spelen, om te consumeren wat eerst geproduceerd moet worden. Doch alleen het radicaal opgeven van je vooroordelen, valse behoeften, aangeleerde meningen en afhankelijkheden van mensen en dingen en het besef, dat je je vuile handen zelf vuil gemaakt hebt, maakt vrij. Dat maakt je innerlijk vrij in een uiterlijk onvrij bestaan. Dan doorzie je pas het spel, dat je altijd met jezelf hebt gespeeld en hebt laten spelen, maar besef je, dat je daar voorlopig mee door moet gaan, omdat de anderen dat van je eisen. Alleen heb je er dan geen last meer van. Je leeft dan als eenling in een bizarre wereld vol met mensen voortgedreven door hun drijfveren, die ze niet kennen. Slechts als je op je plaats blijft, kun je de mensen voorzichtig laten zien, wat ze zichzelf in hun onwetendheid aandoen. Argeloos als een duif, voorzichtig als een slang.


Als de mens zich dan met veel pijn en moeite uitgedost heeft in bonte kledij om de rol te spelen, die hem door een samenstel van factoren is toebedeeld, maar die hij zich uiteindelijk wel zelf heeft aangemeten, en het spel gaat spelen, merkt hij al gauw, dat er een grote kloof is tussen de theorie en de praktijk. En doorlopend merkt hij dat er van alles niet klopt, dat hij botst met andere spelers, dat hij kritiek krijgt of gewaardeerd wordt en hij schaaft aan zijn rol om nog beter te passen en sust zijn twijfels. Totdat hij op gegeven moment vast loopt, het spel niet meer vol kan houden; maar gelukkig zijn er anderen, die de rol van hulpverlener op zich hebben genomen en die je kunnen vertellen hoe je het spel wat slimmer kunt spelen. En die leggen je dan uit, hoe dat allemaal door je verleden komt, en omdat je in je opvoeding liefde tekort bent gekomen en die leren je dan om je spel te accepteren, zoals het nu eenmaal is.


"Maar misschien is het niet meer voldoende, dat je het spel goed speelt. De vraag is eigenlijk: Moet dit spel wel gespeeld worden?"(21)



Je kunt wel uit de ene rol in de andere stappen, maar dan blijft het een spel. En je mag het spel niet verstoren, want dan ben je een spelbreker en niet meer meedoen is het ergste wat er is, want dan ben je gek en word je uitgestoten. Maar echt levensgevaarlijk is het om uit je rol te stappen en de anderen te laten zien, dat ze een rol spelen. Ooit kreeg je daar de gifbeker voor of werd gewoon gekruisigd.
Maar stel je nu eens voor, dat je opeens uit je rol valt, al je culturele bagage, waarmee je het spel tot dan toe gespeeld hebt aflegt, dan kan je dat bijvoorbeeld als volgt vertellen:

"je vraagt me hoe ik een dwaas werd. Het gebeurde aldus: Op een zekere dag, lang voor vele goden geboren waren, ontwaakte ik uit een diepe slaap en zag, dat al mijn maskers gestolen waren. De zeven maskers, die ik in zeven levens gevormd en gedragen had. Ik snelde ontmaskerd door de volle straten en schreeuwde: Dieven, dieven, die vervloekte dieven. Mannen en vrouwen lachten me uit en sommigen liepen uit angst vlug naar hun huizen. En toen ik op de markt kwam riep een jongen, die op het dak van een huis stond: 'Kijk een dwaas.' Ik keek naar hem op; de zon kuste voor het eerst mijn naakt gelaat en in mijn ziel ontbrandde de liefde voor de zon en ik verlangde niet meer naar mijn maskers. En als in een droom riep ik: 'Gezegend, gezegend zijn de dieven, die mijn maskers stalen.' Zo werd ik een dwaas. En ik heb in mijn dwaasheid zowel vrijheid als veiligheid gevonden; de vrijheid der eenzamen en de veiligheid van het niet begrepen worden, want wie ons begrijpen, maken iets in ons tot slaaf."(22)



Als twee zulke dwazen elkaar zouden ontmoeten, zouden ze geen woorden nodig hebben, zoals twee kleine kinderen ook geen woorden nodig hebben om elkaar te begrijpen. Ooit heetten dwazen wijzen, maar tegenwoordig heten wijzen dwazen.


De mens is zo aangepast aan een ondoorzichtige maatschappij, dat hij voor zichzelf ook ondoorzichtig is geworden. Alleen chaotische tegenstrijdige mensen passen in een chaotische, tegenstrijdige wereld. Als hij zich normaal en aangepast gedraagt, stoot hij toch doorlopend zijn hoofd. En dan is het toch begrijpelijk, dat als iedereen wel eens bang is, zich zorgen maakt, af en toe ziek is, dat iedereen dat normaal vindt, en dat het dus bij het leven hoort en bij de manier waarop mensen hun leven leiden. Dan kun je er ook niets aan doen dat dat allemaal gebeurt, en moet je er maar mee leren leven.


Je gedrag kun je altijd goed praten, rationaliseren heet dat tegenwoordig, waar bij je een verklaring buiten jezelf vindt en anderen of omstandigheden de schuld kunt geven. Het is de veiligste manier om niet op te vallen, maar je moet jezelf dan wel doorlopend voor de gek houden.


"En het vervelende bij zelfbedrog is, dat je de bedrieger altijd bij je draagt."(23)

Over de kleine Johannes (24)

De argeloze Johannes wordt door zijn geweten, Windekind, opmerkzaam gemaakt op alle bizarre tegenstrijdigheden in de grote-mensenwereld, totdat hij zwicht voor de kennis, Wistik, die hem het geluk belooft en dan verdwijnt Windekind. En vervolgens ontmoet hij Pluizer, de geleerdheid, die hem zal duidelijk maken, dat het leven nu eenmaal een tranendal is en


"dat een mens moet werken, denken en zoeken. Daar ben je mens voor."(24)



En Pluizer introduceert hem bij Dr. Cijfer, de onderzoeker,

"een man der wetenschap, die hoger staat dan alle andere mensen. Maar hij moet dan ook de kleine gevoeligheden, die de gewone mensen kennen, laten varen voor dat ene grote: de wetenschap. Wat hij zocht, dat had de dokter nog niet gevonden. Doch hij had het bijna. Hij zou Johannes zover brengen als hij zelf was en dan zouden zij er beiden wel komen. Johannes vond het vreemd, dat terwijl hij licht zocht, het hoe langer hoe duisterder om hem heen werd. Hij begon met planten en dieren, met alles wat om hem heen was, en als hij er lang op gestaard had, dan werden het cijfers. Dat vond Dr. Cijfer heerlijk, en hij zei dat het hem licht werd, als de cijfers kwamen, doch voor Johannes was dat duisternis. Bij de wonderlijke samenhang van mensen en dieren ging het nog erger. Van al wat Johannes schoon en kunstig toescheen, toonde hij de onvolkomenheden en gebreken. De plannenmaker, Johannes, was erg slim, maar bij alle wat hij maakte, vergat hij iets en de mensen hebben handen vol werk om al die gebreken zo goed mogelijk op te lappen. Nu gaan zij alles zelf doen en storen zich volstrekt niet meer aan de plannenmaker en zijn plannen. Wat hij hen niet gegeven heeft, nemen ze brutaal en eigenmachtig en waar het hem blijkbaar te doen was hen te doen sterven, ontduiken zij de dood soms voor lange tijd door allerlei kunstgrepen. "Maar het is de schuld van de mensen", riep Johannes, "waarom wijken zij moedwillig af van de natuur?"(24)



Wetenschappers kennen de werkelijkheid niet, maar hebben theorieën over de werkelijkheid. De wonderlijke samenhang, waarin alles met alles samenhangt, hebben ze versplinterd en de splinters vervolgens weer samengebreid volgens hun eigen constructies, waarin de meest bizarre verbanden gelegd worden en in berekeningen, statistieken en grafieken bewezen worden. Het klopt nog niet helemaal, zeggen ze, het is een benadering, maar we komen er wel. Eens vinden we een theorie waarmee we alles kunnen verklaren

"En Pluizer legde hem uit wat liefde was. Toen schaamde hij zich en Dr. Cijfer zeide, dat hij er nog geen cijfers van kon maken, maar dat dat wel spoedig zou gebeuren." (24)



Een vooruitziende blik, want in cijfers en statistieken hebben Masters en Johnson (The Human Sexual Response) ook dat inmiddels uit de doeken gedaan. Na de dood van zijn vader komt Johannes in opstand tegen Pluizer, de theoreticus die al bijna overal een verklaring voor heeft:

"Pluizer was sterk. Hij wist het, nog nooit had hij hem weerstaan. Toch hield hij vol. Toen hij opzag was Pluizer verdwenen. Alleen de Dood zat bij het bed en knikte. 'Dat was goed van u, Johannes', zeide hij. 'Zal hij weerkomen?', fluisterde Johannes. De Dood schudde het hoofd. 'Nooit. Wie hem eenmaal aandurft, ziet hem nooit weer.'



Als je eenmaal hebt afgerekend met alle theorieën, ze ontzenuwd hebt als bedenksels, zul je er nooit meer last van hebben.

Over het verband tussen cultuur en ziekten

Het wezenlijke verschil tussen mens en dier is, dat de mens zelf van de en zijn natuur kan afwijken. De mens kan zijn aard verloochenen, kan ontaarden en een kunstmatig bestaan creëren in ruimte en tijd. Dat noemen ze dan een cultuur en de mensen die daarin opgroeien zijn geen natuurprodukten meer maar cultuurprodukten. Is het dan niet voor de hand liggend om, wat de mens cultuurziekten noemt, toe te schrijven aan een vervreemd bestaan in een kunstmatige omgeving? En zou het dan niet mogelijk zijn, omdat alle mensen vergiftigd zijn door cultuurinvloeden, dat alle ziekten cultuurprodukten zijn? Ieder volk heeft zijn eigen traditie, gewoonten, opvoedingsmethoden, regels en wetten. De volksaard noemen ze dat. Zo heeft ook elk volk zijn specifieke ziektepatroon, het een meer maagkanker, het ander meer geslachtsziekten. Wetenschappers hebben daar overal verklaringen voor, of het komt door het voedsel, of door het klimaat, of door de luchtvervuiling, maar ze zijn het nog aan het bewijzen, er moeten eerst nog meer onderzoeken gedaan worden en proefnemingen enzo. Immigranten, die zich assimileren en de gewoonten van hun nieuwe cultuur, ja ook de eetgewoontes, overnemen, nemen ook de ziekten over. Besloten groeperingen geketend in eigen erfenis, zoals joden en mormonen, hebben hun eigen ziektepatroon. Zoals ook subculturen van junks, homofielen, ambtenaren, orthodoxen, en kinderen hun eigen specifieke symptomen hebben van hun eigen manier van leven. Gediscrimineerde groepen, die hun zelfbeeld laten bepalen door de mening van de massa, hebben daardoor hun eigen ziekten.


Elk volk, dat geïnfiltreerd wordt met de virussen van de westerse cultuur, prestatie, ambitie, vooruitgang en productie, gaat aan die besmetting ten onder. Het is toch bizar, dat het Westen eerst koloniseert om grondstoffen te roven, vervolgens missionarissen en zendelingen uitzendt om volkeren te verwesteren en tot slot artsen stuurt om de ellende, die inmiddels is aangericht, te verzachten en iedereen vindt deze kortzichtigheid prachtig en edelmoedig. Ja maar, zullen mensen tegenwerpen, de primitieve volkeren hadden toch ook allemaal hun angsten voor demonen, hun vete's, hun zinloze tradities, hun mensenoffers, lepra en bilharzia en malaria, hun meesters en slaven. En het Westen dan met hun angsten voor bacteriën en virussen, hun oorlogen, hun zinloze tradities, hun slachtoffers in het verkeer, hart- en vaatziekten, kanker en gehandicapten, hun bazen en werknemers. Is dat nu wezenlijk anders? Alleen aan de buitenkant ziet het er anders uit, de schone schijn maskeert zoveel, de westerling moordt zo beschaafd op een afstand, maakt vuile handen met witte handschoenen aan.

Over potplanten, huisdieren en beschaafde mensen

Mensen zeggen, dat een plant leeft, alsof de plant dat zelf doet. Dat de plant wordt bestuurd door zijn genetisch materiaal, alsof de genen dat zelf doen. Het enige wat je ziet, is dat de plant groter wordt, iedere plant naar zijn eigen wijze en zijn eigen onveranderlijke aard. Een plant legt zichzelf niets in de weg. Er moet toch iets zijn, een ordenende, vormbepalende kracht zou je het kunnen noemen, die ervoor zorgt, dat de plant uitgroeit tot wat eigen is aan juist die plant; dat een kruipende plant blijft kruipen, en een sporenplant geen bloemen krijgt. Als je de plant uit zijn natuurlijke milieu haalt en hem in een pot zet, verstoor je het evenwicht. Je zult hem moeten bemesten, snoeien en verpotten, om hem in leven te houden, doorlopend moet je bezig zijn om een kunstmatig evenwicht in stand te houden. Hij wordt misschien wel extra groot, maar zijn natuurlijke weerstand verzwakt. Mensen noemen dat cultiveren en gecultiveerde planten heten dan bevattelijker voor ziekten te zijn en vroeg of laat wordt hij dan ook ziek. Onder de microscoop vindt de wetenschapper dan, zoals hij dat genoemd heeft, bacteriën, virussen of schimmels. Dat is de verwekker van de ziekte zegt hij dan triomfantelijk, gemakshalve vergetend, wat hij de plant zelf heeft aangedaan en in zijn laboratorium ontdekt hij stoffen die dodelijk zijn voor de "verwekker". Maar planten horen niet in een pot.


Zo gaat dat ook bij dieren. Dieren in de vrije natuur (maar waar is de natuur nog vrij?) leven helemaal naar hun eigen aard, hun instinkt. Als ze honger hebben zoeken ze voedsel, als ze moe zijn slapen ze. Zij kennen geen belangen, bezit, de dag van morgen of een mooier nest dan de buurman. En dan komt de mens, die ze temt en dresseert. Hij zegt, hoe ze zich dienen te gedragen en past ze aan aan zijn regels en wetten. Zijn belang moet het dier dienen, ten koste van zijn instinkt, want zijn instinkt is niet in overeenstemming met de belangen en vooroordelen van zijn baas. Als ze ziek worden vindt de wetenschapper weer verwekkers. Zo houdt de mens de dieren ontaard en ontaarde dieren in leven. Vogels horen niet in een kooi, koeien niet in een weiland en honden niet aan de lijn. En zo en niet anders gaat het ook bij de mens. Zo houden mensen elkaar ontaard en ontaard in leven.


"Het is als de ontzetting van de ervaren tuinman, bekwaam in snoeien, scheren en alle eisen van het vak, wanneer plotseling een vreemde hem snoeimes en heggeschaar uit de hand rukt en zegt: 'Laat groeien die boel, vrijuit, zoals het wil.' Want ik verzeker u, dat gij geen tuinman ter wereld zult beduiden, dat een wildernis mooier is dan een onderhouden tuin. En ook vele anderen niet, al zijn ze geen tuinlui."(25)



Zoals mensen hun gazon maaien, scheren ze hun baarden, zoals ze hun heesters snoeien, knippen ze hun haren, zoals ze hun tuin versieren met bielzen, tegelpaadjes en tuinlantaarns, versieren ze zichzelf met hun sieraden. Want mooi is, is wat "men" mooi vindt en zo houdt iedereen iedereen bezig.

Over het lesje van de medicijnman

"Hoe kunt u daar nou in geloven", vroeg een westers arts eens aan een afrikaans regenmaker. "U ziet toch wel, dat er helemaal geen regen komt? Als hij wel komt was het zonder uw inspanningen waarschijnlijk ook wel gebeurd." De zwarte regenmaker antwoordde: "Waarom gelooft u in uw eigen geneeskunde? U ziet toch, dat er dagelijks mensen aan hun ziekten sterven? En als ze beter worden, zou dat zonder uw inspanning ook wel gebeurd zijn."


Niemand kan bewijzen of de patiënt geneest door het geneesmiddel, door de tijd van de kuur, het feit dat hij in zijn bed kruipt en rust houdt, door de veranderde reactie van de omgeving omdat de dokter zijn klacht gesanctioneerd heeft, door het feit dat zijn angst wordt weggenomen omdat de dokter heeft gezegd, dat het overgaat en hem gerustgesteld heeft, of dat hij extra aandacht krijgt en zorg. Voor de geneeskunde is de patiënt zelf bijzaak, hij is maar een toevallige drager van zijn symptomen en patiënten hebben geleerd om zich ook als zodanig te gedragen. Zo komt de patiënt dus ook op het spreekuur. Hier ben ik met mijn lichaam wat mankementen vertoont, hier hebt u mijn symptomen, doet u er maar wat mee, ik weet van niets, u hebt ervoor geleerd, u kunt me zeggen wat het is en u heeft er wel pillen voor om ze te doen verdwijnen. Ik ervaar ze als hinderlijk, kan ze niet gebruiken en wil er zo snel mogelijk vanaf. Want ik heb nog zoveel te doen, ben onmisbaar, durf niet thuis te blijven, vind dat ik het allemaal aan moet kunnen, ze denken anders dat ik me aanstel, het is zo verschrikkelijk druk op de zaak, ik kan niet stilzitten, het komt zo ongelegen. Dat ze daarmee meteen de betekenis van hun ziekzijn onthullen, ontgaat zowel dokter als patiënt. Over hun toeren gedraaid in de maatschappelijke machinerie, geeft hun lijf aan, dat het zo niet langer moet.


Het is als iemand, die met een zwelling op zijn voorhoofd bij de dokter komt. En de dokter schrikt, want hij houdt niet van zwellingen, daar zou wel eens iets achter kunnen zitten. De patiënt merkt de reactie en wordt dan ook wat ongerust. En de dokter bekijkt en bevoelt de zwelling en zegt, dat hij het niet weet maar eerst een foto zal laten maken en het bloed zal laten onderzoeken. De dokter vertrouwt het ook niet, zegt hij thuis, en er wordt druk gespeculeerd en adviezen gegeven. Maar foto en bloed leveren geen afwijkingen op. Maar dat krijg je als de patiënt niet vertelt, dat hij met zijn hoofd tegen de tafel was gevallen. De geneeskunde bestaat uit het stellen van een diagnose en het behandelen van een aldus genoemde ziekte. De enige zinnige vraag: waarom krijgt deze patiënt juist op dit moment juist deze klacht, wordt niet gesteld.


Suikerziekte, rheuma, kanker, multiple sclerose, alleen maar namen, diagnoses, vonnissen, etiketten. De wetenschap probeert het allemaal met ingewikkelde theorieën te verklaren, maar kijkt niet naar de betekenis van de symptomen. Maar mensen laten met hun symptomen alleen maar zien, dat ze in het gevecht om in deze maatschappij het hoofd boven water te houden, gewond zijn en geslagen. Het is bizar, wat de mensen zich door deze geneeskunde laten aandoen. Als de geneeskunde de vraag "waartoe" niet zo zorgvuldig uit de weg was gegaan, had ze eerder op deze heilloze weg kunnen keren. Nu durven ze niet meer terug, het mag niet waar zijn, dat ze zich collectief vergist hebben, dus is het niet waar. Dus wordt het onderzoek steeds verder uitgebreid, steeds massaler, meer artsen, meer medicijnen meer apparaten, steeds onzinniger. En het volk wacht tevergeefs.

"De natuurwetenschappen hebben de ledige pop in handen, de vlinder is gevlogen." (26)

Met organen en weefsels, met konijnen en mensen in proefopstellingen doen ze hun onderzoekingen. Hun blauwdruk is Vesalius' lijken-anatomie, verfijnd, gecorrigeerd en verbeterd. De geneeskunde heeft een pakt met de dood gesloten, terwijl ze pretendeert het leven te beschermen. Eerst organen, toen weefsels, cellen en nu zit ze al in celstructuren te turen naar het hoe en wat, straks op moleculair niveau en verder en verder en dan zal het een doodlopende weg blijken. En met hun eigen ingewikkelde theorieën ziet het er inderdaad allemaal ingewikkeld uit. Intussen worden de mensen steeds zieker, maar vertrouwen er toch op, dat de wetenschap het eens allemaal zal weten.


"Volgens de moderne natuurwetenschap is de mens een stoffelijk natuurproduct. Zijn "geest" is een werking van zijn zenuwen. De mens is geen geest. Op het moment dat de mens overlijdt, vertrekt hij dus niet uit zijn "schulp", maar gebeurt er eigenlijk stoffelijk niets. De mens is in het moment van zijn sterven dus niets veranderd. Weeg hem, hij blijft even zwaar. Na het sterven is hij een lijk, door het sterven is hij niet veranderd, voor het sterven is hij dus ook een lijk. De op aarde levende mens is dus niets als een lijk."(27)

Over het opvoeden van kinderen

Doordat de vader doorgaans buitenshuis werkt, is de moeder de hoofdopvoedster van de kinderen. Zij is de centrale regelende dominerende figuur, die de orde en regels in huis bepaalt en er zorg voor draagt, dat ze uitgevoerd worden. Die regels zijn niet door haar zelf bedacht, maar een voortzetting van het gareel waarin zijzelf is opgegroeid. De partnerkeuze wordt mede bepaald door een overeenkomst van beide gezinsregels. Het huis is haar domein, waarin zij de scepter zwaait. Zij is de zorgzame, voor ieder klaarstaande, de thuisbasis voor kinderen en echtgenoot, die hun strijd in de boze buitenwereld strijden. Terwijl de mannen de buitenwereld regeren, regeert zij het gezin. In een patriarchale maatschappij heerst een matriarchaat in de gezinnen. Maar die werkelijkheid zie je alleen in karikaturen, want ondanks dat het tegendeel waar is, verkeren de meeste mannen in de illusie, dat zij de baas zijn. Doorgaans zeggen vrouwen als ze het over hun echtgenoot hebben "het is alsof ik er een kind bij heb." Zelden andersom. Man-vrouw relaties zijn zo vaak verkapte moeder-kind relaties, met alle consequenties van dien. Het zijn de huisgewoonten waarin het kind opgroeit. Doorlopend moeten ze dingen doen, die ze niet begrijpen, die grote mensen wel mogen en zij niet of omgekeerd. Een heel verwarrende wereld. Ze leren dat ze rekening moeten houden met gewoonten van andere mensen, dat er dingen zijn, waar je niet over praat, wat normaal is en wat hoort, wat nou zo eenmaal is en dat ze zich moeten aanpassen.


En zo leren ze de meest krankzinnige dingen normaal vinden, omdat hun ouders dat immers ook doen en ze worden steeds onzekerder, steeds afhankelijker van het oordeel van anderen. Het opvoedingsproces maakt kinderen oneerlijk, en is ziekmakend, want kinderen moeten aangepast worden aan een oneerlijke en zieke buitenwereld en helaas kan dat alleen door ze dan ook maar oneerlijk en ziek te maken. Kinderen zijn tegenwoordig minder vaak ziek, omdat het gareel minder strak geworden is, en omdat ze de tirannie van de goede bedoelingen van de ouders gemakkelijker kunnen ontvluchten door buitenshuis te spelen of zich terug te trekken in hun eigen domein. Bij slechte weersomstandigheden zijn ze gedoemd om binnen te blijven en zit iedereen weer boven op elkaar. Dat kinderen dan ziek worden komt natuurlijk weer door het weer, tocht en kou en zo. Er zijn huizen waar gepoetst wordt en huizen waar geleefd wordt maar ook daar zijn grenzen. Die nette, schone huizen, waar je van de grond kunt eten, waar elke week de ramen gelapt worden, zijn onleefbaar voor kinderen. Hoe netter het huis, hoe chaotischer de hoofden van de bewoners, want de chaos van binnen wordt gecompenseerd door de orde aan de buitenkant. Hoe geordender van binnen, hoe minder houvast er nodig is aan de buitenkant.


Oorontstekingen, keelontstekingen en eczemen verminderen als kinderen naar school gaan, als de school vrijer is dan het benauwende leefmilieu thuis, of verergeren, als het juist andersom is. In deze maatschappij is er geen oplossing. Het beste wat je met opvoeding kunt bereiken, is de schade tot een minimum te beperken.

Over het verschil en overeenkomst tussen lichamelijke en geestesziekten

Descartes scheidde de mens in lichaam en geest, een kunstmatige scheiding. Op basis van het lichaam ontwikkelde zich de somatische geneeskunde, op basis van de geest de psychiatrie. Beiden gaan niet uit van de mens, dus beiden kunnen over de mens niets zinnigs zeggen. Beiden gaan uit van een gereduceerde mens en hebben hun eigen theoretische bouwwerken opgebouwd, symptomen geordend en ziekten benoemd. Maar beide ziekten zijn in wezen slechts een verschillende uitingsvorm van een verstoord evenwicht. Bij een lichamelijke ziekte blijft de aanpassing aan de buitenwereld gehandhaafd. Kost wat kost wil de patiënt het spel mee blijven spelen en zich houden aan de spelregels, aan wat men normaal vindt. Bij de geestelijke ziekte wordt de aanpassing aan de buitenwereld verstoord. De patiënt is niet meer bij machte om te voldoen aan alle tegenstrijdige eisen die de buitenwereld aan hem stelt.


