Home
PSICHOPATIA CRIMINALIS
HANDLEIDING
OM PSICHJATRIESE GEESTESZIEKTEN OP TE SPOREN EN
WETENSCHAPPELIJK VAST TE STELLEN
DIE VOOR DE RECHTBANK AANTOONBAAR MOETEN ZIJN
VOOR ARTSEN, LEKEN, JURISTEN, VOOGDEN,
BESTUURSAMBTENAREN, MINISTERS ETC.
DOOR
OSKAR PANIZZA
ZÜRICH
UITGEVERIJ VAN DE ZÜRCHER DISKUSSIONEN
1898
Voorwoord.
Magnan bij de Fransen, en Schüle en Krafft-Ebing
bij ons in Duitsland, hebben onlangs het aantal en de
verscheidenheid van de geestesziekten in een solide sisteem
ondergebracht, en men kan eigenlijk geen psichose of een variant
daarvan ontdekken, die daar geen plaatsje in heeft gevonden. De
wetenschappelijke lezer zal daarom met enige verbazing en wellicht
ontstemming de aankondiging hebben ontvangen, dat hij hier met een
nieuwe geestesziekte en een nieuwe term zal worden
geconfronteerd. Als ik desondanks een poging waag om een nieuw
ziektebeeld, de psichopatia criminalis, in het
onderwijsbouwwerk van de psichjatrie te introduceren, dan doe ik dat,
in de vaste overtuiging, dat daar een behoefte aan bestaat, op grond
van een overvloedig feitenmateriaal, met name op forensisch gebied, en
in de wetenschap, dat op dat punt, in de wetenschappelijke constructies
en indelingen van de meeste leerboeken, een waarneembare hiaat bestaat.
Er is echter nog een ander punt, waardoor het nieuwe
psichjatriese genus bij de geachte collegae - en tot hen wend ik mij
voornamelijk in dit geschrift - vast een vriendelijke ontvangst zal krijgen: het
principe van de menselijkheid, dat in onze huidige, op elk gebied
roerige tijden, met name ook in de rechtzaal steeds weer op de spits
wordt gedreven, moet de hoogste aandacht krijgen voor een ziektebeeld,
dat, indien juist onderkend en toegepast, een groot aantal van de
individuen, dat nu in de gevangenis of het tuchthuis terecht komt, naar
de mildere ruimten en vriendelijke badkuipen van de gekkenhuizen over
zal brengen. En ook voor de geachte Zwitserse psichjaters is het
belangrijk, als zij aan deze overplaatsing hebben meegewerkt.
De psichopatia criminalis is een duidelijk omschreven, zeer
karakteristieke, door rechters en deskundigen nauwelijks te
veronachtzame, psichose, die in politiek roerige tijden een welhaast
indringende betekenis krijgt, en waarvan de waarde, waardoor de
omstandigheden echt geen afbreuk aan kan worden gedaan, is, dat zij pas
hedentendage in haar volledige omvang naar waarde kan worden geschat,
terwijl men haar aanwezigheid in historische tijden steeds heeft kunnen
aanwijzen. Men hoeft inderdaad niet ver in de geschiedenis terug te
gaan, om de vreselijke verwoestingen te constateren, die deze
hardnekkige en meest besmettelijke van alle psichosen in het leven der
volkeren teweeg heeft gebracht. En juist nu de 50-jarige herdenking van
de droevige gebeurtenissen van de jaren 1848 en 1849 opnieuw een grote
hoeveelheid gedenkschriften en geïllustreerde boeken op de markt
brengt, wordt het ons, bij het doorbladeren van deze litteratuur,
duidelijk, wat destijds had kunnen worden vermeden, als de kennis van
de psichopatia criminalis - waar het destijds ook om ging -
al binnen het bereik van het psichjatries onderzoek had gelegen. Door
medewerkers geschoolde rechters, wetenschappelijk gevormde deskundigen,
verstandige juryleden, dialectisch bedreven officieren van justitie, en
geschikte gevangenisbewaarders zouden al dat nodeloze bloedvergieten,
het tirannengeschreeuw, tuchthuis- en folterkwellingen en emigratie van
de meest bekwame zonen van het land, hebben kunnen voorkomen. Een
betrekkelijk groot gekkenhuis, gevestigd tussen de Neckar en de Rijn,
ongeveer ter grootte van de Pals, en juist op de plek, waar de meest
woelige koppen gedijen, zou in één klap, binnen een aantal weken, de
criminele beweging, ik bedoel: de epidemische psichose, in de kiem
hebben gesmoord en ons vaderland veel leed hebben bespaard.- De
genezing vindt verrassend snel plaats. De milde behandeling, badkuipen
met een juiste temperatuur, de rust, de afzondering, het zingen van de
nachtegalen aan de andere kant van de tralies, de bemoedigende woorden
van de arts -, een snufje hyoscyamine en een beetje kaliumbromide
- en het politieke inzicht van al deze geïnterneerden zou beduidend
zijn toegenomen.
