Home

Interview met Ted Kaczynski

Vertaling van: www.primitivism.com/kaczynski.htm

Kaczynski’s verhaal heeft de vorm van een parabel:

"Er was eens een streek, bedekt met een prachtige ongerepte wildernis, waar reusachtige bomen uittorenden boven weelderig begroeide berghellingen en rivieren wild en vrij door woestijnen stroomden; waar roofvogels rondzweefden en bevers hun werkzaamheden verrichtten en mensen in harmonie met de wilde natuur leefden. Zij verrichtten de taken die elke dag bracht, maakten alleen gebruik van stenen, botten en hout en wandelden rustig rond over de aarde. Toen kwamen de ontdekkingsreizigers, veroveraars, missionarissen, kooplieden en immigranten met hun geavanceerde technologie, geweren en regering. Het wilde leven, dat duizenden jaren had bestaan, begon te sterven, vermoord door een ziekte die teweeggebracht werd door vreemde manieren van vooruitgang, arrogante ideeën over een klaarblijkelijke bestemming en een uit de hand gelopen utilitaire wetenschap.

"In amper 500 jaar zijn bijna alle reuzebomen omgekapt en vergiftigen chemicaliën nu de rivieren; de adelaar wordt met uitsterven bedreigd en het werk van de bever is verdrongen door het Legerkorps van de Genie. En hoe is het de mensen vergaan? Wat iemand daarover zegt hangt heel waarschijnlijk af van hoe het hem zelf economisch, emotioneel en fysiek afgaat in deze prestatiegerichte technologische wereld en in de mate waarin hij door het systeem wordt bevoorrecht. Maar voor degenen die een diepe verbondenheid voelen met, liefde voor en hunkering naar de wildernis en wildheid van weleer, voor de miljoenen die nu samengepropt zitten in steden, arm en onderdrukt, niet in staat om een duidelijk doelwit voor hun woede te vinden, omdat het systeem ogenschijnlijk almachtig is, met deze mensen gaat het niet goed. Overal om ons heen lijden de wilde natuur en de schepsels van Moeder Aarde, als gevolg van menselijke hebzucht en gebrek aan respect voor het hele leven. Deze schepsels zijn de slachtoffers van de industriële maatschappij.

"De navelstreng doorsnijden, dat is wat we voelen, de uitzinnige vreugde van het onafhankelijk zijn, een wedergeboorte terug in de tijd en naar de oorspronkelijke vrijheid, naar de vrijheid in de meest eenvoudige, letterlijke, primitieve zin van het woord, de enige betekenis die echt telt. Bijvoorbeeld de vrijheid om een moord te begaan en er ongestraft van af te komen, met geen andere last dan zwierige stralenkrans van het geweten.

Illustratie Titelpagina Edward Abbey, Desert Solitaire, 1968"Mijn God! Als ik toch bedenk wat een ongelofelijke troep wij voor het grootste deel van ons leven hebben gemaakt, — de huiselijke sleur, de stompzinnige, zinloze en vernederende baantjes, de ondraaglijke arrogantie van gekozen functionarissen, het geraffineerde bedrog en de walgelijke reclame van zakenmensen, de eentonige oorlogen waarin wij onze eigen maten afmaken in plaats van onze echte vijanden, daar in de hoofdstad, in de vuile, verziekte en afschuwelijke steden en dorpen waarin wij wonen, in de onophoudelijke kleingeestig tirannie van wasautomaten, auto’s, Tv-apparaten en telefoons —! Jezus Christus!....wat een ondraaglijke rotzooi en wat een absoluut onzinnige troep, waarin wij onszelf dag in dag uit begraven, terwijl we tegelijkertijd geduldig de steeds strakker wordende wurggreep pikken van de witte boord en rijke, wurgende maar keurige stropdas!

