Home

Mystificatie, Verwarring en Conflict

door Ronald D. Laing

Uit: Intensive Family Therapy, Hoofdstuk 9, Ivan Boszormenyi-Nagy en James L. Framo, 

(uitgevers), (1965), Harper and Row, New York

  Soms kun je sommige mensen voor de gek houden... 



Marx gebruikte het begrip mystificatie om een aannemelijke onjuiste voorstelling aan te duiden van wat er gaande is (proces) of van wat er wordt gedaan (praxis) ten bate van de belangen van één socio-economische klasse (de uitbuiters) met of tegen een andere klasse (de uitgebuitenen). Door de vormen van uitbuiting voor te stellen als vormen van liefdadigheid, brengen de uitbuiters de uitgebuitenen zo in verwarring dat zij zich één met hun uitbuiters voelen, of voor iets (wat ze niet beseffen) in hun uitbuiting dankbaarheid voelen, en dat zij zich bovendien slecht of gek voelen als ze ook maar aan in opstand zouden denken.

Wij kunnen gebruik maken van het theoretische schema van Marx, niet alleen om de verhoudingen tussen maatschappelijke klassen te verhelderen, maar ook op het terrein van wederzijdse en rechtstreekse wisselwerking van persoon tot persoon.

In elk gezin heersen verschillen (van milde meningsverschillen tot radicaal onverenigbare en tegenstrijdige belangen en standpunten), en elk gezin beschikt over een aantal manieren om daar mee om te gaan. Onder de titel mystificatie wordt hieronder een voorbeeld beschreven van de manier waarop met dergelijke tegenstrijdigheden om wordt gaan.

In dit hoofdstuk zal ik, in de vorm van een gesprek, dit en een aantal overeenkomstige begrippen behandelen, die onlangs zijn ontwikkeld tijdens onderzoek en therapie van gezinnen van schizofrenen, neurotici en normale personen in de Tavistock-kliniek en het Tavistock Instituut voor Menselijke Relaties in Londen. Ik zal het begrip mystificatie vergelijken met een aantal nauw verwante begrippen, en ik zal een korte beschrijving geven van bepaalde aspecten van een aantal onderzochte gezinnen om, naar ik hoop, de heuristische waarde van de theoretische discussie aan te tonen en het wezenlijke belang daarvan voor de therapie. Dit artikel zal niet over de praktische aspecten van de therapie gaan.


Het Begrip Mystificatie


Met mystificatie bedoel ik zowel de handeling van het mystificeren als de toestand van het gemystificeerd zijn. Dat wil zeggen, dat ik het begrip zowel in actieve als in passieve zin gebruik.

Mystificeren, in de handelende betekenis van het woord, is alles wat er gebeurt verwarren, vertroebelen, verduisteren en maskeren, of dat nou de ervaring, het handelen of de gang van zaken is, of wat het "probleem" ook moge zijn. Het schept verwarring in die zin, dat er een onvermogen bestaat om te zien wat er "werkelijk" wordt ervaren, gedaan of gaande is, en een onvermogen om de eigenlijke problematiek te onderkennen of te onderscheiden. Dat geeft aanleiding tot het vervangen van onjuiste door juiste interpretaties van wat er wordt ervaren, wordt gedaan (praxis) of gaande is (proces) en de vervanging van de oneigenlijke problemen voor de eigenlijke problemen.

De toestand van mystificatie, - mystificatie in passieve zin - is mogelijk, maar niet noodzakelijk, een gevoel van in de war te worden gebracht of door elkaar te worden geschud. De handeling van het mystificeren zorgt per definitie - als die niet wordt tenietgedaan door een tegenactie - voor een toestand van mystificatie of verwarring, die niet noodzakelijkerwijs als zodanig wordt ervaren. Het kan al dan niet leiden tot afgeleide conflicten, en die kunnen al dan niet als zodanig door de betrokken personen worden onderkend. Het gevoel van verwarring en het ervaren van een controverse moeten worden onderscheiden van de mystificatie, hetzij als handeling of als toestand. Hoewel een van de functies van de mystificatie het vermijden van een echt conflict is, is het heel gewoon dat openlijke conflicten in mystificerende en gemystificeerde gezinnen voorkomen. Het maskerende effect van mystificatie kan het conflict dan wel niet vermijden, maar het zal wel verhullen waar het conflict eigenlijk over gaat.

Deze werking kan worden bevorderd als er een stempel op de mystificatie wordt gedrukt door de handeling van het onderkennen van de mystificatie, voor wat zij eigenlijk is, te mystificeren, bijvoorbeeld door het onderkennen van de mystificatie te veranderen in het probleem dat het iets slechts of geks is als je dat doet.

Op die manier wordt de gemystificeerde persoon per definitie in verwarring gebracht, maar kan zich al dan niet verward voelen. Als wij een mystificatie onderkennen, worden wij gewezen op de aanwezigheid van een of ander conflict dat wordt ontweken. De gemystificeerde persoon - in zoverre hij is gemystificeerd - is niet in staat om het eigenlijke conflict te onderkennen, maar kan wel al dan niet een intra- of intermenselijk oneigenlijk conflict ervaren. Hij kan een schijnvrede, schijnrust, of een oneigenlijk conflict ervaren en verwarring over oneigenlijke problemen.

In het dagelijkse leven komt een bepaalde hoeveelheid mystificatie voor. Een gangbare manier om iemand te mystificeren over zijn of haar ervaring is door de inhoud van een ervaring te bevestigen en de manier waarop daarvan te ontkrachten (dus de gewaarwording, verbeelding, fantasie, en het dromen als verschillende manieren van ervaren te beschouwen, een theorie die elders is ontwikkeld [Laing, 1962]).

Als er dus een tegenstrijdigheid bestaat tussen de gewaarwordingen van twee mensen, zegt de een tegen de ander, "dat verbeeld je je alleen maar," dat wil zeggen, dat er een poging wordt gedaan om een tegenstrijdigheid, een conflict of onverenigbaarheid te voorkomen of op te lossen, door iemands manier van ervaren om te zetten van gewaarworden naar verbeelden of van de herinnering aan een gewaarwording naar de herinnering aan een droom ("Je hebt het vast gedroomd").

Een andere vorm van mystificatie is als de een de inhoud van de ervaring van de ander ontkent en die vervangt door attributen van de ervaring, die samenhangen met het zelfbeeld van de ander (zie Brodey's [1959] opvatting van de "narcistische verhouding").


 Op een avond is een kind luidruchtig aan het spelen; zijn moeder is moe en wil dat het naar bed gaat. Een eerlijke boodschap zou zijn:

"Ik ben moe, ik wil dat je naar bed gaat."
of
"Ga naar bed, omdat ik dat zeg."
of
"Ga naar bed, want het is bedtijd voor je."

Een mystificerende manier, om te zorgen dat het kind naar bed gaat, zou zijn:

"Ik weet zeker dat je moe bent, liefje, en naar bed wil, ja toch?"

Mystificatie treedt hier in verschillende opzichten op. Wat ogenschijnlijk een eigenschap is van de manier waarop het kind zich voelt (je bent moe) is "in werkelijkheid" een bevel (ga naar bed). Het kind wordt verteld hoe het zich voelt (het kan zich al dan niet moe voelen of zijn), maar wat het wordt verteld dat het voelt, is wat de moeder zelf voelt (een projecterende identificatie). Als wij veronderstellen dat het kind zich niet moe voelt, kan het de boodschap van zijn moeder tegenspreken. Het kan dan onderhevig zijn aan een verder mystificerend trucje zoals:

"Moeder heeft altijd gelijk."
of
"Niet brutaal zijn."

Mystificatie kan gaan over problemen die te maken hebben met welke rechten en plichten elk lid van het gezin heeft ten opzichte van de andere gezinsleden. Een jongen van veertien vertelt bijvoorbeeld zijn ouders dat hij niet gelukkig is en zij antwoorden:

"Maar je kan helemaal niet ongelukkig zijn. We hebben je toch alles gegeven wat je wilde? Hoe kun je zo ondankbaar zijn door te zeggen dat je niet gelukkig bent, na alles wat we voor jou hebben gedaan, na alle offers die wij voor jou hebben gebracht?"

