HomeMESCAL: A NEW ARTIFICIAL PARADISEMESCALINE,EEN NIEUW KUNSTMATIG PARADIJSdoor![]() Havelock EllisUit: The Contemporary Review, januari 1898 Sinds enige jaren is bekend dat de Kiowa-indianen uit Nieuw-Mexico gewend zijn om bij hun religieuze ceremonies een bepaalde cactus te nuttigen, de Anhalonium Lewinii, of het mescaline-bolletje. Mescaline —niet te verwarren met de, van een agave gemaakte, roesgevende drank met dezelfde naam wordt aangetroffen in de Mexicaanse Vallei van de Rio Grande, de voorouderlijke thuisbasis van de Kiowa-indianen, en daarnaast in Texas. Het is een bruine instabiele substantie, misselijk makend en bitter van smaak, hoofdzakelijk bestaand uit de gedroogde bladeren van de plant. Toch verdient het, zoals we zullen zien, in alle opzichten gelijkgesteld te worden met hasjiesj en de andere beroemde drugs die de mens de vreugden van een kunstmatig paradijs verschaft hebben. Voor de Kiowa-indianen, die als eersten haar ongewone en krachtige eigenschappen ontdekt hebben, oefende het zo’n sterke bekoring uit, dat de missionarissen die bij deze Indianen vertoefden de hulp van de sterke arm hebben ingeroepen, omdat ze daarin een rivaal zagen van het christendom die niet gevoelig was voor morele overreding, , waarna het kopen en verkopen van de drug door de regering werd verboden, onder bedreiging van strenge straffen. Toch is onder de Kiowa’s het gebruik van mescaline tot op de dag van vandaag wijdverspreid. Het heeft zich daadwerkelijk verspreid en we kunnen stellen dat de mescaline-rite tegenwoordig de belangrijkste religie is van de stammen op de vlakten in het zuiden van de Verenigde Staten. De ceremonie vindt doorgaans plaats op zaterdagavond. De mannen zitten in een cirkel in een tent rond een groot kampvuur, dat de hele tijd brandend wordt gehouden. Na een gebed overhandigt de leider iedereen vier bolletjes die langzaam gekauwd en doorgeslikt worden. Alles bij elkaar worden tussen zonsondergang en zonsopgang door iedereen ongeveer tien of twaalf bolletjes genuttigd. De hele nacht zitten de mannen in een droomachtige toestand rustig rond het vuur — te midden van aanwezigen die onafgebroken zingen en op trommels slaan — geheel in beslag genomen door de kleurige hallucinaties en andere uitingen van de mescaline-roes. Rond het middaguur de dag daarop, als de werking verdwenen is, staan ze op en gaan weer aan het werk, zonder enig gevoel van neerslachtigheid of ander onaangename nawerkingen. Er bestaan vijf of zes verwante cactussoorten, die de Indianen ook met grote eerbied gebruiken en behandelen. Zo heeft de Hr. Carl Lumholz ontdekt dat de Tarahumari, een Mexicaanse Indianenstam, verschillende cacti aanbidden als goden, die alleen genaderd mogen worden met een onbedekt hoofd. Als ze deze cacti willen innemen, reinigen de Tarahumari zich eerst met harswierook en graven dan met diep respect de god op, waarbij ze er zeer zorgvuldig op letten dat ze hem niet beschadigen. Vrouwen en kinderen wordt de toegang tot de plek ontzegd. Zelfs christelijke Indianen zien Hikori, de cactusgod, als gelijkwaardig aan hun eigen god en slaan in zijn aanwezigheid een kruisteken. Bij alle grote feesten wordt van Hikori een drank gemaakt, die gedronken wordt door de medicijnman, of bepaalde uitverkoren Indianen, die tijdens het nuttigen van de drug zingen, waarbij ze Hikori aanroepen en vragen om een “mooie roes.” Tegelijkertijd wordt er met stokken een raspend geluid gemaakt en geven de mannen en vrouwen zich over aan een grillige en schilderachtige dans — de vrouwen afgezonderd, in witte rokken en tunieken — voor degenen die onder invloed verkeren van de god. In 1891 vroeg de James Mooney, van het Departement voor Etnologie van de Verenigde Staten, die vaak de mescalineceremonies van de Kiowa-indianen gadegeslagen en eraan deelgenomen had, daar aandacht voor van het Antropologisch Genootschap in Washington. Drie jaar later bracht hij een hoeveelheid mescaline mee naar Washington, die voor onderzoek overhandigd werd aan Prof. Prentiss en Dr. Morgan. Deze onderzoekers voerden experimenten uit bij verschillende jongemannen en toonden voor het eerst de precieze aard aan van de mescaline-roes en de opmerkelijke hallucinaties die daardoor teweeggebracht werden. Enige tijd later deed Dr. Weir Mitchell, niet alleen een uitmuntend arts, maar ook iemand met een uitgesproken esthetisch temperament, een experiment met zichzelf en publiceerde een zeer interessant verslag van de schitterende hallucinaties waardoor hij bezocht was onder invloed van de plant. Afgelopen lente kon ik in Londen een kleine hoeveelheid mescaline bemachtigen