"Zoals de gezonden, de normalen, niet in staat zijn om een binnenwereld te vormen, zo zijn de zieken, de niet-normalen, niet in staat een buitenwereld te vormen. De gezonden en de zieken zijn zodoende op dezelfde manier verschijningsvormen van een uit het evenwicht geraakte, zieke maatschappij!"(28)



Mensen hebben zich zodanig laten inpakken in deze maatschappij, dat ze een moeizaam en pijnlijk uitpakkingsproces, bewustwordingsproces heet dat, nodig hebben om zich te ontdoen van de kluisters, waarin ze zich hebben laten ketenen en om vrijheid te verwerven. Groeien noemen ze dat, en ze zeggen dat je daar een heel leven voor nodig hebt en nooit mee klaar bent. Het eindresultaat kent niemand, merkwaardig genoeg, maar toch moet het wel begerenswaardig zijn als het tegen de moeite opweegt. Echt volwassen, volgroeid zou niet mogelijk zijn en in deze wereld leven dus alleen onvolwassen mensen, die elkaar dan laten zien hoe onvolwassen ze zijn en dan ook nog zeggen, dat ze daar zoveel van leren. Therapeuten hebben ervoor geleerd, uit boeken en in trainingen, waar ze allemaal technieken hebben geleerd en zodoende groeispecialisten zijn geworden. Maar volwassener dan je therapeut kun je nooit groeien. Ze kunnen er alleen voor zorgen, dat je uit je oude omgeving groeit en dan sta je echt alleen, of bent rijp voor een andere subcultuur.


Als je dat niet wilt, moet je alleen verder over ongebaande wegen, je losmaken van het groepsdenken. In durven zien, dat iedereen dwaalt, ook alle groten, beroemden en geëerden van deze maatschappij, tegen alle gevestigde meningen in. Iedereen is vrij om die weg te kiezen, en als je het niet doet, moet je ook niet zeuren, als je niet gelukkig bent.


Mensen zijn geconditioneerd, zodat ze dingen doen die ze eigenlijk niet willen, en dingen die ze wel zouden willen, niet doen. uit gewoonte, voor de lieve vrede, en om niet alleen te staan. En dat hebben ze niet meer in de gaten. Ze kennen hun eigen onvrijheden niet en daarom vechten ze voor een uiterlijke vrijheid, voor hun eigen belangen, altijd ten koste van anderen. Ze beseffen niet, dat ze gevangenen zijn van hun eigen vooroordelen. Gevangenen van hun eigen mening, die voor de vrijheid van meningsuiting vechten. Dat is zoiets als gevangenen, die voor het recht vechten, om naar hun eigen smaak hun cel in te richten. Gevangenen in godsdienstige en andere overtuigingen, die de vrijheid opeisen om hun tuigen naar eigen inzicht te versieren.

Over grenzen

Aarde verdeeld, mensheid verdeeld, taal verdeeld, mens verdeeld, lichaam verdeeld, geest verdeeld, eeuwigheid verdeeld. En in plaats van al die kunstmatige grenzen te slechten proberen mensen de grenzen te overbruggen en dat is een streven naar eenheid met behoud van grenzen, een onmogelijke taak. Eenheid krijg je nooit door delen op te tellen en te verbinden. Het geheel is anders dan de som der delen, niet meer, maar anders. Het kost net zozeer macht om verdeeldheid in stand te houden als uit verdeeldheid een kunstmatige eenheid te creëren. Met behoud van eigen bezit, eigen belang, eigen mening en eigen vooroordelen vrijheid te heten verdedigen is een bizarre pretentie, want er wordt nergens vrijheid verdedigd, maar belangen, meningen, grenzen en bezit.


Zoals mensen hun territorium omheinen, omheinen ze hun tuintje, stellen gemeenten hun grenzen, hebben provincies hun eigen grondgebied en landen hun landsgrenzen. En net zozeer als er ruzies zijn over schuttingen, scheidslijnen tussen percelen, is er onenigheid over andere grenzen. Het grote is een afspiegeling van het kleine en andersom. Zoals in de gezinnen regels en normen heersen, afhankelijk van het godsdienstige politieke en klassentuig waar mensen inzitten, heersen die in de maatschappij. Fatalistisch zeggen mensen dan, dat je het toch niet meer terug kunt draaien, het is al te ver, er is geen weg meer terug. Maar net zozeer als er een weg heen is geweest, die gezorgd heeft, dat alles zo is zo als het is, is er een weg terug naar alles zoals het oorspronkelijk was.


"De weg op en neer is een en dezelfde weg."(29)



Nu zit iedereen in hetzelfde schuitje, met vele ruziënde kapiteins aan het roer, die het allemaal beter weten en toch niet weten waar naar toe. De wetenschappers en politici, de stokers van de brand, beloven het volk, dat ze de brand wel zullen blussen, ze zijn alleen nog niet zover, er moet nog veel vergaderd, overlegd en gestudeerd worden. En de ene probeert de ander te overtuigen van zijn eigen gelijk.

Over enerzijds en anderzijds en voor en tegen

Arm en rijk, rechts en links, knap en dom, baas en knecht, schoon en vies, godsdienstig en heidens, man en vrouw, zijn cultuurbegrippen en tekenen van een gestoord evenwicht. In de werkelijkheid is er geen enerzijds anderzijds, maar is alles zoals het is. Kracht en tegenkracht is nodig om onevenwichtigheid in stand te houden. Om de bestaande orde, zoals de mensen deze maatschappelijke chaos noemen, te handhaven, moet er een evenwicht zijn tussen de strijdende partijen. Vandaar dat het tweepartijensysteem zo logies is, want dan kunnen ze samen morrelen in de marge, en blijft alles bij het oude, armen arm en rijken rijk. Actie geeft altijd reactie. En zo schommelt de weegschaal al eeuwen en eeuwen uit balans en als de rek eruit is komt er een crisis, een revolutie of een oorlog en begint het spel weer van voren af aan.


Zo zie je overal mensen die tegen kernenergie zijn, tegen atoomwapens, tegen milieuvervuiling, tegen uitbuiting, tegen de honger in de wereld, maar dat is allemaal net zo zinloos als tegen kanker zijn, of tegen lepra. Als een verstoord evenwicht symptomen oproept is het zaak om de oorzaak van die verstoring weg te nemen en dweilen met de kraan open als je symptomen gaat bestrijden. En toch worden overal symptomen bestreden en oplossingen voor problemen gezocht, terwijl de mensen ze eerst zelf creëren. Overal geven de mensen met de ene hand en nemen met de ander en die twee weten best wat ze doen.


"Als deze mens nooit op aarde was geweest, zou het hele oppervlak nog bedekt zij met een vegetatietapijt, uitgezonderd de gebieden waar extreme temperaturen heersen. Alle woestijnen zijn ontstaan door toedoen van de mens, die zich tegenover de natuur stelde. De snelheid waarmee de woestijnvorming toeneemt, neemt steeds toe. Landbouw en veeteelt, beiden om oneigenlijke behoeften van de mens te dekken, verbreken het ecosysteem, zoals het natuurlijke evenwicht tegenwoordig heet en maken de weg vrij voor erosie en woestijnvorming.



De ware mens weet zich één met de schepping en grijpt niet in in de natuur, noch vervreemt hij zich van zijn eigen natuur. Hij verstoort niet, maar leeft van de vruchten, die de natuur in overdaad bevat. Doodongelukkig zou de beschaafde mens zich voelen in de ongerepte natuur, overal zou gevaar dreigen, ziekten, wilde dieren; stel je voor dat hij kiespijn zou krijgen en wat moet hij zonder kleren, als hij een ander zou tegenkomen; doorlopend zou hij op zijn hoede zijn voor zijn eigen ingebeelde angsten, net als Robinson Crusoe. Tijd om te genieten zou er niet meer overblijven bij hem, die zich altijd bekommert om de dag van morgen. En weer zou hij vuur gaan maken, dieren temmen en jagen om aan zijn aangeleerde cultuurbehoeften te voldoen. En zoals altijd, als je begint, is het eind zoek.

"Dwaas waren de stervelingen, toen zij het leven der natuurmensen met de last der beschaving inruilden. Hoe zalig was de tijd, toen men nog geen bijl, nog een houweel zwaaide, toen men nog niet hoefde te zaaien en de akkers, de gaven van de Nijl nog niet omploegde."(30)


"Want neemt de hele heilloze vooruitgang weg, neem al onze vergissingen en laster weg, neem alle mensenwerk weg, en alles is goed."(31)


Zoals een door landbouwmachines en veeteelt verkrachtte natuur steeds meer energie, bemestings- en bestrijdingsmiddelen vereist, om het verstoorde evenwicht onder controle te houden, zo vereist een door vervreemding verkrachtte menselijke natuur steeds meer inspanning, apparaten en medicijnen om de vervreemding in stand te houden. Deze maatschappij gaat inderdaad aan vlijt, ambitie en macht ten onder, en iedereen helpt daar aan mee.

"Oorlog is vrede, slavernij is vrijheid onwetendheid is kracht."(32)



Terwijl overal onvrede, ruzies en onenigheid heersen, vinden mensen dat de wereldvrede bedreigd wordt. Overal heerst een koude oorlog, mensen die het met zichzelf niet eens zijn, gezinnen waar voor de lieve vrede niemand zegt wat hij denkt, belangengroepen die elkaar bestrijden, kerken die elkaar verketteren, volkeren die elkaar veroordelen. En alle slachtoffers van die gevechten komen vroeg of laat bij de dokter terecht. De huidige geneeskunde is vergelijkbaar met de frontchirurgie van weleer. Mensen die de strijd op leven en dood niet meer aankunnen oplappen, zodat ze weer naar het front kunnen. Controlerende artsen die beoordelen of de kwetsuren van dien aard zijn, dat ze inderdaad niet meer kunnen, of wellicht aangepast werk in de achterhoede kunnen verrichten, want geproduceerd moet er worden. Opvoeden is vergelijkbaar met het drillen van soldaten, het aanleren van strategieën, om later de strijd om het hoofd boven water te houden in deze bizarre maatschappij te kunnen leveren. Je moet kinderen hard en weerbaar maken om zich staande te kunnen houden in een wereld waarin relaties op macht zijn gebaseerd.

"Dit alles heb ik gezien en ik richtte mijn aandacht op alle daden, die onder de Zon geschieden in deze tijd, dat de mens macht heeft over de ander tot diens onheil." (33)



Macht is niet verenigbaar met liefde. Oorlog niet met vrede. Macht verdeelt mensen en houdt ze verdeeld in meerderen en minderen, meesters en knechten, ouders kinderen, mannen en vrouwen.


Wetenschap belooft de mens macht over de natuur. Maar zoals dat gaat als mensen verleid worden door de belofte naar macht, is de tol, die ze betalen, slavernij en onmacht. En de mens vecht voor vrijheid, met behoud van een cultuur, die gebouwd is op onvrijheid; vechten voor vrijheid in een kooi.

Over de zondeval

"Van alle fouten en ondeugden zijner kwekelingen moet de opvoeder de fout in zichzelve zoeken. Het ligt ongetwijfeld in 's mensen aard om de oorzaak van alle verdrietigheden, ja zelfs van zijn eigen misstappen buiten zichzelf te zoeken. Men bespeurt dat reeds in de eerste zondeval."(34)



In het symbolische bijbelverhaal bezwijkt Eva voor de verleiding en geeft Adam de appel, die er van eet. Het had net zo goed omgekeerd kunnen zijn, maar het staat er nu eenmaal en uiteindelijk moet er iemand de eerste zijn die over de schreef gaat. En als ze ter verantwoording geroepen worden geeft Adam Eva de schuld, die hem vervolgens afschuift op de verleiding. Beiden nemen geen verantwoording voor hun eigen daad, maar schuiven die af op de ander of de omstandigheden. Zo kent iedereen nog wel zijn eerste leugentje uit zijn kindertijd, het moment waarop hij de onschuld verliet.


Eten van de boom van kennis van goed en kwaad betekent het niet meer vertrouwen op je geweten, maar eigenmachtig bepalen wat goed is en kwaad. Wanneer mensen zelf regels en wetten gaan bepalen, plaatsen ze zich daarmee buiten de schepping en verbreken de eeuwige natuurwetten. En nu leven mensen dan in een wereld, waarin ouders bepalen wat wel en niet goed is voor het kind, priesters bepalen, wat je wel en niet moet geloven en wat zondig is en niet, artsen die uitmaken wat gezond en schadelijk is, rechters die oordelen of mensen schuldig zijn of niet, men die bepaalt wat mooi is en lelijk, schoon en vies, hygiënisch en onhygiënisch. Allemaal kunstmatige geboden en verboden, in een steeds meer uitdijend aantal en steeds ingewikkelder.

"Mijn volk, uw leiders zijn verleiders en zij maken de weg, die u tot pad moest zijn tot een doolweg."(35)


Altijd geven de mensen de schuld van hun onbehagen aan de omstandigheden, of de anderen. Als je aan een patiënt, die met een klacht bij de dokter op het spreekuur komt, vraagt waar hijzelf denkt dat het door komt, dan is het antwoord: het werk, de baas, het weer, het eten, de vrouw, het afwasmiddel, de kinderen, de drukte. Nooit heeft hij er zelf wat mee te maken, altijd zoekt en vindt hij de oorzaak buiten zichzelf. Altijd blijft hijzelf buiten schot. Maar het is zijn eigen werkopvatting, zijn reactie op het gedrag van de baas, zijn ergernis over het weer, zijn boosheid over het zeuren van zijn vrouw, zijn idee over de schadelijkheid van het afwasmiddel, zijn mening over de opvoeding van de kinderen, en zijn reactie op de drukte, die de botsing veroorzaken.

"Want het zijn niet de dingen zelf die de mensen in verwarring brengen, maar hun mening omtrent de dingen."(36)


Hij wil gewaardeerd worden, hij wil hogerop, hij moet zonodig van alles, hij heeft verwachtingen van anderen, hij eist van anderen, wat hij van zichzelf eist. En dat moet wel conflicten geven met de meningen van anderen.


Het enige waar de mens recht op heeft, is vrijheid. Maar dat kan alleen als hij zich niet door anderen of door zijn omgeving laat beïnvloeden; wanneer er geen macht op hem wordt uitgeoefend en hijzelf geen macht uitoefent over anderen; wanneer hij met rust gelaten wordt en ook anderen met rust laat. Wanneer hij van zichzelf niets moet, maar ook van anderen niet; wanneer hij niet afhankelijk is van anderen en anderen niet van hem. Want als mensen met zijn allen in een zelf gecreëerd web van afhankelijkheid van elkaar zitten, plant de onrust van een gevangene zich door het hele web heen voort en heeft iedereen, hoe dichter de omgeving hoe meer, er last van. Het is niet eerlijk om de onruststoker er de schuld van te geven, want je hebt jezelf in het web laten vangen. Schuld is slechts een geraffineerd middel om macht over elkaar uit te oefenen, elkaar te beïnvloeden. De mens is alleen schuldig als hij wetens en willens de ander benadeelt om hem te benadelen. Het is altijd uit een gevoel van machteloosheid. Hij heeft geleerd om naar autoriteiten, mensen die zich boven hem gesteld hebben, te luisteren. Luistert de mens naar zichzelf, dan voelt hij zich schuldig ten opzichte van anderen, omdat hij niet voldoet aan hun eisen, verwachtingen, normen, geboden en wetten. Luistert hij naar anderen, dan raakt hij uit zijn evenwicht. Zwichten voor de massa, de maatschappij, gaat altijd ten koste van jezelf. Er zijn geen schuldigen, alleen verantwoordelijken. De enige slachtoffers zijn de kinderen.

Over dat de mens een overloper uit de natuur is

Eigenmachtig heeft de mens zich buiten zijn en de natuur geplaatst. Wat mensen cultuur noemen is een uitvloeisel van dat verbroken contact. En omdat hij niet meer kan leven naar zijn natuur, is het leven zijn eigen zorg en bekommernis geworden. Vanuit zijn ontwortelde staat gezien, staat hij voor een angstaanjagende wereld, waarin hij zich niet meer geborgen voelt en zomaar allerlei onheil hem kan treffen. De natuur is een bedreigende chaos geworden, die beteugeld moet worden, zoals de mens ook zijn eigen natuur beteugelt. Elke menselijke ordening is strijdig met de eeuwige natuurwetten. Mensen laten Gods water niet meer over Gods akkers vloeien, maar kanaliseren, polderen in en irrigeren. Zoals zij hun eigen natuur verkrachten met regels, wetten en normen, niet uit hun hart maar uit hun hoofd ontsproten, wordt de aarde verkracht door ontbossing, ontginning, wegenaanleg als een kunstmatig adernet, landbouw en veeteelt. Maar overal barst de natuur uit die dwangbuis, bij de mens als ziekten, in de maatschappij als oorlogen, en in de natuur als natuurrampen. Als een tovenaarsleerling, die de lering van de meester verkeerd begrepen heeft, gedraagt de mens zich. En terwijl het water hem tot de lippen stijgt,


"en de golven over hem heen slaan, roeit hij met zijn armen om zich boven water te houden. Die reactie op de dreigende ondergang, dit slaan met de armen, is de cultuur, een zwembeweging."(37)


Overal worden symptomen bestreden. Er zijn er die het beter weten en willen hervormen, die de lering weer anders willen interpreteren, een andere structuur en systeem om het tomeloze water te kanaliseren. Met emmers wordt overal gehoosd, terwijl de kraan helemaal open staat. De discussies gaan slechts over het soort emmer waarmee gehoosd moet worden. Als allesziende koppen van Cerberus waken de wetenschappers en andere zwarte magiërs, die de kraan steeds verder opendraaien en daar hun bestaansrecht aan ontlenen, dat er niemand aan de kraan komt want de vooruitgang, zoals ze dat noemen, mag niet belemmerd worden. Overal verdrinken mensen, moegestreden, maar ze gaan door. Eenmaal zal het hun lukken, zullen ze voor elk probleem een oplossing hebben, blind voor wat ze nu aanrichten. En bij elke uitvinding, bij elke prestatie juichen de goedgelovigen in de illusie, dat de grote oplossing weer wat dichterbij gekomen is, terwijl het tegendeel waar is. Waar geen verstand is, is ook geen dwaasheid.

Over steden

"Die hele barbaarse opeenstapeling van gebouwen, die nergens ophoudt, alle grote stadsgruwel, de krankzinnige groenverdrijvende bouwkanker, waar het verkeer zich in honderd vormen doorheen worstelt."(38)


Zo is elke stad een natuurvreemd kankergezwel, dat zich invretend in zijn omgeving uitgroeit, uitzaaiend in satellietsteden, niets ontziend, zich uitbreidt ten koste van de natuur. En terwijl er gebouwd en gebroken wordt, zuigt hij voor zijn eigen groei de omgeving leeg en breidt zijn zieke invloed tot in de verre omtrek uit en wordt zelf steeds onleefbaarder. Waarin slechts aangetaste mensen kunnen leven en verkankeren en zelfs de parken, kunstmatig aangelegd en onderhouden worden door de godvergeten mensenhand. Er zijn geen goede en minder goed mooie of lelijke, leefbare of onleefbare kankergezwellen.


"Heuvels zijn altijd veel mooier dan stenen gebouwen. Het leven in de stad is een kunstmatig bestaan. Heel veel mensen voelen bijna nooit echte grond onder hun voeten of zien planten groeien, behalve die in bloempotten staan en lopen nooit ver genoeg van het licht van de straten om de bekoring te ondergaan van de nachtelijke hemel, die bezaaid is met sterren. Wanneer mensen ver van de streken wonen, die door de Grote Geest gemaakt zijn, is het voor hen zo gemakkelijk zijn wetten te vergeten."(39)


Maar voor de stedeling, gewend en aangepast aan de chaos van de stad, die het stadsleven bruisend en gezellig noemt, is de natuur saai, chaotisch en vervelend.

"Volkeren zijn bezeten door de ongezonde eerzucht hun nagedachtenis te vereeuwigen, door zoveel mogelijk gehouwen steen achter te laten. Ik zie liever de stenen op de plaats waar ze horen. De meeste steen, die een volk houwt is slechts voor zijn eigen graf bestemd. Hij begraaft zich levend. Zie de piramiden. Niets erin verwondert ons meer dan dat er zoveel vernederden voorhanden waren om hun levens te offeren aan het bouwen van een grafkamer voor een of andere domkop. Het geloof en de kunstzin van bouwers over de hele wereld is nagenoeg een pot nat, of het nu een egyptische tempel is of de Bank der Verenigde Staten: ze kosten meer dan er bereikt wordt. De oorsprong is ijdelheid, bijgestaan door de liefde voor boterhammen en knoflook. Tallozen houden zich bezig met de bouwwerken van Oost en West en waarom? Om te weten wie ze gebouwd hebben. Ik daarentegen zou willen weten, wie in die dagen er niet aan meededen, wie zich te goed voelden voor zulk gebeuzel."(40)


Wat mensen cultuurmonumenten noemen, piramiden, tempels, paleizen, kathedralen en kastelen, allemaal zijn ze met bloed, zweet en tranen door slavenarbeid tot stand gebracht. Een volk kan pas gaan bouwen, als het onrechtvaardig is, als er meerderen en minderen, meesters en slaven zijn. Met andere woorden, als het beschaafd is en die weg is ingeslagen, waarvan het einde zoek is. Dus in plaats van bewondering zijn zij er als een waarschuwing voor het nageslacht.


"Want door de wijsheid voorbij te gaan, werden zij niet alleen zelf belemmerd het goede te kennen, maar lieten zij ook aan het mensdom een herinnering achter van hun dwaasheid."(41)

Over de wederkomst van Christus en hoe hij ontvangen zou worden

"Zij, die hun geloof uitventen voor een arkanum tegen het zedelijk kwaad, zouden zeer laag neerzien op een onnozele, die zijn gedrag stipt regelde naar de bijbel en tevens alles durfde verwaarlozen, waarover de bijbel zwijgt. Het is een onbetwistbare waarheid, dat Jezus hedentendage weinig kans zou hebben op een vriendelijke ontvangst in een maatschappij van mensen, die zich naar hem noemen en hoogstwaarschijnlijk zouden zijn volgelingen zich haasten hem een plaatsje te bezorgen in een christelijk gekkenhuis. "Die man is niet van onze tijd", zou het heten en terstond zouden de brave godgeleerden deze of gene spreuk -liefst van hemzelf- bij de hand hebben om Jezus te onderrichten, hoe de "ware christen", of grappiger nog, Christus zelf, wel van zijn tijd behoort te zijn."(42)


Terwijl hij toch duidelijk gezegd heeft, dat hij niet van deze wereld was, waarmee hij wilde zeggen, dat hij niet in deze maatschappij paste. Hoongelach zou hij oogsten met zijn uitspraak, dat het zinloos is om je te bekommeren om de dag van morgen, want waar blijf je dan met je plannen, je verzekeringen, je programma's, je agenda? Hoe kun je dan nog iets fabriceren of bouwen? Wat een onzinnige boodschap voor deze maatschappij is het "weest niet bezorgd over uw leven, want gij zult eten en drinken", met al die levensverzekeringen, gezonde en verantwoorde voeding, dokters en ziekenhuizen, vlees, u weet wel waarom. Wat een onchristelijke uitspraak, dat "weest niet bezorgd over waarmee gij u zult kleden, want naar al die dingen gaat het zoeken der heidenen uit". Want waar blijf je dan met je confectie-industrieën, je mode, je driedelige pakken, stropdassen, priestertoga's en sieraden. "Verzamel u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maken", hoe moet dat dan met al die bezittingen, kunstschatten en hebbedingetjes? En dan dat "oordeel niet", voor die kerken, die elkaar verketteren, partijstrijden, roddel, achterklap en discriminatie. Behalve de mooie woorden heeft het evangelie met de zich christelijk noemende kerken inderdaad niets te maken. Met hangen en wurgen proberen de theologen de boodschap van het evangelie, bedoeld om je te bevrijden uit de cultuur, aan te passen aan de cultuur. Want het is natuurlijk heel pijnlijk om te accepteren, dat het "wee u gij schriftgeleerden en farizeeërs, gij huichelaars, want gij sluit het koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Immers, gij gaat er niet binnen, en die trachten binnen te gaan, laat gij niet toe daarin te komen", juist over hen gaat. Ze bedoelen het toch goed? Maar de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.


Zou hij wederkeren, het zou heel, heel pijnlijk worden.