Als men bedenkt, tot welke hoogte de waanzin van hele volksstammen
destijds was aangewakkerd, hoe tot dan toe verstandige burgers de
misdadige poging waagden, om de heilige rechten van de door God
aangestelde vorsten te beknotten, hoe een van de meest frivole dichters
onder andere over de "heilige geest" zong:
"Die deed de grootste wonderen,
en veel grotere verricht hij nog;
hij verbrak de tirannenburchten,
hij verbrak het juk der knecht.
"Oude dodelijke wonden heelt hij,
en vernieuwt dan aller recht:
Alle mensen, gelijkgeboren,
zijn van een adellijk geslacht . . "(!!)
Bergidylle - 2 (Heinrich Heine. Uit: Die Harzreise, 1824)
dan huivert men enerzijds voor de mogelijkheid, die bij een
niet tijdig en bloedig ingrijpen van de troepen had kunnen ontstaan, en
uiteindelijk Duitsland in een republiek had kunnen veranderen - en
anderzijds voor de hevigheid van de waan der volkeren, die vanuit één
punt, uitgaande, door slechts enkele zieken breinen, bliksemsnel, deels
met behulp van de pers, om zich heen grijpt en een heel land aan de
rand van de afgrond kan brengen.
Daarom hoop ik oprecht, dat deze huidige studie, die op de
zorgvuldige bestudering van zowel historisch als klinisch materiaal
berust, aandacht zal krijgen van de kant van de collegae, de heren
bestuursambtenaren, rechters, professoren, van de hoge adel en al die
hoge en nog hogere heren, waaraan de toekomst van ons kostbare,
onwrikbare en aan de oude tradities vasthoudende vaderland, is
toevertrouwd.
Met de meeste hoogachting,
Zürich, in de sprokkelmaand, 1898.
De schrijver.
De vorm van de
psichopatia criminalis.
Het begin van deze weinig onderzochte en sluipend verlopende
ziekte, die op dezelfde wijze, zowel het uiterlijk van de mens, als
zijn innerlijk, zijn leven zowel als zijn ziel, zijn gevoel en zijn
karakter, vernietigt en ondergraaft, verloopt stilletjes en onheilspellend.
In de meeste gevallen is erfelijkheid, die volgens
de nieuwere psichologiese opvattingen gemakkelijk waarneembaar is,
duidelijk aanwijsbaar. óf de vader heeft al wegens politieke vergrijpen
vastgezeten, of de grootvader, de oom, óf de moeder stamt uit een
ingewortelde democratische familie; het laatste geval is het ergste.
Ook afstammelingen van die "Salzburger emigranten", de "Zillerthalers",
de "Hugenoten", de "Boheemse-" en "Moravische broeders", en van al die
sekten en Wederdoperse groepen, dwepers etc., die tot zelfvernietiging
toe, verzet tegen de rechtzinnige staat bieden, zijn zeer gevaarlijk.
Deze mensen zouden niet meer moeten trouwen, omdat de ziektekiem
nauwelijks meer uitroeibaar is. Men heeft waargenomen dat, zelfs bij
herhaalde vermenging met lakeien, de ziektekiem van een dergelijk oud,
godsdienstig of staatsvijandig verzet steeds weer tevoorschijn kwam en
grote ellende aanrichtte.
Bij anderen ontbreekt echter elke erfelijke factor. Dergelijke
mensen kunnen het vaak eenvoudigweg niet meer aanzien, hoe
honderdduizenden mensen zich voor één enkele persoon op straat
neerwerpen en zich door de hoeven van zijn ros laten bewerken. Hier is
dan meestal sprake van hersenschorsdwang [1]. Deze mensen zijn
natuurlijk een gevaar voor de openbare orde en moeten onder blijvend
toezicht staan. Ook vraagt het gebod van het zelfbehoud van de staat,
dat dergelijke mensen van het voortplantingsgedoe worden uitgesloten.