en omdat mijn eerste experiment met mescaline kennelijk ook de eerste poging was om de hallucinaties teweegbrengende eigenschappen te onderzoeken buiten Amerika [1], zal ik het enigszins uitvoerig beschrijven, waarbij ik graag voortborduur op de eerder gepubliceerde beschrijvingen van de Amerikaanse onderzoekers. Op Goede Vrijdag bevond ik me helemaal alleen in het rustige appartement in de Temple dat ik bewoon als ik in Londen ben en vond dat het een geschikte gelegenheid was voor een eigen experiment. Ik maakte een aftreksel (een andere methode dan in Amerika gebruikelijk is) van drie bolletjes, de hele fysiologische dosis, en dronk dat tussen 2.30 en 4.30 n.m. met tussenpozen op. Het eerste symptoom dat ik die middag merkte was een bepaald besef van energie en intellectuele kracht [2]. Dat ging voorbij en ongeveer een uur na de laatste dosis voelde ik me zwak en wiebelig. Mijn polsslag was laag en ik vond het prettiger om te gaan liggen. Ik kon nog steeds lezen, maar merkte dat er een bleekpaarse schaduw over de bladzijde gleed rond het punt waarop mijn ogen gericht waren. Het was me al eerder opgevallen dat de voorwerpen die zich niet in mijn blikrichting bevonden, zoals mijn handen die het boek vasthielden, er opvallend uitzagen, donkerder van kleur, haast monsterlijk, terwijl als ik mijn ogen dicht deed, de nabeelden helder waren en lang aanhielden. Als ik mijn ogen dicht had verschenen de beelden heel geleidelijk. Aanvankelijk was er alleen een vaag spel van licht en schaduw dat deed denken aan schilderijen, die dat nooit werden. Daarna werden de beelden scherper omlijnd, maar te rommelig en te druk om te kunnen beschrijven; ze waren van soortgelijke aard als de beelden van een caleidoscoop, symmetrische groepjes van gespikkelde voorwerpen. In de loop van de avond werden ze duidelijker, maar nog steeds niet onder woorden te brengen, meestal een steeds veranderend uitgestrekt vlak met gouden juwelen, bezaaid met rode en groene stenen. Dat moment was misschien het heerlijkste van de hele ervaring, want tegelijkertijd leek het alsof de lucht om mij heen zich vulde met een vaag parfum — dat samen met de hallucinaties een heerlijk gevoel teweegbracht — en alle onbehagen was verdwenen, behalve een lichte spierzwakte en tremor van de handen. Naderhand maakte dat voor mij vrijwel onmogelijk om een pen vast te houden toen ik aantekeningen maakte van het experiment, maar met enige inspanning kon ik nog altijd met een potlood schrijven. De hallucinaties leken nooit op vertrouwde voorwerpen; ze waren uitermate duidelijk, maar toch altijd nieuw. Onafgebroken benaderden en ontweken ze toch steeds de gelijkenis met bekende dingen. Ik zag prachtige dicht met juwelen bezaaide vlakken, afzonderlijk of in groepen, soms schitterend en fonkelend, soms met een matte overvloedige gloed. Soms sprongen ze onder mijn ogen op tot bloemachtige figuren, en dan weer leken ze te veranderen in betoverende vlinderachtige vormen of eindeloze plooien van glinsterende, regenboogkleurige vliesvleugels van prachtige insecten, terwijl ik soms het gevoel had dat ik naar binnen keek in een ronddraaiend groot, hol vat, op het gepolijste paarlemoeren oppervlak waarvan de kleuren snel wisselden. Ik was verrast, niet alleen door de enorme overdaad aan beelden die zich aan mij voordeden, maar nog meer door de verscheidenheid ervan. Onophoudelijk doemde een of ander volkomen nieuw effect op in mijn gezichtsveld; soms was er een snelle beweging, dan weer een matte, sombere kleurenvloed, soms ook geglinster en geflonker en ook een keer een verrassende gouden regen, die naar me toe leek te komen. Meestal was het een combinatie van een overdadige, ingetogen kleur met schitterende kleurrijke, op edelstenen lijkende stippen. Elke denkbare kleur en tint kreeg ik vroeg of laat te zien. Soms doken alle verschillende tinten van een kleur tegelijk of in een snelle opeenvolging op, zoals die van rood, samen met die van scharlaken, karmozijn en roze. Maar ondanks die enorme overvloed, school er altijd een bepaalde soberheid en esthetische waarde in de aangeboden kleuren. Gewoonlijk werden ze in verband gebracht met vormen, maar nooit verschenen ze in grote hoeveelheden. Als dat wel het geval was, dan was de toon heel subtiel. Verder was ik niet alleen onder de indruk van de pracht, subtiliteit en verscheidenheid van de kleuren, maar nog meer van hun aantrekkelijke en afwisselende structuren — vliezig, gepolijst, stralend, mat, dooraderd of half doorschijnend — waarvan de stralende effecten, als van edelstenen en de vliezige als van insectenvleugels, misschien het meest