Over paradigma's

Een paradigma is een manier om tegen de werkelijkheid aan te kijken. Het bestaat uit een aantal hypothesen omtrent de werkelijkheid, die voor de wetenschappers het fundament vormen waarop hij zijn wetenschappelijk bouwwerk vestigt en steeds hoger en ingewikkelder uitbouwt. Maar


"elke hypothese is een vervalsing van de werkelijkheid."(43)


De wetenschapper beschrijft de werkelijkheid niet, maar geeft zijn interpretatie van de werkelijkheid. Om te kijken schuift de wetenschapper het paradigma voor zijn ogen, als een gekleurde bril en ziet zo een gekleurde en vervalste werkelijkheid en met hetgeen hij zo waarneemt bedrijft hij wetenschap. Hij verklaart, trekt conclusies en legt verbanden, valse verklaringen, valse conclusies en valse verbanden. De niet ingewijden weten niet dat er zo'n vertrouwensprogramma bestaat, zo'n taboe om niet aan het fundament te tornen, zelfs de meeste wetenschappers niet, omdat ze voortbouwen op het werk van anderen en het lijkt zo verschrikkelijk knap wat ze allemaal doen, met al die moeilijke woorden en formules. Toch wordt op die wankele basis wetenschap bedreven, totdat op gegeven moment een vermetele het niet pikt, dat er een aantal dingen niet in het gekozen systeem passen en niet te verklaren zijn met het aanvaarde denksysteem. Er ontstaat onrust, totdat iemand heel slim met een ander paradigma, een andere gekleurde bril, op de proppen komt. En na verloop van tijd haalt iedereen opgelucht adem, dat ze dat niet eerder gezien hadden, nu zal het allemaal wel duidelijk worden. Een nieuwe wereld gaat open, de stukjes van de legpuzzel worden verschoven, tot dan toe onverklaarbare zaken blijken nu wel verklaard te kunnen worden, even valse verbanden worden gelegd, maar anders. Totdat na verloop blijkt, dat er weer een aantal andere zaken niet verklaarbaar zijn. En zo draait wetenschap al eeuwen om de werkelijkheid heen, met gele, groene en paarse brillen op en zo kunnen ze eindeloos doorgaan.

"De wetenschap zoekt het perpetuum mobile. Ze heeft het gevonden, ze is het zelf."(44)


Wetenschap is gebaseerd op een geloof in een paradigma. Als je daarin niet gelooft, mag je niet meedoen en kun je geen wetenschap bedrijven, want dan heet je onwetenschappelijk. Een wetenschapper zonder vooroordelen is onbestaanbaar, omdat hij zijn bestaansrecht en salaris ontleent aan bezigheden gebaseerd op vooroordelen.

"Alle wetenschap zou overbodig zijn, wanneer wezen en verschijning van de dingen zouden samenvallen."(45)


Wetenschap houdt zich bezig met de werkelijkheid zoals die zich aan haar voordoet, gezien door de gekleurde bril. Het paradigma bepaalt dus de verschijning.

"Inmiddels heeft de kwantummechanica aangetoond, dat het niet mogelijk is om de werkelijkheid waar te nemen, zonder deze te veranderen."(46)


Het is dus de wetenschap zelf, die de kloof creëert en in stand houdt tussen wezen en verschijning, zodat je de werkelijkheid pas kunt aanschouwen als je je brein van wetenschappelijke vooroordelen ontdaan hebt. De wetenschap verhindert om helder te zien en is dus als een balk in het oog. Vooroordelen dienen belangen, want uit voordeel spruit vooroordeel. Belangeloze, waardevrije wetenschap bestaat dus niet. Het laatste paradigma zal geen paradigma zijn, want pas als je de gekleurde bril afzet, zie je de werkelijkheid in zijn ware gedaante. Het is inderdaad een absurde ontdekking als je ziet, dat de hele wetenschap, die in zovele generaties, ten koste van bloed, zweet en tranen, geconstrueerd is als een gigantische toren van Babel en die in zijn hoogmoed heeft gepoogd de werkelijkheid te doorgronden, één groot luchtkasteel is. Het is als de moeizame beklimming van de hoogste bergtop. In de illusie dat de top bijna bereikt is, dat de stap van de gecumuleerde geleerdheid naar het alweten binnen afzienbare tijd gemaakt zal worden, ploeteren de wetenschappers voort. En dan komt daar een onbekende vreemdeling en die zegt: "Laat maar jongens, het is allemaal voor niets geweest, zo kom je er nooit." Boven zit al eeuwen en eeuwen, hoofdschuddend om zoveel dwaasheid een schare wijzen te wachten.

"De zonde van de mens is zijn zelfverheffing, zijn verwachting om het ondoorgrondelijke te kunnen doorgronden."(47)

Over de evolutietheorie

"Om nu de evolutietheorie eens in uiterst wetenschappelijke bewoordingen te stellen, moeten we zoiets zeggen als: Op een zeker tijdstip had de aarde een temperatuur, die uiterst gunstig werd voor het samengaan van koolstofatomen en zuurstof met de stikstof-waterstof verbindingen; toen zijn, uit de willekeurig vorming van klonters, moleculen te voorschijn gekomen, waarvan de structuur uiterst gunstig was voor het ontstaan van leven. Vanaf dat punt ging het tijden zo voort, totdat via de natuurlijke selectieprocessen tenslotte een wezen verscheen, dat in staat is om liefde te verkiezen boven haat, en recht boven onrecht, om poëzie te schrijven, zoals die van Dante, muziek te componeren, zoals die van Mozart, en schetsen te maken, zoals die van Leonardo da Vinci. Dit is als opvatting van de kosmogenese natuurlijk krankzinnig. Daarmee bedoel ik zeer zeker niet krankzinnig bij wijze van scheldwoord, maar in de formele zin van psychotisch. Zo'n opvatting heeft beslist veel gemeen met bepaalde aspecten van het schizofrene denken." (48)


De evolutietheorie aanvankelijk gebracht als hypothese, een bedenksel dat nog bewezen moest worden, was in het midden van de 19e eeuw zeer welkom. Eindelijk kreeg de heersende klasse een wetenschappelijke verklaring in handen om standen, meester-knecht verhoudingen, slavernij, oorlogen en onrecht als een natuurlijk proces te zien en zo te rechtvaardigen. Overigens zijn theorieën altijd ontstaan in de breinen van leisure class, de hoofdwerkers en verbreid door en ten dienste gemaakt aan diezelfde klasse. Weliswaar ging Darwin ervan uit, dat de mens oorspronkelijk een plaats in de natuur had, en dat hij door evolutie uit de dierenwereld ontstaan was, maar begreep niet, dat de mens zichzelf buiten de natuur had geplaatst en dat wat hij evolutie noemde in wezen een steeds verdergaande ontaarding was. En nu is de evolutietheorie geen theorie meer, maar waar gebeurd en nog steeds evolueert de mens door, steeds zieker, decadenter en nog steeds is de evolutiewaan een van de pijlers van het westers denken, en alle denkers en revolutionairen die besmet waren met het evolutie-virus zijn daarmee de mist ingegaan. Nog steeds zijn wetenschappers op zoek naar de missing link, die nooit gevonden zal worden, want de missing link is een artefact van de theorie zelf. Niet alleen tussen mens en dier zit een missing link, maar tussen alle soorten onderling ook. Nog wroeten paleontologen naarstig in de bodem op zoek naar hun hersenschim, ze hebben het nog niet gevonden, maar de mensen moeten nog even geduld hebben. Een mens reconstrueren uit de kaak van een Homo Heidelbergensis of het dijbeen van een Homo Pekinensis is even onzinnig als het construeren van het beeld van een kameel als je slechts over zijn uitwerpselen beschikt. Uit de werktuigen en tekeningen van de Neanderthalers kun je wel afleiden hoe ze geleefd hebben, maar niet waarom. Pas als je de drijfveren en motieven van de hedendaagse mens en dus van jezelf begrijpt, waarom je zonodig moet creëren en produceren, kun je het waarom van vroeger begrijpen. Wroeten in het verleden als je het heden niet begrijpt is onzinnig, en als je het heden begrijpt overbodig.

"De oplossing van het verleden ligt in het heden en niet omgekeerd."(49)


Wat mensen wetenschap noemen is onwetendheid en wat mensen cultuur noemen is in wezen ontaarding.

Over het hebben van een mening

Terwijl


"Socrates de meningen van mensen vraatzuchtige monsters noemde, een schrikbeeld voor kinderen,"(50)


zijn mensen van mening dat het hebben van een mening een hoog goed is. Toen ze nog klein waren en nog geen weet hadden van al die rare ideeën van die grote mensen, hadden ze nog geen, zoals dat heet, eigen mening. Maar wat mensen voor een eigen mening houden is slechts een naar eigen maat gebrouwen product, geconstrueerd uit de brei van vooroordelen, die ze zich eigen gemaakt hebben en die hun belangen dient. De mens denkt, omdat hij de gedachte van andere mensen herhaalt, omdat hij leent van de geschiedenis en plagiaat pleegt op de denkbeelden van zijn leraren. De mens denkt, omdat hij is beïnvloed en zich concentreert op de gedachten die in zijn hoofd zijn gegoten door uitwisseling met andere mensen. De mens denkt, omdat hij de gedachte formuleert van anderen in een beetje gewijzigde vorm, en dat noemt hij dan zijn eigen mening.

"En daarom is er niemand, die met een ander overeenstemt in enige zaak, noch in de filosofie, noch in de geneeskunde, noch in de retorica, noch in de muziek, noch in de werktuigkunde, maar het zijn allemaal meningen en overleggingen. (51)


Immers geleerden zijn geleerd geworden omdat ze zoveel geleerd hebben wat anderen bedacht hebben, omdat ze zoveel meningen, theorieën en bedenksels van anderen in hun hoofd hebben gegoten en die gemengd hebben met hun door opvoeding en particuliere belangen gekruide saus, waardoor een nieuw brouwsel is ontstaan, waar ze heel trots op zijn. Het is eigenlijk zo pijnlijk, als je al de belangrijke, geëerde en beroemde mensen uit deze maatschappij, ongegeneerd voor radio en televisie, in kranten, tijdschriften en boeken hun eigen vooroordelen en onwetendheid hoort en ziet etaleren.

"Onwetendheid kan men maar beter verborgen houden."(52)


Maar ja,

"Geleerden zijn niet wijs, en wijzen zijn niet geleerd."(53)


En die komen dus niet aan bod. En zo laat iedereen zich beïnvloeden door de meningen van anderen en ze zijn het nooit helemaal met elkaar eens.

"Dat heet de doodlopende weg der meningen, de kloof der meningen, het struikgewas der meningen, het web der meningen. Meningen zijn een ziekte, de mening is een gezwel, de mening is een zweer. Hij die alle meningen heeft overwonnen is iemand die weet."(54)


Mensen hebben een eigen mening, omdat die in hun kraam van pas komt, en door hun mening te verdedigen, verdedigen ze hun eigen kraam. En zo zijn er overal meningsverschillen tussen meningen die allemaal even onwaar zijn, en toch is het altijd de mening van de ander, die niet deugt. Met spitsvondige redeneringen probeert de een de ander te overtuigen van de juistheid van zijn mening, overtuigd van zijn eigen gelijk. Een mening hebben is een vermoeiende bezigheid en pas als je geen mening meer hebt hoef je ook niets meer te verdedigen. Meningsverschillen tussen machtsblokken zijn resultanten van de meningsverschillen in de gezinnen, tussen vaders, moeders en kinderen. Alleen mensen zonder mening kunnen het volledig met elkaar eens zijn, en blijven nog lang en gelukkig leven.

Over alles of niets

Bijna eerlijk is oneerlijk. Bijna raak is mis. Bijna waar is onwaar. Bijna rein is onrein. Bijna volmaakt is onvolmaakt. Bijna zwanger is niet zwanger. Bijna heilig is schijnheilig. Bijna licht is schemer. Bijna wit is grijs. Bijna rechtvaardig is onrechtvaardig. Bijna recht is krom. Bijna volwassen is onvolwassen. Bijna geworteld is ontworteld. Bijna zeker is onzeker. Bijna vrij is onvrij. Bijna los is vast. Bijna rijp is onrijp. Bijna wakker is slapend. Bijna gezond is ziek. Bijna echt is onecht. Bijna verlost is gevangen. Bijna wijs is dwaas. Bijna rustig is onrustig. Bijna droog is nat. Bijna heel is stuk. Bijna levend is dood.


En zo zijn er in deze wereld alleen maar oneerlijke, onvolmaakte, schijnheilige onrechtvaardige, onvolwassen, ontwortelde, onzekere, onvrije, slapende, zieke, onechte, dwaze mensen, die elkaar de weg wijzen, leiden, helpen en veroordelen. Zoals de psychiater zegt, dat niemand normaal is, zegt de dokter, dat niemand gezond is en de kerk, dat niemand zonder zonde is. Zoals Prediker al zei, dat allen ontaard waren, zei Sartre, dat iedereen vuile handen had. Mensen maken zich druk voor een rechtvaardiger wereld, voor een eerlijker verdeling, voor meer vrijheid, maar dan blijft het onrechtvaardig, oneerlijk en onvrij. En wie bepaalt in een onrechtvaardige wereld wat rechtvaardig is? De nuances en de grijzen tussen wit en zwart zijn oneindig, maar het blijft grijs en het is net aan welke kant je staat of je vindt dat het meer of minder grijs is.

Over vakgeleerden

De wetenschap is als een groteske boom, wankel wortelend op een vooroordeel, zich naar boven toe steeds verder vertakkend in vakgebieden en deelspecialismen, steeds onoverzichtelijker. En op elk uiteinde van de twijgen zit een vakgeleerd moeizaam verder groeiend in de leegte. Op de takken om hem heen ontwaart hij nog wat verwante disciplinegenoten van zijn eigen takgebied, maar de andere hoofdtakken kan hij niet meer overzien. Hij heeft al moeite genoeg om de groei van zijn eigen tak bij te houden, maar door de takken ziet hij de boom niet meer. Het zo hoog in de boom klimmen heeft een heleboel interessante problemen opgeleverd en met de oplossing van die problemen houdt hij zich bezig. Er zijn samenspraken met andere takken over bepaalde problemen, een multidisciplinaire benadering noemen ze dat, en dat gaat heel moeizaam, omdat zo langzamerhand iedere tak een eigen jargon heeft. Ze zijn wat uit elkaar gegroeid, ze hebben er wat moeite mee, als andere takken zich met hun takgebied bemoeien, maar dan wordt er een commissie geformeerd om de doelstellingen en grenzen van elke tak te omschrijven. En aan de voet van de boom staat de wijze, hoofdschuddend om de merkwaardige bezigheden, die hij aanschouwt. Hij zag het daarboven niet meer zitten en is uit de boom geklommen, totdat hij weer met beide benen op de grond stond.

Over aanpassen

"Er was eens een kameleon met een gebrek, een voor kameleons zelfs zeer ernstig gebrek: het dier kon niet van kleur veranderen. Waar hij zich ook bevond, in het struweel of op een kale vlakte, hij slaagde er niet in zich aan zijn omgeving aan te passen. Door zijn soortgenoten werd deze kameleon dan ook als een schandelijk individu beschouwd, een aansteller en een gevaar voor de kameleontische maatschappij. Hij werd nergens ontvangen, in eetgelegenheden wilde men hem niet bedienen en er was zelfs een wet in voorbereiding, die het aan kameleons, die zich niet aan hun omgeving of achtergrond konden of wilden aanpassen, verbood om zich te vermenigvuldigen. Onze kameleon ging zwaar gebukt onder deze achterstellingen. In het begin probeerde hij zijn gebrek te maskeren: hij schafte zich bijv. in een dumpzaak een camouflagepak aan, maar het enige resultaat was, dat hij met dat pak nog maar meer in de gaten liep. Tenslotte legde hij zich neer bij zijn uitzonderingsgeval en accepteerde gelaten alle scheldwoorden, die hem dagelijks werden toegevoegd, scheldwoorden als : nihilist, absurdist, anarchist, tartarist, dadaïst, surrealist, spartakist, non-kolorist en neoexpressionist. Op een dag echter brak er een oorlog uit tussen de roofvogels en de kameleons. Enfin, oorlog ....de roofvogels noemden het een plaatselijke actie, het herstellen van orde en rust, passifikatie, een grensconflict, een binnenlandse aangelegenheid. Hoe dan ook, de kameleons, die over weinig verweer beschikten tegen de scherpe roofvogelsnavels en klauwen, spoedden zich naar een omgeving en pasten zich als de weerlicht aan. Behalve natuurlijk onze kameleon, die ondanks al zijn koortsachtige pogingen tot kleurverandering reeds van mijlen hoogte duidelijk in het landschap vlekte, zelfs voor een ongeoefend roofvogeloog. En zo kwam het (wonderlijk en verheugend zijn de grillen der natuur), dat onze kameleon als enige van zijn soort gespaard bleef voor de vernietigende duikaanvallen van de roofvogels. Want de roofvogels redeneerden aldus: Kameleons passen zich aan, dit opvallende schepsel kan dus geen kameleon zijn. En zij vlogen met een wijde boog om hem heen"(55)


Het is de tirannie van de aanpassing, de sociale controle, denken en doen wat men normaal vindt, de angst om niet geaccepteerd te worden, waardoor mensen in het keurslijf van de aanpassing kruipen. Je mag in deze maatschappij alleen meespelen als je je houdt aan de spelregels die anderen voor je hebben opgesteld, je moet je aanpassen aan alles wat nu eenmaal zo is. Als je niet meedoet aan deze bizarre maatschappij, gebaseerd op macht van de ene mens over de ander, word je uitgestoten. Maar als je je aanpast aan een zieke maatschappij, word je zelf ziek. Dat is de tol van de aanpassing.

"Hoe onaangepaster, hoe meer mens, hoe meer mens, hoe onaangepaster."(56)


Onaangepast aan de massa, maar aangepast aan een groep, partij of sekte, met zijn eigen normen en regels, is om het even. Subculturen zijn en blijven culturen.

Over de dokter en de patiënt

Wanneer de mens zodanig uit zijn evenwicht raakt, dat zijn aanpassingsmogelijkheden te kort schieten, wanneer de draaglast de draagkracht overschrijdt, geeft dat klachten als pijn, moeheid, koorts of ontstekingen. Eigenlijk een waarschuwing, dat hij op deze manier niet verder moet gaan en dus een signaal om hem voor erger te behoeden. Maar dat is een verband, dat door de geneeskunde, met al zijn theorieën en verklaringen onzichtbaar gemaakt is. Mensen kijken niet naar de betekenis van een symptoom, maar gaan alleen naar de dokter. Omdat ze denken, dat het zomaar opgetreden is, maakt het ze bang en willen ze weten wat erachter zit en wat het is. De dokter, die geleerd heeft om alle symptomen een naam te geven, en symptomen te combineren tot ziektebeelden, lokaliseert, aan hand van zijn denkraam, de klacht, plakt er een etiket op en geeft vervolgens chemicaliën om het symptoom te bestrijden. Eerst krijgen mensen een symptoom omdat ze problemen hebben en vervolgens krijgen ze problemen omdat ze een symptoom hebben, waardoor de oorspronkelijke problemen op de achtergrond raken. Nooit wordt er zo iets opgelost, het ene probleem wordt alleen maar ingewisseld voor een ander. Symptomen zijn geen problemen, maar het gevolg van problemen. Als mensen in deze krankzinnige en tegenstrijdige maatschappij geen problemen hebben zijn ze net zo krankzinnig en tegenstrijdig als de maatschappij zelf. Mensen zien niet meer, dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor het optreden van een symptoom en zo dragen ze de verantwoordelijkheid voor het wegwerken van een symptoom over aan de dokter. Zo bemoeit de geneeskunde zich slechts met gevolgen en laat de oorzaken ongemoeid.

"De ethiek van de artsenkaste is er een vergelijkbaar met die van de R.K.-kerk die opkomt voor de armen en zichzelf volvreet, die opkomt voor de vrede, maar alle kanonnen zegent. De ethiek kortom van de heersende klasse: de mensen zijn ondergeschikten, wij weten hoe het moet, en een ethiek van de ondergeschikten: wij bemoeien ons niet met politiek, wij doen ons werk en ze zoeken het maar uit. Wij buigen ons over de nood, hoe die ook veroorzaakt wordt." (57)


Het is deze geneeskunde, die de vraag van de betekenis van het feit, dat juist deze mens, op dit moment juist dit symptoom krijgt, zorgvuldig uit de weg is gegaan. De vraag waartoe is ten ene male onwetenschappelijk en dient dan ook zorgvuldig vermeden te worden, want het is een vraag, die de basis van de geneeskunde aantast en daar zijn zoveel belangen mee gemoeid, dat het veiliger is om daar maar overheen te walsen. Tegenwoordig worden door schade en schande mensen niet meer wijs, omdat ze daarmee naar de dokter gaan. Als iemand over een drempel struikelt en zijn enkel verzwikt, is pijn daar het gevolg van. Heel argeloos zeggen kinderen dan: "Eigen schuld, dikke bult." Wanneer je nu aan een wetenschapper vraagt, waarom die pijn er is, zal hij aan de hand van zijn favoriete pijntheorie een ingewikkeld verhaal vertellen over pijnbanen, synaps en zo. Wat pijn precies is weet hij niet, maar hij kan het wel verklaren. Hoe de pijnbanen verlopen weet hij wel, maar ergens zit een missing link tussen de baan en de plaats, waar het verwerken van het signaal plaatsvindt en dan natuurlijk nog die grote hamvraag, hoe je je die homunculus daar in die schedel moet voorstellen, die de pijn voelt. Maar dat hindert de wetenschapper niet, daar is hij nog naar aan het zoeken. Aan de hand van de theorie volgt de behandeling, drukverband, pijnstillers en krukken. Maar het enige waar de enkel om vraagt is rust en als die niet gegeven wordt steekt de pijn weer zijn kop op. Als de dokter tegen het slachtoffer zegt, dat het verstandig is om een week met het been omhoog te gaan zitten, sputtert de patiënt tegen, want dat kan hij echt niet, hij kan nu eenmaal niet stilzitten, hij heeft het net zo druk, hij zou net op vakantie gaan, en hij kan niet gemist worden. En daarmee geeft hijzelf de oplossing aan voor het begrijpen van zijn pijn als waarschuwing. "God straf degenen, die hij lief heeft", zegt de dominee en gaat met zijn migraineaanval naar de dokter. Nooit gebeurt iets zomaar, maar elke keer wordt de mens er met zijn neus opgedrukt, dat het toch verstandiger is om een keer stil te staan bij hetgeen waar hij mee bezig is. Dat is helaas net de reden, waarom mensen niet stil kunnen zitten, altijd iets moeten doen, altijd bezig zijn met de dingen om hen heen, zodat ze voor zichzelf op de vlucht kunnen blijven. Elke keer weer krijgen ze een waarschuwing, elke keer weer heet het toeval. Maar als ze er niet bij blijven stilstaan, gebeurt er nog wel wat, want een ongeluk komt nooit alleen. Symptomen bestrijden is de put dempen als het kalf verdronken is.

Over pijn

Mensen beschrijven hun pijn met beelden als: "Het is een gevoel alsof er in mijn vlees wordt gesneden, alsof er met naalden in mijn been wordt gestoken, alsof er een mes in mijn rug steekt, alsof de spieren scheuren, alsof het zweert, alsof er schrikdraad langs mijn wang loopt, alsof mijn benen worden afgekneld, alsof mijn rug doormidden breekt, alsof mijn onderlichaam afzakt." (58)


En voor ons oog ontvouwt zich de hel van Jeroen Bosch, met dat verschil, dat het niet meer duivels zijn die de kwellingen aanrichten, maar anonieme daders, het steekt en snijdt en er vindt wat plaats. De mensen hebben hun hel met alle kwellingen inderdaad tijdens hun leven op aarde. Zoals de kerken ook altijd gezegd hebben, dat de mens moet boeten voor zijn zonden in de hel of het vagevuur op de jongste dag. Maar de jongste dag is gewoon het heden, en


"de dag des oordeels is geen dag, maar een rechtbank, die onafgebroken zitting houdt."(59)


Want wie niet naar zichzelf luistert moet maar voelen. Het zure alleen is, dat als je niet naar anderen luistert, je door hen gestraft wordt. Wanneer een klein kind in de buurt van de hete kachel komt, ervaart het dat als onaangenaam en zal er bij uit de buurt gaan. Maar ouders, die geleerd hebben, dat je kinderen niet kunt vertrouwen, waarschuwen het kind elke keer als het de kachel nadert, zonder dat het kind zelf onraad bespeurt. Juist daarom leert het het gevaar niet zelf kennen en gaat niet meer op zijn gevoel af, maar op de verboden van zijn ouders. En vergeet de ouder een keer te waarschuwen, dan is het leed al geschiedt. Kinderen leren van pijn en niet van waarschuwing of straf. Grote mensen nemen gewoon voor hun pijn een pijnstiller of gaan ermee naar de dokter. Zo hebben mensen in de loop van hun opvoeding geleerd, om niet meer op hun gevoel te vertrouwen, maar op hun ervaring. Bovendien hebben ze van de wetenschap geleerd, dat pijn geen betekenis heeft, maar een oorzaak en omdat de oorzaak altijd buiten de mens ligt, de pijn van buitenaf bestreden dient te worden. Zodoende worden mensen door schade en schande niet wijs, maar voorzichtig, gereserveerd, afstandelijk, behoedzaam, hard, cynisch, rancuneus, koud en agressief.