Mystificatie is met name effectief als het op zo'n manier met dit rechten/plichten-systeem heeft te maken, dat de een het recht lijkt te hebben om de ervaring van de andere te bepalen, of, aanvullend, als de een de ander(en) verplicht is om zichzelf, hen en zijn wereld of enig aspect daarvan op een bepaalde manier te ervaren of niet te ervaren. Heeft de jongen bijvoorbeeld het recht om ongelukkig te zijn, of moet hij gelukkig zijn, omdat hij, als hij dat niet is, ondankbaar is?

In de formulering van Marx ligt besloten dat de problemen gedemystificeerd moeten zijn, voordat er een verstandige handeling kan worden verricht.

Met een probleem bedoelen we, net als in het recht, "het punt waarover de een bevestigend en de ander ontkennend spreekt". Het probleem bij ons onderwerp is vaak hoe de "werkelijke" of "echte" manier van kijken moet worden bepaald: het punt in kwestie is wat nou eigenlijk het probleem moet zijn. Ruzies gaan vaak over waar de ruzie over gaat: wat er plaats vindt is een conflict, of een gevecht om het eens te worden over het "hoofdprobleem" of het bepalen daarvan. In gezinnen van schizofrenen is vaak een van de meest constante aspecten van het uiterst rigide gezinssysteem een bijzondere manier van kijken, die naar het lijkt de spil vormt die het hele gezinspatroon op zijn plaats houdt.

In sommige gezinnen wordt elke handeling van verschillende gezinsleden beoordeeld in termen van die bepaalde manier of manieren van kijken. Een handeling van een gezinslid die op die manier in kaart wordt gebracht kan het probleem worden, of het probleem kan zijn, zoals hierboven is gezegd, wat de juiste manier van kijken is die moet worden aangehouden.

Judith, 26 jaar, en haar vader maken vaak ruzie. Hij wil weten waar ze naartoe gaat als ze het huis verlaat, bij wie ze is en wanneer ze weer thuis komt. Zij zegt dat hij zich met haar leven bemoeit. Hij zegt dat hij gewoon zijn plicht als vader doet. Hij zegt dat zij brutaal is omdat ze niet naar hem luistert. Zij zegt dat hij een tiran is. Hij zegt dat ze zo niet tegen haar vader mag praten. Zij zegt dat ze het recht heeft om te zeggen wat ze wil. Hij zegt dat als het juist is wat ze zegt of als het niet zo is, enz.

Het staat iedereen vrij, de onderzoeker incluis, om een probleem te maken van elk deel van het op elkaar reageren van het gezin. Alle gezinsleden kunnen het eens zijn over een probleem, maar de onderzoekers zullen dat probleem misschien niet op dezelfde manier bekijken als de gezinsleden.

Onze manier van kijken, zowel als onderzoeker als therapeut, is om uit te zoeken wat de manier van kijken en de problemen voor elk lid van het gezin beurtelings zijn. Deze kunnen expliciet worden uitgesproken of impliciet zijn. Bepaalde gezinsleden kunnen opmerkelijk falen in het onderkennen van elke manier van kijken of het oppikken van de aanwezigheid van elk probleem, behalve hun eigen probleem.

Om personen en niet alleen maar objecten te kunnen zien, moet iemand beseffen dat het andere menselijke wezen niet alleen een ander object in de ruimte is, maar een ander oriëntatiecentrum ten opzichte van de objectieve wereld is. Het is juist dit besef van elkaar als verschillende oriëntatiecentra, dat wil zeggen, als personen, waarin gezinnen van schizofrenen, die wij hebben onderzocht, zo tekort schieten.

Er zijn net zoveel problemen als mensen maar kunnen bedenken, maar wij zijn het probleem van het waarnemen van de persoon, in alle gezinnen die wij hebben onderzocht, als kern gaan zien. Hoewel dit probleem in onze optiek misschien het belangrijkste is, moeten we wel beseffen dat het niet noodzakelijkerwijs als zodanig door de gezinsleden zelf wordt gezien of geaccepteerd.

Als de daadwerkelijke mystificatie bestaat uit het verbergen en maskeren van het doen en laten en/of de gang van zaken in het gezin, in het vertroebelen van de problemen, en in het pogen te ontkennen van dat wat het probleem voor iemand zelf is, misschien niet voor een ander geldt, moeten wij ons afvragen hoe wij moeten bepalen wat voor ons het belangrijkste probleem is, als onze visie over het belangrijkste probleem afwijkt van de visies van de gezinsleden zelf.

De enige waarborg hier is om de standpunten van iedereen (die van ons incluis) over de "gezamenlijke toestand" om de beurt aan te geven, en vervolgens de bewijzen voor de geldigheid van de verschillende standpunten met elkaar te vergelijken. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde manieren van kijken uitkiezen in bewoordingen waarin het doen en laten van het gezin door bepaalde andere mensen wordt beoordeeld:

De moeder van June beschrijft de volgenden veranderingen in de persoonlijkheid van June (15 jaar), die optraden zes maanden vóór wat voor ons de eerste signalen van een psychose waren. Er was een verandering in haar persoonlijkheid opgetreden in de afgelopen zes maanden, nadat ze op zomerkamp en voor de eerste keer in haar leven van huis was geweest.


Volgens haar moeder was June:

 
    VóóR het kamp


    NA het kamp

uitgelaten

rustig

vertelde me alles

vertelt me niet wat er met haar aan de hand is

ging samen met mij overal naar toe

wil alleen zijn

was heel gelukkig en levendig

ziet er vaak ongelukkig uit: is minder levendig

hield van zwemmen en fietsen

doet dat niet meer zovaak en leest meer

was "gevoelig"

is "vol van jongens"

speelde domino, tekende, en kaartte 's avonds         met haar moeder, vader en opa

heeft geen belangstelling meer voor die spelletjes; zit liever op haar kamer te lezen

gehoorzaam

ongehoorzaam en agressief

nooit aan roken gedacht

rookt een of twee sigaretten per dag zonder             toestemming te vragen

geloofde doorgaans in God

gelooft niet in God

In de zes maanden, tussen het moment waarop zij voor het eerst die veranderingen bij June opmerkte en het optreden van wat wij beschouwden als een psychotische inzinking, was de moeder van June naar twee artsen gegaan om te klagen over veranderingen bij June, die zij als een uiting van een "ziekte" beschouwde en misschien zelfs als uitingen van het kwaad.

"Weet u, dit is June niet. Dat is niet mijn kleine meisje." Beide artsen konden geen teken van een ziekte of iets kwaads in June zien. In werkelijkheid kende haar moeder veranderingen aan June toe, die voor ons normale uitingen van een rijpingsproces zijn en die cultureel passen bij volwassen worden en een grotere zelfstandigheid verkrijgen, enz., in tegenstelling tot uitingen van een steeds verergerende "ziekte" of van "kwaad." Het meisje was volstrekt gemystificeerd, omdat ze nog steeds haar moeder vertrouwde, ondanks dat ze meer zelfstandig werd. Omdat haar moeder haar herhaaldelijk vertelde dat haar zich ontwikkelende zelfstandigheid en seksuele rijping uitingen waren van óf krankzinnigheid óf slechtheid, begon zij zich ziek en slecht te voelen. Je kunt dat zien als praxis van haar kant om de tegenstrijdigheid op te lossen tussen het proces van haar eigen rijping en haar moeders spervuur van negatieve attributies daarover.

Vanuit ons standpunt lijkt June gemystificeerd. Ze voelt dat ze een aardige moeder heeft, ze vraagt vergiffenis omdat ze zo'n slechte dochter is en belooft haar best te doen. Hoewel zij op dat moment klaagt dat "Hitlers soldaten achter haar aan zitten," klaagt haar moeder in vele interviews geen enkele keer over iets anders, behalve dat ze het ontwikkelingsproces van June aanvalt als iets slechts of krankzinnigs, iets wat wij bij haar als uiterst normaal beschouwen.

Dat wil dus zeggen dat de manier van kijken van de moeder, waarmee zij de veranderingen bij June zag en beoordeelde, goed-kwaad en gezond-krankzinnig was. Toen June begon te herstellen van een psychotische inzinking, werd moeder steeds banger dat het slechter met June ging, omdat zij bij haar steeds meer tekenen van slechtheid waarnam, terwijl wij tegelijkertijd vonden dat zij een krachtiger ego en meer zelfstandigheid kreeg.