"Dat zijn mijn gedachten — jij zou het geen gedachten noemen, of wel? — zo voel ik dat, een mengsel van weerzin en verrukking, als wij over de rivier wegdrijven en voor een tijdje alles achter ons laten wat we het meest hartgrondig en blijmoedig verafschuwen. Dat is wat de eerste ervaring met het wilde met iemand doet, nadat hij te lang in de stad opgesloten heeft gezeten. Geen wonder dat de Autoriteiten de wildernis zo graag smoren onder asfalt en stuwmeren. Ze weten wat ze doen. Op veilig spelen. Allemaal alleen maar met de klok meedraaien. Laten we met z’n allen leuk maken.”

Uit: Edward Abbey, Desert Solitaire, 1968

* * * * *

Illustratie titelpagina The Monkeywrench Gang "Ik las Edward Abbey midden jaren 70 en dat was een van de dingen die mij het idee gaven ‘oh, er zijn nog andere mensen die dezelfde opvattingen hebben als ik.’ Ik las toen, volgens mij, The Monkeywrench Gang (De bende van de Engelse Sleutel). Maar wat me het eerst motiveerde, was niet iets dat ik las. Ik werd helemaal gek toen ik die machines de bossen enzovoort zag slopen…”

Dr. Theodore Kaczynski, in een interview met Earth First! Journal, Administrative Maximum Facility Prison, Florence, Colorado, USA, juni 1999.

* * * * *

Theodore Kaczynski ontwikkelde al heel vroeg in zijn leven een negatieve houding ten opzichte van het techno-industriële systeem. Het was in 1962, tijdens zijn laatst jaar op Harvard, verklaarde hij, dat hij een gevoel van teleurstelling in het systeem begon te krijgen. Hij vertelde dat hij zich daar heel alleen in voelde. “Eerder, in de jaren 60, was er wel wat kritiek geweest op de technologie, maar voor zover als ik wist was er niemand die tegen het technologische systeem als zodanig was….Pas in 1971 of 72, kort nadat ik naar Montana was verhuisd, las ik Jacques Elluls boek, The Technological Society." Het boek is een meesterwerk. Ik was vreselijk enthousiast toen ik het las. Ik dacht, ‘kijk, die man zegt dingen die ik altijd al heb willen zeggen.’

Ik vroeg hem hoe het was gekomen dat hij zelf zo tegen de technologie gekant raakte? Zijn onmiddellijke reactie was, “Waarom denk je? Het verlaagt mensen tot radertjes in een machinerie, het ontneemt ons onze autonomie en vrijheid.” Maar er speelde duidelijk meer een rol dan alleen dat. Samen met de woede die hij tegen de machinerie koesterde, onthulden zijn woorden een onmiskenbare liefde voor een heel speciale plek in de wildernis van Montana. Hij raakte uitermate enthousiast en sprak heel bevlogen, toen hij verhalen begon te vertellen over het leven in de bergen, dat hij daar gecreëerd had en vervolgens probeerde te verdedigen tegen het opdringen van het systeem. “Ik beweer oprecht dat ik niet echt politiek georiënteerd ben. Ik zou echt liever gewoon buiten in de bossen hebben willen blijven leven. Als niemand begonnen was om daar wegen doorheen aan te leggen, bomen om te hakken en rond was komen ronken in helikopters en sneeuwscooters, zou ik daar nog steeds wonen en zou de rest van de wereld gewoon maar voor zichzelf moeten zorgen. Ik raakte betrokken bij politieke vraagstukken, omdat ik daar als het ware toe werd gedreven.”

Kaczynski verhuisde in 1971 naar een hut die hij zelf had gebouwd in de buurt van Lincoln, in Montana. De eerste tien jaar was hij gericht bezig met het aanleren van primitieve vaardigheden, die hem in staat zouden stellen om onafhankelijk in de wildernis te verblijven. Hij verklaarde dat de drang om dat zo te doen sinds zijn jeugd altijd al in zijn hoofd had gezeten. "De reden dat ik het technologische systeem de rug heb toegekeerd is ongetwijfeld omdat ik over andere manieren van leven had gelezen, vooral over die van primitieve volkeren. Ik herinner me dat ik ongeveer op mijn elfde naar de kleine plaatselijke bibliotheek in Evergreen Park, Illinois, ging. Zij hadden een hele rij boeken, die uitgegeven waren door het Smithsonian Institute en over verschillende wetenschappelijke onderwerpen gingen. In een boek over de prehistorie van de mens las ik onder andere over antropologie. Ik vond het fascinerend. Nadat ik nog een paar boeken over Neanderthalers enzovoort had gelezen, popelde ik om daar nog meer over te weten te komen. Ik ging mezelf afvragen waarom ik dat wilde en realiseerde me dat nog een boek lezen niet echt was wat ik wilde, maar dat ik gewoon zo wilde leven.”