Verreweg de meest gevaarlijke factor, die dergelijke zieken
vormen voor de zekerheid van de staat en voor de eeuwige
zedelijkheidsprincipes, door hen in volledige vrijheid aan zichzelf
over te laten, is hun grote besmettelijkheid, hun infectiegevaar voor
de massa. In de geschiedenis heeft men altijd gezien, dat
het slechts enkele, abnormaal aangelegde, van huis uit op dwaalwegen
verzeilde mensen, waren, met een explosieve gedachtegang, - hun
aanhangers noemen hen "verlicht" - die de springstof voor grote
volksbewegingen hebben geleverd. Terwijl de grote massa, het grote
plebs - dat men in ieder geval niet altijd misera hoeft te
noemen, en dat men in ieder geval niet altijd het predikaat contribuens
hoeft te geven - over het algemeen in een gelukkige rust en
apathie vegeteert, zonder de regeerders bij hun zware arbeid te storen,
of aan de steunpilaren van de staatsorde te rammelen, zijn het steeds
dergelijke eenlingen, die met een ongelooflijke lichtzinnigheid met de
gedachte over de ineenstorting spelen, die voor zichzelf, zogezegd, met
speelse verbeelding de toekomst van een nieuw maatschappijsisteem
afschilderen, en op die manier de zwakken en verzetlozen, de "kinderen"
van het volk, de vrouwen, de dommen, de kunstenaars en de dichters,
voor zich winnen. Een toekomstige maatschappij, die nog helemaal niet
bestaat en die helemaal niet kán bestaan, en waarvoor in de werkelijke
wereld helemaal geen aanknopingspunt bestaat, zuiver uit het idee,
zogezegd uit het niets, poneren, en daarmee hele bevolkingsgroepen, die
dagelijks en op zondag de zekerheid en het nut van de bestaande
regeringsvorm voor ogen wordt gehouden en wordt gepredikt, te verleiden
en naar hun kant te laten overlopen. Dat heeft te maken met die
betreurenswaardige vatbaarheid van de massa voor al het nieuwe en
ideële. Wat heeft in het verre verleden Caesar daar al niet
onder moeten lijden! En Hij was uiteindelijk toch de, door Gods genade,
uitverkoren en bij voorbaat aangewezen heerser van zijn volk - Caesar,
kaizar, dat komt op hetzelfde neer: keizer. Zozeer belemmerend
werkten de vernieuwingszucht en de ontvankelijkheid voor ideeën van de
door hem overheerste volkeren in op zijn daadkracht en
besluitvaardigheid, dat het voor hem vrijwel onmogelijk werd, om de,
hem door God voorbestemde, heersersplannen door te voeren en zijn volk
naar de, door hem voorziene, heerlijke tijden te voeren.
Men voert uit de Romeinse geschiedenis meestal het voorbeeld van de
beide Gracchen aan, om de verderfelijke uitwerking
van geëxalteerde breinen op gezonde en vreedzame volksmenigten te
illustreren. Maar men hoeft niet zover terug te gaan, en er, ter
vergelijking, tijdperken bij te halen, waarbij het bovendien de vraag
is, of de almachtige God, die thans zo zichtbaar het Duitse volk leidt,
destijds werkelijk de lotsbestemming van dergelijke volkeren in de hand
had. Maar het is juist, dat het voorbeeld van de Gracchen buitengewoon
leerzaam is, en het was een geluk, dat de ene van deze broeders, die
steeds maar "het volk brood wilde geven", op tijd met een stoelpoot
werd doodgeslagen, en dat de andere, bewust van zijn vreselijke schuld,
zichzelf op tijd van het leven beroofde. Maar hoeveel nodeloos bloed
werd er desondanks door toedoen van deze geëxalteerde breinen vergoten,
en hoe werd de door God ingestelde regering in een doorlopende zorg
voor haar eigen bestaan gedompeld! Hadden de Romeinen maar over een van
onze hedendaagse formeel werkzame forensische artsen beschikt, of
hadden zij maar een van onze voortreffelijke psichjatriese leerboeken
gehad, dan was voor de oudere Gracchus vast een formulier
tot inhechtenisneming ingevuld, en was met behulp van een tweede
formulier, dat het "gevaar voor de openbare orde, ten gevolge van een
ongeneeslijke geestesziekte" constateert, zijn overbrenging naar een
door de staat geleid gekkenhuis, tot stand gebracht. Maar met het
"zich-in-het-zwaard-storten" of met het
"door-een-voornaam-senaatslid-met-de-stoelpoot-doodgeslagen-worden"
verkrijgen deze lieden iets idealistisch, de martelaarskroon en
vervolgens een plaats in de "Romeinse geschiedenis". En daar is het hen
om te doen. Nergens anders om - "honger" -, belachelijk! - "het volk
brood geven" - wat moet dat nou betekenen? - Dat er geen enkele Romein
destijds echt van de honger is gestorven (zij het, dat hij direct door
voedselweigering ziek was geworden), is meerdere malen via
bewijsstukken, door Mommsen bijvoorbeeld, aangetoond
[2]. Waarom dan die kouwe drukte?! -
Maar, zoals gezegd, is een teruggrijpen naar die oude tijden helemaal
niet nodig. De tijd van de Reformatie en van de Duitse boerenoorlog
levert een groot aantal voorbeelden, om aan te tonen, hoe door het
vermetele denken van eenlingen en de ziekelijke verbeelding van
bepaalde niets ontziende breinen, de rustige, vreedzame, en bezadigde
volksmenigten in opstand worden gebracht en tot de omverwerping van het
bestaande worden aangezet. Als wij een van hen, de eigenlijk op de
eerste plaats in aanmerking komende hallucineerder, Martin Luther uit
Eisleben, buiten beschouwing laten, dan doen wij dat, omdat hij als
omvangrijk liederendichter en verdienstelijke vertaler uit het Latijn,
nog steeds graag in de litteratuurgeschiedenis wordt vermeld, en omdat
op hem, ook als "man Gods", of hoe die epitheta ornantia ook
mogen luiden, door de Duitse vorsten en hun verheven regeringen,
zogezegd nog steeds een beroep wordt gedaan. (Hij had ongetwijfeld in
het gekkenhuis thuisgehoord.) Maar destijds was het aantal
oproerkraaiers buitengewoon groot. Men hoeft maar aan een figuur als
die Nikolaus Storch te denken en zijn lotgevallen te
vervolgen, om het gevaar van een dergelijke vermetele landloper, buiten
het gekkenhuis, te begrijpen; hoe hij van plaats naar plaats trok en
overal werd uitgewezen, vandaag in Zwickau, morgen in Bohemen,
overmorgen in Thüringen, en hoe hij overal sporen van zijn misdadigheid
tegen de geest achterliet, en overal het zaad van een oproerig,
brutaal, bevrijdend denken uitstrooide; sporen, die niet meer
goedgemaakt, niet meer uitgewist kunnen worden, die via de protestantse
orthodoxie, in het piëtisme, in de opwekkingsperiode, en in het
Herrnhutterdom weer tevoorschijn komen, omslaan in het theosofische, in
het mystieke, in het Jacob-Böhm-se, in het Zinsendorfse, in het
Berlenburgse, in het Wetterause, en ten slotte bij Baader, bij
Hegel, bij Schelling, bij Bruno Bauer, bij
Strauss en bij Stirner weer opduiken.