Mystificeren houdt de actie van de ene persoon op de ander in. Het is transpersoneel. De intrapersoonlijke verdedigingsmechanismen waar de psychoanalyse ons vertrouwd mee heeft gemaakt, of de verschillende vormen van "kwade trouw" in de betekenis van Sartre, kunnen tegenwoordig heel goed worden onderscheiden van manieren om op de ander te reageren. Het is meer de aard van het mystificerende ageren van personen op elkaar, dan van ieder op zichzelf, die wij in dit artikel in het bijzonder willen bekijken.

De ene persoon (p) probeert bij de ander een of andere verandering teweeg te brengen voor zijn (p's) eigen veiligheid. Mystificatie is een manier van reageren op de ander, die in dienst staat van de verdedigingsmechanismen, de veiligheid, van de eigen persoon. Als de ene persoon iets niet wil weten of zich iets niet wil herinneren, is het niet genoeg om het te onderdrukken (of anders gezegd, zichzelf "succesvol" verdedigen tegen iets "in" zichzelf); hij moet er door de ander niet aan worden herinnerd. De een kan iets bij zichzelf ontkennen, maar vervolgens moet hij ervoor zorgen dat de ander het ook ontkent.

Het is duidelijk dat niet iedere actie van de ene persoon op de andere, in het belang van de veiligheid, gemoedsrust, eigenbelang of wat dan ook, van die ene, noodzakelijkerwijs mystificerend is. Er bestaan vele manieren van overreding, aandringen, en bedreigen, waarbij de een rechtstreeks het gedrag van de ander probeert te beheersen of te manipuleren.


Zeggen: "Ik kan er niet tegen als je daarover praat. Hou alsjeblieft je mond," is een poging om de ander het zwijgen op te leggen over dit onderwerp, maar er is dan geen sprake van mystificatie.


Eveneens is er geen sprake van mystificatie in uitspraken zoals:

"Als je daar niet mee ophoudt, sla ik je."

of

"Ik vind het vreselijk dat je zoiets zegt. Ik walg van je."

In het volgende voorbeeld, zorgt het dreigen met iets zeer onprettigs ervoor dat de jongen zijn eigen herinnering ontkent. Het is echter geen mystificatietactiek.

Een jongetje van vier stopte een bes in zijn neus en kon die er niet meer uitkrijgen. Hij zei het tegen zijn ouders, die ernaar keken maar de bes niet konden zien. Zij waren niet geneigd om te geloven dat hij een bes in zijn neus had, maar hij klaagde over pijn en dus lieten ze de dokter komen. Hij keek en kon de bes niet zien. Hij zei, terwijl hij de jongen een lang blinkend instrument liet zien, "Ik zie niets, maar als je morgen nog steeds zegt dat die er nog zit, zullen we dit bij jou moeten gebruiken." De jongen was zo geschrokken dat hij "bekende" dat hij het hele verhaal had verzonnen. Pas twintig jaar later kon hij de moed opbrengen om, en dan nog alleen maar voor zichzelf, toe te geven dat hij echt een bes in zijn neus had gestopt. In tegenstelling hiermee, is het volgende wel een voorbeeld van mystificatie.

MOEDER: Ik neem het je niet kwalijk dat je zo praat. Ik weet dat je het niet echt meent.

DOCHTER: Maar ik meen het wel.

MOEDER: Nou, liefje, ik weet dat het niet zo is. Je kunt er niets aan doen.

DOCHTER: Ik kan er wel wat aan doen.

MOEDER: Nou, liefje, ik weet dat het niet zo is omdat je ziek bent. Als ik ook maar één

moment zou denken dat je niet ziek zou zijn, zou ik razend op je worden.

Hier maakt de moeder nogal naïef gebruik van een mystificatie die de kern vormt van veel sociale theorie. Het is bedoeld om praxis (wat iemand doet) te veranderen in proces (een onpersoonlijke reeks van gebeurtenissen waar niemand de aanstichter van is). Dit onderscheid tussen praxis en proces is onlangs op een uiterst heldere manier beschreven door Sartre (1960). 2

Helaas hebben wij, volgens mij, de neiging om deze bepaalde mystificatie te bestendigen, als wij het begrip gezins- of groeps"pathologie" gebruiken. Individuele psychopathologie is een nogal problematisch begrip, omdat je, om "een psyche" te bedenken zonder splijtende en concretiserende ervaring en gedrag, aan dit bedenksel geen pathologie of fysiologie kunt toekennen. Maar het praten over gezins"pathologie" is zelfs nog problematischer. De processen die in een groep voorkomen worden teweeggebracht door de praxis van de afzonderlijke leden daarvan. Mystificatie is een vorm van praxis; het is geen pathologisch proces.

Het theoretische uiterste toppunt van mystificatie is als persoon (p) bij de ander (a) verwarring  probeert te zaaien (dat niet persé door a wordt onderkend) over de totale ervaring (herinnering, waarneming, dromen, fantasie, verbeelding), processen en handelingen. De gemystificeerde persoon is iemand aan wie te kennen wordt gegeven dat hij moet inzien dat hij zich gelukkig of verdrietig voelt, ongeacht hoe hij voelt dat hij zich voelt, dat hij voor het een verantwoordelijk is of niet verantwoordelijk voor het ander, ongeacht de verantwoordelijkheid die hij al dan niet op zich heeft genomen. Hem worden vaardigheden, of het gebrek daaraan, toegeschreven zonder verwijzing naar enige gedeelde empirische criteria over wat die al dan niet zouden kunnen zijn. Zij eigen drijfveren en bedoelingen worden buiten beschouwing gelaten of gebagatelliseerd en vervangen door andere. Zijn ervaring en daden worden geïnterpreteerd zonder verwijzing naar zijn eigen standpunt. Er bestaat een absoluut gebrek aan inzicht in zijn eigen zelfbeeld en eigen persoonlijkheid. En als dat zo is, zijn niet alleen zijn zelfbeeld en eigen persoonlijkheid gestoord, maar is ook zijn beeld van anderen, van hoe zij hem ervaren en op hem reageren en hoe hij denkt dat zij denken dat hij denkt, enz., tegelijkertijd noodzakelijkerwijs onderhevig aan meerdere mystificaties.

De Functie van Mystificatie en een Aantal daarmee Samenhangende Opvattingen. 



De voornaamste functie van het mystificeren lijkt het handhaven van de status quo. Het wordt in het spel betrokken of verhevigd, als een of meer leden van het gezinsverband (Laing, 1962) de status quo van de groep bedreigen of als men het gevoel heeft dat zij die bedreigen, door de manier waarop zij de situatie ervaren of handelen in een situatie, die zij delen met de andere gezinsleden. Mystificatie dient om stereotiepe rollen in stand te houden (Ryckoff, Day, en Wynne, 1959) en om anderen, op een Procrustusmanier, in een vooraf bepaalde mal te persen (Lidz, Cornelison, Terry en Fleck, 1958). Ouders worstelen om hun eigen integratie te bewaren door hun rigide vooroordelen in stand te houden over wie zij zijn en wie zij zouden moeten zijn, hoe hun kinderen zijn en zouden moeten zijn, en over het karakter van de situatie die het gezinsleven kenmerkt. Zij zijn niet ontvankelijk (Lidz et al., 1958) voor die emotionele behoeften van hun kinderen, die hun vooringenomen schema's dreigen te verstoren, en zij verbloemen of verbergen verontrustende situaties binnen het gezin, door te doen alsof die niet bestaan (Lidz et al., 1958). Ontoegankelijkheid en verbloemen zijn tegenwoordig zeer veel voorkomende bijverschijnselen van mystificatie, als die bijvoorbeeld worden ondersteund door een transpersoonlijke werking op de andere persoon, als er bijvoorbeeld pogingen worden gedaan om de ander ertoe te brengen te geloven, dat aan zijn emotionele behoeften is voldaan als dat duidelijk niet zo is, of om dergelijke behoeften als onredelijk, hebberig of egoïstisch voor te stellen, omdat de ouders daaraan niet kunnen of willen voldoen, of om de ander ervan te overtuigen dat hij alleen maar denkt dat hij behoeften heeft maar dat hij die niet "echt" heeft, enzovoort.