Kaczynski vertelt dat hij toen intensief ging onderzoeken hoe hij wilde eetbare planten en dierensporen kon herkennen en weer gebruik kon leren maken van primitieve technologieën. Hij pakte dat aan als de wetenschapper, die hij was. "Jaren geleden las ik dan meestal boeken, bijvoorbeeld ‘Het Leven van Jachtwild’ van Ernest Thompson Seton, om meer te weten te komen over het gedrag van dieren. Maar op een bepaald punt, nadat ik een tijd in de bossen had gewoond, ontwikkelde ik een afkeer tegen het lezen van al die wetenschappelijke verhandelingen. In zekere zin verknoeide of besmette het lezen, van wat de beroepsbiologen over dieren in het wild vertelden, dat voor mij. Wat voor mij steeds belangrijker begon te worden was de kennis over het leven van de wilde dieren, die ik uit eigen ervaring opdeed.

Kaczynski vertelde uitgebreid over het leven dat hij in zijn hut leidde, zonder elektriciteit of stromend water. Het was zijn manier van leven en de bestaande hut, die zijn advocaten later tijdens het proces ter sprake zouden brengen om zijn toerekeningsvatbaarheid ter discussie te stellen. Het was een verdedigingsstrategie, waarover Kaczynski zei dat hij zich daar vanzelfsprekend zeer door gekwetst voelde. We hadden het over de bijzonderheden van zijn dagelijkse routine. “Ik heb aardig wat ervaring met het herkennen van wilde eetbare planten,” zei hij trots, “het is ongetwijfeld een van de meest bevredigende activiteiten die ik ken, de bossen intrekken en zoeken naar dingen die eetbaar zijn. Maar het probleem met een plek als Montana, waar het heel anders is als in de bossen in het Oosten, is dat daar veel minder zetmeelrijke planten voorhanden zijn. Er zijn wel eetbare knollen, maar die zijn doorgaans heel klein en de verspreiding is beperkt. De beste groeien meestal in de lagergelegen gebieden, de landbouwstreken, waar zich de boerenbedrijven bevinden en naar het zich laat aanzien willen de boeren niet dat je hun weilanden omwoelt. Zetmeelrijk voedsel bestond kennelijk uit beschaafde voedselgewassen. Bloem, rijst, havervlokken, melkpoeder en spijsolie, die kocht ik dus.”

Kaczynski beklaagde zich erover dat het hem nooit gelukt was om drie dingen bevredigend voor elkaar te krijgen: een kruisboog maken die hij voor de jacht kon gebruiken, van hertsleer een degelijk paar mocassins in elkaar knutselen, die bestand waren tegen de dagelijkse trektochten die hij over de rotsachtige berghellingen maakte en leren hoe hij zonder lucifers een goed vuur kon maken. Hij vertelde dat hij altijd heel druk en gelukkig was met zijn teruggetrokken leven. “Iets wat ik ontdekte, toen ik in de bossen leefde was dat je je geen zorgen meer over de toekomst maakt, je niet langer meer piekert over doodgaan, als je vind dat alles op dat moment goed is, ‘dus als ik volgende week doodga, nou en, het is nu toch allemaal goed.’ Volgens mij was het Jane Austen, die in een van haar romans schrijft dat geluk altijd iets is waar je in de toekomst op hoopt, niet iets dat je nu hebt. Dat klopt niet altijd. Misschien klopt het in de beschaafde wereld, maar als je uit het systeem bent gestapt en je hebt aangepast aan een andere manier van leven, is geluk iets dat op het moment zelf ervaart.”