Over de betekenis van symptomen

Het lichaam laat datgene zien, wat de patiënt niet durft te laten zien, en daarom is het zo pijnlijk en zo onthullend, wanneer mensen in gezelschap over hun eigen ziekte of de ziekten van hun kinderen praten, onwetend van hun eigen aandeel daarin. Al die politici met hun kwalen, gebrilde, dikbuikige, kale, grijze kerk- en partijleiders, die onbewust met hun eigen dwangmatigheden te koop lopen. Het hele taalgebruik is doordrenkt van uitdrukkingen, die verwijzen naar de betekenis van aandoeningen, zoals het woord aandoening zelf al duidt op het verband tussen emotie en klacht. De geleerde zal zeggen, dat dat te eenvoudig is om waar te zijn, alsof iets pas waar is als het ingewikkeld is.


"De wetenschap en het eenvoudige volk zijn met elkaar in tegenspraak. Het ervaren dat zorg, opwinding en tenslotte ook ergernis en onaangenaamheden een mens ziek kunnen maken, is zeer verbreid. Waarom ook eigenlijk niet? Alleen in het wetenschappelijk gilde is het zo gelegen, dat de psychogenie van een angina, een pneumonie, een attaque of een diabetes als dubieus en onwaarschijnlijk wordt beschouwd en dat het sensatie verwekt, wanneer een wetenschappelijk onderzoeker dit poneert."(60)


Wanneer mensen hun emoties en de gedachten, die tot deze emoties leiden, beheersen, niet uiten en voor zich houden, spreekt hun lichaam; lichaamstaal heet dat tegenwoordig.
En zo heeft ieder symptoom een betekenis, maar als je niet zoals de geneeskunde naar een zin zoekt, vind je de oorzaak en dan begrijp je het niet, maar je kun het alleen verklaren. Begrijpen doe je met je gezond verstand, verklaren met behulp van een theorie, die dat gezond verstand niet meer aan bod laat komen. De basis van elk symptoom is de angst om uit de rol te vallen in een maatschappij, waarin mensen geleerd hebben om voor elke angst een verklaring te vinden. De betekenis komt in wezen elke keer op hetzelfde neer, hoeveel verschillende soorten diarree je ook hebt, of deze nou groen, geel, slijmerig of met bloed vermengd zijn. Die onderverdeling is slechts een wetenschappelijke, die uitgaat van een lokale oorzaak. Maar of ik mijn hoofd nu stoot tegen de muur, tegen de tafel of tegen een ander hoofd en het een grote, kleine of oppervlakkige bult oplevert, de betekenis is onoplettendheid.


Aan elk uitbreken van een ziekte gaan verschijnselen vooraf, hangerigheid, moeheid, onrust, verminderde eetlust, dromen, maar omdat mensen afgeleerd hebben om de betekenis daarvan te verstaan, gaan ze eraan voorbij.


Elke cultuur heeft een systeembestendigende geneeskunde, waardoor de mens op zijn heilloze weg, die hij vooruitgang noemt, steeds verder afdwaalt van de oorsprong. Het aantal hulpverleners, ziekenhuizen, ratten en geslachtsziekten zijn een maat voor de beschaving. Hoe zieker de maatschappij, hoe meer artsen, hoe meer artsen, hoe zieker de maatschappij in een heilloze spiraal.


"Het ziekenhuis is een sociaal-economische instelling met het doel het productievermogen van het volk te vergroten."(62)


En in wezen is het dat nog steeds, alleen zien de mensen het niet meer, want de "vooruitgang" moet doorgaan, stilstand is achteruitgang en rust roest, hoeveel slachtoffers het ook kost.
Mensen noemen iets onzin als het niet in overeenstemming is met het rationele bouwwerk, dat ze zo zorgvuldig hebben opgebouwd.

"Het eenvoudige, eerlijke volk wordt veracht en de schoon schijnende verzinsels van onrustige geesten met graagte opgenomen."(63)

Over zwangerschap

"Uw kinderen zijn niet van uzelf, zij zijn afwerpsels, u toevertrouwd door Hemel en Aarde."(63)


"Ze zijn zonen en dochters van 's levens hunkering naar zichzelf. Ze komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hen geven van je liefde, maar niet van je gedachten. Je mag hun lichaam huisvesten, maar niet hun zielen."(64)


In deze wereld vol angsten groeien baby's op in een symbiotische relatie in hun moeders buik. Onevenwichtige moeders in een onevenwichtige wereld, waarin angst, zorgen, conflicten, drukte, ergernis, verdriet en boosheid nog verder verstorend werken. Elke ontregeling komt via de navelstreng bij het kind terecht en beïnvloedt het in zijn ontwikkeling, met alle consequenties van dien. De geneeskunde heeft van de zwangerschap een ziekte gemaakt, die je goed onder controle moet houden vanwege alle risico's, zeggen ze dan, en die zorgvuldig begeleid dient te worden. En het zijn juist die wetenschappers, die daardoor de angsten gevoed hebben en zodoende oogsten wat ze zelf gezaaid hebben. Zij hebben allerlei tegenstrijdige verhalen rondverteld over wat wel en niet goed is, wat je wel en niet mag doen en hoe gevaarlijk het roken tijdens de zwangerschap is. En dan hoort de zwangere ook nog al die enge verhalen van moeders, tantes en buurvrouwen over hoe erg het was en die pijn, over tangen en zuignappen en ze wordt er steeds onzekerder door. Zwangeren die door problemen dermate uit hun evenwicht raken, dat ze een symptoom krijgen en dus ziek worden, laten het kind delen in hun ziekte. Het is niet het rodehond-virus wat de afwijkingen bij het kind veroorzaakt, maar het feit dat de moeder zo uit haar evenwicht is geraakt dat ze symptomen gekregen heeft. Daarbij komen dan nog al die angstaanjagende verhalen over wat er allemaal mis kan gaan, waardoor een blijvende angst ontstaat en een blijvende ontregeling en waar dus de zwangere bang voor was gebeurt dan ook. Het zijn niet de softenon-tabletten geweest, die de ellende veroorzaakt hebben, maar rustige zwangeren hebben geen slaaptabletten nodig. Je zou hoogstens kunnen zeggen, dat alleen in een verstoord evenwicht lichaamsvreemde stoffen kwaad kunnen. De angstpsychose die alle publicaties opriepen deed de rest. Er is een duidelijke relatie tussen ziekte tijdens de zwangerschap en kinderen met aangeboren afwijkingen. Gelukkige mensen krijgen geen ongelukkige kinderen. Ouders hebben bij de geboorte van een kind met een aangeboren afwijking altijd schuldgevoelens, omdat ze intuïtief weten, dat ze daar toch iets mee te maken hebben. Maar dat wordt hen door de wetenschapper uit het hoofd gepraat, waardoor ze het nooit zullen begrijpen en kunnen verwerken en een volgende zwangerschap, na een goedbedoeld maar onzinnig advies van de geneticus, weer met angst en zorg wordt gedragen. Het is eigenlijk ongelofelijk dat er in deze verwarde tijd toch nog zoveel gezonde kinderen worden geboren.

Over bevallen

Als je een konijn zou leren, hoe het zijn jongen zou moeten werpen, weet je zeker dat het mis gaat. Maar in de mensenwereld moeten vrouwen leren om te bevallen. Zwangerschapsgymnastiek, ademhalingsoefeningen en vele boekwerken leren de vrouw hoe ze wel en niet moet doen, waar ze aan moet denken, waar ze op moet letten en hoe de bevalling technisch in zijn werk gaat, alsof het een onnatuurlijke gebeurtenis is. En dat geeft inderdaad net zoveel problemen als wanneer je bij het lopen zou bedenken welke voet je eerst en vervolgens moet verplaatsen. Bevallen dat doe je niet met je hoofd maar op je gevoel en als je dat niet doet, vraag je om moeilijkheden. Maar het is weer de wetenschap, die van zo'n natuurlijk gebeuren een technisch probleem gemaakt heeft. En de mensen geloven, dat het zoveel risico's meebrengt, en dat het veiliger is om, uit je vertrouwde omgeving weggehaald, te bevallen temidden van apparaten en techniek in het ziekenhuis, met allemaal witte jassen om je heen, die de indruk alleen maar versterken, dat het een gevaarlijke bezigheid is, waardoor dan in het ziekenhuis de bevalling vaak moeizamer verloopt. "Gelukkig", zegt de wetenschapper, die alles omdraait dan, "was u in het ziekenhuis, want anders was het nooit goed gegaan."Alleen bij mensen met een grenzeloos vertrouwen in de medische stand kan de aanwezigheid van al die techniek wat onzekerheid wegnemen. Dat zijn mensen, die niet op zichzelf, maar op de techniek vertrouwen en de autoriteit van de dokter.

Over het verschil tussen geneeskunde en heelkunde

"En onthoudt dit, gij artsen: Genees niet het lichaam. Genees echter de ziel, want dan zal ook het lichaam gezond zijn."(65)

Geneeskunde

Heelkunde
Bestrijdt symptomen Doet symptomen verdwijnen
Herstelt aanpassing Symptoom is uiting van aanpassing
Arts is autoriteit Arts is naaste
Ziet mens als patiënt Ziet patiënt als mens
Is wetenschappelijk Is wijs
Patiënt heeft een ziekte Mens is uit zijn evenwicht
Is cultuurbestendigend Is cultuurvreemd
Genezing van buitenaf Genezing van binnenuit
Verklaart symptomen Begrijpt symptomen
Symptoom heeft een oorzaak Symptoom heeft een betekenis
Geeft adviezen Geeft inzicht
Houdt zichzelf in stand Maakt zichzelf overbodig
Is bevooroordeeld en belanghebbend Is onbevooroordeeld en belangeloos
Geneest het lichaam Heelt de mens
Is verduisterend en toedekkend Is verhelderend en onthullend
Eindresultaat: de dood Eindresultaat: het leven

Mensen praten over de zegeningen en prestaties van de geneeskunde, maar deze geneeskunde is alleen maar zo wanstaltig uitgegroeid, omdat de problemen, die ze zelf creëerde steeds ingewikkelder werden en de oplossingen dus steeds ingenieuzer. Harttransplantaties, kunstnieren, pacemakers zijn wel heel kunstig, maar ze bestrijden slechts symptomen en roepen andere problemen op.


"En daarom zijn er maar twee soorten artsen, de een helpt je te sterven, de ander verhindert je te leven."(66)


Hoe goed artsen het ook allemaal bedoelen, hoe dankbaar patiënten ook zijn, wijzer zijn mensen er nooit van geworden en ze krijgen symptoom na symptoom, tot de dood erop volgt.

Het is alsof de artsen aan de benedenloop zitten van een woest kolkende stroom die voortdurend een niet aflatende vloed van drenkelingen aanvoert. Slachtoffers gebeukt door de golven met een grote verscheidenheid aan kwetsuren. En ingespannen en aandachtig buigen ze zich over al die merkwaardige aandoeningen, die ze allemaal benoemd en gecatalogiseerd hebben en geleerd hebben om ze met kunst en vliegwerk zo goed mogelijk weg te werken. En als de drenkeling voldoende hersteld is, mag hij weer vertrekken. Maar even later spoelt hij weer aan, een recidief heet dat dan. En weer doet de dokter zijn best en weer is de drenkeling hem dankbaar. Iedereen vindt, dat de dokter zo knap is, fantastisch werk doet, onmisbaar is en dag en nacht klaarstaat, totdat op een dag de dokter zelf aanspoelt. Niemand, zeker niet van de dokters, durft te gaan kijken, waar toch al die drenkelingen vandaan komen, dat is nu eenmaal zo, waarom die stroom zo woest is en waarom het elke keer weer dezelfde slachtoffers zijn. Want stel je voor, dat er geen drenkelingen meer aanspoelen, wat moet hij dan met al zijn moeizaam verworven theorieën en ervaring, met al zijn apparaten, met zijn status en zijn bezit? Wie zal hem nog dankbaar zijn? En daarom blijft alles zoals het is en houdt iedereen deze gigantische mystificatie in stand.


"Want de onwetende artsen zijn de duivels uit het vagevuur en zij onderhouden het vagevuur in plaats van het te verminderen en wanneer de mensen rijper waren dan ze zijn, zouden ze niet ten offer vallen aan hun broeders in de onrijpheid, de onwetende artsen. Maar zij trekken elkaar magisch aan; het gelijke trekt het gelijke."(67)


Artsen gewapend met naalden, scalpels, zagen, boren, chemicaliën en vergiften spuiten, snijden en zagen symptomen weg, herstellen zo een ziek evenwicht. In hun witte hoge priesterjassen zijn zij handlangers en bewakers van de gevestigde orde, zeg maar chaos.

"En de artsen, hun patiënten snijdend, brandend, ze op alle mogelijke onaangename manieren folterend, beklagen zich erover, dat ze geen loon naar werken krijgen, terwijl ze nota bene hetzelfde effect sorteren, als de ziekten." (6) 

Over inentingen

Wanneer kinderen ziek worden komt dat omdat ze in een ziekmakende atmosfeer leven. Die atmosfeer wordt bepaald door de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan en ze beïnvloeden. Het symptoom van het kind is een uiting van de ouder-kind relatie. Onbevangen ter wereld gekomen moet het kind zich aanpassen aan alle grenzen, die het gesteld wordt. Geperst in de tijdsindeling van de ouders beperkt in zijn bewegingsruimte, gescheiden van de moederwarmte in de babykamer gewikkeld in truitjes, hemdjes, luiers en plastic wordt het onderworpen aan verboden, regels, normen en gewoonten van de ouders, voedingsregels, poep- en plas- regels, hygiënische theorieën, reinheidsrituelen. Beïnvloed door de stemmingen, onrust, angst en onzekerheid van de ouders raakt het uit zijn evenwicht. Hoe kunstmatiger en strakker de opvoeding, hoe groter de kans dat het kind ziek wordt. Kinderziekten en epidemieën treden op in crisesperioden als hele mensengroepen uit hun evenwicht raken. Kinderen worden elke keer de dupe van de problemen van hun ouders en kinderziekten zijn in wezen een signaal, dat ze op de ingeslagen weg niet verder moeten. Inentingen verhinderen het kind om ziek te worden en ouders kunnen zodoende op dezelfde voet doorgaan met het aanpassingsproces. Het is alsof je een personenauto, waarvan je geleerd hebt, dat hij als je hem als vrachtauto gebruikt door zijn veren gaat bij voorbaat van sterkere schokbrekers gaat voorzien en hem toch als vrachtauto blijft gebruiken. Inentingen geven een kunstmatige weerstand en verhullen zodoende toestanden, die niet verenigbaar zijn met een gezond leven. In deze omgekeerde wereld worden rampzaligheden zegeningen van de mensheid genoemd.

Over ongeneeslijke ziekten

Ongeneeslijke ziekten worden ongeneeslijk genoemd, omdat de wetenschapper met zijn therapieën en theorieën ze voor ongeneeslijk houdt. Elke ziekte kan in elk stadium nog ten goede keren, maar nooit door de symptomen te bestrijden. Altijd zijn het de emoties, angst, zorgen, verdriet, ergernis, wanhoop en boosheid die het genezingsproces in de weg staan. Maar de zieke heeft zichzelf bang laten maken, maakt zichzelf zorgen, heeft medelijden met zichzelf, ergert zichzelf, wanhoopt zelf, en maakt zichzelf boos op artsen, familie, op zijn ziekte, op zichzelf, alles doet hij zelf en laat het zich aandoen.


"Elk conflict brengt zijn eigen geestelijk lijden voort. Een dergelijk leed is gelijk het lijden in de hel, want hoe meer ge lijdt, hoe verder ge van huis raakt. Dat is wat patiënten overkomt, hoe meer ze lijden, hoe meer ze willen, dat er iets aan gedaan wordt en hoe meer er aan gedaan wordt, hoe meer ze lijden. Zo komen ze van kwaad tot erger om zich van hun ziekte te ontdoen. " (6) 


Hoe meer ze willen, hoe eerder ze beter willen zijn, hoe langer het duurt en hoe moeizamer het wordt. Een mens heeft niets te willen van zichzelf. Mensen willen van alles doen en hebben er alles voor over om beter te worden, behalve te accepteren, dat ze zelf verantwoordelijk voor hun ziek-zijn zijn. Alles willen ze opgeven, behalve hun vooroordelen, terwijl dat en niets anders het eerste en enige vereiste is om te genezen. Ze zijn toch zelf, tegen beter weten in, naar de dokter gegaan? Ze hebben zichzelf toch in het ziekenhuis laten opnemen? Ze hebben toch zelf door de dokter een etiket op hun problemen laten plakken? Ze hebben toch zelf de verantwoordelijkheid voor hun leven aan anderen overgegeven. Ze hebben toch zelf hun vertrouwen in de wetenschap gesteld en niet in zichzelf?

"De oplossing van het probleem dat je in het leven ziet, is je manier van leven zo te veranderen, dat het problematische verdwijnt."(70)


en niet door problemen op te lossen. Het is als een plant, die je uit de vrije natuur haalt en in een bloempot stopt en boven de centrale verwarming op de vensterbank zet. Ondanks alle goede zorgen zal hij vroeg of laat gaan kwijnen, aangetast worden door spint of trips en niet uitgroeien zoals hij zou kunnen. Allerlei kunstgrepen kun je toepassen om hem in leven te houden en het leven te verlengen. Zelfs als hij op sterven na dood is en er nog maar net leven inzit is hij nog te redden door hem op zijn oude plek in te graven en de natuur zelf zijn werk te laten doen. Zo kan dat ook bij mensen. Alleen door de beletselen die de genezing in de weg staan weg te nemen, kan de zieke genezen.

Over gezond eten

Mensen verkeren in de illusie, dat je gezond kunt eten. Allerlei bizarre theorieën over koolhydraten, eiwitten, vetten en vitaminen, yin en yang, macrobiotiek, biologisch dynamisch, onbespoten, vegetarisch hebben schare aanhangers gevonden, die elkaar proberen te overtuigen van hun eigen gelijk. Alsof gezond eten een tegenwicht zou zijn tegen een ongezonde manier van leven. Alsof je angst, problemen en zorgen weg zou kunnen eten. Het zou zo onrechtvaardig zijn als je gezondheid in de reformwinkel zou kunnen kopen. En dan begrijpen ze niet, dat ondanks het feit dat ze zo verantwoord eten toch zomaar ziek worden. Maar ook het motto: een gezonde geest in een gezond lichaam, hebben de mensen omgedraaid en terwijl ze kosten noch moeite sparen om hun lichaam in conditie te houden, verwaarlozen ze hun geestelijke gezondheid.


Terwijl er mensen zijn, die alles eten wat door voedseldeskundigen als ongezond wordt bestempeld, en toch nooit ziek zijn en een gezegende ouderdom bereiken, zijn er gezondheidsmaniakken, die zich stipt aan alle voorschriften houden en elke keer wat mankeren. Het is zo gemakkelijk en kortzichtig om een verband te leggen tussen voedsel en ziekten, want dan blijven alle wezenlijke problemen buiten schot. Wat meer vlees eten, melk drinken, niet roken en je kunt gewoon met je carrière verder gaan. En mensen geloven het echt. Nooit worden mensen ziek van eten, noch worden ze er ooit beter van. Een van binnenuit verstoord evenwicht kun je nooit van buitenaf in evenwicht brengen. Als twee mensen hetzelfde eten en de een krijgt last van zijn maag en de ander niet, of de een wordt er dik van en de ander niet, is het onzinnig om dat aan het voedsel te wijten, tenzij je er van uitgaat, dat er verschillende soorten mensen zijn. Maar het enige waar mensen in verschillen, is de mate en hoedanigheid van hun onevenwichtigheid. Evenwichtige mensen kunnen ongestoord alles eten, wat de natuur biedt, zonder uit hun evenwicht te raken. Want het is nooit het eten, maar de ideeën over het eten, waardoor mensen eten niet verdragen. Wanneer iemand met galblaasklachten, die geleerd heeft, dat dat met vet eten te maken heeft, vet eet zonder dat hij het weet, gebeurt er niets. Iemand die zich op gezag van anderen aan een dieet moet houden, krijgt geen klachten van het overschrijden van die regels, maar van de angst, dat hij dan wel weer klachten zal krijgen.

Kinderen moeten van hun ouders eten, wanneer, wat en hoeveel de ouders hen voorschotelen. Voedseldeskundigen en industrie hebben, weliswaar niet belangeloos, becijferd wat het gemiddelde kind allemaal nodig heeft. En ouders geloven dat klakkeloos, dat melk gezond is, vlees moet, groenten onmisbaar zijn, bruin brood gezonder is dan wit, sinaasappels en bananen, u weet wel van die slavenplantages, moeten zorgen voor de vitaminen en daarom voor de bestwil van de kinderen halen ze kinderen over of dwingen ze om te eten, of ze het lekker vinden of niet, of ze honger hebben of niet. Borstvoeding is niet gezonder dan kunstvoeding, maar het verschil is, dat het kind zelf bepaalt hoeveel het drinkt als het daarom vraagt, tenzij de moeder natuurlijk geleerd heeft, dat het kind op vaste tijden moet drinken. En dan zeggen de wetenschappers, dat dat komt door antistoffen enzo, wanneer borstkinderen minder vaak ziek zijn, terwijl het gewoon is, omdat aan de primaire behoeften van het kind voldaan wordt. En waar zijn per slot van rekening die borsten voor? Maar mensen hebben geleerd dat je moet eten omdat het tijd is en niet omdat je honger hebt. En alsof het niet genoeg is wat de natuur de mens aan voedsel levert, wordt het aangepast, schoongemaakt, gekookt gebakken en gesteriliseerd, totdat het in de aangeleerde eetgewoontes genuttigd kan worden. Zo is het stillen van de honger ontaard in een bizar ritueel, waar bij mensen met allerlei kunst- en hulpmiddelen, messen, lepels en vorken voedsel tot zich nemen. En om die dagelijkse sleur, waarin mensen zich eerst vastleggen te doorbreken, variëren ze de maaltijden.

Over die wetenschappelijk onverklaarbare genezingen in het evangelie

"Het getuigt van dwaasheid en bluf te zeggen: 'Ik ben vrij van hartstocht en evenwichtig; weet mensen, dat terwijl gij in beroering gebracht wordt en in opschudding verkeert om waardeloze dingen, ik alleen bevrijd ben van onrust.' Dus het is niet genoeg geen pijn te hebben, wanneer ge niet verkondigt: komt samen, gij allen die lijdt aan jicht, aan hoofdpijn, aan koorts, de kreupel zijt of blind en ziet hoe gezond ik ben, vrij van alle kwalen? Dat is ijdele, vulgaire praat, tenzij ge evenals Asklepius terstond kunt tonen, door welke behandeling die anderen eveneens terstond vrij van ziekte zullen zijn en gij hiertoe uw eigen gezondheid als voorbeeld biedt. Zo iemand is namelijk de Cynicus, die Zeus scepter en diadeem heeft waardig gekeurd en die zegt: 'Opdat gij ziet mensen, dat gij het geluk en zielerust zoekt niet waar die is maar waar die niet is. Zie, daartoe ben ik u als voorbeeld gezonden door God; ik heb have noch huis, vrouw noch kinderen, zelfs geen bed, geen hemd, geen stuk huisraad; en ziet nu eens, hoe gezond ik ben; stelt mij op de proef en wanner gij ziet, dat ik vrij van onrust ben, luistert dan naar de geneesmiddelen en behandeling, die mij genas." (71)


Zogezien zou je die oorspronkelijke christenen, zoals later die ware mensen genoemd werden, en die door de wereld trokken, mensen van alle kwalen genezen echte cynici kunnen noemen. Zij, die zich onttrokken hadden aan alle invloeden van de cultuur en teruggekeerd waren tot de eenvoud en zo uitgestegen waren boven pijn en angst, lieten anderen zien hoe ze zich konden ontworstelen van alle knellende banden. Zij vertelden, dat mensen zelf verantwoordelijk waren voor hun ziekzijn en dat ze konden genezen als ze bereid waren daar alles voor op te geven.

"Want niet wat van buiten de mens in hem komt, kan hem ziek maken, maar hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat is het wat hem ziek maakt. Want van binnen uit uit het denken van de mensen, komen de kwade overleggingen, hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, overmoed, onverstand. Al die slechte dingen komen van binnen uit naar buiten en maken de mens ziek."(72)


Een volstrekt onwetenschappelijke benadering, maar juist daarom zo heilzaam. Want de buitenkant van de mensen lijkt zo netjes en beschaafd, maar wie weet wat zich in die hoofden afspeelt? In deze cultuur, die gebouwd is op zelfbeheersing, waarin niemand zegt wat hij denkt, waarin mensen van alles verdringen om de schone schijn te bewaren, waarin je voor de lieve vrede dingen niet behoort te zeggen, waarin zelfs in de meest intieme relaties mensen toch geheimen voor elkaar hebben, waarin mensen zich flink houden en zich niet laten gaan, verrichten achter al die opgewekte maskers deze fantasieën hun destructief werk. Maar de grootste bedreiging voor een cultuur zijn gelukkige, tevreden, onafhankelijke en onbeïnvloedbare mensen. Want gelukkig zijn is heel onpraktisch en rampzalig voor een consumptiemaatschappij. Het is nu niet wezenlijk anders dan toen. De mens is niet veranderd, alleen zijn meningen. En wat toen kon, kan nog steeds.