Het is overbodig om te zeggen dat geen enkele mystificerende-gemystificeerde verhouding een wederzijds bevestigende in de zuivere zin des woords kan zijn. Wat door de een misschien kan worden bevestigd is een valse façade die door de ander wordt opgelegd, een geprefabriceerd schema van de kant van de een waardoor de ander wordt aangezet om zich dat min of meer eigen te maken. Elders heb ik geprobeerd om de structuur te beschrijven van bepaalde vormen van dergelijke onechte verhoudingen (Laing, 1960, 1961).


Dergelijke opvatting liggen dicht bij de opvatting van het elkaar niet wederzijds aanvullen, dat door Wynne en zijn medewerkers is ontwikkeld. De indringende pseudowederkerigheid die door deze wetenschappers is beschreven, "het overheersende in elkaar opgaan ten koste van de differentiëring van de persoonlijkheid" (Wynne, Ryckoff, Day, en Hirsch, 1958, p. 207) komt zeer overeen met onze eigen bevindingen.


Mystificatie lijkt een techniek te zijn, die in gezinnen van schizofrenen zeer hoog ontwikkeld is, om het rigide rolsysteem in stand te houden in dergelijke pseudowederkerige verbanden. Op dit moment zijn wij bezig om de mate te onderzoeken waarin pseudowederkerigheid en mystificatie voorkomen in gezinnen zonder schizofrenen. Lomas (1961) heeft bijvoorbeeld het gezin beschreven van een meisje dat als hysterica was gediagnosticeerd, en waarin duidelijk sprake was van een onechte onderlinge aanpassing en rigide in stand gehouden stereotype rollen met een overweldigend karakter.


Searles (1959) beschrijft zes manieren om de ander gek te maken, of technieken die leiden tot "ondermijning van het zelfvertrouwen van de ander in zijn eigen emotionele reacties en zijn eigen mening over de werkelijkheid." Ik heb de zes manieren van schizogenese van Searly wat bewerkt en kom tot het volgende:


1) p vraagt bij herhaling aandacht voor gebieden van zijn persoonlijkheid, waar o zich maar vaag bewust van is, gebieden die geheel in strijd zijn met het soort persoon dat o zichzelf vindt.

2) p prikkelt o seksueel in een situatie waarin het voor o rampzalig zou zijn om seksuele bevrediging te vinden.

3) p stelt o tegelijkertijd bloot aan prikkeling en frustratie of aan een te snel wisselende prikkeling en frustratie.

4) p gaat met o om op tegelijkertijd verschillende niveaus (bijv. seksueel en intellectueel)

5) p wisselt tijdens hetzelfde onderwerp van de ene emotionele golflengte naar een andere (eerst "ernstig" en vervolgens "grappig" over hetzelfde onderwerp).

6) p wisselt van het ene onderwerp naar het andere, terwijl hij dezelfde golflengte in stand houdt (bijv. Een zaak van leven en dood wordt op dezelfde manier behandeld als de meest futiele gebeurtenis [Laing, 1961, p. 131-132]).


Elk van deze manieren van schizogenese is er verantwoordelijk voor dat die bij het slachtoffer een warboel aanricht, zonder dat het slachtoffer noodzakelijkerwijs de warboel waar hij zich in bevindt onderkent. In die zin zijn ze mystificerend.


Ik heb geopperd (Laing, 1961, pp. 132-136) dat het schizogene vermogen van dergelijke kunstgrepen niet zozeer ligt in de activering van verschillende gebieden van de persoonlijkheid tegenover een ander, dat wil zeggen, de activering van een conflict, maar in het stichten van verwarring, warboel of twijfel, die vaak niet als zodanig worden onderkend.


Deze nadruk op bewuste of onbewuste verwarring of twijfel over jezelf, de ander (s), en de gedeelde toestand, deze nadruk, dat wil zeggen, over een toestand van mystificatie, heeft veel gemeen met Haley's (1959b) hypothese dat de beheersing van de definitie van betrekkingen, een kernprobleem is bij het ontstaan van schizofrenie. De gemystificeerde persoon gaat te werk volgens termen die voor hem onjuist zijn gedefinieerd. Deze definitie is zodanig dat, zonder dat hij het beseft of zonder dat hij begrijpt waarom hij misschien indringend maar vaag zou kunnen voelen dat het zo is, hij zich in een onhoudbare positie bevindt (Laing, 1961, p. 135). Hij zou dan kunnen proberen om uit die onhoudbare positie in de gemystificeerde toestand te ontsnappen, door op zijn beurt de mystificaties te verhevigen.


De opvatting van de mystificatie overlapt, maar is niet synoniem met, de opvatting van de dubbele binding (Bateson, Jackson, Haley, en Weakland, 1956). De dubbele binding lijkt noodzakelijkerwijs mystificerend, maar mystificatie hoeft geen complete dubbele binding te zijn. Het wezenlijke verschil is dat de gemystificeerde persoon, in tegenstelling tot de dubbel gebonden persoon, mag blijven zitten met een betrekkelijk ondubbelzinnig "juiste" manier om te ervaren en te handelen. Dit juiste iets om te ervaren of deze juiste manier om te handelen zou, vanuit ons standpunt als onderzoekers en therapeuten, een verraad van de mogelijkheden van de persoon tot zelfrealisatie met zich mee kunnen brengen, maar het kan heel goed dat dat door de persoon zelf op geen enkele manier zo wordt gevoeld.


De juiste en onjuiste dingen, die er in de gemystificeerde situatie moeten worden gedaan, kunnen alleen betrekkelijk ondubbelzinnig zijn. De tourniquet wordt steeds strakker getrokken door een volgende draai en dat is alles wat nodig is om de gemystificeerde situatie een dubbele binding in de ware zin des woords te laten worden.


In het hiervoor aangehaalde voorbeeld van de jongen voor wie gelukkig gelijk stond aan dankbaar en ongelukkig aan egoïstisch en ondankbaar, zouden het conflict en de verwarring nog veel groter zijn geweest, als er een nog groter taboe had gestaan op oneerlijkheid. Onder dergelijke omstandigheden zou het tonen van ondankbaarheid slecht zijn geweest, omdat ongelukkig zijn egoïstisch en ondankbaarheid betekende, terwijl iets gelukkigs doen even slecht zou zijn omdat dat oneerlijk zou zijn.


In het geval van de jongen die een bes in zijn neus stopte, zouden zijn ouders ook heel goed hebben kunnen zeggen: "Maar we hebben je toch gevraagd of er iets met je neus was en je zei ons dat er niets mee was en dat je het allemaal had verzonnen." Dit verandert de situatie in een situatie die tegelijkertijd dubbelbindend en mystificerend is.

Casussen 



De volgende voorbeelden komen uit de gezinnen van drie vrouwelijke schizofrenen, Maya, Ruby, en Ruth.4

MAYA

Maya (28 jaar) denkt dat ze aan seksuele dingen begon te denken toen ze ongeveer 14 jaar was en ze, na scheiding van zes jaar tijdens de Tweede Wereldoorlog, weer bij haar ouders ging wonen. Ze lag dan in haar slaapkamer en vroeg zich af of haar ouders seksuele gemeenschap hadden. Dan werd ze seksueel opgewonden en rond die tijd begon ze te masturberen. Ze was echter heel verlegen en bleef bij jongens uit de buurt. Ze voelde zich in toenemende mate geprikkeld bij de fysieke aanwezigheid van haar vader. Ze maakte bezwaar als hij zich schoor in dezelfde ruimte waar zij ontbeet. Ze was bang dat haar ouders wisten dat zij seksuele gedachten over hen had. Ze probeerde hen dat te vertellen, maar zij vertelden haar dat zij helemaal niet van dergelijke gedachten had. Ze vertelde hen dat ze masturbeerde en ze zeiden haar dat ze dat niet deed. Voor wat er in 1945 of 1946 gebeurde hebben we natuurlijk alleen het verhaal van Maya zelf om op verder te borduren. Toen ze echter haar ouders in aanwezigheid van de interviewer vertelde dat ze nog steeds masturbeerde, zeiden haar ouders gewoon dat ze dat niet deed!


Maya's moeder zegt niet: "Wat slecht van je om te masturberen," of "Ik kan me nauwelijks voorstellen dat je dat doet." Ze zegt ook niet tegen Maya dat ze niet moet masturberen. Ze zegt gewoon dat ze dat niet doet.