Hij geeft grif toe dat hij zich tijdens de zeventiger jaren aan nogal wat sabotageactiviteiten had schuldig gemaakt, maar er kwam een moment waarop hij besloot meer energie te stoppen in het bestrijden van het systeem. Hij beschrijft het omslagpunt:

"Voor mij was de beste plek het grootste overblijfsel van dit rotsplateau dat uit het Tertiar dateert. Het is een soort golvend gebied, niet vlak, en als je aan de rand ervan komt zie je die ravijnen, die heel steil rotsachtige hellingen doorsnijden. Er was daar zelfs een waterval. Het was ongeveer twee dagen lopen vanaf mijn hut. Dat was de beste plek tot de zomer van 1983. Die zomer waren er teveel mensen rond mijn hut en dus besloot ik dat ik wat rust nodig had. Ik ging terug naar het plateau en toen ik daar aankwam ontdekte ik dat ze daar dwars doorheen een weg hadden aangelegd.” Zijn stem haperde; hij hield even op en vervolgde, “je kunt je niet voorstellen hoe ontdaan ik was. Op dat moment besloot ik dat ik, in plaats van te proberen mijzelf nog meer ‘wildernisvaardigheden’ aan te leren, het systeem dat betaald zou zetten. Wraak. Dat was niet de eerste keer dat ik iets met sabotage wilde gaan doen, maar op dat moment, kwamen dat soort dingen voor mij op de eerste plaats staan…. Ik probeerde weloverwogen dingen te lezen die relevant waren voor maatschappelijke vraagstukken, vooral het probleem van de technologie. Ik vond het vooral belangrijk om te begrijpen hoe samenlevingen veranderen en voor dat doel las ik over antropologie, geschiedenis, een beetje sociologie en psychologie, maar hoofdzakelijk antropologie en geschiedenis.”

Kaczynski kwam al gauw tot de conclusie dat hervormingsstrategieën, die alleen maar opriepen om het systeem te “bevriezen,” ontoereikend waren en hij koesterde weinig vertrouwen in het idee dat op zekere dag een massale bewustzijnsverandering in staat zou kunnen zijn om het technologische systeem te ondermijnen. “Ik denk niet dat dat kan. Deels vanwege de menselijke neiging bij de meeste mensen — er zijn uitzonderingen — om de weg van de minste weerstand te kiezen. Zij zullen de gemakkelijke uitweg kiezen, maar afstand doen van je auto, je televisie, je elektriciteit, is voor de meeste mensen niet de weg van de minste weerstand. Zoals ik het zie, denk ik niet dat ook maar een gereguleerde of gerichte manier bestaat waarop wij het industriële systeem kunnen ontmantelen. Ik denk dat de enige manier waarop we daar vanaf kunnen komen is als het omvalt en instort. Daarom denk ik dat het zal uitlopen op zoiets als de Russische Revolutie, of toestanden zoals we die op dit moment op andere plekken in de wereld zien, op de Balkan, in Afghanistan en Rwanda. In mijn ogen plaatst dat radicalen, die een niet gewelddadig standpunt innemen, voor een dilemma. Als de hele zaak instort zal dat geweld oproepen en een probleem opleveren. Ik weet niet precies of ik dat een moreel probleem moet noemen, maar het punt is dat voor mensen die de noodzaak beseffen om met het techno-industriële systeem af te rekenen, dus als je je inzet voor de ineenstorting ervan, zul je in feite een heleboel mensen de dood injagen. Als het instort ontstaat er een maatschappelijke chaos, er zal hongersnood optreden, er zullen geen reserveonderdelen of brandstof meer zijn voor landbouw- en veeteeltwerktuigen, er zullen geen bestrijdingsmiddelen of meststoffen meer zijn, waarvan de huidige landbouw afhankelijk is. Dus zal er niet genoeg voedsel meer ter beschikking zijn, en wat dan? Dat is iets waarvan ik heb gemerkt dat geen enkele radicaal, voor zover ik gelezen heb, onder ogen ziet.