voorkwamen. Hoewel de effecten nieuw waren, gebeurde het herhaaldelijk, zoals ik al eerder gezegd heb, dat ze vaag herinnerden aan bekende voorwerpen. De ene keer leken de voorwerpen die zich aan mij voordeden vervaardigd van verfijnd porselein, dan weer leken ze op zorgvuldig afgewerkte snoepjes, soms ook enigszins op de architectuur van de Maori’s. Zowel in vorm als sfeer deed achtergrond van de beelden vaak denken aan de fijne gaasachtige effecten van in hout uitgesneden kant, dat we in verband brengen met de houten traliewerken in Caïro. Maar altijd groeiden de hallucinaties aan en veranderden zonder enig verband met de eigenschappen van de werkelijke voorwerpen waaraan zij me vaag herinnerden, en als ik probeerde de loop ervan de beïnvloeden, had dat weinig resultaat. Alles bij elkaar zou ik willen zeggen dat de beelden meestal waren wat je levende arabesken zou noemen. Vaak was er sprake van een bepaalde onvolledige neiging naar symmetrie, alsof het onderliggende mechanisme in verband stond met een groot aantal gepolijste facetten. Hetzelfde beeld werd op die manier vaak herhaald op een groot deel van het oppervlak, maar meer wat vorm dan wat kleur betreft, waarbij er nog steeds allerlei verrukkelijke afwisselingen bestonden, zodat wanneer er met een bepaalde gelijkmatigheid juweelachtige bloemen tevoorschijn kwamen en zich helemaal over het gezichtsveld uitbreidden, ze nog steeds elke nuance van een subtiele toon en tint vertoonden. Weir Mitchell merkte op dat hij de hallucinaties alleen kon zien met gesloten ogen en in een volmaakt donkere kamer. Met wijd open ogen kon ik ze in het donker bijna even goed zien, hoewel ze dan niet even schitterend waren. Maar ik kon ze het beste zien als mijn ogen dicht waren in een vertrek dat alleen verlicht werd door een flakkerend lichtschijnsel. Dat komt duidelijk overeen met de ervaring van de Indianen, die tijdens de hele mescalineceremonie een vuur brandend houden. Met een onverminderde pracht hielden de hallucinaties vele uren aan en toen ik begon te voelen dat mijn spieren wat verslapten, ging ik naar bed. Bij het uitkleden raakte ik hevig onder de indruk van mijn armen en benen, die er, steeds als ik er niet rechtstreeks naar keek, rood, schilferig, gebronsd en gepigmenteerd uitzagen. Ik had geen enkele zin om te gaan slapen. Er was sprake van een algemene overgevoeligheid van alle zintuigen evenals een verhoogde prikkelbaarheid van de spieren en elk ook maar geringste geluid leek uitvergroot te worden tot verrassende dimensies. Misschien werd ik ook wakker gehouden door een vage behoedzaamheid voor het nieuwe van mijn toestand en de mogelijkheid tot verdere ontwikkelingen. Nadat ik een paar uur in het donker de hallucinaties gadegeslagen had, werd ik ze een beetje moe en draaide de gaslamp aan. Toen merkte ik dat ik een nieuwe reeks visuele verschijnselen kon bestuderen, waar eerdere onderzoekers niet over gerept hadden. Het leek alsof de gaslamp (een gewone flikkerende brander) schitterender brandde en lichtgolven uitzond die op een enorm uitvergrote manier uitzetten en samentrokken. Ik was zelfs nog meer onder de indruk van schaduwen, die in alle richtingen verhevigd werden door golven van rood, groen en in het bijzonder violet. De hele kamer, met zijn gewitte maar toch niet erg wit plafond, werd levendig en prachtig. Het verschil tussen de kamer zoals ik die toen zag en zoals die zich gewoonlijk aan mij voordoet, was het verschil dat je vaak kunt zien tussen een afbeelding van de kamer en de echte kamer. De schaduwen die ik zag waren niet de schaduwen die de kunstenaar aanbrengt, maar die, die bij een bezichtiging onder normale omstandigheden, in werkelijkheid niet zichtbaar zijn. Het deed me denken aan de schilderijen van Claude Monet en terwijl ik het tafereel in me opnam, kwam het in me op dat mescaline misschien precies dezelfde toestand teweegbrengt van visuele overgevoeligheid, of liever gezegd uitputting, die bij de kunstenaar teweeggebracht wordt door de invloed van aanhoudend aandachtig kijken. Ik wilde nagaan hoe het getemperde en gelijkmatige elektrische licht het zien beïnvloedde en liep naar aanpalende kamer. Maar daar waren de schaduwen minder uitgesproken, hoewel de wanden en de vloer leken te trillen en onwerkelijk aandeden. Alles had een versterkte en verrijkte structuur. Om ongeveer 3.30 v. m. had ik het gevoel dat de verschijnselen duidelijk afzwakten — hoewel de hallucinaties, die nu hoofdzakelijk bestonden uit menselijke figuren, grillig en Chinees van aard, nog steeds aanhielden — en lukte het me in slaap te vallen, die vredig en droomloos bleek