Haar moeder probeerde herhaaldelijk Maya verschillende gebeurtenissen te laten vergeten, waar zijzelf (moeder) niet aan wilde worden herinnerd. Ze zei echter niet: "Ik wil niet dat je het daarover hebt, laat staan dat je daaraan denkt." In plaats daarvan zei ze: "Ik wil dat je de dokter helpt om je dingen te herinneren, maar dat kun je natuurlijk niet omdat je ziek bent."


Mevr. Abbott trok hardnekkig Maya's geheugen in het algemeen in twijfel, om (zoals je uit het standpunt van de moeder op kunt maken) haar te helpen om inzicht te krijgen in het feit dat ze ziek was, door haar óf te laten zien dat ze geheugenverlies had (1), óf dat ze zich in een aantal dingen vergiste (2), óf dat ze dacht dat ze zich iets herinnerde omdat ze dat op een later tijdstip van haar moeder of vader had gehoord.


Over deze "onjuiste" maar "denkbeeldige" herinnering maakte Mevr. Abbott zich ernstig zorgen. Dat was ook een punt waarover Maya het meest in de war was.


Mevr. Abbott vertelde ons ten slotte (niet in aanwezigheid van Maya) dat ze smeekte dat Maya nooit achter haar "ziekte" zou komen omdat zij (moeder) dacht dat zij (dochter) daardoor van slag zou raken. In feite was zij (moeder) daar zo van overtuigd, dat ze zei dat dat het beste was, zelfs als dat zou betekenen dat ze opgenomen zou moeten blijven!


Beide ouders loochenden dus niet alleen Maya's herinneringen, gevoelens, waarnemingen en bedoelingen, maar alles wat zij haar zelf toeschrijven is merkwaardig met zichzelf in tegenspraak. Terwijl zij spraken en handelden alsof zij beter dan Maya zelf wisten wat zij zich herinnerde, wat ze deed, wat ze dacht, wat ze wilde, wat ze voelde, of zij plezier had of dat ze moe was, werd bovendien dit "telkens een slag vóór zijn" in stand gehouden op een manier die alleen nog maar mystificerender was. Op zeker moment zei Maya bijvoorbeeld dat ze het ziekenhuis uit wilde en dat ze dacht dat haar moeder haar in het ziekenhuis probeerde te houden, hoewel het eigenlijk niet meer nodig was om haar nog langer opgenomen te houden. Haar moeder antwoordde: "Ik denk dat Maya...Ik denk dat Maya begrijpt dat wat ze ook maar echt voor haar bestwil zou willen, dat ik dat zou doen...of niet...Hmm? (geen antwoord) Geen enkel bezwaar, hoe dan ook...Ik bedoel, als er ook maar iets zou moeten veranderen, zou ik dat graag doen...tenzij het absoluut onmogelijk zou zijn." Niets had verder af kunnen staan van wat Maya op dat moment zag. Maar let op de mystificatie in de uitspraak! Alles wat Maya wilde wordt uitermate resoluut gekenschetst als "echt" en "voor haar eigen bestwil." Mevr. Abbott was natuurlijk zelf scheidsrechter (1)  over wat Maya "echt" wilde, in tegenstelling tot wat zij misschien zelf dacht dat ze wilde, (2) over wat voor haar eigen bestwil was, (3) of wat er mogelijk was.


Maya reageerde soms op dergelijke mystificaties door ze duidelijk door te hebben. Maar dat was voor haar veel moeilijker dan voor ons. Haar probleem was dat ze zichzelf niet kon vertellen wanneer ze haar eigen geheugen, haar moeder en vader, haar eigen standpunt en metastandpunt, en de uitspraken van haar ouders over hun standpunten en metastandpunten, kon vertrouwen. 5


Grondig onderzoek bij dit gezin onthulde dat de beweringen van haar ouders tegenover haar over haar, over henzelf, over wat ze dachten dat zij dacht dat zij dachten, enz., en zelfs over wat er feitelijk was gebeurd, in werkelijkheid onbetrouwbaar waren. Maya vermoedde dat, maar haar ouders vertelden haar dat dergelijke vermoedens haar ziekte waren. Daarom twijfelde ze vaak aan de juistheid van haar eigen vermoedens; ze negeerde vaak wat ze (misleidend) zeiden of bedacht zelf een verhaal waar ze zich tijdelijk aan vastklampte. Ze beweerde bijvoorbeeld een keer dat ze in het ziekenhuis was opgenomen toen ze acht was, het moment van haar eerste scheiding van haar ouders.


Dit meisje was enig kind dat werd geboren toen haar moeder 24 en haar vader 30 jaar oud was. Moeder en vader waren het met elkaar eens dat zij een vaderskindje was. Ze maakte hem, van haar 3e tot haar 6e, altijd 's ochtends om 4.30 uur wakker en dan gingen samen zwemmen. Ze liep altijd hand in hand met hem. Aan tafel zaten ze dicht bij elkaar en 's avonds was het laatste wat ze deden dat hij samen met haar bad. Tot het moment waarop ze werd geëvacueerd op haar achtste, maakten ze vaak samen lange wandelingen. Afgezien van korte bezoeken thuis, leefde ze gescheiden van haar ouders tot de leeftijd van 14 jaar.


Mevr. Abbott gaf geen blijk van zoiets triviaals als jaloersheid in en door haar verslag van Maya's vroegere vertrouwelijkheid met haar vader. Zij leek zichzelf zo te identificeren met Maya dat zij door haar een herhaling beleefde van haar verhouding met haar eigen vader, die volgens haar iemand was geweest met snelle en onvoorspelbare wisselingen tussen aanvaarding en afstoting en terug.


Toen Maya op haar veertiende terugkwam om thuis te blijven wonen, veranderde ze. Ze wilde studeren. Ze wilde niet meer met haar vader gaan zwemmen of lange wandelingen maken. Ze wilden niet meer met hem bidden. Ze wilde de bijbel zelf en voor zichzelf lezen. Ze maakte bezwaar als haar vader uiting wilde geven aan zijn genegenheid door tijdens de maaltijden dicht bij haar te gaan zitten. Ze wilde verder van hem af zitten. Ze wilden ook niet meer met haar moeder naar de bioscoop. Ze wilde dingen in het huis zelf doen en wilde dingen voor zichzelf doen. Zij maakte bijvoorbeeld (een voorbeeld van moeder) een spiegel schoon zonder haar moeder te vertellen dat ze dat ging doen. Haar ouders klaagden tegenover ons over het feit dat ze haar moeder of haar vader niet wilde begrijpen en dat ze hen niets over zichzelf kon vertellen.


Het antwoord van haar ouder op deze veranderde stand van zaken, die overduidelijke een grote slag voor hen was, was interessant. Zij waren er beiden van overtuigd dat Maya uitzonderlijke geestelijke vermogens bezat, zoveel dat haar vader en moeder ervan overtuigd raakten dat zij hun gedachten kon lezen. Vader probeerde dat te bevestigen door een medium te raadplegen. Ze gingen dat op verschillende manieren uitproberen.

VADER: "Als ik beneden was en er kwam iemand binnen die vroeg hoe het met Maya was, zei Maya me meestal, als ik rechtstreeks naar boven was gegaan: "Wat heb je over me gezegd?" Ik zei dan, "Niets." Dan zei zij, "Nou, dat heb je wel, ik heb je zelf gehoord." Het was zo merkwaardig dat ik haar, zonder dat Maya het wist, heb uitgeprobeerd, weet u, en toen ik het had bewezen, dacht ik, "Laat ik Mevr. Abbott maar in vertrouwen nemen," en dus heb ik het haar verteld en ze zei, "O, doe niet zo gek, dat is onmogelijk," en toen zei ik, "Goed, dan zullen we vanavond Maya meenemen in de auto, en dan ga ik naast haar zitten en me op haar concentreren. Dan zal ik iets zeggen en dan zie je wel wat er gebeurt. Toen ik ging zitten zei ze, "Vindt u het vervelend om aan de andere kant van de auto te gaan zitten. Ik kan pappa's gedachten niet peilen." En dat was waar. Nou, later zei ik een keer, het was winter en ik zei, "Nu gaat Maya op haar gewone plaats zitten en gaat een boek lezen. Dan pak jij een krant en ik pak een krant, en dan geef ik jou een woord eh.... Maya was druk bezig de krant te lezen en eh.... Ik knikte naar mijn vrouw, en concentreerde me toen op Maya achter haar krant. Ze pakte de krant...haar...eh...tijdschrift of wat het ook was en ging naar de voorkamer. En toen zei haar moeder, "Maya, waar ga je naartoe? Ik heb de kachel niet aangestoken." Maya zei, "ik begrijp niet.... Nee, ik kan niet diep in pappa's hersenen doordringen. Ik kan niet diep in pappa's hersenen komen"! "


Dergelijke mystificaties zijn doorgegaan, van vóór haar eerste "ziekte" tot nu toe, en zijn pas aan het licht gekomen nadat dit onderzoek al meer dan een jaar bezig was.