Over de angst voor vrijheid

"Ik herinnerde me de haas, die Makar eens in een strik had gevangen. Het was een mooi groot dier. Je kon in hem de drang naar vrijheid voelen, haar krachtige sprongen, speelse buitelingen en snelle ontsnappingen. Opgesloten in een kooi werd hij razend, stampte met zijn poten, sloeg tegen muren. Na een paar dagen gooide Makar, woedend over zijn rusteloosheid, een zwaar zeil over hem heen. De haas worstelde en vocht eronder, maar tenslotte gaf hij het op. Tenslotte werd hij tam en at uit mijn hand. Op een dag was Makar dronken en liet hij de kooi open staan. De haas sprong eruit en liep op de weide toe. Ik dacht dat hij met een grote sprong in het hoge gras zou duiken en dat we hem nooit meer terug zouden zien. Maar hij scheen van zijn vrijheid te genieten en ging gewoon zitten met zijn oren omhoog gestoken. Uit de velden en bossen in de verte kwamen de geluiden, die hij alleen kon horen en begrijpen, luchtjes en geuren die hij alleen naar waarde kon schatten. Het was allemaal van hem: hij had de kooi achter zich gelaten. Plotseling kwam er een verandering over hem. De waakzame oren sloegen neer, hij zakte op een of andere manier wat in elkaar en werd kleiner. Hij maakte een sprong en zijn snorharen stonden omhoog, maar hij liep niet weg. Ik floot scherp in de hoop dat het hem tot bezinning zou brengen, hem zou doen beseffen, dat hij vrij was. Hij keerde zich alleen maar om en traag, alsof hij plotseling oud geworden was en in elkaar gekrompen, ging hij terug naar zijn hok. Onderweg bleef hij even staan, en keek nog eenmaal om, zijn oren in de hoogte; toen ging hij de konijnen die hem aanstaarden voorbij en sprong terug in zijn kooi. Ik sloot de deur, hoewel dat niet nodig was. Hij droeg nu de kooi in zichzelf mee; zijn hoofd en hart werden er door begrensd, zijn spieren verlamd. Vrijheid, die hem van de andere hazen had onderscheiden, liet hem in de steek, als door de wind vervaagde geur, die opstijgt van vertrapte en uitgedroogde klaver."(73)


En zo draagt de beschaafde mens, deze overloper uit de natuur, zijn kooi in zichzelf mee. Gekluisterd in zijn eigen kooi van vooroordelen, vastgeklonken aan zijn bezit, verworvenheden en aangeleerde behoeften, geketend in zijn afhankelijkheid van andere mensen. Dat noemt hij dan vrijheid, die kost wat kost verdedigd moet worden. Voortdurend moet hij in touw zijn om zijn kooi in stand te houden, zijn tralies te verdedigen tegen anderen, die hem ervan proberen te overtuigen, dat er ondeugdelijke bij zitten, dat het patroon niet normaal is, de mazen te nauw of te ruim zijn. Als in een cocon van gedachtespinsels zitten de mensen opgesloten. Het kinderlijke en onbevangene hebben ze daaraan ook moeten offeren en heel ver weg ligt de herinnering aan momenten van een vrij, ongekooid bestaan. En van generatie op generatie worden kinderen getemd en opgesloten in kooien naar het patroon van ouders en grootouders. Alleen in een zwak moment voelt de mens zich opgesloten, maar al gauw verdrijft hij die enge gedachte en troost zich met de aanblik van alle gekooiden om zich heen. Want stel je voor dat hij de veiligheid van zijn vertrouwde hok zou moeten missen, dan zou hij zich toch nergens meer aan vast kunnen klampen en dan zou hij eerst zelf die kunstige kooi, waarin hij zoveel bloed, zweet en tranen geïnvesteerd heeft, weer af moeten breken. Wat zouden al die andere gekooiden daar niet van moeten denken. Hij zou al die goedbedoelde adviezen en hulp van zijn ouders en leermeesters die hem geholpen hebben met de constructie ervan moeten verloochenen; en zij hebben het er toch ook altijd in volgehouden? Maar nooit heeft hij rust in zijn kooi, altijd is hij op zijn hoede, zijn geweten houdt hem op drammerige manier bezig en stelt hem bij alles de vraag "waarom". En elke keer moet hij die stem sussen, een eindeloze bezigheid. Doorlopend moet hij voor zichzelf zijn gedrag goedpraten, rationaliseren heet dat tegenwoordig. Rationalisaties proberen de kloof tussen wat de mens is en wat hij zou moeten zijn, te overbruggen, maar houden die kloof tegelijkertijd ook in stand. Het kunstmatige levenspatroon van mensen wijkt voortdurend af van het natuurlijke en dat levert een doorlopende vloed van problemen en tegenstrijdigheden op.


"De rede is als een orthopedisch instrument voor een gebroken instinkt."(74)


maar houdt de breuk in stand. Pas als het leefpatroon en natuurlijk patroon samenvallen zijn er geen problemen meer en komt het denken tot rust.

Over de mythen van deze maatschappij

De mythen over de zin van arbeid, van plicht, prestatie, vooruitgang, expansie, controle en verantwoordelijkheid, waarin mensen al generaties lang geloven, gesteund door kerk en wetenschappen, worden via de ouders, die zich dat al eigen hebben gemaakt, aan hun kinderen doorgegeven. De angst om anders gevonden te worden, nergens bij te horen en uitgestoten te worden, verhindert mensen om zelf te kijken en te luisteren. En zo hollen ze achter allerlei geloven aan en laten zich meedrijven met allerlei stromingen. Altijd hebben onbevangen kinderen moeten luisteren naar de valse en tegenstrijdige verhalen van hun ouders. Er moest gehoorzaamd worden omdat zij dat zeiden, zij wisten wat goed voor hen was, het is allemaal voor je bestwil, later zul je ons er dankbaar voor zijn. Nooit is er echt geluisterd naar de kinderen. Kinderen, die dat malle spel van die grote mensen ragfijn doorzien en daarom zulke lastige vragen stellen. Er zijn nu eenmaal vragen waar je toch nooit een antwoord op krijgt, en daarmee laten ze zich nog steeds in slaap sussen.


"Maar als een vraag gesteld kan worden, kan zij ook beantwoord worden. Een vraag bestaat alleen waar een antwoord bestaat."(75)


Maar als je je erbij neerlegt, dat er vragen zonder antwoord zijn, omdat al die boekengeleerden juist omdat ze boekengeleerden zijn, je dat altijd voorgehouden hebben, zul je nooit op zoek gaan naar het antwoord. En wie niet zoekt zal ook niet vinden.

"De waarheid is, dat zij die op het kompas zeilen van gepatenteerde waarheidsstuurlieden nooit ergens aanlanden. De eigenaardigheid van de grote ontdekkingstocht, die wij allemaal behoren te maken, ligt juist hierin, dat ieder van ons aan het roer behoort te staan van zijn eigen verstand. Ieder van ons is zijn eigen Jason op de argonautentocht naar het Colchis van de Waarheid en wie het sturen opdraagt of overlaat aan anderen, heeft het zichzelf te wijten, dat ie in plaats van gouden vlies en eer, slijk en schande thuisbrengt." (76)


En zo lopen overal mensen achter mooie beloften en plannen van politici aan, achter geloven en dogma's van kerkleiders en achter theorieën en verklaringen van wetenschappers, en komen zo vroeg of laat van de koude kermis thuis. Die leiders hebben ook wel hun twijfels, maar niet aan hun eigen functioneren en zo leiden zij hun achterban in de mist de mist in. Zij mogen ook niet twijfelen, zij moeten leiden.


"maar aan niets twijfelen is het zekerste middel om nooit iets te weten. Wie niet vertrekt, zal niet aankomen. Wie niet streeft, zal niet bereiken. Wie niet zoekt zal niet vinden. Niet streven naar waarheid, zelfkennis, is de eigenlijk alleen strafbare, alleen verfoeilijke zedeloosheid."(77)


Het zijn de gepatenteerde waarheidsstuurlieden, de getitelden, die de mythen waardoor deze maatschappij verworden is tot wat hij nu is, in stand houden.

Over structuren en systemen

Wanneer de mens zich buiten de natuur plaatst en zodoende buiten zichzelf gaat leven, verliest hij het zicht op de samenhang. Hij voelt zich verloren in een vijandige wereld. En wat in zijn ogen dan een chaos geworden is, gaat hij eigenmachtig ordenen en schept zodoende een kunstmatige structuur waarmee hij de buitenwereld probeert te vangen en zijn problemen kan verklaren die hij zelf oproept. Zo probeert hij zijn verloren-zijn een houvast te geven aan zelfgecreëerde schijnzekerheden. Elke cultuur, hoe primitief ook, kent haar eigen structuren en systemen. In elke cultuur is de mens onvrij, niet meer of minder, maar anders. Elke cultuur creëert zodoende haar eigen problemen en vindt daar haar eigen oplossingen voor. Verandering van structuur of systeem geeft slechts een andere onvrijheid met andere problemen, voor de een minder, voor de ander meer. Er is geen enkele structuur denkbaar, waarin alle mensen vrij zijn. Net zo min als er geen enkele kooi is, hoe mooi groot of versierd ook, waarin een dier vrij is. Alleen door het afbreken van alle structuren kan een vrije wereld met vrije mensen ontstaan. Een samenleving kun je niet opbouwen, je kunt alleen alle beletselen wegnemen, die dat verhinderen. Maar niet afgeschrikt door alle problemen waarmee ze geconfronteerd worden, verfijnen en passen de mensen hun systemen steeds meer aan, meer wetten, meer regels, meer ordehandhavers. Maar net zomin als de natuur zich laat temmen, laat de menselijke natuur dat toe. Hoe nauwer het net wordt gespannen, hoe meer de natuur wordt verloochend, hoe opstandiger de mensen worden. Bang voor zichzelf, bang voor de ander en bang voor zijn omgeving, bang voor zijn eigen chaos durft de mens zijn gevangenis niet te verlaten.


"Al dat gemeenschappelijke van de studentencorpora, en de zangverenigingen tot de staten toe, is een dwangmatige vorm van eenheid, is een gemeenschap uit angst en verwarring. Wat we zien op het gebied van gemeenschappelijkheid is alleen maar een hordegeest. De mensen vluchten naar elkaar omdat ze bang voor elkaar zijn. Bazen apart, arbeiders apart, geleerden apart. En waarom zijn ze bang? Een mens is alleen bang als hij het met zichzelf niet eens is. De mensen zijn bang, omdat ze zich nooit met zichzelf hebben kunnen verzoenen. Een gemeenschap van individuen, die bang zijn voor het onbekende in henzelf. Ze voelen allemaal dat hun levenswetten niet meer kloppen, dat ze leven volgens oude wetten, hun godsdiensten, noch hun ethiek, niets van dat alles, is geschikt voor wat we nodig hebben."(78)


Verschillen overbruggen is een eindeloze bezigheid, want je moet doorlopend de brug in stand houden. Compromissen overbruggen, maar lossen nooit iets op.

Over karakter of persoonlijkheid

"Het karakter is slechts een instrument voor deze wereld."(79)


Het is het masker (persona betekent zelfs masker), waarmee mensen op het schouwtoneel van de wereld het toneelspel spelen. Met hun karakter spelen ze een rol waar ze zelf de auteur niet van zijn. Het karakter is slechts een samenstel van aangeleerde reacties en tactieken om in deze maatschappij het hoofd boven water te houden. Mensen noemen het karakter ook wel hun tweede natuur, die dan de oorspronkelijke natuur wel zal verhullen; dus eigenlijk weten mensen best dat ze hun karakter niet zijn. Maar mensen hebben geleerd, dat ze als kind niets zijn en dat ze iets moeten worden, dat ze iets van zichzelf moeten maken en dat ze dan zijn wat ze denken, doen en geloven. Zo zie je overal om je heen mensen, die denken dat ze man zijn, of christen, of jood, of socialist, of directeur, of arbeider. Zo identificeren mensen zich met hun masker. Het is zelfs heel prijzenswaard als je een standvastig karakter hebt of een uitgesproken persoonlijkheid bent, want daar kan je het heel ver mee schoppen en dan weten de anderen precies wat ze aan je hebben en in welk hokje je geplaatst dient te worden. En als ze het spel lang genoeg gespeeld hebben zitten die maskers zo vast gebakken en zijn het zulke onafscheidelijke attributen geworden, dat mensen niet meer bij machte zijn om het af te leggen. Maar ieder speelt zijn rol en krijgt zijn deel. Zo heeft ook ieder karakter zijn eigen problemen en zodoende zijn eigen ziekten. En als je mensen er dan op wijst, dat hun ziekte met hun manier van leven te maken heeft, verzuchten ze, dat ze nu eenmaal zo zijn en dat ze zichzelf niet kunnen veranderen. En toch kunnen mensen ook heel gemakkelijk van masker veranderen, want nu eens spelen ze vader, dan weer echtgenoot, en tussendoor spelen ze ambtenaar en in hun vrije tijd spelen ze voetballer of christen. Een zeer vermoeiende bezigheid. Soms spreken ze zelfs als mens, alhoewel je daar dan echt een vraagteken bij moet zetten. En toch spreken christenen met eerbied over die joodse Galileër die al die maskers afgegooid had en mens was geworden en die zij na willen volgen en toch christen blijven. Hij was zijn hele leven socialist, verzuchtte ooit iemand, hij is nooit mens geworden. En voor dat socialist kun je alle maskers, rollen of karakters, waar ook ter wereld invullen. Het karakter hoort ten ene male niet bij de mens, maar bij de maatschappij.

Over de overeenkomst tussen officiële geneeskunde en de alternatieve

Het doet er niet toe of je symptomen met chemicaliën, kruiden, naalden, of andere technieken bestrijdt. Het blijft symptoombestrijding en neemt nooit de oorzaak weg. In alle gevallen is het de autoriteit van de genezer, die het allemaal beter weet, waaraan de patiënt zich overgeeft. Alle geneeswijzen hebben hun eigen dogma's, hypothesen en theorieën, maar het blijft dogmatisch, hypothetisch en theoretisch. Elke genezer heeft zijn eigen belangen, vooroordelen en angsten, waarmee hij de patiënt, die zich in zijn afhankelijkheid tot hem wendt, benadert. Geen geneeswijze is zodoende kwalitatief beter dan de ander. Geen geneeswijze kan elk symptoom doen verdwijnen. Het is alsof je door de hond of door de kat gebeten wordt. En toch verketteren ze elkaar onderling alsof ze de wijsheid in pacht hebben, terwijl ze allen even onwijs zijn. Helaas zwichten mensen, geïmponeerd door de magie van de techniek, voor de geneeskunde, waarmee de meeste belangen gemoeid zijn, voor het wetenschappelijk technisch geneesbedrijf, gesponsord door farmaceutische en apparatenindustrie.


"Hun afgoden zijn zilver en goud (en staal en plastic, apparaten, machines en werktuigen). Het werk van mensenhanden. Wie hen maakte zullen worden zoals zij. leder die op hen vertrouwt."(80)


En zo buigt de wetenschapper zich over het immunologisch apparaat van de patiënt.

Over de mannen- en de vrouwenrol

In een verstoord evenwicht groeien kleine mensjes in de moederbuik, via de navelstreng beïnvloed door haar verstoorde hormoonhuishouding, waar dus ook het evenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke hormonen uit balans is. Al niet meer blanco komen zij zodoende ter wereld en worden meteen al gescheiden in jongetjes en meisjes. En afhankelijk van dat kleine verschil worden ze door vader en moeder anders benaderd, anders verwelkomd, anders geknuffeld, anders gekleed en anders bewonderd. En steeds verder groeien ze uit elkaar; bij meisjes wordt jongensachtig gedrag afgekeurd en meisjesachtig gedrag beloond en bij jongens omgekeerd. De hele omgeving doet daar nog een schepje bovenop, zodat ze al gauw een gewenst gedrag gaan vertonen of zich daar juist tegen verzetten. Bovendien zien ze doorlopend het voorbeeld van al die mensen die zich als man of vrouw gedragen. Dochters trekken dan naar hun vader en zonen naar hun moeder, nemen gewoonten, interessen en karaktertrekken van de ouders over en zo worden ze langzamerhand klaargestoomd om zich als man of vrouw te denken en te gedragen in de maatschappij. Of ze raken het spoor bijster en kiezen in deze maatschappij de zo ongewenste rol van homofiel of lesbienne. Maar mensen zijn net zomin homofiel als dat ze christen zijn of man, dat kunnen ze alleen maar in het denken zijn, en de mens is niet wat hij denkt en zeker niet wat hij denkt te zijn. En zo zijn die kleine mensjes, die zo onbevangen ter wereld kwamen, verworden tot mannen en vrouwen, karikaturen van de mens. Actieve, stoere, flinke, rationele, praktische, nuchtere, verstandelijke mannen, opgevoed en geschoold voor hun rol in de buitenwereld en passief, zwakke, zachte, gevoelige, mooie, elegante, zorgende vrouwen voor het huishouden en het moederschap. Uiterlijk, lichaamsbouw en beweging gaan zich vormen naar het aangeleerde gedrag wat dan karakter heet en omgekeerd. Bij wat de Westerling primitieve volkeren noemt, waar de mannen en vrouwenrollen minder stereotiep zijn en dichter bij elkaar staan, wijken mannen en vrouwen in lichaamsbouw en bewegingspatroon minder van elkaar af. Feministes en emanciperende mannen pogen zich niet van hun rol te ontdoen, maar nemen alleen ingrediënten van de rol van de ander over en maken daar een eigen melange van, een verwarrende bezigheid. Het is niet zo, wat de therapeuten beweren, dat mannen hun vrouwelijke kant onderdrukt hebben en vrouwen hun mannelijke kant, maar beiden hebben de mens onderdrukt. Alleen door je volledig te ontdoen van je rol kun je mens worden.


"Wanneer gij die twee een maakt en wanneer gij zult maken het mannelijk en het vrouwelijk tot een enkele, zodat het mannelijk niet mannelijk en het vrouwelijk niet vrouwelijk is, dan zult ge ingaan tot het koninkrijk."(81)

"Zo is ieder van ons het brokstuk van een mens. Vroeger waren wij een, maar nu wegens ons onrecht zijn we door de godheid gescheiden."(82)

Over het willen

"Onzuiver en misvormd is de blik vanuit het willen. Eerst als wij niets begeren, eerst als ons kijken zuivere beschouwing wordt, opent zich het wezen der dingen de schoonheid. Wanneer ik een bos bekijk, dat ik kopen, pachten, omhakken kan, waarin ik wil jagen, dat ik met een hypotheek belasten wil, dan zie ik niet het bos, maar alleen wat met mijn willen, met mijn plannen en zorgen, met mijn portemonnaie te maken heeft. Dan bestaat het uit hout, het is jong of oud, gezond of ziek. Wanneer ik er echter niets van wil en zo maar gedachteloos diep in het groen staar, dan pas is het bos, is het natuur, is het mooi, geeft het verwondering. Zo is het met mensen en gezichten ook. De mens, die ik met vrees, met hoop, met begeerte, met bedoelingen, met eisen aankijk, is niet een mens, hij is niet meer dan een troebele weerspiegeling van wat ik wil. Wetend of onbewust, zie ik hem aan met vragen, die louter vernauwen en vervalsen: Is hij toegankelijk of trots? Heeft hij achting voor mij? Kan ik iets van hem loskrijgen? Verstaat hij wat van kunst? Met duizenden vragen kijken wij de meeste mensen aan, met wie wij te maken hebben en wij gaan door voor mensenkenners en psychologen, als het ons lukt in hun verschijning, in hun voorkomen en gedrag dat op te merken, wat onze bedoeling dient of weerspreekt. Maar deze houding is armzalig en in dit soort zielkunde is de boer, de venter, de oplichter, de versierder, ervaarder dan de meeste politici of geleerden. Op het ogenblik, dat het willen tot rust komt en de beschouwing, het zuivere en toegewijde zien opstijgt, wordt alles anders. Een mens houdt op nuttig en gevaarlijk te zijn, geïnteresseerd of verveeld, vriendelijk of lomp, sterk of zwak. Hij wordt weer natuur, hij wordt mooi en opmerkelijk evenals ieder ding, waarop de zuivere beschouwing zich richt. Want beschouwing is immers niet onderzoek of kritiek, zij is niets dan liefde. Zij is de hoogste en de meest te wensen toestand van onze ziel: liefde zonder begeren."(83)


Maar in een cultuur waarin mensen van elkaar afhankelijk zijn, vanwege de rolverdeling elkaar nodig hebben, vullen in een relatie man en vrouw elkaar aan, compenseren elkaars tekortkomingen, steunen op elkaar, zijn elkaars bezit, houden elkaar vast en kunnen elkaar niet loslaten, hebben ieder hun eigen belangen, meningen en vooroordelen. Een alles behalve belangeloze liefde, maar een band uit nood geboren om de eenzaamheid te ontvluchten en een kunstmatige eenheid te scheppen. In hun verliefdheid, de meest gevaarlijke geslachtsziekte die er is, wanneer het brein vertroebeld wordt door wensen, verwachtingen en valse toekomstdromen, klampen ze zich aan elkaar vast. En al gauw is die droom over en de rozengeur en maneschijn verdwenen en voor de lieve vrede passen ze zich maar aan elkaar aan. En zoals ze uitgekeken raken op hun bankstel, raken ze uitgekeken op elkaar in deze weggooi-cultuur.

Over mooi en lekker

Mooi en lekker zijn geen kwaliteiten van de dingen zelf, maar van de mening van mensen over de dingen. Een kwestie van smaak, iets wat ze zelf ontwikkeld hebben zeggen ze dan, dus kennelijk is er ooit een tijd geweest, dat die smaak er niet was. En toch praten ze over tijdloze muziek en architectuur en dingen die eeuwigheidswaarde hebben en behouden moeten worden voor het nageslacht, zonder dat dat nageslacht daarom vraagt. Zo leren mensen dingen mooi en lelijk vinden zonder dat ze het in de gaten hebben. Er zijn mensen die de muziek van Bach mooi vinden, terwijl anderen het niet om naar te luisteren vinden. En toch zegt de een dat het prachtige muziek is en de ander dat het verschrikkelijke muziek is. Maar de Bachkenner vergeet, dat hij zijn muziek mooi heeft leren vinden en dat alleen gedaan heeft, omdat hij een product van deze cultuur is, het in zijn sociale klasse in is om van Bach te houden, dat je niet normaal bent als je het niet waardeert, dat het een tekort van je opvoeding is, als het je niet raakt en dat je erover mee moet kunnen praten. Kortom, smaak is afhankelijk van de groepssubcultuur, aangeleerd en geconditioneerd denken en gedrag. Er is geen klein kind, geen primitief, die meteen wegloopt met Bach. Het aanspreken van muziek, geconstrueerd door de stilte te verbreken in een gamma van tonen, beperkt tot vaste en ritmische afstanden, vereist een brein wat net zo geordend is. Hoe netter, beschaafder en geordender de mens, hoe netter en strakker zijn muziek. Muziek is een gecreëerde behoefte om de geluiden van de natuur te overschreeuwen en te verbeteren.


"Bij de echte nachtegaal kan men nooit tevoren zeggen wat er zal komen, maar bij de kunstnachtegaal is alles al vastgesteld. Alles kan bij hem verklaard worden, u hoeft hem maar open te maken en u kunt zien, hoe de rolletjes en radertjes liggen, hoe zij bewegen en hoe het een uit het ander voortkomt. Maar de arme vissers die de echte nachtegaal gehoord hadden, zeiden: 'Het klinkt heel aardig, en de wijsjes hebben ook wel wat maar, toch mankeert er iets aan." (84)


Het kleine kind dat de eerste keer mee moet naar de Mattheuspassion vindt het maar raar, vervelend en onbegrijpelijk, terwijl de grote mensen het allemaal prachtig vinden en indrukwekkend en elkaar en zichzelf wijsmaken, dat het weer een uitstekende uitvoering was. En het kind, argeloos als in het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer, maakt wat pijnlijke opmerkingen. Maar de ouders zeggen, dat het daar eigenlijk nog te jong voor is en dat het dat wel zal leren. Later als het groter is ... En ja hoor, later vertelt hij hetzelfde verhaal aan zijn kinderen en zo worden mystificaties van generatie naar generatie overgedragen. Alles went, alles kun je mooi leren vinden, als je het maar lang genoeg herhaalt. Eigenlijk is het verbazingwekkend, hoe selectief grote mensen hun kindertijd verdringen. Wat voor Bach geldt, gaat evenzeer op voor de Beatles of welke andere muziek dan ook. Zo hangt het ook van cultuur en sociale klasse af, wat mensen lekker vinden. Vlees is niet lekker, maar mensen hebben het lekker leren vinden. Het zijn de associaties, beelden opgeroepen uit het verleden door de geur van gebakken lever, die bepalen of je lever lekker vindt of niet. Als je als eskimo geboren was, had je walrusdarmen een delicatesse gevonden en gegruwd van boerenkool. Zo wordt de blanco smaak van het kind geconditioneerd tot wat lekker is en niet. Allemaal aangeleerd, dus allemaal af te leren, door het te doorzien als aangeleerd en wezensvreemd. Want het is het karakter wat de smaak bepaalt en niet de mens. Honger maakt rauwe bonen zoet, maar de mens eet niet meer omdat hij honger heeft, maar omdat het tijd is, hij zijn onbehagen weg moet eten, voor de gezelligheid of omdat hij het lekker vindt en gezond. Zo veranderen smaken met de tijden, afhankelijk van de tijdgeest, de collectieve wanen, geïnspireerd door belangen. Voor belangrijk, voor normaal, interessant, onmisbaar en kostbaar geldt om dezelfde redenen hetzelfde. Wat iedereen lekker, mooi, normaal, belangrijk en leuk vindt moet hij zelf weten, maar het zijn allemaal aangeleerde behoeften en normen, bevredigd over de ruggen en door het zweet bloed en tranen van slaven. Aan elk door mensenhanden gewrocht ding kleeft bloed. Kijk eens naar de tweede cellist in het orkest, die dag in dag uit muziek van anderen reproduceert en de kippenslachter, die elke dag weer aan de lopende band zijn moordend werk verricht om die aangeleerde behoefte te bevredigen. Ja maar, zullen mensen tegenwerpen, ze vinden het zelf prettig, dan moet je ze dat niet ontnemen. Maar u vindt toch ook een gedresseerde Lippizaner of een hond die op zijn achterpoten loopt een gênante vertoning? Of moeten ze er eerst ziek van worden? Elke cultuur is gedrenkt in angst, pijn, ziekten, verdriet en dood. Dat is de tol, die de mensen zijn cultuur betaalt. En ze gaan maar door, steeds meer prikkels, meer behoeften, meer productie, steeds verder en hoger. Steeds zieker, eenzamer, rustelozer en opgejaagder voelt de mens zich. Elke bevredigde valse behoefte roept om een volgende, want het bezit van de zaak is het eind van het vermaak. Nooit zal er zo rust komen.