Dat is namelijk het eigenaardige van het psichiese, dat het -
daar, waar het zich buiten de gekkenhuizen vertoont - waar het zichzelf
manifesteert, waar het in de openbaarheid tot uiting komt, waar het
zijn besmettelijkheid met het oog op de massa heeft beproeft, als een
verslindend vuur om zich heen grijpt, als een feitelijke grootheid
volgens de wet van de traagheid vanzelf verder werkt, dat het zelfs
niet meer ongedaan kan worden gemaakt, zelfs niet meer in zichzelf
terug kan keren, dat het - en andere - aan de nieuwe draad verder moet
spinnen, - en dat het en andere het gistingsproces moet
voortzetten, totdat het schuimend overloopt -
"dat het doorlopend kwaad moet voortbrengen"
het kwaad, dat is hier het psichiese. -
Tegenwoordig zit in ons allen nog steeds Storch, zit Carlstadt,
zit Luther, zitten de Wederdopers, zit Thomas
Münzer, zit Hutten en zitten al die anderen. Deze psichiese
reeks van voorouders draagt met een vrijwel zekere
onherroepelijkheid en noodlottigheid haar lugubere ferment over, zoals
het edele blauwe bloed onder de adel, het verheven vorstelijke,
godgenadige bloed onder de monarchen, of het gewone rode bloed onder de
burgers en arbeiders, naar gelang de fysieke kant zich voortplant. Deze
grote fenomenologie van de geest, dit onherroepelijke Karma van
de wereldgeschiedenis, dat geestelijke daad op geestelijke daad optelt,
is onuitwisbaar, is een verterend vuur en loopt van Jesaja tot
aan Nietzsche.
Hier moet de politie dus ingrijpen.- In het verleden is iets
niet-meer-goed-te-makens gebeurd. - Maar tegenwoordig, nu de zieke
toestand van dergelijke misdadige breinen met behulp van de wetenschap
duidelijk kan worden aangetoond, moet de overheid, moet het openbaar
ministerie, moeten de vorsten, moet de staat, en moet de regering met
sterke hand ingrijpen, moet deze zieke kiemen - in badkuipen of hoe dan
ook - elimineren, om de grote menigte intacte, monarchistische breinen,
voor het ontwrichtingproces te behoeden. -
De psichopatia criminalis loopt als een rode draad
door alle revolutionaire bewegingen heen, zowel door die van de oudheid als
door de tegenwoordige. Zij bevond zich in Harmodius en Aristogeiton,
ze bevond zich in Kleon de leerlooier, ze woelde in de
iedere zedelijke basis missende Aristophanes, en zij kwam in
de door een fabuleuze eerzucht gedreven Socrates tot uiting.
Al die valse idealisten, die alleen maar aan zichzelf denken en daarbij
het volk naar voren schuiven, zijn criminele psychopaten. Het was de psichopatia
criminalis, die de plebejers de mons sacer opdreef,
zij bezielde de Gracchen, en zij ontstak de vermetele moed
van een Catilina en Brutus. Het was de psichopatia
criminalis, die de vermetele Arnold van Brescia tegen
de goddelijke majesteit van de onbevlekt ontvangen paus in opstand liet
komen, die Wycliff en Hus liet rebelleren, die Savonarola
van zijn verstand beroofde, die in Luther woedde,
en die de gezamenlijke sektarische geesten in de zestiende eeuw uit hun
dak liet gaan. Het voortreffelijke Duitse volk was, dankzij het grote
weerstandsvermogen van zijn monarchistisch gebouwde zenuwvezels, lange
tijd van die verschrikkelijke ziekte verschoond, totdat Frans-Zwitserse
invloeden, vooral uit Frankrijk, hier ook bressen sloegen, en het meest
argeloze gemoed ter wereld, eindelijk eveneens over zichzelf begon na
te denken. Denken is altijd een ernstige zaak. De bedroevende
verwoestingen, die intussen op het gebied van het Duitse gemoed
merkbaar zijn geworden, hoeven hier toch echt niet nóg een keer
uitvoerig uiteengezet te worden.