te zijn. Op het gebruikelijke uur werd ik wakker en merkte dat ik geen vermoeid gevoel of enige andere onaangename herinnering had aan wat ik had meegemaakt. Wel leken mijn ogen ongewoon gevoelig voor kleur, vooral voor blauw en paars. Ik kan wel zeggen dat ik sinds dit experiment esthetisch gevoeliger ben geweest dan ik voordien was voor de meer verfijnde verschijnselen van licht, schaduw en kleur. Ik bedacht dat het interessant zou zijn om te weten hoe een kunstenaar de invloed van mescaline zou ervaren en haalde een bevriend kunstenaar over om eenzelfde experiment te ondergaan. Helaas bracht de eerste poging geen enkel effect teweeg, wat te wijten was, zoals ik sindsdien gemerkt heb, aan het feit dat er maar een eenvoudig aftreksel was gemaakt van de bolletjes en dat de werkzame stof er niet aan onttrokken was. Om me te verzekeren van een goed resultaat, werd het experiment herhaald met vier bolletjes, wat een te grote en onaangename dosis bleek te zijn. Dat leverde krampende pijnen in de hartstreek op en het gevoel dood dreigen te gaan, wat de proefpersoon natuurlijk verontrustte. Bovendien was de angst voor licht en de verwijding van de pupillen van dien aard dat de oogleden min of meer gesloten gehouden moesten worden, hoewel het duidelijk was dat hij nog steeds enigermate kon zien. De symptomen kwamen heel plotseling en toen ik binnenkwam waren ze al op hun hoogtepunt. Omdat de ervaringen van deze proefpersoon in veel opzichten heel anders waren dan de mijne, zal ik ze hier weergeven in zijn eigen woorden: “Eerst merkte ik dat als ik toevallig mijn ogen afwendde van een blauwe geëmailleerde ketel waarnaar ik onbewust zat te kijken en die op de rand stond van de open haard, waarin geen vuur brandde, ik het gevoel had dat ik een vlek van datzelfde blauw zag in de zwarte kolen op het rooster en dat die vlek verder weg nog een keer verscheen, een beetje lichter van kleur. Maar ik betwijfelde of ik me die blauwe vlekken niet verbeeld had. Maar toen ik mijn ogen omhoog richtte naar de schoorsteenmantel, die bezaaid lag met allerlei prullen, was alle twijfel verdwenen. Ik zag hoe een intens helder blauw licht rond elk voorwerp begon te spelen. Een vierkant sigarettenkistje, paars van kleur, flonkerde als een amethist. Ik wendde mijn ogen af en keek nu naar de achterkant van een geboende stoel: een als een robijn glanzende kleurstaaf. Hoewel ik zoiets wel verwacht had als een van de eerste symptomen van de roes, werd ik toch wat ongerust toen dit verschijnsel zich voordeed. Zo’n geruisloos en plotseling optredend oplichten van alle dingen om me heen, waar ik een moment eerder niets ongewoons had gezien, leek me een soort waanzin die buiten mij begon, en ik was meer getroffen doordat het zo vreemd dan dat het zo mooi was. Een verlangen om daaraan te ontkomen leidde me naar de deur en bewegen, viel me op, had tot gevolg dat de kleuren verdreven werden. Maar een plotselinge moeite met ademhalen en een verdoofd gevoel in de hartstreek, brachten me terug naar de leuningstoel, waaruit ik was opgestaan. Vanaf dat moment kreeg ik een reeks aanvallen of krampen, die ik alleen kan beschrijven door de zeggen dat ik het gevoel had alsof ik doodging. Me bewegen kon ik niet en ademen leek haast onmogelijk. Mijn spoedige dood, stelde ik me half voor, stond op het punt plaats te vinden en ik had het gevoel dat de kracht om enig verzet te bieden tegen de hevige gewaarwordingen die in me opkwamen, elke seconde verder afnam. “De eerste verkrampingen waren het ergst. Ze kwamen op met tintelingen in de onderste ledematen en stegen met het gevoel van een misselijk makend en verstikkend gas omhoog naar mijn hoofd. Twee of drie keer ging dat gepaard met een kleurige hallucinatie van het gas dat vlamvatte terwijl het mijn keel passeerde. Maar tijdens de verkrampingen had ik nauwelijks hallucinaties; ze verschenen met tussenpozen en begonnen met een uitbarsting van kleuren; een keer een vloedgolf van helder verlicht groen water die het gezichtsveld overdekte en borrelend uiteenviel, zoals wanneer vers water met allemaal luchtbellen in een zwembad gepompt wordt. Een andere keer leek het alsof mijn oog veranderde in een grote druppel vies water waarin zich miljoenen wezentjes die op padden leken rond bewogen. Maar in het begin bestonden de hallucinaties hoofdzakelijk uit een onstuimige opeenvolging van kleurige arabesken, die omhoogstegen en neerdaalden of voorbijgleden in het gezichtsveld in elke mogelijke hoek. Het zou even moeilijk zijn om een beschrijving te geven van de wervelingen van het water onder aan een waterval als van de chaos van kleur en patroon die deze periode kenmerkte. “Nu begon ook een andere reeks buitengewone gewaarwordingen. Ze verschenen in een verbijsterend tempo en volgden elkaar snel op. Ik schrijf ze nu op zoals ze willekeurig bij me opkomen:
“Tijdens deze gewaarwordingen en hallucinaties bleef mijn geest niet alleen volmaakt helder, maar ik was ook, denk ik, ongewoon lucide. Ik was me terdege bewust van een vreemde tegenstelling tussen mijzelf rationeel horen praten met H. E., die kort daarvoor de kamer binnengekomen was en tegelijkertijd de onstuimige en buitengewone grappen die uitgehaald werden in mijn lichaam. Mijn verstand leek de enige overlevende van mijn wezen. Af en toe had ik het gevoel dat ook dat er vandoor zou gaan, maar het geluid van mijn eigen stem herstelde opnieuw de communicatie met de echte buitenwereld. “De trillingen in mijn onderste ledematen waren min of meer constant. Ook het misselijke gevoel hield aan. Dat werd, toen ik aan het letten was op het gevoel van verstikking en de pijn in de hartstreek, verlicht door cognac, koffie of biscuit. Ik had noch zin in, noch de kracht voor lichamelijke inspanning. Maar mijn handen behielden volledig hun kracht. “Het was pijnlijk voor me om mijn ogen langer dan een paar seconden open te houden. Het daglicht leek de kamer te vullen met een verblindende gloed. Toch zag elk voorwerp, in de kortstondige glimp die ik ervan opving, wat betreft kleur en vorm er normaal uit. Als mijn ogen dicht waren, stelden de meeste hallucinaties, na de eerste chaotische vertoning, gedeelten van mijn hele lichaam voor die allerlei wonderbaarlijke veranderingen ondergingen, gedaanteverwisselingen of lichteffecten. Meer wel dan niet waren ze komisch en bizar van aard, maar vaak prachtig van kleur. Op gegeven moment zag ik dat mijn rechterbeen zich vulde met een subtiel paars; een andere keer dat een mouw van mijn jasje in een donkergroen materiaal veranderde, waarin met rood band een patroon verwerkt was en het geheel was omzoomd met sabelbont. Mijn nieuwe mouw had amper vorm gekregen toen ik merkte dat ik een heel nieuw kostuum aanhad volgens dezelfde mode, met een middeleeuwse snit, maar ik kon niet precies zeggen bij welke periode het behoorde. Het viel me op dat een toevallige beweging — bijvoorbeeld van mijn hand — meteen een kleurig hallucinatie opriep van het betreffende lichaamsdeel en dat dat door een ogenschijnlijk natuurlijk overgang opnieuw kon veranderen in iets volkomen anders. Dus als ik met mijn vingers per ongeluk tegen mijn slapen drukte, werden de vingertoppen langer en groeiden vervolgens uit tot de spanten van een gewelf of koepelvormig dak. Maar de meeste hallucinaties waren van een persoonlijker aard. Ik bracht een keer toevallig een lepel met koffie naar mijn mond en terwijl ik met die bedoeling bezig was mijn arm omhoog te brengen, danste een hallucinatie voor mijn gesloten (of bijna gesloten) ogen, in alle kleuren van de regenboog, van mijn van mijn lichaam gescheiden arm die mij vanuit de donkere en onbestemde ruimte koffie aanbood. Bij een andere gelegenheid, toen ik een lichte misselijkheid probeerde te verzachten door een stuk koek te nemen, dat mij werd aangereikt door H. E., waaierde dat opeens uit tot een blauwe vlam. Even hield ik de koek vlak bij mijn been. Meteen vatte mijn broek vlam en daarna werd de hele rechterkant van mijn lichaam, van voet tot schouder, gehuld in een golvende blauwe vlam. Het was een schouwspel van een adembenemende schoonheid. Maar dat was nog niet alles. Toen ik de koek in mijn mond stopte barstte die opnieuw uit in hetzelfde gekleurde vuur, verlichtte de hele binnenkant van mijn mond en wierp een blauwe weerschijn op het verhemelte. Het licht in de Blauwe Grot in Capri, zo kan ik bevestigen, is op geen stukken na zo blauw als de binnenkant van mijn mond gedurende korte tijd leek te zijn. Er waren veel hallucinaties waarvan ik de oorsprong niet kon vinden. “Er waren spiralen, arabesken en bloemen, en af en toe voorwerpen die onbeduidender en prozaïscher van aard waren. In een hallucinatie zag ik een rij kleine witte bloemen, de een naast de ander als de parels van een halssnoer, die spiraalsgewijs begon rond te draaien. Elke bloem had, zag ik, de structuur van porselein. Het was op het moment dat ik het gevoel had dat mijn wangen warm en koortsachtig werden, dat ik de vreemdste van alle hallucinaties meemaakte. Het begon met een gevoel dat de huid van mijn gezicht heel dun werd, niet steviger dan zijdepapier en dat gevoel werd opeens versterkt door een hallucinatie van mijn gezicht, dat er uitzag als papier, half doorschijnend en