Maya's ergernis, springerigheid, verwarring en sporadische beschuldigingen dat haar moeder en vader haar op een of andere manier "beïnvloedden" werd natuurlijk in haar aanwezigheid door haar vader en moeder jarenlang volledig "weggelachen", maar in het verloop van het lopende onderzoek vertelde de vader Maya over deze gang van zaken.

DOCHTER: Nou, ik vind dat je dat niet zou moeten doen, dat is niet normaal.


VADER: Ik doe dat niet...Ik heb het niet gedaan...Ik dacht.... Nou, ik heb iets verkeerds gedaan. Ik zal het niet meer doen.


DOCHTER: Ik bedoel dat de manier waarop ik reageer u zou moeten laten zien dat het verkeerd is.


VADER: En dan was er nog iets een paar weken geleden. Ze vond een van haar moeders rokken leuk.


DOCHTER: Niet waar. Ik probeerde die en hij paste.


VADER: Nou, ze moesten naar een naaister...de naaister was door iemand aanbevolen, Mevr. Abbott ging er naar toe en zei, "Hoeveel kost dat?" De vrouw zei, "Vier shilling." Mevr. Abbott zei, "O nee, het moet u meer kosten dan dat," maar ze zei, "O, nou, uw echtgenoot heeft mij een paar jaar geleden een goede dienst bewezen en ik heb hem nooit terugbetaald." Ik weet niet wat dat was. Mevr. Abbott gaf natuurlijk meer. Dus toen Maya thuiskwam, zei ze, "Hebt u de rok, Mam?" Ze zei, "Ja, en het kostte ook nog een hoop geld, Maya." Maya zei, "O, u kunt me niet voor de gek houden, ze hebben me gezegd dat het vier shilling was."

DOCHTER: Nee, ik dacht dat het zeven was.

VADER: Nee, je zei dat het vier was, precies, en mijn vrouw keek naar mij en keek naar haar...Dus als u dat kunt verklaren, ik kan het niet.


Een andere toespeling van Maya was dat er iets tussen haar ouders plaats vond dat ze niet kon peilen en dat ze dacht dat het over haar ging, maar dat kon ze niet zeker weten.

Dat was inderdaad zo. Als moeder, vader en Maya samen werden geïnterviewd, wisselden moeder en vader doorlopend een reeks van veelbetekenende glimlachjes, knipogen en knikjes, gebaren die zo "overduidelijk" waren voor de waarnemer dat hij daar na ongeveer twintig minuten van het eerste driegesprek een opmerking over maakte. Vanuit het standpunt van Maya was de mystificatie dat haar moeder en vader noch deze opmerking van de onderzoeker beantwoordden, noch hadden zij ooit, voor zover wij weten, gereageerd op de juistheid van soortgelijke waarnemingen en opmerkingen van Maya. Het gevolg daarvan, tenminste zo leek het ons, was dat ze niet wist wanneer ze zag dat er iets speelde en wanneer ze zich iets inbeeldde. De openlijk, maar geheime, non-verbale uitwisselingen tussen vader en moeder waren eigenlijk volstrekt openlijk en volmaakt duidelijk. Haar "paranoïde" twijfels over wat er speelde leken daarom deels uitingen te zijn van haar gebrek aan vertrouwen in de juistheid van haar eigen vermoedens. Ze kon niet "echt" geloven dat, wat ze dacht dat ze zag dat er gebeurde, ook werkelijk gebeurde. Een andere consequentie voor Maya was dat ze geen onderscheid kon maken tussen wat (voor de onderzoekers) niet bedoeld was als communicatieve handelingen (de bril afzetten, met de ogen knipperen, over de neus wrijven, het voorhoofd fronsen, enzovoort) wat mensen doorgaans doen en wat inderdaad signalen tussen moeder en vader waren. Het opmerkelijke was dat een aantal van deze signalen deels "testen" waren om te zien of Maya ze oppikte. Een wezenlijk onderdeel van het spel dat de ouders speelden was echter dat, als er wat van zou worden gezegd, het antwoord zou zijn, "Wat bedoel je, wat voor knipoog?" enzovoort.

RUBY

Toen Ruby (18 jaar) in het ziekenhuis werd opgenomen, sprak ze geen enkel woord en verkeerde in een ontoegankelijke katatonische stupor. Ze weigerde aanvankelijk om te eten, maar geleidelijk kreeg men haar toch zover dat ze at. Na een paar dagen begon ze te praten. Ze praatte onsamenhangend en op een onduidelijke manier en vaak sprak ze zichzelf tegen. Het ene moment bijvoorbeeld zei ze dat haar moeder van haar hield, en het volgende moment zei ze dat zij haar probeerde te vergiftigen.


In klinisch-psychiatrische termen bestond er een incongruentie van denken en gevoel, d.w.z., ze lachte wanneer ze het had over haar recente zwangerschap en miskraam. Ze klaagde over moorden in haar hoofd en stemmen buiten haar hoofd die haar "slet," "smerig," en "hoer" noemden. Ze dacht dat "de mensen" minachtend over haar spraken. Ze zei dat ze de Maagd Maria was en de vrouw van Elvis Presly. Ze dacht dat haar familie een afkeer van haar had en van haar af wilde; ze was bang dat ze door hen in het ziekenhuis aan haar lot zou worden overgelaten. "De mensen" hielden niet van haar. Ze was bang voor mensenmenigten en "de mensen." Als ze zich in een menigte bevond, had ze het gevoel dat de grond zich onder haar voeten zou openen. 's Nachts lagen "de mensen" boven op haar, en hadden geslachtsgemeenschap met haar; ze had een rat gebaard nadat ze in het ziekenhuis was opgenomen; ze dacht dat ze zichzelf op de televisie zag.


Het was duidelijk dat de constructie van het "realiteitsbesef" van dit meisje over wat er al dan niet aan de hand was in stukken lag.


De vraag is: Is, wat gewoonlijk haar "realiteitsbesef" wordt genoemd, door anderen in stukken gescheurd?


Is de manier waarop dit meisje zich gedraagt en zijn de dingen die ze zegt een begrijpelijk uitvloeisel van een pathologisch proces?


Dit meisje was vooral in de war over wie ze was. Ze werd heen en weer geslingerd tussen de Maagd Maria en de vrouw van Elvis Presley en ze was verward over het feit of haar familie en "de mensen" in het algemeen al dan niet van haar hielden en hoe - of ze van haar hielden zoals ze was of dat ze haar seksueel begeerden, terwijl ze haar verachtten.


Hoe maatschappelijk begrijpelijk zijn deze gebieden van verwarring?

Om de lezer de aanvankelijke verwarring van de onderzoekers te besparen, laat staan die van het meisje, zullen we haar gezinsverband in een schema onderbrengen.

BIOLOGISCHE STATUSBENAMINGEN DIE RUBY HAD GELEERD TE GEBRUIKEN

vader - oom

moeder - mamma

tante (de zus van moeder) - moeder

oom (echtgenoot van zus van moeder) - papa, later oom

neef - broer

Ruby was gewoon een onwettig kind, opgevoed door haar moeder, de zus van moeder en de echtgenoot van die zus.


We zullen naar biologische verwanten verwijzen zonder aanhalingstekens, en met aanhalingstekenz zoals zij hen noemde, en/of op de manier waarop zij naar zichzelf verwezen. Haar moeder en zij woonden bij de getrouwde zus van haar moeder, de echtgenoot van die zus ('papa' en 'oom') en hun zoon (haar neef). Haar vader die opnieuw was getrouwd en elders een ander gezin had, zocht hen af en toe op. Zij verwees naar hem als 'oom.'