Moet dat dan zo verder worden toegestaan? Moeten wij toestaan, dat
iedereen met zijn respectievelijke grootheid, iedereen met zijn beetje,
zich in zijn brein bevindende, geestelijke ferment, met zijn beetje
hersenen optreedt en de massa vergiftigt en tot ongehoorzaamheid aan de
staat opvoedt? Tegenwoordig, nu wij in de regeringsmaatregelen, in het
door God geleide vorstelijke intellect, hulpmiddelen en adviezen
bezitten, om heel dat kleine kabaal, dit dii minorum gentium,
deze bekrompen geesten op hun kakstoeltje, die ook wat willen
produceren, in één klap, met één paragraaf kunnen vernietigen?
Tegenwoordig, nu wij in de prachtige, met parket belegde gekkenhuizen,
in de behaaglijke badkuipen, middelen bezitten om deze turbulente,
Germaanse breintjes hun zoete gedachteroes uit te laten slapen? Moeten
wij tegenwoordig nog rebellie dulden, onbeschaamde ideeën van Schillers
en Stirners, terwijl wij weten, dat deze ideeën,
ook als ze alleen maar worden uitgesproken, tijdens een bijeenkomst worden
verkondigd, of op papier worden gedrukt, verder vreten, verder vreten
dan een worm, die dit papier opknaagt, en de volgende eeuwen beïnvloeden?
Beïnvloeden, zoals wij tegenwoordig de Storchen, de
Carlstadts,
de Luthers, de Wederdopers, de sektariërs, de
Sanden, de democraten, de Wartburgers in
onze botten - o zo pijnlijk! - voelen? Wat zullen de volgende eeuwen
over ons zeggen? Dat wij het bureaucratische apparaat niet als
citroenpers, niet voor de vernietiging van alle niet
vorstelijk-ortodox-denkenden hebben gebruikt? Zullen zij ons "de
groten" noemen? Dat nooit!
Wat de afloop van de psichopatia criminalis betreft, is het,
zoals bij alle politieke hersenaandoeningen, een zeer droeve. Heeft de
aanval een bepaalde hevigheid bereikt, dan is het de verzengende hitte
van de, buiten elke staatsorde geraakte, ganglioncellen zelf, die het,
door God tot monarchistische gehoorzaamheid bestemde brein, de zwaarste
schade toebrengt, en spoedig tot een dodelijke aftakeling of
uitputtingstoestand leidt. Huwelijk, deugd, familiebanden, piëteit,
militaire gehoorzaamheid, vlaggennijd en de meest belangrijke
denkbeelden in de monarchistische staat vallen nu als kaf uit elkaar,
waardoor de, van zijn God vervreemde, de uit het verbond van trouw aan
zijn vorst losgemaakte, de met zijn eigen monarchistische geweten
oneens geworden, mens, de als een riethalm heen en weer bewegende,
beklagenswaardige onderdanen, weldra nog slechts aan zijn borrel of een
nachtelijke patrouille ten prooi vallen. Brengt dus een vroegtijdige
tuchthuisstraf, ten gevolge van een overduidelijk misdrijf, niet het
benodigde herstel met een opnieuw tot leven wekken van de
monarchistische denkbeelden (wat echter zelden lukt), dan beëindigt
meestal een acute aanval op het hoogtepunt van de crisis het leven van
de ernstig aangetaste (Masaniello in de vissersoproer in
Napels), of hij gaat rechtstreeks in het conflict met de staatsorde te
gronde (Titus Sempronius Gracchus, Thomas Müntzer). Maar ook bij een
trager verloop en ten gevolge van een onderbreking in het tuchthuis,
ingetreden remissie, is het nu eenmaal in zijn monarchistisch bestaan
weifelend geworden brein, nauwelijks meer te overeind te houden, en
vervalt, zij het vaak langzaam, maar uiteindelijk toch zeker,
uiteindelijk in de door alle psichjatriese leerboeken voor dit geval
voorspelde zogenaamde "terminale waanzin", of de "difinitieve
afstomping", waarmee het doek over deze treurige scène van het leven
van een "ontspoorde onderdaan" definitief zakt.