wat rood van kleur. Tot mijn verbazing zag ik mezelf alsof ik binnen in een Chinese lantaarn zat en door mijn wang heen de kamer in keek. Niet lang daarna werd ik me bewust van een verandering in de hallucinaties. Hun tempo was afgezwakt, ze kwamen minder vaak voor en waren ook wat onduidelijker geworden. Tegelijkertijd verdween het misselijke en verlamde gevoel. Er volgde een korte periode waarin ik helemaal geen hallucinaties had en alleen een gevoel van zwaarte en gevoelloosheid ervaarde. Ik merkte dat ik mijn ogen weer kon opendoen en ze kon richten op elk voorwerp in de kamer, zonder ook maar de geringste blauwe halo of prismatische kleuren waar te nemen en dat er bovendien geen hallucinaties meer verschenen als ik ze weer dicht deed. Het was nu schemerdonker, maar behalve het feit dat ik licht noch kleur zag, buiten noch binnen, had ik een duidelijk gevoel dat de werking van de drug afgelopen was en mijn lichaam opeens nuchter was geworden. Ik had geen hallucinaties meer, hoewel ik niet helemaal vrij was van abnormale gewaarwordingen en ik trok me terug om te gaan rusten. Tot de ochtend lag ik wakker en met uitzondering van de daaropvolgende nacht sliep ik de volgende drie dagen nauwelijks. Ik kan echter niet zeggen dat ik enig teken voelde van vermoeidheid, behalve misschien op een van de dagen waarop, merkte ik, mijn ogen heel ontvankelijk werden voor de kleur blauw in elk voorwerp. Van kleurige hallucinaties of alles wat daar op leek, was geen spoor meer te bekennen, maar allerlei vreemde en bizarre beelden trokken tijdens een deel van de eerste nacht, achtereenvolgens door mijn hoofd. Het hadden dromen kunnen zijn van mensen als Baudelaire of Audrey Beardsley. Ik zag gedaanten met wonderbaarlijke ledematen, of op een vreemde manier gekrompen of verkort, of onmogelijke combinaties, zoals vijf of zes vissen, met de kleur van een kanarie, die in een gouden kooi rondzweefden in de lucht. Maar dat waren allemaal zuiver psychische beelden, als in een droom door een gestoord brein gadegeslagen hallucinaties. “Van de vele gewaarwordingen waarvan mijn lichaam gedurende drie uur het theater was geweest, was niet het minst vreemde het gevoel dat ik ervaarde bij mijn terugkeer naar de normale toestand. Het herstel vond niet geleidelijk plaats, maar de hele binnen- en buitenwereld van de werkelijkheid keerde als het ware sprongsgewijs terug. En even leek het vreemd. Het was het gevoel — alleen erg versterkt — dat iedereen kent van als hij weer buiten in het volle daglicht komt na een middagvoorstelling in een theater, waar hij heeft gezeten in het kunstlicht van gas en lampen, als toeschouwer van actiescenes in een onechte wereld. Als je met de menigte naar buiten stroomt, de straat op, komt de gewone wereld, door de tegenstelling met de zojuist meegemaakte sensationele scenes, je haast tegemoet met een gevoel van onwerkelijkheid. De huizen, het aanzicht van de straat en zelfs het daglicht lijken een paar ogenblikken een beetje vreemd. Tijdens deze momenten komt alles op je over als raar en onbekend, of in iedere geval objectiever. Dat gevoel had ik over mijn oude, bekende ik. Tijdens de roes was de verbinding verbroken tussen de normale toestand van mijn lichaam en mijn verstand — op een bepaalde manier was mijn lichaam vervreemd van mijn verstand — zodat het, nu het zijn rol weer opeiste ten opzichte van mijn verstand, dat volkomen gezond en waakzaam gebleven was, even te onbekend voor me leek om me bewust te kunnen worden van de individuele en bijzondere aard ervan. Het was alsof ik onverwachts objectieve kennis verkregen had over mijn eigen persoonlijkheid. Ik zag als het ware mijn normale gemoedstoestand met de ogen van iemand die de straat ziet als hij op klaarlichte dag het theater uitkomt. “Die gewaarwording deed ook de onafhankelijkheid van de geest tijdens de roes duidelijk uitkomen. Zij bleek het enige te zijn dat ontkomen was aan de door de drug aangerichte ravage. Alleen zij bleef gezond tijdens het allesomvattende delirium, en bewees daarmee, naar het scheen, de grootsheid van haar eigen onpersoonlijke aard. Ze had een tijdje geregeerd, had ik het gevoel, als een alleenheerseres, zonder bemoeizieke ministers. Voortaan zou ik me min of meer bewust zijn van de onafhankelijkheid van lichaam en geest. Een lichte hoofdpijn, wat maag- en darmklachten of wat dan ook, zou kunnen teweegbrengen wat een algemene bedwelming van mijn zintuigen en zenuwen niet kon bereiken.” Daarna voerde ik experimenten uit met twee dichters, allebei bekend van naam. De een heeft belangstelling voor mystieke zaken, een voortreffelijk onderwerp