Over behoeften

"Alles, wat voor de mens meer dan nodig is, is hem vijandig."(85)
"Juist de eenvoud en de naaktheid van het leven van de mensen in de oorspronkelijke tijden had tenminste dit voordeel, dat zij hem in staat stelden deel te nemen aan de natuur. Als hij door voedsel en slaap was opgefrist, kon hij zich weer op zijn tocht bezinnen. Hij woonde zo te zeggen in een tent op deze wereld en kruiste door de valleien en door de vlakten en beklom bergtoppen. Maar helaas, de mensen zijn werktuigen van hun werktuigen geworden. De man, die vrij en blij vruchten plukte als hij honger had, is nu een landbouwer geworden en hij, die onder een boom schuilde, is nu een thuiszitter. Wij slaan niet meer een kamp op voor een nacht, maar hebben ons vastgeklit op de grond en de hemel vergeten."(86)


En nu zitten mensen dan opgesloten in hun landen in families en gezinnen, in hun talen, kleren, huizen, de tredmolen van hun arbeid, een bekrompen bestaan in tijd en ruimte. In klimaten waar ze niet thuishoren en die ze eigenlijk bij het vallen van de winter als de trekvogels zouden moeten verlaten. En zo riepen ze zelf de behoefte op naar vuur en kleding. Maar zoals altijd als je begint is het eind zoek. Zo verkilde de beschaafde mens en heeft het niet alleen koud, maar is ook koud.


"Hij is een slaaf van zijn behoeften geworden en zijn behoeften hebben hem veranderd. Darwin vertelde over de bewoners van Tierra del Fuego dat, terwijl zijn eigen mensen dik gekleed en dicht bij het vuur zittend het verre van warm hadden, bij deze naakte wilden, tot zijn verwondering, het zweet bij stromen gutste door de roostering, die ze ondergingen, hoewel ze verder weg zaten. Is het mogelijk om de gehardheid van deze wilden te verbinden met de geestelijke ontwikkeling van de civilisatie?"(87)


Zelfs kleding en huizen zijn kunstmatige behoeften, die de mens zelf heeft opgeroepen door zich buiten de natuur te plaatsen. De enige ware behoeften van de mens zijn eten als hij honger heeft en slaap als hij moe is, de rest is franje en ballast. Het leven vraagt niet meer, vraagt niet om vuur, om werktuigen, om arbeid of wat dan ook. Het leven vraagt er slechts om om geleefd te worden. En overal zie je mensen druk doende met de ballast of hun leven ervan af hangt. Alleen maar mensen, die elkaar bezig houden met niets en een steeds uitdijender niets om zich heen verspreiden en ze vinden het allemaal belangrijk wat ze doen. Maar het is alleen in die zin belangrijk, dat er belangen mee gemoeid zijn, niet het leven. En ze praten elkaar nieuwe behoeften aan, want er moet niet geleefd maar geproduceerd worden. De economie moet gered worden, niet het leven.

Over schaamtegevoel

Tussen paradijs en naaktheid bestaat een relatie: wie niet rijp is voor het ene is ook niet rijp voor het andere. Alleen kleine kinderen kunnen nog parmantig en onbevangen in hun blootje rondlopen, maar dat leren ze al gauw af als ze leren dat dat gave lijfje vieze dingen afscheidt uit openingen, die je bedekt moet houden omdat het anders niet netjes is en waar je allerlei bedenkelijke grappen over kunt vertellen. En ze merken, dat grote mensen onrustig worden, als ze bloot zien en dat je niet met je handjes in je broekje mag zitten. En als je dat toch gedaan hebt, ze goed moet wassen met water en zeep. Dat er zelfs vieze woorden zijn, waar grote mensen van schrikken, en die ze nooit meer mogen zeggen. Dat grote mensen stiekem gaan doen als ze hun kleren uittrekken en dat je onder de dekens een pyjama aan moet. En grote mensen vertellen, dat het ongezond is als je in je blootje loopt, dat je dan kou kunt vatten en zo. Heel gauw raken kinderen zo hun schaamteloosheid kwijt, want schaamtegevoel werkt aanstekelijk. En als ze dan borstjes krijgen en het schaamhaar ontluikt, waar al die grote mensen zich zo voor schamen, worden ze nog onzekerder, om wat al die anderen daar wel niet van zullen denken. Want ze zijn nog zo beïnvloedbaar. Zo worden kinderen door hun ouders, die weer door hun ouders, die door hun ouders tot onnaspeurlijk ver in het verleden uit de paradijselijke onbevangenheid gehaald en opnieuw uit de onschuld verdreven. Zo verliezen mensen de gaafheid van hun lijf, hun groei ontregelt en ze groeien uit hun voegen en hebben dan hun kleren nodig om alle onvolkomenheden te verdoezelen.


Neem eens honderd beschaafde burgers en zet ze in hun blootje naast elkaar, ontdaan van kleren en prothesen en aanschouw dan wat het keurslijf van de beschaving heeft aangericht. Dikbuikig, grofkontig, bleeklijvig, met hangtieten, kromme ruggen, dikke dijen, pukkelig, behaard, magere knokigen en vetzuchtigen; een troosteloze aanblik. Daar moet je wel een hele kledingindustrie voor in het leven roepen om dat te verdoezelen en zo de aandacht af te leiden naar het kleurige omhulsel. Het is een illusie om te denken, zoals de naturisten, dat je je schaamtegevoel kwijt raakt door in je blootje te gaan lopen, net zo min als ascese tot onthechting leidt. Een geklede mens in de vrije natuur is net zo'n bizarre aanblik als een blote in de stad. Pas als je een totale onafhankelijkheid hebt verworven en niet meer beïnvloedbaar bent door de oordelen van anderen, verdwijnt het schaamtegevoel. Maar intussen loopt de beschaafde mens rond, slechts zijn denkhoofd en werkhanden ontbloot en geheel symbolisch een strop om de hals. Achter uniformen, driedelige pakken, feest- en werkkledij verbergt hij zich. Dat vormt zijn toneelkledij, waarin hij zijn rollen in de maatschappij speelt. Slechts in spaarzame ogenblikken ontkleedt hij zich en voelt zich dan even naakt als een heremietkreeft die uit zijn slakkenhuis gekropen is. Zo waakt, sinds de kerkvaders, de zich christelijk noemende kerk over de goede zeden van het volk, terwijl toen zijn leerlingen ooit aan hun meester vroegen:


"Wanneer zult gij ons openbaar zijn en wanneer zullen wij u zien", hij antwoordde: "Wanneer gij u ontkleed zult hebben en u niet schamen zult."(88)


en

"Wanneer gij het omhulsel der schaamte met voeten getreden zult hebben."(89)


Maar waar blijf je dan met al die toga's en kazuifels, met alle pijen en monnikskappen?

Over wetenschappelijke verbanden

"Dames en heren, vandaag gaan we een interessant experiment doen", zei de professor tegen zijn biologie-studenten. Naast de professor stond een tafel met daarop een exemplaar van de Hongkongkikker, de specialiteit van de internationaal befaamde wetenschapper. "Spring", zei de professor tegen de Hongkongkikker en het beestje nam inderdaad een grote sprong. "Dames en heren studenten, u ziet het, de kikker heeft maar liefst 79 cm gesprongen." Hij zette de kikker op de rand van de tafel en riep nogmaals: "Spring." De kikker maakte nu een sprong van ruim 83 cm. Het experiment werd nog enige malen herhaald - zo hoort dat als je iets wetenschappelijk bewijzen wilt - en uiteindelijk maakte de kikker zelfs een sprong van bijna 1 m. Toen haalde de professor een mes tevoorschijn en hakte beide achterpoten van de Hongkongkikker af. Hij zette de kikker weer op dezelfde plaats en riep weer: "Spring." De kikker reageerde niet. Nog drie keer riep de professor hard: "Spring." Maar het beest verzette geen poot. "Dames en heren", zei de professor voldaan over het geslaagde experiment, "hiermee is wetenschappelijk komen vast te staan, dat het verwijderen van de achterpoten bij de Hongkongkikker doofheid ten gevolge heeft."


Dat is de manier waarop wetenschappers hun valse verbanden leggen. Uit hun natuurlijk milieu gehaalde en gekooide ratten, mishandeld door injecties, gevoerd met uit te proberen stoffen, gemeten en gewogen, met kunstlicht belicht en wetenschappelijk verantwoord opgefokt, behandeld als fysiologisch apparaat en niet in staat om aan hun belagers te ontsnappen, krijgen kwaadaardige gezwellen. En dan trekt de wetenschapper de conclusie, dat die stof kankerverwekkend is en vergeet gemakshalve wat hij het dier allemaal aangedaan heeft. Kanker komt in de ongerepte natuur niet voor. Alleen gedresseerde, getemde dieren, gekooid en onderworpen aan de grillen van bazen en onderzoekers, verkankeren, zoals beschaafde mensen ook kankerend verkankeren. Zo legt de wetenschapper in wilde weg verbanden, tussen roken en longkanker, luchtwegaandoeningen en luchtvervuilingen, baarmoederhalskanker en penishygiëne, koelkasten en maagkanker, voedsel en darmkanker, snoep en cariës, hooikoorts en graspollen, reuma en vocht, verkoudheid en tocht, hypertensie en zoutgebruik, blaasontstekingen en minirokken, eczeem en wasmiddelen, fietszadelstand en impotentie. En de mensen geloven het allemaal terwijl het alleen maar angst- en schuldgevoelens oproept, waardoor ze juist veroorzaken wat ze willen voorkomen.


"Wij moeten met betrekking tot de belangrijkste dingen niet in het wilde weg verbanden leggen."(90)

Over gezinnen

Een gezin is een gesloten systeem, een cultuurtje op zich. Een netwerk van elkaar beïnvloedende, van elkaar afhankelijke en op elkaar reagerende individuen. Elk gezin heeft zijn eigen onuitgesproken regels en communicatiespelletjes, waardoor elk gezinslid weet waar hij aan toe is en ieder zijn eigen plaats heeft. De taken zijn verdeeld, de kamers zijn verdeeld, geld verdeeld, bezit verdeeld, zitplaatsen verdeeld, macht verdeeld en zo wordt het spel gespeeld. Iedereen zorgt, voor de lieve vrede, voor het handhaven van dat zo wankele evenwicht. Mensen zijn op elkaar ingespeeld en de verschillende karakters sluiten op elkaar aan als in een legpuzzel. Maar er zijn zoveel dingen waardoor het evenwicht verstoord kan raken en er onrust optreedt. Verhuizing, verbouwing, zwangerschap, ruzie in de familie of op het werk, feestdagen, bezoek aan oma, geboorte van een kind, veranderingen van baan, examens, ontslag, financiële problemen, vakanties, het naar school gaan van de kinderen, het overlijden van familieleden, door dat alles kan dat evenwicht verstoord worden. Het gezin wordt ziek en een van de leden wordt de symptoomdrager. Altijd gaat aan het uitbreken van een ziekte iets vooraf. Terwijl dat er dan achter zit, gaan mensen naar de dokter om van hem te horen wat er achter zit, waardoor ze er nooit meer achter komen, wat er echt achter zit. Het is eigenlijk ongelooflijk, dat mensen zo voor de hand liggende verbanden niet meer zien. Op het moment dat een van de gezinsleden ziek wordt, verandert de aandacht ten gunste van de patiënt. Hij krijgt zijn rust en verzorging, plannen worden opgeschoven, bezoeken afgezegd en al gauw is het evenwicht weer hersteld. Tenzij de dokter wordt ingeschakeld, die zich toch ongerust afvraagt of er niet iets bijzonders achter zit. Dan slaat de onrust pas goed toe en ontlaadt zich op het hoofd van het slachtoffer. Iedereen bemoeit zich ermee en wacht gespannen af totdat de dokter b.v. zegt, dat het chronisch is en de patiënt patiënt zal blijven. En er ontstaat een nieuw evenwicht, alle leden passen zich aan en één speelt de rol van patiënt. Het net is gesloten en hij komt er nooit meer uit. Er zijn nieuwe rituelen ontstaan van pillen, diëten en ontzien en al gauw weet niemand meer beter. De communicatie wordt aangepast om het wankele evenwicht niet te verstoren en de lieve vrede te bewaren. Conflicten worden uit de weg gegaan en gesust; denk aan de patiënt.


Kinderen, die in een gezin met een chronische patiënt opgroeien, hebben op den duur een ziekmakende en -houdende communicatie ontwikkeld. Ze zijn ongewild drager geworden van een ziekmakend communicatiepatroon. Dat bepaalt later hun partnerkeuze en de geschiedenis herhaalt zich. Erfelijk noemt de wetenschapper dat. In een huwelijksrelatie vullen de partners elkaar aan en hebben zich aan elkaar aangepast. Een kwestie van geven en nemen, een compromis. Ieder levert terwille van de ander en de eenheid wat belangen, wensen en vooroordelen in. Twee dominanten bij elkaar kan niet, want twee kapiteins op een schip geeft alleen maar problemen en ruzies. Twee afhankelijke kan evenmin en zo passen de twee karakters op elkaar als een deksel op een doos. Wat de een teveel heeft, heeft de ander te weinig en zo is de een dominant, de ander afhankelijk, een extraverte en een introverte, een prater en een zwijger, een harde en een zachte, een aangepaste en een onaangepaste, een sterke en een zwakke, een rationele en een intuïtieve, een nette en een slordige, een zekere en een onzekere, een zorgenmakende en een zorgenwegwimpelende, een dikke en een dunne, een strenge en een toegevende, een handige en een onhandige, een trage en een vlotte, een zakelijke en een onzakelijke, een sportieve en een onsportieve, een mooie en een lelijke, een domme en een intelligente, een koude en een warme, een bange en een moedige, en samen houden ze in deze maatschappij het hoofd boven water. Een bekend patroon, omdat het een afspiegeling is van hun ouder-relaties. Zo beletten mensen elkaar om te veranderen, want als de pot verandert past de deksel niet meer. Als b.v. de afhankelijke zelfstandiger wil worden, wordt hij door de dominante weer teruggedrukt, en als hij toch doorgaat, wordt de dominante, omdat zij daardoor ontregelt, ziek. Deze dominantie en submissiepatronen kunnen zich generaties lang voortzetten. De bij zo'n relatie behorende symptomen heten erfelijk. En zo brengen zieke ouders ziek gehouden door de geneeskunde zieke kinderen voort.

Over het bestrijden van symptomen

Wanneer je een fietsband te hard oppompt, komt er vroeg of laat een bult op. Dat komt, zeggen de mensen dan, omdat er een zwakke plek inzit. En vervolgens gaan ze de zwakke plek verstevigen en het gevolg is, dat er al gauw op een andere plaats een nieuwe bult ontstaat. Slecht fabrikaat van een waardeloze fabriek natuurlijk. Door de ene bult weg te werken en de oorzaak, namelijk de te hoge spanning ongewijzigd te laten, moet het wel op een andere plaats weer tevoorschijn treden. In de geneeskunde noemen ze dat symptoomverschuiving. Wanneer je bij een patiënt het ene symptoom wegwerkt, krijgt hij op een andere plaats wel weer een nieuw symptoom. En zo blijven de artsen bezig tot de dood erop volgt. Zo kun je in een relatie waarin een van de partners de symptoomdrager is van het verstoorde evenwicht, door de een te genezen veroorzaken, dat de ander ziek wordt. En in gezinnen, waar zich de spanning in een kind ontlaadt door dat kind extra aandacht en verzorging te geven, waardoor het beter wordt, het symptoom overdragen op een ander kind. Zo'n ziekte heet dan besmettelijk. Maar het enige wat er dient te gebeuren als een band te hard is opgepompt is, dat je de spanning vermindert door het ventieltje een beetje open te draaien. Dat kan nooit een ander voor je doen. Hij kan je er alleen maar op wijzen, waar het ventieltje zit. Zo worden op grote schaal in de maatschappij ook slechts symptomen bestreden, werkeloosheid, milieuvervuiling, verkeersonveiligheid, kernwapens maar uiteindelijk geeft dat ook alleen maar symptoomverschuiving.


"Het lijden van een groot deel van de mensen is als de martelingen van een knagende pijn en er zijn veel rotte en pijnlijke kiezen in de mond van de maatschappij. Maar die maatschappij wijst het zorgvuldige en geduldvergende geneesmiddel af en stelt zich ermee tevreden de buitenkant wat op te poetsen met glanzend goud, dat haar ogen verblindt voor het eronder liggende bederf. Maar de patiënt kan zijn ogen niet sluiten voor de aanhoudende pijn. Velen zijn de maatschappelijke tandartsen, die proberen het kwaad van de wereld te beheersen, door prachtige vullingen aan te bieden en velen zijn de lijders, die zich over geven aan de wil van de hervormers en daardoor hun eigen lijden vergroten, meer vergen van hun kwijnende kracht en zichzelf misleiden tot in de diepte van de dood."(92)


En zo buigen overal goedwillende en hardwerkende mensen in actiegroepen, projectgroepen en commissies zich met alle inzet over symptomen, maar nooit wordt er zo wezenlijk ook maar iets opgelost.

Over verliezen en hebben en zijn

Mensen hebben de eigenaardige gewoonte om te denken, dat ze zijn wat ze hebben. Ze hebben een vak geleerd en denken dat ze daardoor monteur zijn, een geloof en tradities en dat ze daardoor jood of christen zijn, kinderen en denken daardoor dat ze vader of moeder zijn, een politieke overtuiging en denken dat ze daardoor socialist of communist zijn, een karakter en denken dat ze daardoor driftig of agressief zijn, een donkere huidkleur en denken dat ze daardoor neger zijn, een symptoom en denken dat ze daardoor patiënt zijn, een titel en denken dat ze daardoor geleerd zijn, borsten en denken dat ze daardoor vrouw zijn, een verleden en denken dat ze daardoor hun verleden zijn, een voorkeur voor de eigen sekse en denken dat ze daardoor homofiel zijn, bezittingen en denken dat ze daardoor rijk zijn, een man en denken dat ze daardoor echtgenote zijn, belangen en denken dat ze daardoor belangrijk zijn, het leven en denken dat ze daardoor levend zijn. Zo zijn mensen verlengstukken van hun bezit geworden en verandert bezit mensen dus in iets anders. En als ze dat zelf niet denken, dan denken de anderen dat wel. In deze wereld hebben mensen allemaal zoveel en wie veel heeft kan ook veel verliezen. Mensen ontlenen hun geluk en gevoel van eigenwaarde aan wat ze hebben en niet aan wat ze zijn. Daarom zijn mensen voortdurend op hun hoede om hun bezit tegen anderen te verdedigen, de grenzen af te bakenen, indringers te verdrijven en banden, die hen met hun bezit verbinden te onderhouden en te verstevigen. Een vermoeiende bezigheid en een wankele basis voor het beeld wat de mens van zichzelf heeft. Alles wat je hebt kun je verliezen, kan je door anderen ontnomen worden, kan in gevaar komen en dat roept dan angst, boosheid of verdriet op. Zo roept het verlies van familieleden, ontroofd door Magere Hein, verdriet op. Maar dat verdriet is een verkapte vorm van zelfmedelijden, want je hebt geen verdriet omdat de ander er niet meer is, maar omdat je een deel van je bezit verliest, waardoor een leegte ontstaat, die je zult moeten compenseren. Alleen wie niets heeft kan niets verliezen en hoeft niets te verdedigen. Daarom staat er geschreven, dat wie alles verliest zijn leven zal behouden.


"Freedom is just an other word for nothing left to lose."(92)


Het leven van de cultuurmens bestaat uit het verwerven van bezit, het verdedigen van bezit, en het uiteindelijk op het sterfbed weer loslaten van het bezit. Dat is geen zijn maar hebben.


"Dat de doden dood zijn, dat is niet zo erg. Maar dat de levenden niet leven."(93)


Mensen leven niet, maar leiden een leven, of zoals velen verzuchten, worden geleefd. Door hun eigen wensen, willen en verwachtingen laten ze zich door het leven drijven. Het leven niet aankunnen wil zeggen, dat je de eisen die anderen aan je stellen of die je aan jezelf stelt, niet aan kunt. Niets hoeft de mens te doen om te leven, want dat doet het leven zelf. Als je het leven niet aankunt, wil dat eigenlijk zeggen, dat het leven jou niet aankan. Ooit heette zo te leven slapen of verblind zijn, dood, goddeloos of in de onderwereld verkeren. Dat beseffen mensen niet meer en iemand die in de illusie verkeert dat hij wakker is, kun je niet duidelijk maken, dat hij eigenlijk slaapt. Het is ook erg pijnlijk om mensen te laten zien, dat ze zich hun leven lang vergist hebben, dat alle bloed, zweet en tranen vergoten zijn voor een illusie, dat het hun onwetendheid was, waardoor ze zichzelf alle pijn, angst en verdriet hebben aangedaan. Dat ze hun leven en inspanningen in dienst hebben gesteld van het bouwen van een onrechtvaardige wereld of het pogen te veranderen in een andere onrechtvaardige wereld. En hoe hoger mensen geklommen zijn, hoe harder het aankomt. Maar de gelukzaligheid, die je ervaart bij het ontwaken is voor ieder mens gelijk, of je nu bisschop bent of crimineel, of je je nu 10 jaar vergist hebt of 70.

Over de angst om dood te gaan

Bang voor de manier waarop ze dood zullen gaan, omdat ze in hun omgeving zoveel trieste sterfgevallen zien, proberen mensen zich in te dekken en nemen allerlei voorzorgsmaatregelen om dat te voorkomen, terwijl ze niet eens weten waarom die mensen zo dood gaan. Terwijl ze bang zijn voor een lang ziekbed, een pijnlijke doodsstrijd en afhankelijkheid van anderen, leggen ze toch hun heil in handen van artsen en hulpverleners, waardoor ze oproepen waar ze bang voor zijn. En dan is er de angst om al hun kostbare spullen, waar ze zo aan gehecht zijn en hun hele leven voor geploeterd hebben te moeten achterlaten en waarop de achterblijvenden zich als aasgieren zullen storten en het onsmakelijk gevecht om de boedel zullen strijden. De angst, dat wat zij zo gekoesterd hebben, verwaarloosd zal worden. Bang gemaakt door al die praatjes over predestinatie, hel en verdoemenis. Bang, omdat ze beseffen, dat ze nog zoveel goed te maken hebben, al die niet bijgelegde ruzies, mensen die ze te kort gedaan hebben en in de steek gelaten hebben. Bang, omdat pas op het sterfbed het besef doorbreekt, dat ze hun kinderen op het spoor gezet hebben, waarop ze nu zelf doodlopen en dat ze dat niet meer kunnen veranderen. Bang, omdat ze de touwtjes, die ze altijd in handen hebben gehad, los moeten laten en wat moet er dan van terechtkomen. Bang, omdat ze nog niet en nooit klaar zijn geweest en het niet meer af kunnen maken. Bang, omdat ze zich verantwoordelijk voelen voor anderen en onmisbaar en dat de anderen het niet zullen redden zonder hen en bang, dat ze vergeten zullen worden en dat hun plaats ingenomen wordt door anderen. Op hun sterfbed moeten mensen of ze willen of niet, van alles afstand doen. Hoe gehechter aan alles hoe moeizamer en pijnlijker het gevecht om los te laten. Daarom is het wijs om zo te leven, dat je altijd klaar bent en je olielampje niet als van die dwaze maagd als puntje bij paaltje komt leeg is. Dat is het enige vereiste voor een zachte dood, de enige ware euthanasie, een met een gerust hart kunnen vertrekken met het gevoel dat je geleefd hebt zoals het de bedoeling was. Dat je niemand hoeft op te schepen met de puinhoop die door jouw toedoen is aangericht. Dan besef je


"dat er geen dood is, maar alleen een overgaan van de ene wereld in de andere."(94)


In zijn doodsstrijd zegt Iwan Iljitsj:


"Heb ik misschien niet geleefd zoals ik moet?" Die gedachte kwam ineens in zijn hoofd op. "Maar hoe zou dat kunnen, ik heb toch alles gedaan zoals het behoorde?", sprak hij tot zichzelf en hij verjoeg dadelijk de enige oplossing van het raadsel van leven en dood als iets volslagen onmogelijks. Door het zwarte gat kruipen belette hem de gedachte, dat zijn leven goed was geweest. Die rechtvaardiging van zijn eigen leven was het, die hem vastketende. (95)


Overigens heeft de moderne fysica met haar zwarte gaten een analoog beeld als ze vermoedt


"dat in het zwarte gat alle wetten van de fysica ophouden te bestaan en zelfs ruimte en tijd verdwijnen en dat alles wat in een zwart gat wordt opgeslorpt, weer uitgebraakt wordt aan de andere kant en die andere kant is dan een ander universum."(96)


Ingenieus speurwerk hebben de wetenschappers moeten verrichten voor wat Tolstoi intuïtief begreep.