Haar familie was het, in een eerste interview, hevig met ons oneens over het feit of Ruby was opgegroeid met het besef van "wie ze was." Haar moeder ('mamma') en haar tante ('moeder') beweerde nadrukkelijke dat ze geen flauw benul had van de echte stand van zaken, maar haar neef (haar 'broer') bleef erbij dat zij dat jarenlang moest hebben geweten. Zij (moeder, tante en oom) wezen er ook op dat niemand in de wijk ervan wist, maar uiteindelijk gaven ze toe dat natuurlijk iedereen wel wist dat ze een onwettig kind was, maar niemand wilde dat tegenover haar bevestigen. De meest ingewikkelde breuken en ontkenningen in haar waarneming van zichzelf en anderen werden tegelijkertijd van dit meisje verwacht en door de anderen in praktijk gebracht.


Ze werd zwanger, zes maanden voor dat ze in het ziekenhuis werd opgenomen (miskraam bij vier maanden).


Zoals bij zoveel van onze gezinnen, werd dit gezin achtervolgd door het spook van schandaal en roddel, door de angst voor wat "de mensen" zeiden of dachten, enz. Toen Ruby zwanger was nam dat allemaal in hevigheid toe. Ruby dacht dat "de mensen" over haar praatten (en dat deden ze ook) en haar familie wist dat ze dat deden, maar als zij daar met hen over praatte, probeerden ze haar gerust te stellen door te zeggen dat ze niet zo gek moest doen en zich niets in haar hoofd moest halen, en dat natuurlijk niemand over haar praatte.


Dat was maar een van de mystificaties waar het meisje aan werd onderworpen.

De volgende zijn een paar van de andere.

1)        In haar verwarde "paranoïde" toestand zei ze dat ze dacht dat haar moeder, tante, oom en neef een afkeer van haar hadden, het op haar hadden gemunt, haar belachelijk maakten en haar minachtten. Als het "goed" met haar ging voelde zij zich zeer schuldig omdat ze zo'n vreselijke dingen had gedacht, en dan zei ze dat haar familie "echt goed" voor haar was geweest en dat ze een "een heerlijke familie" had. Zij gaven haar daadwerkelijk alle redenen om zich schuldig te voelen over de manier waarop zij hen zag, door uiting te geven aan ontsteltenis en afgrijzen over het feit dat zij zou kunnen denken dat zij niet van haar hielden. In werkelijkheid vertelden ze ons dat ze een slet was en nauwelijks meer dan een hoer en dat vertelden ze ons fel en nadrukkelijk. Ze probeerden ervoor te zorgen dat zij zich slecht of gek voelde omdat zij hun echte gevoelens had opgemerkt.

2)        Omdat zij zich schuldig voelde, verwachtte zij dat zij niet wilden dat ze weer thuis zou komen uit het ziekenhuis en beschuldigde hen ervan, in onverhoedse uitbarstingen, dat zij van haar af wilden. Ze vroegen haar hoe ze dergelijke dingen kon denken, maar in werkelijkheid waren ze uiterst terughoudend om haar weer in huis te halen. Ze probeerden haar te laten denken dat ze haar wel thuis wilden hebben en ervoor te zorgen dat ze zich gek of slecht voelde als ze merkte dat ze haar niet thuis wilden hebben, als zij haar in werkelijkheid niet thuis wilden hebben.

3)        Uitzonderlijk verwarde reacties werden in stelling gebracht toen ze zwanger werd. Nadat ze dat van Ruby hadden gehoord, lieten 'mamma' en 'moeder' haar plaats nemen op de bank in de zitkamer, en terwijl ze probeerden om heet zeepsop in haar baarmoeder te pompen, vertelden ze haar tegelijkertijd in tranen, onder verwijten, meevoelend, vol medelijden en wraakzuchtig, wat voor dwaas ze was, wat voor slet ze was, in wat voor vreselijke toestand ze verkeerde (net als haar 'mamma'), wat voor smeerlap die jongen was ("net als haar vader"), wat voor schande het was, dat de geschiedenis zich herhaalde, en dat je ook niets anders had kunnen verwachten.... Dat was de eerste keer dat haar echte afkomst expliciet aan haar bekend werd gemaakt.

4)        Vervolgens begon het gevoel van Ruby dat de mensen over haar praatten zich in alle ernst te ontwikkelen. Zoals we al hebben opgemerkt werd haar verteld dat dat onzin was, en haar familie vertelde ons dat iedereen "erg aardig" voor haar was "alles bij elkaar genomen". Haar neef was het eerlijkst. "Ja, de meeste mensen zijn erg aardig voor haar, net alsof ze een kleurlinge is."

5)        De hele familie snakte naar adem bij het gevoel van schaamte en schande. Terwijl ze dat bij Ruby telkens weer benadrukten, vertelden zij haar tegelijkertijd dat ze zich dingen in haar hoofd haalde als ze zei dat ze dacht dat de mensen over haar praatten.

6)        Haar familie beschuldigde haar ervan dat ze was verwend en in de watten gelegd, maar als ze probeerde hun bemoederen af te wijzen, vertelden ze haar (1) dat ze ondankbaar was, en (2) dat ze hen nodig had, omdat ze nog maar een kind was, enz. (alsof dat verwennen iets was wat ze zelf deed).


De oom werd door de moeder en de tante aan de onderzoekers voorgesteld als een hele goede oom, die van Ruby hield en als een vader voor haar was. Ze waren ervan overtuigd dat hij alles wilde doen om hen te helpen het probleem van Ruby te verhelderen. Desondanks was het op geen enkel moment mogelijk om hem voor een tevoren afgesproken interview te zien. Gedurende de onderzoeksperiode werden er zes voor beide partijen geschikte afspraken gemaakt, en geen enkele werd nagekomen, en dan ook nog niet nagekomen zonder enig bericht of met een bericht niet eerder dan een dag tevoren. De oom werd uiteindelijk door de onderzoekers gezien, maar alleen omdat zij hem zonder afspraak thuis opbelden.


Volgens de verklaring aan de onderzoekers van oom, moeder en tante was door haar oom herhaaldelijk aan het meisje verteld dat zij, als zij "zich niet zou gedragen," het huis uit zou moeten. Wij weten dat haar in twee gevallen werkelijk door hem is verteld om weg te gaan en dat ze dat deed. Maar toen ze tegen hem zei dat hij haar had verteld dat ze moest vertrekken, ontkende hij dat tegenover haar (maar niet tegenover ons)!


Haar oom vertelde ons trillend hoe ze hem had betast, met haar handen over zijn broek was gegaan, en dat hij daar onpasselijk van was geworden. Zijn vrouw zei nogal koel dat hij niet de indruk gaf dat hij daar toen onpasselijk van was geworden.


Toen Ruby daar later naar werd gevraagd, was zij er zich duidelijk niet van bewust dat haar oom er niet van hield om te worden geknuffeld en geaaid. Ze dacht dat hij daarvan hield en ze had het gedaan om hem een plezier te doen.


Niet alleen op een enkel gebied, maar op elke denkbare manier was dit kind wat betreft haar kleren, haar praten, haar werk en haar vrienden onderhevig aan mystificaties, die in alle kieren van haar bestaan doordrongen.


De gezinsleden van schizofrene patiënten, voor zover ze zijn bestudeerd, gebruiken vaak en bij voorkeur de mystificatie als een middel om de ervaring en het handelen van de schizofrene patiënt te beheersen.


Wij hebben nog nooit een pre-schizofreen gezien, die zich niet in een zeer gemystificeerde toestand bevond vóór zijn of haar psychotische instorting.


Deze gemystificeerde toestand wordt vanzelfsprekend niet als zodanig onderkend door de daadwerkelijk mystificerende andere gezinsleden, hoewel het vaak naar voren wordt gebracht door een betrekkelijk onbevangen lid van de familiekring (een "normale bloedverwant, een tante of oom, een vriend). De psychotische episode kan soms worden gezien als een vergeefse poging om de toestand te begrijpen waar de persoon zich in bevindt. Elke poging tot herkenning wordt hevig tegengewerkt door middel van elke denkbare mystificatie door de daadwerkelijke mystificeerders in het gezin.

RUTH

Het volgende voorbeeld van mystificatie laat opnieuw de verwarring tussen praxis en proces zien.


Wat voor de onderzoekers een uiting is van het echte zelf van het meisje, - hoewel het losstaat van het beeld dat de ouders daarvan hebben, - beschouwen haar ouders het louter als proces, dat wil zeggen, dat zij geen motief, werking, verantwoordelijkheid of bedoeling aan dergelijk gedrag toeschrijven. Gedrag dat in de ogen van de onderzoekers onecht en meegaand lijkt, beschouwen zij als gezond, normaal, en als haar ware of echte zelf. Deze paradoxale toestand wordt in onze gegevens doorlopend herhaald.