Menig opmerkzame lezer, met name degene, die van hun vak psichjater
zijn, zouden hier wellicht de tegenwerping willen maken, dat hetgeen nu
is uiteengezet, verhalen zijn, politieke verhalen,
litteratuurgeschiedenis, geschiedenis van de Reformatie, maar geen
eigenlijke psichjatriese casuistiek, geen beschrijving van
psichopatieën. Dat zou een ernstige miskenning betekenen. Het
psichjateren onttrekt zich aan geen enkele verschijnsel met betrekking
tot zijn mogelijkheid tot ziek worden. Een feit, dat wij ziek vinden,
is onder alle omstandigheden ziek, wat het ook moge zijn, al is daaruit
de Reformatie of de stoomontwikkeling, de zogenaamde "mensenrechten",
of het schapenscheren in Amerika, voortgekomen, en al hebben hun
dragers Luther of Lafayette, Lincoln of Lucianus
geheten. - Heeft me daar toch die voortreffelijke onderzoeker Rudolf
Arndt in zijn "Leerboek der psichjatrie voor artsen en studenten"
de hele cultuur en de geschiedenis van de menselijke geest in oxy- en
par-aesthesieën ingedeeld, en op die manier de gehele
ontwikkelingsgeschiedenis van het avondland, alle revoluties en de
"Rovers" van Schiller, alle politieke verdragen en Metternich
- met uitsluitend uitzondering van de vorst - in zijn
voortreffelijke leerboek ondergebracht! [3]
Helemaal niets ontrekt zich aan ons oog! -
Om echter de nieuweling niet te zeer te schokken, en de ontvangst van
de geheel nieuwe, hier voor het eerst uiteengezette gezichtspunten te
vereenvoudigen, en ook voor de artsen en studenten het gebruik van de
oudere psichjatriese leerboeken, met name die van Arndt,
Krafft-Ebing, Schüle, Griesinger, Esquirol, Gudden, Kräpelin, Ganser en
Bumm, nog steeds mogelijk te maken, hebben wij besloten
- omdat men ieder feit van minstens twee kanten kan bekijken - het
optreden van de psichopatia criminalis in heden en
verleden nogmaals onder de oude dierbare termen: melancholie,
razernij, krankzinnigheid, paralyse van de krankzinnigen, epilepsie en
hysterie, voor te dragen, waarbij wij de hoop koesteren, door deze
dubbele beschouwingswijze een nieuw en interessant licht op de diverse
ziektecategorieën te kunnen werpen en zo - nu er steeds meer nieuwbouw
van gekkenhuizen plaats vindt - voor de steeds meer toenemende
gezondmaking en versterking van ons psichopaties vaderland onder
bescherming van gezonde, kracht uitstralende vorsten, de weg te effenen.
Paralysis cerebri,
de Hersenverweking
als meest voorkomende
simptomenkomplex
van de psichopatia criminalis.
Het vroegste simptoom van deze ziekte is een verandering van
het karakter. Het hoeft maar een licht simptoom te zijn, hetzelfde dat wij bij
onze categorie van zieken vinden, aangezien mensen, die oppositie tegen
de staat voeren, steeds een ander karakter aannemen, en meestal een
slecht karakter hebben. Want het menselijke karakter, de menselijke
ziel, wordt, zoals Thomasius [4], Spener [5], Heinroth
[6] e.v.a. regeringsvriendelijke teologen hebben geleerd, altijd
zonder fouten, zonder primaire zonden, zonder begeerte naar het kwaad
en naar verzet, geboren. Pas de omgang met geïnfecteerden, met
nietsnutten, met opposanten, met links-liberalen, met de voorteelt van
het gekkenhuis, brengt de kiem in het hart van deze jonge mensen,
waarvan misschien meerderen vroeger, in de christelijke
jongemannenvereniging, hun thee der onschuld hebben opgeslurpt. Pas nu
ontwaakt de gedachte en neemt, zoals Heinroth zo fraai zegt,
"de vorm van de prikkelende begeerte naar het kwaad" aan [7]. Nu nog
wat oratorisch talent, de vlammende blik van een onzekere schone naar
een geslaagde redevoering, een Offenbachse operette, de
revolutionaire klanken van woeste Richard-Wagnerse muziek,
het veelvuldig bestuderen van politieke programma's, het bezoek aan de
tribune van de Rijksdag, waar men ziet hoe karakterloze en
vaderlandloze kameraden door de oppositie worden omringd en
gelukgewenst, misschien nog met het resultaat van een bezoek aan het
bordeel - en de akelige vernietiging in de hoogste levenscentra van de
psichiese wording groeit en groeit - totdat de betrokkene of als
roodgloeiende agitator, met de zweem van majesteitsschennis nog op de
lippen, op het schavot eindigt, of de door de psichopatia
criminalis aangetaste nog tijdig in een welwillend gekkenhuis
wordt opgenomen.
Schüle [8] beklemtoont echter, dat, omdat het hier om
de vroegste en subtielste veranderingen in de hersenschorssubstantie gaat,
waar de oppositie zetelt, niet vroeg genoeg door de arts, door de
verwanten - hier dus van de kant van de staat - kan worden ingegrepen.
Het moet dus zaak voor de politie zijn, om haar aandacht op zo vroeg en
subtiel mogelijke karakterveranderingen bij de onderdanen,
te richten - en waar komen geen subtiele en vroege
karakterveranderingen voor bij jonge mensen, die zich politiek
ontwikkelen of die zonen uit tot de oppositie behorende families zijn?