Over rassen en volkeren

Overal ter wereld worden kleine mensjes, wereldburgers, geboren, en door hun ouders, die dat toch ook ooit waren, opgevoed tot verschillende soorten mensen. Overal wordt door de grote mensen de culturele ballast, die ze al van generatie op generatie met zich mee zeulen in die blanco kinderhoofden gegoten. Zoals je van zuiver ijzer, door toevoeging van ijzervreemde metalen in de smeltkroes ontelbaar veel verschillende legeringen kunt maken. Om geschikt gemaakt te worden voor al die merkwaardige doelen, die de grote mensenwereld zichzelf gesteld heeft moeten kinderen aangepast worden. Na hun toekomstige gebruikswaarde worden ze omgevormd en opgezadeld met de vooroordelen van hun ouders, geloven ze al gauw dat ze anders zijn dan andere mensen. Dat ze Maori zijn of Ariër, Duitser of Nederlander en dat ze dus andere aangeboren neigingen en eigenschappen hebben, dat ze nuchter zijn, omdat ze Nederlander zijn, primitief omdat ze Maori zijn, uitverkoren omdat ze Jood zijn, en een Übermensch omdat ze Ariër zijn. En zo stopt ieder elkaar in hokjes met een scala van etiketten erop. Toch zijn er op deze wereld alleen maar mensen, waarmee ze zichzelf ook toegetakeld hebben of wat ze zich ook verbeelden te zijn. Elke scheiding is kunstmatig en geeft verdeeldheid en in die verdeelde wereld voelen mensen zich meer en beter, omdat hun boeken ouder zijn, hun prestaties groter, omdat ze meer bezit hebben, hun taal ingewikkelder is, omdat ze meer geleerd hebben, omdat ze zichzelf mooier vinden, beschaafder zijn of blank. En daarom voeren ze oorlogen en moorden elkaar uit, want


"All animals are equal, but some are more equal than others."(97)


Je kunt de mensheid vergelijken met een syncitium, zoals b.v. een koraalrif. Daar leven in harmonie miljarden koraaldiertjes, tot nut van het algemeen, slechts gebonden aan het feit, dat ze koraaldiertjes zijn. Geen diertje leeft ten koste van een ander. Geen laat een ander voor zich werken, omdat hij moet studeren, niet een houdt er zich bezig met hoe anderen leven moeten. En prachtig als door een onzichtbare hand gestuurd, leven ze als een eenheid. Tot op gegeven moment een koraaldiertje, laten we hem Adam noemen, het in zijn hoofd haalt om de eenheid te verbreken en wat anders te willen. Hij wil geen gewoon koraaldiertje meer zijn, hij wil anders en meer zijn dan anderen. Hij sluit een complot met zijn buurvrouw, Eva natuurlijk, en samen gaan ze de boel reorganiseren. Het werkt aanstekelijk, maar al gauw komen er ruzies, moord en doodslag en scheiden groepen zich af. Er komen meesters en slaven, en na verloop van tijd ontstaan er overal zieke plekken in het rif, het gaat scheuren en stukken sterven af. Als kankergezwellen groeien andere stukken uit ten koste van de minder ontwikkelde koraaldiertjes en uiteindelijk is er geen koraaldiertje meer, wat nog gewoon is wat hij zou moeten zijn, terwijl zij elkaar voor niet normaal uitschelden. Iedereen voelt zich op den duur niet gelukkig meer, voelt wel dat er iets niet klopt en er wordt eindeloos getheoretiseerd hoe het anders zou moeten, hoe de eenheid met behoud van eigen identiteit, zoals ze hun afwijking noemen, weer hersteld kan worden. Maar dat geeft ook alleen maar ruzie. Totdat er een koraaldiertje is, dat maar in zijn eentje op zoek gaat en tenslotte bemerkt, dat het het allerprettigste is om gewoon eenvoudig koraaldiertje te zijn. De dwaas.

Over school en opvoeding, een allegorie

"Het dochtertje van de hospita vroeg aan mijnheer K.: 'Als mensen haaien waren, zouden ze dan aardiger zijn voor de kleine vissen?' 'Natuurlijk', antwoordde hij, 'als mensen haaien waren dan zouden ze sterke hokken gebouwd hebben in de zee voor de kleine vissen. Daar zouden ze ook allerhande voedsel, planten en kleine dieren inleggen. Ze zouden ervoor zorgen, dat er altijd vers water in de hokken was en zij zouden zeker alle mogelijke sanitaire voorzieningen treffen. Wanneer b.v. een kleine vis een vin bezeerd zou hebben, zouden ze hem onmiddellijk verbinden, zodat hij niet voortijdig door de haaien zou worden opgegeten. Verder zouden ze van tijd tot tijd grote waterpartijen organiseren, opdat de kleine vissen nooit verdrietig zouden zijn; want gelukkige vissen smaken beter dan treurige. In de hokken zouden ook scholen aanwezig zijn. Daar zouden de kleine vissen leren hoe ze de bek van een haai binnen moeten zwemmen. Zij zouden b.v. aardrijkskunde moeten leren om de haaien, die ergens in de zee rondzwemmen gemakkelijk te kunnen vinden. Het belangrijkste zou natuurlijk de morele opvoeding van de kleine vissen zijn. Hun zou geleerd worden, dat het mooiste wat een kleine vis kan bereiken in het leven is, zich blijmoedig op te offeren en verder dat ze allemaal in de haaien moeten geloven, vooral wanneer die beweren, dat zij voor een gelukkige toekomst zullen zorgen. Men zou de kleine vissen aan het verstand brengen, dat zo'n toekomst alleen verzekerd is wanneer zij leren gehoorzaam te zijn. Zij dienen zich ver te houden van allerlei lage materialistische marxistische neigingen en moeten de haaien onmiddellijk waarschuwen zodra een van hen zulke neigingen zou vertonen. Wanneer haaien mensen zouden zijn, zou er van vanzelfsprekend ook kunst bestaan. Er zouden mooie schilderijen zijn, allemaal in prachtige kleuren, van haaietanden, van hun bekken en kelen; die zouden worden afgebeeld als plaatsen waar je heerlijk kunt stoeien en spelen. In de theaters op de bodem van de zee zouden toneelstukken worden opgevoerd waarin dappere kleine vissen vol enthousiasme door het keelgat van een haai zwemmen en de muziek zou zo prachtig zijn, dat de kleine vissen op het horen ervan in dromerige stemming naar de kapellen zouden gaan en zij zouden, vervuld van de meest plezierige gedachten, de keel van de haaien inglijden. Er zou ook zonder enige twijfel godsdienst bestaan, die zou leren, dat het ware leven pas in de buik van de haai begint. En wanneer de haaien mensen zouden zijn, zouden de kleine vissen niet langer, zoals nu het geval is, elkaars gelijke zijn. Aan sommige van hen zouden ambten worden toegekend en zij zouden boven de anderen worden gesteld. Aan degenen, die een beetje groter zijn dan de anderen zou zelfs worden toegestaan de kleinere op te eten. Dat zou alleen maar plezierig zijn voor de haaien, want dan zouden ze vaker een flinke portie naar binnen kunnen slaan. En de voornaamsten onder de kleine vissen, degenen die een ambt bekleden, zouden erop toezien, dat er orde en tucht heerst. En zij zouden schoolmeesters, officieren, hokkenbouwkundig ingenieurs etc. worden. Kortom, alleen wanneer haaien mensen waren, zou er beschaving in de zee kunnen heersen."(98)

Over meer en minder en voor en tegen

De koek is verdeeld overal zijn de grenzen getrokken en niemand is tevreden. Overal wil de ene groep mensen meer, de andere minder, hier wat bij en daar wat af. Meer kernenergie, minder kernenergie, meer vlees, minder vlees, meer productie, minder productie, meer politie, minder politie, meer computers, minder computers, meer belasting, minder belasting, meer wegen, minder wegen, meer ontwikkelingshulp, minder ontwikkelingshulp, meer ambtenaren, minder ambtenaren, meer auto's, minder auto's, meer bewapening, minder bewapening, meer inpoldering minder inpoldering, meer macht, minder macht. Overal een gevecht om de grenzen te verleggen, overal een gevecht om het territorium, eigen bezit en belangen te behouden of te vergroten. Voor- en tegenstanders, die elkaar met hun eigen kortzichtige visies, ondersteund door wetenschappelijke theorieën, rapporten, statistieken en grafieken te lijf gaan omdat zij de enig juiste oplossing hebben. Een eindeloos gevecht. Belang van de een, gaat altijd ten koste van het belang van de ander en de wetenschap is zo plooibaar, dat alle argumenten en bewijzen voor even wetenschappelijk zijn als die ertegen.


"Als één bouwt en één afbreekt, verwekken zij niets dan moeite." (99)


Mensen willen een eerlijker verdeling, maar de een bepaalt voor de ander wat eerlijk is. Maar stel je nu eens voor, dat er geen kernenergie zou zijn, dan zou je geen voorstanders en geen tegenstanders hebben. En als je dat met al die andere dingen ook zou doen, zou er op het laatst helemaal niets meer zijn om ruzie over te maken en zou het eindigen zoals het begonnen is. Er is toch al eerder gezegd, dat het einde als het begin zou zijn?

Over de besmettelijkheid van ziekten

De wetenschap, die zelf de bacteriën en virussen heeft uitgevonden en ze als verwekkers van ziekten heeft bestempeld, heeft met zijn eigen logica en bewijzen met veronachtzaming van alle feiten die in zijn kraam niet te pas kwamen aangetoond, dat ziekten besmettelijk zijn, omdat die ziekteverwekkers zich van mens naar mens of van dier naar mens verspreiden. En de mensen geloven dat. Zij hebben het nog nooit met eigen ogen gezien, maar als het wetenschappelijk is, zal het wel waar zijn. En zo wordt geloof tot waarheid. Dat bacteriën alleen op heel specifieke voedingsbodems groeien en mensen dus ook aan heel specifieke voorwaarden moeten voldoen om besmet en ziek te worden, wordt gemakshalve en terwille van het voortbestaan van diezelfde wetenschap vergeten. Zo heeft de wetenschap de angst voor demonen, spoken en duivels plaats laten maken voor de angst voor griepvirussen, tuberculosebacillen en kankerverwekkende stoffen. En zo laten mensen zich besmetten met vooroordelen, waardoor ze uit hun evenwicht raken en juist daarom geschikte voedingsbodems vormen, waarin bacteriën welig kunnen tieren. Met al die verhalen over alom tegenwoordige bacillen en virussen, die zomaar uit het niets kunnen toeslaan, die voortdurend op de loer liggen om in onbewaakte ogenblikken nietsvermoedende slachtoffers te bespringen, binnen te dringen en kwaad en verderf te zaaien, heeft de wetenschap angst gezaaid. Maar gelukkig is de wetenschap er, zeggen de mensen dan, die kan ons helpen, niet beseffend dat de wetenschapper tegen betaling oogst wat hij zelf gezaaid heeft. Zoals in monoculturen van gewassen besmettelijke ziekten toeslaan, slaan onder mensen gedompeld in angsten waarmee ze elkaar beïnvloeden, epidemieën toe. Wanneer in Hongkong de Hongkonggriep uitbreekt, aldus geëtiketteerd door de wetenschappers, verspreidt de angstpsychose zich als een vloedgolf over de wereld. Koortsachtig wordt gewerkt aan vaccins om het virus voor te zijn. De wetenschap heeft zelfs groepen mensen aangewezen die zich extra bang moeten maken en al die goedgelovigen raken daardoor uit hun evenwicht, totdat ze hun spuit gehad hebben, want dan is de angst bezworen.


En weer zijn het de artsen en farmaceutische industrieën die er beter van worden. Besmettelijke ziekten zijn alleen maar besmettelijk, omdat mensen bang zijn dat ze besmettelijk zijn. Bij de cholera heeft de wetenschap zelf argumenten aangedragen die de invloed van angst op de besmettelijkheid aantonen. Volgens de wetenschap vindt de cholerabesmetting plaats door het inslikken van de cholerabacil. De bacil is niet bestand tegen het maagzuur en gaat in de maag ten gronde, tenzij de normale maagzuurproductie ophoudt. Angst en paniek stoppen de maagzuurproductie en de bacil kan ongehinderd de darm bereiken, waar hij zich vermeerdert en zijn moordlustig werk kan beginnen. Zo gaan juist degenen, die de cholera het meeste vrezen er aan ten onder: de gezonde jongeren, die het leven nog voor zich hebben, met hun toekomstdromen, de onmisbare moeders en de kostwinnende vaders. En de ouderen, die toch niets meer van het leven verwachten en kleine kinderen, niet door kennis gehinderd, blijven veel vaker gespaard. En weer zijn het dus niet de verschijnselen, maar is het hun mening omtrent de verschijnselen, waardoor mensen uit hun evenwicht raken met alle gevolgen van dien.

Over liegen

Zelden heb ik zo'n heldere beschrijving gelezen van deze leugenachtige maatschappij, waarin niemand durft te zeggen wat hij denkt. Ik vind je erg pessimisties want waarschijnlijk kan het wel echt anders. Als er een wereld met leugens kan bestaan moet er toch ook een wereld zonder leugens mogelijk zijn al zal die er volmaakt anders uitzien dan de onze. Ik heb dus wat kanttekeningen bij je verhaal:
 

De Volkskrant maandag 6 augustus 2001

HET GROTE LEUGENSPEL

NELLEKE NOORDERVLIET


"Kind, het komt altijd uit". Zei mijn moeder steevast, wanneer ze me op een leugen betrapte. Daarmee wilde ze aantonen dat liegen nutteloos was. Dat is gelukkig niet waar.


Je moeder vergiste zich inderdaad omdat liegen in deze maatschappij uitermate nuttig is. Om de lieve vrede en de schone schijn te handhaven en mee te mogen doen met het spel, waar leugen, bedrog en zelfbedrog ingebouwd zijn in de spelregels is liegen een vereiste. Dat houdt in dat als je eerlijk bent je je niet aan de spelregels houdt en niet meer mee mag spelen. "Laat ons de eerlijke (cq. rechtvaardige) uit ons midden weg doen, want hij is ons onaangenaam" staat in de Wijsheid van Salomo, en zo wordt eerlijkheid in deze maatschappij genadeloos afgestraft. En de eerlijke verketterd, doodgezwegen en belachelijk gemaakt. Niet van en te goed voor deze wereld. In "De kleine Johannes" van Frederik van Eeden neemt Pluizer Johannes mee naar de grote stad en brengt hem naar een groot grachtenhuis, waar een feest aan de gang is. En Johannes kijkt zijn ogen uit verrukt van de pracht en de praal. Prachtig geklede vrouwen, statige bedienden, kleur, licht en bloemen. En dan zegt Pluizer: "Achter al die lachende ogen en vriendelijke lippen schuilt iets heel anders. Als het opeens uitkwam wat allen waarlijk dachten, dan zou de partij gauw gedaan zijn". Blijft de vraag hoe het in godsnaam mogelijk is dat al die argeloze, onbevangen en eerlijke kinderen omgesmeed kunnen worden tot medespelers in dit spel. Als ouders boos, verdrietig of teleurgesteld reageren verleren kinderen al snel om te zeggen wat ze denken. Als ze uitgelachen en niet serieus genomen worden, als gewenst gedrag beloond en ongewenst gedrag afgestraft wordt, kun je kinderen leren om zich in alle gewenste bochten te wringen en elk spel mee te laten spelen. Kinderen zijn tot in het absurde loyaal, want ze kunnen geen kant op. Zo leert het kind zich te handhaven, verschuilt zich achter zijn façade, verliest zijn spontaniteit, filtert zijn gedachten door zijn geïnternaliseerde filters, en splitst zodoende in een binnen- en een buitenkant. En zo krijgt iedereen boter op zijn hoofd en is er een merkwaardige discrepantie tussen wat mensen laten zien en wat ze zeggen. Bij Pinokkio was het heel duidelijk als hij jokte. Maar als je goed kijkt, luistert en ruikt is het niet zo moeilijk om mensen te ontmaskeren. De stoere man met het kleine hartje met de penetrante geur van zijn angstzweet, de gemaakt opgewekte die van binnen huilt, de angsthaas die zichzelf overschreeuwt, de onzekere die zijn "zekerheden" ventileert, de zelfbeheerste die van binnen kolkt, de slechte toneelspeler die zich met zijn houding geen raad weet. 80 % van de communicatie, schrijft Sony in de reclame voor zijn notebooks, is lichaamstaal, maar het verstaan van die taal zijn we, ziende blind, verleerd. "De vraag is niet hoe we het spel moeten spelen", schreef Wittgenstein, "maar of we het wel moeten spelen". Als de leugen het smeermiddel is van deze maatschappij is het een interessante vraag wat er zou gebeuren als mensen eens massaal eerlijk zouden worden, geen geheime agenda's meer, geen versluierd taalgebruik, eerlijk zouden zijn over hun twijfels en echt naar zichzelf en hun kinderen zouden luisteren. Zouden we dan niet een heel andere wereld krijgen?


In de eerste plaats kwamen de meeste leugens niet uit, en in de tweede plaats is liegen mede daarom niet nutteloos. Ik ben een tegenstander van niets ontziende eerlijkheid. Complete openhartigheid is wreed en oninteressant.


"Interessant" is in dit kader een onthullend woord omdat je inderdaad met een complete eerlijkheid in deze maatschappij je eigenbelang niet kunt dienen.


En komt niet voor.


Eerlijkheid wordt rigoureus afgestraft omdat je dan een spelbreker bent en je niet aan de impliciete regels van het spel houdt. Eerlijkheid is uitermate onpraktisch, levert je maatschappelijk niets op en uit lafheid kiezen mensen voor de kudde.


Wie zegt nooit te liegen, liegt. Liegen moet. Het is eigenlijk vreemd dat een zo algemeen menselijk trekje collectief zo hard wordt veroordeeld en bestreden. Klokkenluiders zijn verdachte helden.


Klokkenluiders hebben ook boter op hun hoofd en dat maakt hen zo kwetsbaar. Zij veroordelen de kwaliteit van andermans boter en wat Petrus zegt over Paulus zegt meer over Petrus dan over Paulus, schrijft Spinoza in zijn Ethica. Of nog radicaler: wie zonder zonden is werpe de eerste steen. Als iedereen liegt wie heeft dan het recht de leugen van een ander te veroordelen?


Misschien maakt het ons minder hypocriet als we de dans rond de waarheid beschouwen als een spel.


Helaas een spel waar jezelf de regels niet van bedacht hebt en hoe je het ook bekijkt, minder hypocriet blijft hypocriet.


Met bepaalde regels.


Het zijn toch altijd de machthebbers, of dat nu ouders, politici of de clerus is, die de regels bepalen, aanpassen en ten eigen bate uitleggen, want: quod licet Jovi, non licet bovi.


Er is natuurlijk een ethiek van de leugen. Je kunt er niet zomaar op los liegen. De leugen moet ergens toe dienen en worden erkend, zodra ze is doorzien. Het getuigt van slechte smaak te volharden in de leugen. Hoewel iedereen - zoals dat nu eenmaal met alle leefregels gaat - zijn eigen erecode heeft in het spel, is er een absolute, wettelijke grens. Wie die grens overschrijdt betreedt het gebied van de meineed, de valsheid in geschrifte, oplichterij, fraude. Daar gaat de leugen over in misdaad.


Het zijn weer de machthebbers die de grens bepalen, rekken en trekken om de status quo te handhaven. In dit malle spel heeft iedereen zijn plek, de hiërarchie ligt vast en iedereen vecht voor zijn eigenbelang en dan is er nog een zelfgecreëerde god nodig voor ons allen.


De leugens waarmee je een ander beschermt tegen de ondraaglijke waarheid zijn de minst laakbare. Als een vriendin verschrikkelijk trots is op het schilderij dat ze tijdens een zomercursus heeft gewrocht, dan zeg ik niet dat het puin is.


En zo loopt de hele mensheid, die niet meer in zichzelf gelooft, in een onafzienbare polonaise zijn voorganger schouderkloppen te geven (waardering moet) en te bezweren dat hij goed bezig is en zo houden we met z'n allen de mystificatie in stand. "De nieuwe kleren van de keizer" is daarom zo'n prachtig sprookje. Het onbevangen kind dat naar die maffe, zichzelf bedriegende grote mensen kijkt en de maskerade doorprikt.


De leugens waarmee je jezelf beschermt zijn ook tot op zekere hoogte te verdedigen. Mensen blazen zichzelf op en maken zichzelf vele malen belangrijker dan ze zijn. Dat vind ik ergerniswekkend, maar ik heb er begrip voor. Je moet je eigen talenten wel eens iets fraaier voorstellen dan ze zijn om jezelf niet op te knopen van mismoedigheid.


In "Biljart um halb zehn" schrijft Heinrich Böll: als zelfbedrog strafbaar zou zijn zat vrijwel iedereen in de gevangenis" en waarschijnlijk bedoelt hij met dat "vrijwel" de zuigelingen die zich daar nog niet aan schuldig kunnen maken.


Je hebt een probleem als je in je eigen leugen gaat geloven. Daar gaat de leugen over in ziekte.


Als onze hele verbale communicatie van leugens aan elkaar hangt en als je desalniettemin geleerd hebt dat dat normaal is, geloof je niet in je leugens maar ben je je er niet eens bewust van dat je liegt. Door je te beroepen op anderen repeteer je onbewust hun leugens. Als iedereen liegt is niet-liegen abnormaal en ben je bang om uit de groep gestoten te worden, bang om alleen te staan, dan moet je vrolijk meeliegen.


Naast de ethiek van de leugen is er ook een fenomenologie van de leugen. Er zijn vele verschijningsvormen. Van verdoezelen van de waarheid, verzwijgen van de waarheid, uitstellen van de waarheid, verfraaien of verlelijken van de waarheid, zogenaamd vergeten of verdringen van de waarheid, de ogen opzettelijk sluiten voor de waarheid tot de glasharde ontkenning van de waarheid.


Je vergeet het manipuleren, marchanderen, vleien, zielig doen, vluchten in de ziekte, compromissen sluiten, projecteren, de schuld geven en nog vele andere, waarmee je of jezelf of de ander belazert of beide.


Aan al deze vormen van liegen maakt iedereen zich


doorlopend


schuldig. In zijn privé-leven en in zijn openbare leven. Dus ook ambtenaren, artsen, ondernemers, kantoorbedienden en politici. Aan journalisten, die opgeleid zijn om waarheden te achterhalen, is evenmin iets menselijks vreemd.


Het lijkt me niet juist liegen als een menselijke eigenschap te beschouwen, net zomin als agressie, spreken, of schaamtegevoel. Als dat menselijke eigenschappen zouden zijn betekent dat dat kleine kinderen geen mensen zijn, maar dat nog moeten worden. Zou er daarom geschreven staan: "Zo ge niet wordt gelijk de kinderen zult ge het rijk der hemelen niet binnengaan"?


De hele wereld hangt zo bezien aan elkaar van leugens. Het is een wonder dat tussen al dat gelieg en gedraai de waarheid nog wel eens haar blote billen laat zien. Het kenmerk van liegen is echter kennis van de waarheid. Achter alle fantastische kronkels glimlacht zij onverstoorbaar en beidt haar tijd. Hoe bewijs je dat iemand de waarheid kende als hij die kennis hevig ontkent en blijft ontkennen? In dat vage gebied van onbewijsbaarheid blijven veel kwesties hangen. Iedereen weet en iedereen weet van de ander dat hij weet. Remise.


In een wereld waarin iedereen zichzelf als norm neemt, is het altijd de ander die niet deugt, maar eigenlijk veroordelen we in de ander wat we onbewust in onszelf veroordelen. Maar in de hel staan geen spiegels, merkt Canetti in Het Martyrium op, en daarom zijn de anderen de hel. En als Narcissus is de mens niet verliefd op zichzelf, maar op zijn spiegelbeeld.


Het ziet er naar uit dat er een verband bestaat tussen de schade die een leugen veroorzaakt en haar onoirbaarheid. Hoe meer schade, hoe minder gepast.