Op dat moment vroeg hij mij, als radicaal, hoe ik daar nou tegenover stond. Ik antwoordde dat ik daar geen oplossing voor wist. Hij zei dat hij het ook niet wist, vouwde zijn handen samen en keek me strak aan. Zijn uitgesproken Midwest-accent, zijn manier van spreken en de alledaagse uitdrukkingen die hij gebruikte klonken mij erg vertrouwd in de oren en ik bedacht hoezeer hij mij deed denken aan de hoogleraren die ik in mijn studie antropologie, geschiedenis en filosofie in Ohio had meegemaakt. Ik besloot om het verhaal te vertellen van de manier waarop een van mijn promotors, Dr. Resnick, ook afgestudeerd op Harvard, ooit tijdens een college over politieke rechtmatigheid het volgende vraagstuk te berde had gebracht: stel dat een groep wetenschappers om een bijeenkomst verzoekt met de leidende politici in het land om de invoering van een nieuwe uitvinding te bespreken. De wetenschappers verklaren dat de voordelen van de technologie onbetwistbaar zijn, dat de uitvinding de efficiëntie zal vergroten en ieders leven gemakkelijker zal maken. Het enige minpunt, waarschuwen ze, is dat er, om het te laten werken, elk jaar veertigduizend onschuldige mensen gedood moeten worden. Zouden de politici dan besluiten om de nieuwe uitvinding toe te laten passen, ja of nee? De zaal wou net betogen dat een dergelijk voorstel meteen van de hand gewezen zou worden, toen hij terloops opmerkte, “We hebben het al — de auto.” Hij had ons gedwongen om na te denken over hoeveel doden en onschuldig lijden onze maatschappij te verduren heeft als gevolg van onze afspraak om het technologische systeem in stand te houden — een systeem waarbinnen wij tegenwoordig allemaal zijn geboren en geen andere mogelijk hebben om het uit te proberen en ons eraan aan te passen. Iedereen kan zien dat de huidige technologische maatschappij gewelddadig is, onderdrukkend en vernietigend, maar wat kunnen we doen?

"Het grote probleem is dat mensen niet geloven dat een revolutie mogelijk is en die is juist niet mogelijk omdat ze niet geloven dat het mogelijk is. Ik vind dat de eco-anarchistische beweging heel veel tot stand heeft gebracht, maar ik denk dat ze het beter zouden kunnen…De echte revolutionairen zouden afstand moeten nemen van de hervormers…En ik denk dat het goed zou zijn als er een bewuste poging gedaan zou worden om zoveel mogelijk mensen kennis te laten maken met de wildernis. Al met al denk ik dat we niet moeten proberen om de meerderheid van de mensen ervan te overtuigen of moeten bewijzen dat we gelijk hebben, maar dat we moeten proberen de spanningen in de maatschappij te verhogen tot het punt waarop de zaak in gaat storten. Een situatie teweegbrengen waarin mensen zich zo ongemakkelijk gaan voelen dat ze in opstand gaan komen. De vraag is dus hoe je die spanningen kunt verhogen? Ik weet het niet.”

Kaczynski wilde het tot in detail hebben over elk aspect van het techno-industriële systeem en verder waarom en hoe wij toe zouden kunnen werken naar het om zeep helpen ervan. Het was een onderwerp waar wij beiden veel denkwerk aan hadden besteed. We discussieerden over de directe actie en de beperkingen van politieke ideologieën. Maar verreweg de interessantste discussies gingen over onze ideeën over de superioriteit van de dieren in het wild en de wilde natuur. Tegen het eind van het interview vertelde Kaczynski een aangrijpend verhaal over het innige contact dat hij had gekregen met het sneeuwkonijn.