- zodat het niet te laat is en de staat pas ingrijpt, als de houtstapel al brandt.
Zijn jonge mensen op grond van een betrekkelijk onbeduidend
simptoom psichjatries opgenomen, dan is in ieder geval het grootste
gevaar geweken, en zelfs bij een later ontslag zal de doorgemaakte
opname altijd nog een zekere krachtige, staatsbevestigende indruk
achterlaten. Natuurlijk moet, gedurende de opname de studie van
ontwikkelde jonge mensen, op grond van door het ministerie van cultuur
voorgeschreven boeken, worden voortgezet. Treedt er een opvallende
verbetering op, zodat in de hersenganglia een overduidelijke en sterke
trek naar rechts merkbaar wordt, kan altijd nog een poging worden
gewaagd om een voorwaardelijk ontslag, tot de volgende
verkiezingsperiode uit te stellen. Maar zelfs op het gevaar af, dat een
gedeelte van de gimnasia en universiteiten in psichjatriese internaten
wordt veranderd, mag de staat niet van het voorrecht afzien, om
aandacht te schenken aan vroegtijdige karakterveranderingen, en
door deskundigen de voorwaarden voor het optreden van deze vroege
simptomen van hersenverweking zo nauwkeurig mogelijk te laten omschrijven.
Herhaaldelijke stemmingsveranderingen en neiging tot huilen, al
om onbeduidende redenen, worden door alle onderzoekers, met name door Baillarger
[9], Magnan [10], Griesinger [11] als
vroege simptomen van de cerebrale paralise onderkend.....................
Maar waarom huilen jullie dan ook? - Waarom is jullie brein
niet sterk? - Als jullie gedachten zich tot de hoogte van de individualiteit
en het recht op individualiteit verheffen, en jullie ziel samen met de
adelaren vloog, waarom janken jullie dan, als jullie voor de staat
terecht staan en moeten bekennen?
- Hebben deze mensen, jullie gesalarieerde pijnigers, misschien
meer gegeten, omdat zij zo sterk zijn? Waarom kijken jullie hen niet
recht in de ogen en zeggen het onvermijdelijke, dat moet worden gezegd,
al zou het bloed zijn? Eet en maak je sterk, en wees "sterk in de
geest." Denken jullie, dat Bourgonje en Rijnwijn alleen maar voor
staatssecretarissen zijn verbouwd? -Drink tenminste Eimbecker-bier,
zoals Luther, toen hij voor de Rijksdag verscheen, en zijn
ziel wilde loochenen. -
Wie zal er huilen? - Denken jullie, dat Brutus
heeft gehuild? - Of heeft Mirabeau soms tranen vergoten? - Heeft
het verhaal van Danton tranen overgeleverd?.............
Ja, als jullie janken, dan heeft de staat het
gemakkelijk, en zal de deskundige jullie altijd als rijp
voor het gesticht kunnen beschouwen.
Recent onderzoek heeft vastgesteld, dat sifilis zeer
vaak de voorloper van hersenverweking is. Men moet deze factor niet
helemaal buiten beschouwing laten. Maar verwachten dat deze mensen dus
aan sifilis moeten hebben geleden en hun verleden daarop nagaan, achten
wij niet nodig. Juist het tegenovergestelde. Die andere Franse
ziekte, waar de Fransen zelf in de jaren 1789-95 aan hebben
geleden, en gedurende welke zij de "cultus van de Godin van de Rede"
hebben gesticht, leidt veel zekerder tot verwarring van de geest en tot
verweking van de hersenen, dan die erotische besmetting, die haar
ontstaan meestal heeft te danken aan de omarmingen van een echt
onverstandige Godin. Met name moet de deskundige dus ook naar deze
Franse ziekte, het revolutionaire streven, zoeken, om de
etiologische factor voor de treurige gezondheidstoestand, waarmee de
aangeklaagde voor de balie van de rechtbank verschijnt, te vinden. En
pas als dit onderzoek hem in de steek laat, mag hij naar lichamelijke
littekens zoeken. In ieder geval zal het met behulp van beide Franse
ziekten lukken, om bij de voorgeleide een noodzakelijk onderkende
geestesziekte etiologische te verklaren.
Schüle heeft het over de "Doorbraak van de
zedelijke grond" [12], en wil deze volledig morele
zwakzinnigheid als een van de meest waardevolle signalen voor het
bestaan of toch dichterbij komen van hersenverweking laten gelden.