voor hallucineren, en is zeer vertrouwd met allerlei hallucinaties teweegbrengende drugs en werkwijzen. Maar hij heeft niet een erg sterk hart. Terwijl hij de hallucinaties kreeg, vond hij de uitwerking van mescaline op zijn ademhaling enigszins onaangenaam; hij had veel liever hasjiesj, hoewel hij wist dat een goede werking daarvan veel moeilijker te verkrijgen was. De ander geniet een bewonderenswaardige gezondheid en ervaarde onder invloed van mescaline niet de minste onaangename reactie, maar juist een zeer opmerkelijke toestand van welbehagen en gelukzaligheid. Hij nam iets minder dan drie bolletjes, zodat het resultaat minder uitgesproken was dan in mijn geval, maar het was wel heel duidelijk. Hij schrijft: “Ik heb nog nooit een opeenvolging gezien van zo’n precieze en onberekenbare, volkomen schilderachtige hallucinaties. Het leek alsof een reeks in elkaar overvloeiende hallucinaties zich voor mijn ogen snel bewoog, allemaal van rechts naar links, en waarvan geen enkele overeenkomst vertoonde met enige ooit waargenomen werkelijkheid. Ik zag bijvoorbeeld de prachtigste draken die hun adem recht voor zich uit uitbliezen als kaarsrechte strepen stoom, terwijl ze op het eind daarvan witte bollen in evenwicht hielden! Toen ik probeerde mijn gedachten te richten op echte dingen, kon ik ze in het algemeen wel oproepen, maar altijd met een of andere onverklaarbare verandering. Zo riep ik een bepaald grafmonument op in de Westminster Abbey, maar links daarvoor knielde een figuur in Florentijnse kledij, als iemand uit een schilderij van Botticelli en ik kon die graftombe niet zien zonder die figuur erbij. Later die avond ging ik naar buiten naar de Theemskade en raakte uitermate geboeid door een reclame van ‘Bovril’, die aan de overkant van de rivier in verlichte letters voorbijging. Ik kan je niet vertellen hoe ik genoot van dat bewegende licht en hoe indrukwekkend ik het vond. Twee meisjes en een man liepen langs me heen, hardop lachend en zwalkend tijdens het lopen. Verstandelijk realiseerde ik me hoe lomp ze waren, maar met mijn ogen zag ik hoe ze, toen ze onder een boom door liepen, de lijnen vormden van een fijngevoelig schilderij; het had een Albert Moore kunnen zijn. Nadat ik weer naar binnen was gegaan, speelde ik met gesloten ogen wat piano en zag helderkleurige golven en lijnen, bijna altijd zonder vorm, hoewel ik een of twee verschijnselen zag die mogelijk schilden of borstplaten waren — zuiver goud, bezet met edelstenen in ingewikkelde patronen. De hele tijd had ik geen enkel onaangename gewaarwording, afgezien van een heel lichte hoofdpijn die kwam en ging. Ik sliep goed en zonder dromen.” Het resultaat van muziek in het zonet vermelde geval — samen met de gewoonte van de Indianen om de trom te combineren met de mescaline-ceremonies, en mijn eigen waarneming dat de hoofdhuid lichtjes wrijven of prikkelen de hallucinaties beïnvloedt — bracht me op het idee om de invloed van muziek op mij zelf uit te proberen. Ik stelde me dus nog een keer bloot aan de invloed van mescaline (ik name een iets kleinere dosis dan de eerste keer) en lag een paar uur op een divan met mijn hoofd min of meer in contact met de piano, en met mijn gesloten ogen gericht op een getemperde lichtbron. Een vriend speelde op de piano, terwijl hij verschillende zelf bedachte testjes uitvoerde, die me pas achteraf uitgelegd werden. Ik moest de hallucinaties helemaal objectief gadeslaan, zonder te proberen ze te sturen en ik mocht ook niet nadenken over de muziek die mij, voor zover mogelijk, niet bekend was. De muziek bevorderde de hallucinaties en droeg enorm bij aan mijn luisterplezier. Ze scheen ermee te harmoniseren en ze als het ware te schragen en op te beuren. Er moest in de muziek een bepaalde vasthoudendheid en eentonigheid aanwezig zijn om de hallucinaties te kunnen beïnvloeden, die daarna harmonieus samenwerkten. Elke plotselinge verandering in de aard van de muziek deed de hallucinaties vervagen, alsof er wolken voorbijtrokken tussen mij en de beelden. De belangrijkste bedoeling van de testen was vast te stellen in hoeverre de wens van de componist een duidelijke voorstelling op te roepen, mijn hallucinaties beïnvloedde. In ongeveer de helft van de gevallen was er geen overeenkomst, in de andere helft een duidelijke overeenkomst, die soms heel opmerkelijk was. Dat was in het bijzonder het geval met de muziek van Schumann, bijvoorbeeld met zijn Waldszenen en Kinderszenen; zo riep “Vogel als Prophet” duidelijk een sfeervol gevoel op en zweefden fonkelende, bevederde, vogelachtige vormen heen en weer, “Blumenstück” riep aanhoudende