"Dit is iets persoonlijks,” begon hij te vertellen en ik vroeg hem of hij wilde dat ik de bandrecorder uitzette. Hij zei “nee, ik kan het je wel vertellen. Toen ik nog in de bossen leefde was het alsof ik voor mijzelf wat goden bedacht” en hij lachte. "Niet dat ik verstandelijk in die dingen geloofde, maar het waren van die ideeën die overeenkwamen met sommige gevoelens die ik had. Volgens mij was de eerste die ik bedacht Grootvader Konijn. Je weet dat sneeuwkonijnen mijn belangrijkste vleesbron waren tijdens de winter. Ik had een hele tijd doorgebracht met uit te vogelen wat ze doen en overal in het rond hun spoor gevolgd, voordat ik zo dicht kon naderen dat ik ze kon schieten. Soms volg je dan het spoor van een konijn overal in het rond en dan is opeens dat spoor verdwenen. Je kunt niet bedenken waar dat konijn dan naartoe is en dat een spoor zomaar verdwijnt. Ik bedacht bij mijzelf een mythe, dat dat Grootvader Konijn was, de grootvader die verantwoordelijk is voor het bestaan van alle andere konijnen. Hij kon zomaar verdwijnen en daarom kon je hem niet vangen en nooit zien…Elke keer als ik een sneeuwkonijn schoot, zei ik altijd ‘bedankt Grootvader Konijn.’ Na een tijdje voelde ik een drang om sneeuwkonijnen te tekenen. Het was alsof ik zo betrokken bij ze raakte, dat zij vaak een groot deel van mijn gedachten in beslag namen. Ik had zelfs een houten voorwerp waarin ik onder andere een sneeuwkonijn in uitgesneden had. Ik was nog van plan om een betere te maken, gewoon voor de sneeuwkonijnen, maar ik kreeg het nooit voor elkaar. Er was er nog een die ik soms het Dwaallichtje noemde, of de Vleugels van de Morgen. Dat gebeurt als je vroeg in de ochtend de heuvels intrekt en je het gevoel hebt dat je steeds maar verder wordt getrokken, dan volg je het Dwaallicht. Dat was een andere god die ik voor mijzelf had bedacht.”

Zo had Ted Kaczynski, levend buiten in de wildernis, zoals generaties prehistorische mensen voor hem hadden gedaan, argeloos de woudgoden opnieuw ontdekt. Ik vroeg mij af of hij voelde dat deze goden hem in de steek hadden gelaten, nu hij geconfronteerd werd met een leven in de gevangenis, geen vrijheid meer, geen contact meer met het wilde, niets meer over van dat leven dat zo belangrijk voor hem was, behalve zijn oprechte liefde voor de natuur, zijn liefde voor kennis en zijn betrokkenheid met het revolutionaire project van het verhaasten van de ineenstorting van het techno-industriële systeem. Ik vroeg hem of hij bang was dat hij gek zou worden, of de omstandigheden waar hij zich nu in bevond zijn geestkracht niet zouden breken? Hij antwoordde, “Nee, waar ik me zorgen over maak is dat ik mij in zekere zin aan zou kunnen passen aan deze omgeving en het hier nog prettig ga vinden en er geen aanstoot meer aan zou nemen. En ik ben bang dat ik zou kunnen vergeten als de jaren verstrijken, dat ik mijn herinneringen aan de bergen en de bossen zou kunnen verliezen, dat is waar ik me echt zorgen over maak, dat ik die herinneringen kwijt zou kunnen raken en dat ik dat gevoel van contact met de wilde natuur in het algemeen zou verliezen. Maar ik ben niet bang dat ze mijn geest zullen breken. “En hij gaf de volgende raad aan de groene anarchisten die zijn kritiek op het technologische systeem delen en de ineenstorting willen verhaasten van, zoals Edward Abbey dat noemde, “de Moloch van de industriële beschaving die de Aarde vernietigt”: “Verlies nooit je hoop, wees standvastig en eigenzinnig en geef nooit op. Er zijn veel voorbeelden in de geschiedenis waarbij ogenschijnlijke verliezers opeens en onverwacht winnaars worden, dus je mag nooit de conclusie trekken dat alle hoop verloren is.”

* * * * *

Zie ook: Wikipedia over Anarcho-primitivisme http://nl.wikipedia.org/wiki/Anarcho-primitivisme

Naar boven