Home

KURT TUCHOLSKY

1920

Aan het graf van Hans Paasche


    Wij staan bij het graf van de communist en pacifist Hans Paasche, die ons eergisteren naar Gods  ondoorgrondelijke raadsbesluit en dat van de Reichswehr vrij zachtzinnig is ontrukt, vizier schuinlinks boven. "Looft en prijst God! Looft en prijst onze koning!" (Psalm 47:7)
    "Oefent de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is zal hij daar niet van afwijken." (Spreuken 22, 6). Zo heeft ook onze dierbare overledene al als jongeman idealen aangehangen, die de overheid niet welgevallig waren, en toen de roemrijke oorlog was afgelopen, matigde hij zich aan, om over zijn kameraden een heel boze tong te voeren. "Verspil je krachten niet aan zaken die je niet aangaan, er is je al meer getoond dan een mens kan bevatten." (Jezus Sirach 3, 23). Maar zo deed onze dierbare overledene niet, en de krijgslieden spraken onder elkaar: "want wie mij eren, die zal ik eren, maar wie mij versmaden, zullen gering geacht worden." (1. Samuel 2, 30)
    Want deze begrafenis is het werk van de krijgsmacht, en daar doet zij goed aan, "want haar macht omvat de wereld van het ene uiteinde tot het andere, alles bestuurt ze even voortreffelijk." (Wijsheid 8, 1) In het jaar 1918 na de geboorte van Christus is er gejammer en ellende over de krijgslieden neergedaald. De grootse tijd en het casino waren weggestroomd als een rivier; "de most treurt, de wijnstok verkwijnt, alle blijden van hart treuren"  (Jesaja 24, 7). "Want de krijgslieden hebben ieder voor zich buitgemaakt" (Num. 31, 53); "zij zaaien niet en maaien niet, en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader die" (Matth. 6, 26). En de krijgsmacht was nog steeds de rechtmatige keizer toegedaan, geheel volgens het gezegde, dat luidt: geef een oude vriend niet op, want je weet niet of je wel een nieuwe krijgt. En ten tweede male was de krijgsmacht een knecht toegedaan in de persoon van de heer Ludendorff; "er was echter in geheel Israël niemand die zo zeer om zijn schoonheid te prijzen viel als Absalom. Van de voetzool af tot de hoofdschedel toe was er geen gebrek aan hem" (2. Samuel 14, 25). En de Heer sprak tot hem: "doe je mond wijd open" (Psalm 81, 11). "En hij keerde die hele streek om, met al de inwoners der steden en het gewas van de aardbodem" (Genesis 19, 25). "Want zo zegt de Heer: ik slinger de bewoners van het land ditmaal weg en breng hen in benauwdheid, opdat zij vinden" (Jeremia 10, 18).
    Een velen van het volk kwamen om, maar niet de leider van de krijgslieden; "ze gingen in het midden der zee op het droge, terwijl rechts en links de wateren voor hen waren als muren." (Exodus 14, 22).
    En God sprak tot Noske: "mijn knechten moeten opnieuw hersteld worden; en geef ieder een bont opperkleed en gij zult op zijn zomen granaatappels, in blauwpurper, roodpurper en scharlaken, rondom op zijn zomen zetten, en gouden belletjes overal daartussen." (Exodus 28, 33).
    Maar de boze vijand, die helaas ook onze beminde overledene had aanhoord, wilde dat niet en sprak tot de salaristrekker: "alles wat mannelijk onder u is, moet besneden worden" (Exodus 17, 11). Namelijk aan de geldbuidel.
    Maar toen daalde de bliksem des Heren neer en trof de melaatse, en hij werd goed geraakt, "en alles wat adem heeft, love de Heer!" (Psalm 150, 6)
    En wederom verhief zich de boze vijand, die helaas ook onze beminde overledene had aanhoord en begon te verleiden en sprak over straf en het aardse gerecht. Maar Mij is de wrake, sprak de Heer.  En waarlijk, ik zeg u, krijgslieden, wees rustig. Want jullie hebben gehandeld naar het woord, dat voor de pacifisten geldt: "geef hen naar hun handelen en naar hun schandelijk gedrag, geef hen naar de werken hunner handen, vergeldt hen, wat zij hebben verdiend." (Psalm 28, 4).
    En bekommer u niet om de knecht Gods Friedrich Ebert, ook niet als jullie een kleine zonden hebt begaan: "hij doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden" (Psalm 103, 10). En wees zonder zorgen voor de knecht Gods Geßler: "want niet voor eeuwig verstoot de Heer, want als Hij bedroefd heeft ontfermt Hij zich naar de grootheid van zijn gunstbewijzen." (Klaagliederen 3, 32, 33). En waarlijk, ik zeg tot jullie: de auditeur-militair staat jullie terzijde; "daar is een vlijtige arglistigheid en menigeen is er die de genade verandert, om het recht te doen blijken" (Jezus Sirach 19, 22).
    Maar hij rust in het graf, dat men met een christelijke vergeving van zijn zonden nog voor hem heeft gegraven - hij zij vergeven! Roem en prijs echter degenen, Gods wil en zijn schicht der wrake zo hebben gestuurd en uitgevoerd!
    Mijn beminde broeders en zusters, ik zend jullie heen, met het woord van de evangelist Lucas (10, 37): "Ga heen en doet gij evenzo!"

    Kaspar Hauser
    Freie Welt, 13.06.1920, Nr. 21, pag. 2,