en blijvende beelden op van groene gewassen, terwijl “Scheherazade” een effect teweegbracht van witte rondzwevende gewaden, bedekt met glinsterende pailletten en edelstenen. In alle gevallen gaf ik natuurlijk mijn beschrijving voordat ik de naam kende van het stuk. Ik beweer niet dat deze enkele reeks van experimenten veel bewijst, maar het zou zeker de moeite waard zijn om deze aanwijzing te vervolgen en vast te stellen of hiermee enig licht geworpen kan worden op het vermogen van de componist om duidelijke beelden op te roepen, of het vermogen van de luisteraar om dat op te merken. Het zou niet op zijn plaats zijn om hier de ingewikkelde vraag te behandelen over wat het onderliggende mechanisme is waarmee mescaline haar magische krachten inzet. Uit voorgaande beschrijvingen blijkt dat de mescaline-roes kan worden omschreven als iets dat voornamelijk een bacchanaal is van specifieke zintuigen en vooral een visuele orgie. Er wordt een sprookjesland onthuld, waarbij alle zintuigen nu en dan meespelen, maar de geest zelf een kalme toeschouwer blijft. De mescaline-roes verschilt zodoende van andere door drugs verschafte kunstmatige paradijzen. Onder invloed van alcohol, bijvoorbeeld, net als bij normale dromen, vermindert de verstandelijke vermogens, hoewel er wel een besef kan zijn van een ongewone genialiteit. Hasjiesj veroorzaakt een onbeheersbare neiging tot bewegen en dompelt haar slachtoffer onder in een zee van emoties. De mescaline-drinker blijft rustig en beheerst, te midden van de zintuiglijke beroering om hem heen. Zijn oordeelsvermogen is even helder als in de normale toestand en hij vervalt geen enkele keer in vage en zinnelijke oosterse dagdromen. De reden waarom mescaline van deze hele soort drugs zuiver intellectueel de meeste aantrekkingskracht heeft, is duidelijk, want het beïnvloedt hoofdzakelijk de intellectueelste zintuigen. Daarom is het onwaarschijnlijk dat het gebruik ervan gemakkelijk ontaardt in een gewoonte. Bovendien lijkt het, anders dan de meeste andere roesmiddelen, geen speciale aantrekkingskracht te hebben voor een gestoord en onevenwichtig zenuwstelsel. Integendeel zelfs, om haar eigenschappen volledig te kunnen uiten, vraagt het om een goed gestel en een goede gezondheid. [3] Anders dan de andere belangrijkste stoffen waarmee het vergeleken kan worden, voert mescaline ons niet helemaal weg van de echte wereld, of dompelt ons in vergetelheid. Een groot deel van haar aantrekkelijkheid ligt in de halo van schoonheid die ze rond de eenvoudigste en gewoonste dingen werpt. Het is de meest democratische van alle planten die naar een kunstmatig paradijs voeren. Als het ooit zou gebeuren dat het innemen van mescaline een gewoonte wordt, zal de lievelingsdichter van de mescaline-drinker ongetwijfeld Wordsworth zijn. Niet alleen de algemene zienswijze van Wordsworth, maar ook veel van zijn meest gedenkwaardige gedichten en uitspraken kunnen — je komt haast in de verleiding om het te zeggen — in hun volle betekenis niet naar waarde geschat worden door iemand die nooit onder invloed is geweest van mescaline. Op al deze gronden kan gesteld worden dat het kunstmatige paradijs van mescaline, hoewel het minder verleidelijk is, veilig is en naast soortgelijke stoffen ook op prijs gesteld wordt. Tegelijkertijd moeten we bedenken dat we op dit moment kunnen spreken
op grond van een zeer bescheiden ervaring, voor zover het er alleen
ontwikkelde mensen bij betrokken zijn. De enkele waarnemingen in
Amerika en mijn eigen experimenten in Engeland stellen ons niet in
staat iets te zeggen over de gebruikelijke inname van mescaline in
grote hoeveelheden. Dat een dergelijke inname heel schadelijk is kan ik
niet betwijfelen. De veiligheid lijkt gewaarborgd te worden door het
feit dat er sprake moet zijn van een zekere robuuste gezondheid om
werkelijk te kunnen genieten van haar visionaire gaven. In ieder geval
kan gesteld worden dat een of twee keer meedoen met een
mescaline-ceremonie voor een gezond mens niet alleen een onvergetelijke
verrukking is, maar ook een leerzame ervaring van een niet geringe
waarde. NOTEN [1]. Al in 1888 experimenteerde Lewin, uit Berlijn, met de Anhalonium
Lewinii, waaraan hij zijn naam verbond en toen hij merkte dat zelfs een
kleine dosis gevaarlijke symptomen teweegbracht, rangschikte hij het
onder de uiterst vergiftige drugs, zoals strychnine. Hij slaagde er
niet in om de eigenschappen te ontdekken die de hallucinaties
teweegbrachten en het lijkt eigenlijk heel waarschijnlijk dat hij in
feite experimenteerde met een andere cactus dan degene die nu bekend is
onder dezelfde naam. * * * |