Ruth trekt af en toe gekleurde wollen kousen aan en kleedt zich over het algemeen op een manier die volstrekt gebruikelijk is in bepaalde kringen van Londenaren, maar ongewoon in de kringen van haar ouders.


Dat wordt door haar ouders als een "symptoom" van haar ziekte gezien. Haar moeder identificeert het aantrekken van dergelijke kousen door Ruth als het eerste teken van een andere daaropvolgende "aanval." Dat wil zeggen dat haar moeder (en vader) haar handelen (praxis) veranderen een teken van een pathologisch proces. Dezelfde handeling wordt door de onderzoekers gezien als een bevestiging een zelf, dat losstaat van het door haar ouders star staande gehouden beeld van zowel wie Ruth is als wat zij zou moeten zijn.


Deze acties van zelfbevestiging worden zowel door Ruth als door haar ouders met een enorm geweld gehanteerd. Het resultaat is een volgende periode van verwarde ervaring en gedrag, die klinisch als een "psychotische episode" kan worden gediagnosticeerd. Het eindigt met een verzoening op grond van het feit dat Ruth ziek is geweest. Tijdens haar ziekte voelde ze dingen, deed dingen, zei dingen, die ze niet echt meende en waar ze niets aan kon doen, omdat het allemaal door haar "ziekte" kwam. Nu ze weer beter is beseft ze dat.


Toen Ruth voor het eerst gekleurde kousen aandeed, ging het er de ouders om: Waarom brengt zij ons op die manier in opspraak? Ze is een goed meisje. Ze is altijd verstandig en dankbaar. Ze is gewoonlijk niet dom en onnadenkend. Zelfs als ze dergelijke kousen aan wil, enz., weet ze dat haar vader daar overstuur van raakt en ze weet dat hij een slecht hart heeft. Hoe kan zij hem nou zo overstuur maken, als ze echt van hem houdt?


Het probleem bij het onderzoeken van dit meisje in haar niet-psychotische perioden, - wat niet zelden het geval is bij schizofrenen in hun "zwijgende" stadium, - is dat zij helemaal de zijde kiest van haar ouders in hun idee dat ze regelmatig "aanvallen" van haar "ziekte" heeft. Alleen als ze "ziek" is wijst ze (en dan natuurlijk alleen buiten haarzelf om) de "manier van kijken" van haar ouders af.


Een poging tot benadering van de logica van de mystificatie in dit geval zou de volgende kunnen zijn.


X is goed. Alle niet-X is slecht. Ruth is X. Als Ruth Y zou zijn dan zou ze slecht zijn. Maar Ruth blijkt Y te zijn.


Dus moet Y equivalent aan X zijn, en in dat geval is Ruth niet echt niet-X, maar in werkelijkheid X.


Bovendien zal Ruth slecht zijn, als ze probeert Y te zijn, of dat is. Maar Ruth is de persoon X, dat wil zeggen, ze is goed, dus kan Ruth niet slecht zijn, dus moet ze gek zijn.


Ruth wil gekleurde kousen aantrekken en met jongens uitgaan, maar ze wil niet slecht of gek zijn. Hier is de mystificatie dat ze, zonder slecht of gek te zijn, niets anders kan worden dan een slonzige ouder wordende oude vrijster die thuis bij haar ouder wordende ouders woont. Ze wordt achtervolgd door de "stemmen" van haar eigen ongeleefde leven als ze goed is en door de "stemmen" van haar ouders als ze slecht is. Dus op beide manieren wordt ze gek gemaakt. Ze verkeert derhalve in een wat ik onhoudbare positie (Laing, 1961, p. 135) heb genoemd.


De taak van de therapeut is om zo iemand te helpen gedemystificeerd te raken. De eerste fase van de therapie bestaat in een dergelijk geval voornamelijk uit pogingen tot demystificatie, uit het ontwarren van de knoop waar hij of zij in vast zit, of zaken aan de kaak stellen die misschien nooit ter discussie zijn gesteld of waaraan zelfs nooit is gedacht, behalve als de betrokkene "ziek" was, namelijk, is het slecht of is het een schande, of is het egoïstisch, ondoordacht, ondankbaar, enz., om niet X te zijn of te doen en is het noodzakelijkerwijs goed om X te zijn, enz.?


Maar de praktijk zelf van de therapie is een ander verhaal.

 

NOTEN

 Een gedeelte van het klinische materiaal in dit hoofdstuk staat ook in Laing en Esterson (1964).

1 Onderzoekers: R. D. Laing (Hoofdonderzoeker), Dr. A. Esterson, Dr. A. Russell Lee (1959-1961), Dr. Peter Lomas, Miss Marion Bosanquet, P.S.W. Dr. Laing is a current Research Fellow of the Foundation's Fund for Research in Psychiatry. Deelname van Dr. A. Russell Lee werd mogelijk gemaakt door het National Institute of Mental Health, Bethesda, Md. (Grant No. MF10, 579).

2 Voor een uiteenzetting van deze theorie, zie Laing en Cooper (1964).

3 In de meeste psychotherapievormen kennen de therapeuten motieven en bedoelingen toe aan de patiënt die niet overeenstemmen met die de patiënt aan zijn eigen handelen toekent. Maar de therapeut (mag je hopen) mystificeert de patiënt niet in wat hij impliciet of expliciet zegt: je denkt zelf dat wordt aangezet door A en dat je B bedoelt. Ik denk echter dat je wordt aangezet door X en Y bedoelt, en dit is mijn bewijs, dat ik uit mijn persoonlijke ontmoeting met jou heb gehaald.


4 Voor uitgebreide fenomenologische beschrijvingen van deze en andere gezinnen van schizofrenen, zie Laing and Esterson (1964).

5 Met perspectief wordt p's standpunt in een situatie bedoeld. Met metaperspectief wordt het standpunt van p bedoeld ten opzichte van het standpunt van o. (zie Laing, 1961, appendix).
 

 

VERWIJZINGEN

 

BATESON, G., JACKSON, D. D., HALEY, J., AND WEAKLAND, J. (1956). Toward a theory of schizophrenia. Behav. Sci. 1, 251264. BRODEY, W. M. (1959). Some family operations and schizophrenia. A.M.A. Arch. gen. Psychiat. 1, 37 91.02.

HALEY, J. (1959a). The family of the schizophrenic: a model system. 7. Nerv. Ment. Dis. 129, 357-374.

HALEY, J. (1959b). An interactional description of schizophrenia. Psychiatry 22, 321-332.

LAING, R. D.. (1960). The divided self. London: Tavistock. Chicago: Quadrangle Press, 1961.

LAING, R. D.. (1961). The self and other. London: Tavistock. Chicago: Quadrangle Press, 1962. LAING, R. D. (1962). Series and nexus in the family. New Left Rev. 15, May-June.

LAING, R. D., and COOPER, R. D. (1964). Reason and violence. A decade of Sartre's philosophy19501960. London: Tavistock. New York: Humanities Press.

LAING, R. D., and ESTERSON, A. (1964). Sanity, madness and the family, vol. 1. Families of schizophrenics. London: Tavistock. New York:

LIDZ, T., CORNELISON, A., TERRY, D., AND FLECK, S. (1958). Intrafamilial environment of the schizophrenic patient: VI The transmission of irrationality. A.M.A. Arch. Neurol. Psychiat. 79, 305-316.

LOMAS, P. (1961). Family role and identity formation. Int. J. Psycho Anal. 42, July-Oct.

RYCKOFF, I., DAY, J., AND WYNNE, L. C.. (1959). Maintenance of stereotyped roles in the families of schizophrenics. A.M.A. Arch. gen. Psychiat. 1, 93-98.

SARTRE, J. P. (1960). Critique de la raison dialectique. Paris: Gallimard.

SEARLES, H. F. (1959). The effort to drive the other person crazy - an element in the etiology and psychotherapy of schizophrenia. Brit. ]. med. Psychol. 32, 118.

WYNNE, L. C., RYCKOFF, I. M., DAY, J., AND HIRSCH, S. I. (1958). Pseudomutuality in the family relations of schizophrenics. Psychiatry 21,205-220.


Naar boven