Zou het niet zo kunnen zijn dat als de schone schijn een manifestatie van een onecht en leugenachtig leven is, de schaduwkant daar onlosmakelijk mee verbonden is? Net zoals wellicht de deugden van deze maatschappij de ondeugden in stand houden? Zou het misschien zo zijn dat de mens juist doordat hij door zijn grote en kleine leugens denkt zijn eigenbelang te dienen, zichzelf schaadt? En dat die schade ongelofelijk veel groter is dan hij zelf bevroedt?


Desalniettemin is het van belang de kleuter die de diefstal van een koekje ontveinst, te wijzen op de mogelijkheid van escalatie in het verboden domein van meineed, fraude en bedrog.


De enige ware manier van opvoeden is het geven van een goed voorbeeld. En kinderen die hun ouders doorlopend op leugens en onwaarheden betrappen en feilloos aanvoelen dat hun verhalen niet kloppen, mag je niet kwalijk nemen dat ze dit soort mededelingen niet serieus nemen.


Het is niet ondenkbaar dat die kleuter, eenmaal minister of leider van een grote politieke partij geworden, het de normaalste zaak van de wereld vindt zijn handelingen zodanig in te kleden dat het bewijs van eventuele leugenachtigheid voornamelijk een kwestie wordt van literaire interpretatie.


Daarom zie je dat ook in de politiek niemand zegt wat hij denkt en compromissen, haalbaarheid, manipulatie, versluierend taalgebruik, draaien, voor wat hoort wat, eigenbelang en ijdelheid, de machinaties en drijfveren zijn waarmee het kinderachtige spel gespeeld wordt.


En bij literaire interpretatie is de waarheid louter geparenteerd aan de overtuigingskracht. Op het delicate gebied waar grote belangen spelen is de kunst van de leugen meer dan een spel geworden: het is een vorm van topsport. Je moet heel wat in je mars hebben om de leugen goed vol te houden, niet betrapt te worden en om zodra onthulling dreigt de schuld ervoor handig over diverse lieden en instanties te verspreiden.


Tara Singh Varma's leugen is vooral een ziekte. Dus zal ze recht hebben op medelijden en hulp. Maar haar partij Groen-Links heeft meegelogen en was niet ziek. Van die partij verwacht ik een faire houding, maar Groen-Links blijkt nu precies dezelfde doofpot en verzwijgmentaliteit te hanteren als andere politieke partijen. De zaak rond de ESF-miljoenen is glibberiger. Daar is waarschijnlijk een zo ingenieuze vorm van leigen gebruikt, dat niemand meer weet of hij gelogen heeft, of verzwegen, of de ogen gesloten, of verdoezeld of te goeder trouw de regels heeft toegepast. Er is geen boekhouding van bijgehouden. De leugen is gedelegeerd naar kleine uitvoerders. Wat in deze kwestie opvalt is de rol van de journalistiek, die niet zozeer op zoek is naar de waarheid, maar voornamelijk hoopt dat er gelogen is.


Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Oplagecijfers, rendement, concurrentie, haalbaarheid, het zelf onderdeel uitmaken van de status quo, adverteerdersbelangen, de kwetsbare ziel van de abonnee en niet in het minst het manco aan zelfkritiek en het meehuilen met de wolven van de journalist maakt dat wezenlijke vraagstukken nooit aan bod komen, de vraag "waarom" consequent vermeden wordt en alles dus blijft zoals het is.


Ingesloten een kleine voorproef van een website, waarop een beeld geschetst wordt van de leugen en zijn consequenties en hoe alles met alles samenhangt. Daarnaast hoe de mens en de wereld er zonder leugen uit zouden zien. In La Divina Commedia schrijft Dante: "Dan kan het gebeuren, dat ons verlangen naar waarachtig leven ons de oren opent voor de stem van 'het altijd wel gewetene'. We vernemen dat al onze pogingen tot zelfverheffing ijdel zijn. De enige mogelijkheid om tot waarachtig leven te komen ligt in de onvoorwaardelijke overgave aan het leven zelf, opdat wij de werkelijkheid zullen ervaren" en "daaraan zal men de waarheid herkennen, dat men hem ongaarne hoort".




De Volkskrant 9 augustus 2001

De vier windstreken

Said El Haji


Nu ik zo aan hem terugdenk, weet ik niet of ik hem daadwerkelijk, uit een droom of anderszins, bijvoorbeeld uit een boek, heb gekend, maar er was eens een jongen die zich zijn hele jeugd afvroeg waarom het zo moeilijk was dat trachten te leven wat uit zijn binnenste opwelde. Daarvoor was hij dagen achtereen bezig zijn oor in zijn binnenste te luister te leggen en de verboden en donkere stromen te horen die ondergronds in zijn binnenste bruisten. Uiteindelijk vond hij het antwoord dat de mens van niets ter wereld een grotere afkeer heeft dan van het bewandelen van de weg die hem tot zichzelf leidt.


Iedere volwassene is dat jongetje of meisje geweest. Iedereen heeft vele malen voor de keuze gestaan om zichzelf of de anderen te geloven en vroeg of laat is iedereen voor de verlokkingen van de schone schijn gezwicht. Het is geen afkeer maar angst, misschien lafheid, die hem van zichzelf af doet keren en zo slaat hij niet de weg naar binnen maar de weg naar buiten in en raakt steeds verder van huis.


Ware woorden, vindt u niet? Die overigens naadloos aansluiten bij mijn eerder geponeerde stelling dat leugens uitgangspunt zijn van het hele menselijk bestaan.


Leugens zijn niet het uitgangspunt van het menselijk bestaan maar van het maatschappelijke bestaan. De bijbelse mythe (er staat ook wel wat zinnigs in dat boek) van de zondeval en de verdrijving uit het paradijs beschrijft helder de eerste leugen en de consequentie daarvan. Adam geeft de schuld aan Eva en Eva op haar beurt aan de verleiding en zo nemen beiden geen verantwoordelijkheid voor hun daad. En zo gebeurt dat op gegeven moment in elk kinderleven. Je eerste leugen, en daarna wordt het nooit meer zoals daarvoor en ben je gedoemd je verdere leven het ene gat met het andere te stoppen. Die eerste leugen is de eerste stap naar een leugenachtig bestaan. Als je begint is het eind zoek. Parafraserend op een citaat uit de Imitatio Christi van Thomas à Kempis wordt het dan: "Iedere leugen brengt zijn eigen geestelijk lijden voort. Een dergelijk lijden is gelijk het lijden in de hel, want hoe meer ge lijdt, hoe slechter ge wordt. Dit is wat de leugenaars overkomt: hoe meer ze door hun leugens lijden, hoe slechter ze worden. Ze vervallen hoe langer hoe meer tot leugens, om zich van hun lijden te bevrijden".


Waaruit ik niets anders kan concluderen dan dat de mens een leugenachtig wezen is. Omdat hij, sinds de aankondiging van zijn bewustzijn reeds vol angst en verwondering naar de wereld ging kijken, over het vermogen beschikt voor het onwillekeurig ontkennen van de gruwelijke waarheid.


De gruwelijke waarheid is dat hij zichzelf verloochend heeft en de illusie heeft dat er geen weg terug meer is en dat hij als een Ahasverus zijn hele leven zal moeten dwalen zonder ooit rust te vinden.


Ik zou haast zeggen een systematisch ontkennen, maar dat suggereert een moedwilligheid die ik bij de meeste personen in dit geval niet vermoed, omdat het veelal om een onbewust proces gaat. Intuïtief - bewijzen kan ik niet - durf ik te stellen dat de echt grote filosofische vraagstukken niet alleen onbeantwoord zijn, maar nog zelfs niet gesteld.


Wittgenstein schreef: "Wij voelen dat zelfs als alle mogelijke wetenschappelijke vragen zijn beantwoord, onze levensproblemen nog in het geheel niet zijn aangeroerd" en "Alleen als je nog veel gekker denkt dan de filosofen kun je hun problemen oplossen".


In de krochten en spelonken van ons onderbewustzijn liggen zij geborgen. Voor onze eigen bestwil, uiteraard, maar daarom toch meen ik dat wij fenomenale leugenaars zijn om de al te rauwe werkelijkheid uit het directe bewustzijn te weren, al onze idealen en stoere pogingen het mensdom te verheffen ten spijt.


De enige vraag, waar alle andere in besloten liggen, is de vraag naar het waarom. Waarom overkomt mij dit. Het is de vraag van Job en het onthutsende is dat die in dat boek in de rede van Elihu ook nog beantwoord wordt en niemand dat ziet. Die vraag ligt helemaal niet verborgen, maar de mensen hebben geleerd dat daar toch geen antwoord op is en dan heeft het geen zin om te zoeken. En juist het fenomenale liegen is het grote beletsel om, zoals jij dat noemt, het mensdom te verheffen.


We kunnen niet zonder leugens, zonder illusies, onze angel tegen de werkelijkheid en zijn gruwelijke waarheid.


Mensen zijn als de dood voor het leven en vechten zich liever dood dan dat je hen hun ongeluk afneemt. Zo verschuilen ze zich in hun kooi, bang voor de vrijheid, terwijl de deur open staat. Je leugens opgeven betekent namelijk dat je tot de verbijsterende conclusie moet komen dat je je je hele leven vergist hebt en dat je niet gezien hebt wat voor de hand lag Dat je het geluk buiten hebt gezocht terwijl het binnen ligt. O ijdelheid der ijdelheden. Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen waarmee hij zich aftobt onder de zon? Niets dus.


Om deze, onze rol daarin inbegrepen, een loer te draaien, halen we in ons hoofd de meest onnavolgbare en fantastische capriolen uit, zo creatief als onze hersenen te werk gaan. Onze ziel is voortduren bezig met het scheppen en herscheppen van de wereld.


Is dat niet vreselijk "zielig"?


Want razen in de oneindigheid, met de stormram huishouden in hemel en hel - wie is daartoe in staat?


Ieder mens, als hij maar durft.


Onbewust zijn we allemaal kunstenaars, dat geloof ik echt, maar het vergt natuurlijk een artistiek wakkere geest om daar uiting aan te geven. Nu vraag ik u: zijn de goede leugens die over u in de wereld zijn gebracht niet te prefereren boven de gruwelijke waarheden? Laat u zich niet eerder vleien dan op uw plaats zetten? Sta mij toe u in dit verband te wijzen op de woorden van de dichter/mysticus/schilder William Blake: "Een waarheid, bedoeld om te krenken slaat alle leugens die je kunt bedenken". Waar wij de gruwelijke waarheden (terecht) links laten liggen omdat zij prikken, steken, de oorzaak zijn van hevige pijnen, als een jodium met teveel bijwerkingen,


In deze gespiegelde wereld lijkt het inderdaad alsof de waarheid ten grondslag ligt aan het lijden, maar het is dus de leugen die het lijden veroorzaakt,


ondergaan wij de zalvende werking van de goede, vleiende leugen met een onbeschaamde honger, een vuur van onstilbaar verlangen naar meer en meer en nog meer. Trouwens, wat heb je aan jodium wanneer de wond ongeneeslijk is? Het leven is een ongeneeslijke wonde, dat is mijn stelligste overtuiging.


Mensen leven niet maar leiden een leven, of anders gezegd, zij laten zich niet door het leven leiden maar denken het leven te kunnen leiden.


Dus ook al zou het mogelijk zijn alle leugens in de wereld uit te roeien, het is zeer de vraag of dat wenselijk is.


Van de grote mensen, die zich verschanst hebben in hun leugens en denken dat ze nu eenmaal zo zijn, zou je kunnen zeggen dat het een verloren generatie is. Laat hen maar kiezen. Maar de kinderen?


Gelooft u dit alles? Een aantal van u acht mijn opvattingen slecht onderbouwd, suggestief, onzinnig. Dat interesseert me hoe dan ook niets. Ikzelf - daar gaat het om - sta helemaal achter mijzelf. Wat baat het mij te leven als ik het niet naar eigen inzicht doe?


Was het maar zo dat wat jij je eigen inzicht noemt, je eigen inzicht is. Het zicht naar binnen wordt afgeschermd door een filter van overtuigingen, gefabriceerd door alles wat je je eigen hebt gemaakt, alles wat je normaal en vanzelfsprekend hebt leren vinden terwijl het dat niet is.


Anders dan de schrijvers u in hun boeken voorspiegelen, leg ik u mijn verhaal voor zoals het werkelijk is gegaan. Er staat wat er staat. Literaire trucs, het ingenieuze spel met taal en vorm en weet ik het allemaal, heb ik niet, ken ik niet. Indien het u nu juist om de literaire trucs te doen is, moet ik u teleurstellen. Nu dan, verlaat deze ruimte! U doet er goed aan mijn raadgeving op te volgen. Ik geef u zwart op wit dat u anders van een koude markt zult thuiskomen.


De waarheid is inderdaad gruwelijk maar het leven is prachtig.

Stellingen

1) De gezondheidszorg en hulpverlening weerhouden mensen ervan verantwoordelijkheid voor hun eigen leven te nemen. Zij zijn geen middel, maar doel op zich.


2) De enige ware hulpverlener is de hulpverlener, die zichzelf overbodig maakt.


3) Alle mensen zijn gelijk, ze verschillen alleen van elkaar in de hoeveelheid en kwaliteit van de vooroordelen, die ze zich eigen hebben gemaakt.


4) Erfelijkheidsleer is een biologische predestinatieleer.


5) Cultuur beschaving = ontaarding = vervreemding = onnatuur = onecht = barbaars = heidens.


6) Wetten, normen, traditie, regels zijn strijdig met de eeuwige natuurwetten, "uw wetten zijn wetten van mensen".


7) Slaaf = knecht = ondergeschikte = werknemer = medewerker.


8) Elk compromis compromitteert.


9) Het kind - puber - adolescent zijn opvoedingsartefacten.


10) Er is maar een ethische norm. "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet."


11) Geneeskunde en recht zijn onethisch.


12) Iedereen is onvrij, onrechtvaardig, heeft vuile handen, is ziek, zondig, neurotisch, heeft belangen.


13) Scheiding tussen lichamelijke en geesteszieken is kunstmatig, er zijn alleen maar zieke mensen.


14) Objectiviteit kan alleen bij volledige belangeloosheid.


15) Macht is niet verenigbaar met liefde, cultuur niet met natuur.


16) Ware, belangeloze liefde is slechts mogelijk tussen twee vrije mensen.


17) Emoties, angst, verdriet, boosheid, agressie, begeerte, ergernis horen bij een ontaarde mens.


18) Paradijs = beloofde land = Nirwana = Elyseische velden = hemel = apatheia = koninkrijk der hemelen = Arkadie = luilekkerland.


19) Hel = Hades = tranendal = gevangenis = graf = Tartarus = onderwereld = Gehenna = ballingschap = duisternis = schimmenrijk = dodenrijk = nacht = vagevuur = put = grot (Plato).


20) Maatschappij = Babel = Scharlakenrode beest = Leviathan = Egypte
Rijstebrijberg = doolhof.


21) Bewustwording = tocht door woestijn = pelgrimstocht = argonautentocht = doolhof verlaten = smalle weg gaan = reis naar Morgenland = ontsnappen uit de grot = tocht over ganzenbord = werken van Herakles = reis van Sindbad = tocht van Hans en Grietje = de wereld verzaken = Odyssee = de Lethe oversteken.


22) Bevrijding = gaan door de enge poort = Verlichting = Verlossing = Ontwaken De laatste stap, die je geschonken wordt.


23) Vrij = heel = heilig = volmaakt = mens = eenvoudig = wijs = koning zijn = gelijk de kinderen = Alwetend = God gelijk zijn = gnosis hebben = je zelf kennen = volwassen.


24) Vervreemd = zondig = onnatuurlijk = goddeloos = dwaas = onrechtvaardig = neurotisch = geconditioneerd.


25) Leven naar je natuur = leven naar je geweten = leven naar de stem van je hart = leven naar Gods wil = leven in het eeuwige Nu = leven naar de Wet (Philo) = leven naar de logos = leven naar je gezond verstand.


26) Logos = Atman = geweten = natuur = Christus = Rede = leraar der Gerechtigheid = Krishna.


27) Bevrijding heft de kloof op tussen: ik en zelf, innerlijk en uiterlijk, leven en dood, lichaam en geest, wezen en essentie, mannelijk en vrouwelijk, buiten en binnen, bewust en onbewust, doen en denken, fenotype en genotype.


28) Macht uitoefenen en macht ondergaan zijn beide ziekteverwekkend.


29) Bevrijding kan alleen massaal.


30) De elite, de leisure class, de geleerden, de hoofddenkers zijn het voorbeeld voor de vervreemding van degenen die hen volgen.


31) Therapieën zijn elitair. Van de elite voor de elite.


32) Lijden kan louteren. Door schade en schande kun je wijs worden, als je er wat van leert.


33) Behalve de mooie woorden hebben de "Christelijke" Kerken niets met het evangelie te maken, noch het Boeddhisme met de woorden van Boeddha, noch de Islam met de Koran, noch welke religie dan ook met hun heilige boeken.


34) Kinderen leren van pijn, dat het niet zo, maar anders moet. Voor grote mensen geldt dat ook.


35) Nog nooit is iemand door het bestuderen van geschriften wijzer geworden, wel geleerder. Al doende leert men.


36) Opvoeden tot bruikbare consument in een consumptiemaatschappij kan alleen door het uitoefenen van macht.


37) In een zieke, onrechtvaardige, verdeelde wereld pas je alleen, als je zelf ziek, onrechtvaardig en verdeeld bent.


38) De waarheid is spijkerhard, maar wel bevrijdend. Mooie woorden zijn niet waar en ware woorden zijn niet mooi.


39) Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.


40) Als je de wereld wilt veranderen, begin dan bij je zelf.


41) Het enige wonder is het leven zelf.


42) Alleen eenvoudig leven is eenvoudig.


43) Gelukkige mensen worden niet ziek, gelukkige mensen krijgen geen ongeluk.


44) Alleen eerlijke mensen zijn rechtvaardig. Alleen eerlijke en rechtvaardige mensen zijn gelukkig.


45) De mens is gedoemd om gelukkig te zijn.

Citaten

a. Rilke, Rainer Maria "Het dagboek van Malte Laurids Brigge" Querido A'dam 1974


b. de Tjonge, Freek "NOS Denkbeeld" 08-05-1980


1. Wittgenstein, "Tractatus Logicophilosophicus", Athenaeum-Polak van Gennip 1976


2. Upanishad "Tien Upanishads" De Driehoek Amsterdam z.j.


3. Jesaja 47:10


4. de Genestet P.A. "Leekegedichtjes" Thomas en Eras 's Gravenhage 1978


5. Wittgenstein, L. "Losse opmerkingen" Het Wereldvenster Baarn 1979


6. Gibran, Kahlil "De Profeet" Mirananda Wassenaar 1976


7. Kierkegaard, Soren "Schotschriften tegen de gevestigde orde" Ten Have Baarn 1980


8. Fortmann, Han "Heel de mens" Ambo Baarn 1972


9. Jesaja 2:8


10. Freud, S


11. Fortmann, Han "Heel de mens" Ambo Baarn 1972


12. Exodus 20:5


13. Freud, S.


14. Fortmann, Han "Heel de mens" Ambo Baarn 1972


15. de Genestet P.A. "Leekegedichtjes" Thomas en Eras 's Gravenhage 1978


16. von Weizsacker, Victor "De zieke mens" Veen's Uitgev. Mij Amsterdam 1952


17. Erasmus "Lof der zotheid" Het Spectrum Utrecht 1969


18. Schiller, F. "Das lied von der Glocke"


19. Ortega y Gasset Jos' "En torno a Galileo"


20. Fortmann, Han "Heel de mens" Ambo Baarn 1972


21. Wittgenstein, L. "Losse opmerkingen" Het Wereldvenster Baarn 1979


22. Gibran, Kahlil "De dwaas" Mirananda Wassenaar


23. Kierkegaard, Soren "Het begrip angst" Erven Bijleveld Utrecht 1958


24. van Eeden, Frederik "De kleine Johannes" Elsevier Manteau Amsterdam 1978


25. van Eeden, Frederik "Studies over Eduard Douwes Dekker"


26. Bilharz, geciteerd in Wortmann, J. "Synthetische geneeskunde" Erven Bohn Haarlem 1936


27. van Eeden, Frederik "Rede te Leeuwarden" 19-11-1915


28. Hoffmann E.T.A.


29. Heraclites "Fragmenten" Athenaeum-Polak en van Gennip 1979


30. Oxyrrhynchus papyri


31. Rousseau J.J.


32. Orwell, George 1984 Arbeiderspers Amsterdam 1971


33. Prediker 8:9


34. Salzmann, Christian G. "Het kreeftenboekje"


35. Jesaia 3:12


36. Epictetus "Encheiridion" De Driehoek Amsterdam Z.j.


37. Ortega y Gasset "Goethe desde dentro"


38. Nooteboom, Cees Over Tokyo in de "Avenue", reisverslag.


39. Tatanga Mani in "De aarde is onze moeder" Hollandia Baarn 1973


40. Thoreau, Henry David "Walden" Meulenhoff Amsterdam 1972


41. Wijsheid van Salomo 10:1


42. Multatuli "Ideeen" 925


43. Wittgenstein, Ludwig "Losse opmerkingen" Wereldvenster Baarn 1979


44. Hugo Victor


45. Marx, Karl "Das Kapital"


46. Zukav, Gary "De dansende Woelimeesters" Bert Bakker Amsterdam 1981


47. Nag Hammadi Library Brill Leiden 1977


48. Stern, Karl "Flight for women"


49. Lyell, Charles


50. Marcus Aurelius Antonius "Overpeinzingen" De Driehoek Amsterdam z.j.


51. Nag Hammadi Library "Tractus Tripartitus" Brill Leiden 1977


52. Heraclites "Fragmenten" Athenaeum Polak en van Gennip Amsterdam


53. Lau Tse "Tao Teh King" Ankh Hermes Deventer 1979


54. Boeddha "Maijhima Nikaya" Ankh Hermes Deventer 1978


55. Campert, Remco "Fabeltjes vertellen" Thomas Rap Amsterdam 1970


56. Millikowski, Herman "Lof der onaangepastheid"


57. v.d. Hoofdakker, Rudi "Het bolwerk van de beterweters" Pamflet


58. Metz, Willem "Het verschijnsel pijn" Haarlem 1964


59. Kafka, Franz


60. von Weizsacker, Victor "De zieke mens" Veen Amsterdam 1952


61. Thoreau "Walden" Meulenhoff Amsterdam 1972


62. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1915 pag. 1313


63. Tsjwang Tse "Uit de werken van Tsjwang Tze" Ankh Hermes Deventer 1973


64. Gibran, Kahlil "De Profeet" Mirananda Wassenaar 1976


65. Paracelsus "Volumen Paramirum" Schors Amsterdam


66. Gurdjieff "Verhalen van Beelzebub aan zijn kleinzoon" Servire Wassenaar


67. Paracelsus "Vol. Paramirum" Schors Amsterdam


68. Heraclites "Fragmenten" Athenaeum Polak en van Gennip Amsterdam


69. Thomas A Kempis Vrij naar "Navolging van Christus" Ambo Baarn 1979


70. Wittgenstein, L. "Losse opmerkingen" Wereldvenster Baarn 1979


71. Epictetus "Diatriben" IV-27


72. Marcus 7:15


73. Jerzy Kosinsky "De geverfde vogel"


74. Ortega y Gasset "Zelfinkeer"


75. Wittgenstein, L. "Tractatus Logicophilosophicus", Athenaeum Polak en van Gennip


76. Multatuli "Ideeen"


77. Multatuli "Ideeen"


78. Hesse, Herman "Demian" De Bezige Bij Amsterdam 1977


79. Laing, Ronald


80. Psalmen 115


81. Nag Hammadi Library "Evangelie van Thomas 22e logion" Brill Leiden 1977


82. Plato "Symposion" Athenaeum Polak en van Gennip Amsterdam 1970


83. Hesse, Herman "Tussen Oost en West"


84. Andersen, Hans "De Nachtegaal" Het Spectrum Utrecht 1961


85. Sextus de Pythagoreeer "De gulden verzen van Pythagoras" Schors Amsterdam


86. Thoreau, David "Walden" Meulenhoff Amsterdam 1972


87. Thoreau, David "Walden" Meulenhoff Amsterdam 1972


88. Oxyrrynchus papyri


89. Evangelie van de Egyptenaren


90. Heraclites "Fragmenten" Athenaeum Polak en van Gennip Amsterdam 1979


91. Gibran, Kahlil "Wat het hart verborgen houdt" Mirananda Wassenaar


92. Joplin, Janis


93. van Suchtelen, Nico "Tat tvam asi" Wereld bibliotheek Amsterdam 1938


94. Opperhoofd Seattle in "Want de aarde is onze moeder" Hollandia Baarn 1973


95. Tolstoj, Leo "De dood van Iwan Iljitsj"


96. Zukav, Gary "De dansende Woelimeesters" Bert Bakker Amsterdam 1981


97. Orwell, George "De boerderij der dieren" De Arbeiderspers Amsterdam 1956


98. Brecht, Bertold "Kalendergeschichte"


99. Gregorius Nazianzenus "Epistula 16,1"


* * *

Naar boven