Terecht. Velen hebben nu gedacht, dat bij politiek aangeklaagden deze
factor in die gevallen, waarbij het bewijs van hersenverweking van de
kant van de rechtbank werd verlangd, moeilijk aantoonbaar was, omdat
juist bij idealisten -wat politiek aangeklaagden meestal zijn - deze
zedelijke grond intact is. - Helemaal fout! Bij deze mensen breekt
juist de zedelijke grond heel gemakkelijk door. En dat is iets wat de
deskundige van tevoren moet bedenken: als al bij staatsambtenaren,
bureaucraten, rechters, hoge bestuursambtenaren, ministers etc., die
niet op grond van zedelijke kracht of individuele verantwoordelijkheid,
maar op de grond van de staat staan, dus helemaal geen
"doorbraak van de zedelijke grond" kan volgen, omdat zo'n grond er niet
is, - omdat de staat deze grond hen voor een bepaald salaris heeft
afgekocht, omdat zij meestal uit families stammen, waarin al eeuwen
geen dergelijke zedelijke grond meer aanwezig was, omdat zij gewoonweg
geen zedelijke grond kennen, en daarom bij de aangeklaagde een
dergelijke grond niet veronderstellen - als er, moet de deskundige bij
zichzelf zeggen, al bij dergelijke waardigheidsbekleders geen sprake
meer kan zijn van een zedelijke grond, is het dan verwonderlijk, als
bij aangeklaagden, waar hier sprake van is, die door de wol zijn
geverfd, en die vaak uit maatschappelijke kringen stammen, waarin het
weerstandsvermogen ten gevolge van een algehele misère niet meer zo
groot is, de zedelijke grond hier en daar nu eenmaal doorbreekt" - Nee,
zegt de deskundige, dat is niet verwonderlijk. Dus de "zedelijke grond"
kan ook bij dergelijke mensen ooit "doorbreken". Kan
dat, dan zal het voor de deskundige gemakkelijk zijn, om ook
voor het betreffende geval de feitelijke "doorbraak van de zedelijke grond"
wetenschappelijk te bewijzen, en zo de onvermijdelijke voorwaarden te
verschaffen voor de opname van de aangeklaagde, net als voor de eigen
bevordering naar de eerstvolgende salarisschaal.
Wij vestigen bijzondere aandacht op wat hier is gezegd, omdat, als
alle psichosen falen, en de aangeklaagde, zij het ten gevolge van een
niet tijdige voorbereiding van kroongetuigen, of hoe dan ook, alle
pogingen van de beëdigde deskundige, om bij hem een door de rechtbank
noodzakelijk geachte psichose te diagnosticeren, door zijn rust,
koudbloedigheid en beresterke gezondheid te schande maakt, is de hersenverweking
nog altijd die vorm, waarbij het bewijs van de door de rechtbank
verlangde geestesziekte, het beste lukt. Want het begin van deze
organische hersenziekte is zoals bekend, zó subtiel, zó onopvallend en
ragfijn, de eerste simptomen zijn nog zó moeilijk van de eigenlijke
gezondheid te onderscheiden, dat het met enige handigheid lukt, om
duidelijk te maken, dat elke gezondheid van de mens aan het begin van
de hersenverweking staat, zodat het voor de deskundige - wiens eigen
zedelijke grond hier niet in aanmerking wordt genomen - eenvoudig is,
om de aangeklaagde, zelfs als hij beduusd is, of een beetje stottert,
of gemakkelijk opvliegt, in de rechtszaal van het bewijs te overtuigen
en psichjatries ten val te brengen.
Ook de natuur zelf komt in deze richting aan de wens van de
staat ruimhartig tegemoet. "De consistentie van de hersenen is week, is
deegachtig" - zegt Hyrtl in zijn "Anatomie van de mens"
[13]. - Is het dan een wonder, als de hersenen gewoon week worden,
als ze tot de consistentie vervloeit, die de staat nodig heeft, om
ongewenste breinen uit de strijd om het bestaan af te zonderen en ze in
zekerheid te brengen?
En ook het humeur, dat de natuur bij de gevoels-Duitser
in het hart heeft gelegd, is niet zo ver verwijderd van dat ontdooien
van het hart, dat reeds een beginsimptoom van de hier behandelde
zielsziekte is. "De mensen huilen gemakkelijk" - zegt Mendel
in zijn studie over de paralise van de hersenen - [14]. Ja,
verdomd! waarom huilen de mensen? - Omdat ze belasting moeten betalen.
Omdat zij hun laatste bloeddruppels voor militaire vorderingen moeten
geven. Omdat hun familie aan de willekeur van een bruut soldatenvolk
bloot staat. Omdat zij aan een bevorderings-hongerige
justitie zijn overgeleverd. Omdat zij hun pijnen en hulpkreten niet
meer uitspreken, niet meer durven laten drukken. Omdat men hen tot het
aanbidden van het "grote dier" wil dwingen................
Ja, wat willen jullie, huilerige mensen, dan? - Waarom zijn jullie
dan ook week geworden? God, die ijzer laat groeien, wil geen weke
hersenen! - Waarom wachten jullie, totdat jullie hersenen week worden?
- Toen ze nog hard en elastisch waren, en daden - geen gedachten -
konden voortbrengen, moesten jullie handelen en je man staan. De staat
heeft jullie eerst ontroerd en vervolgens gesmolten. Jullie armzaligen,
jullie drijvende kracht onder zijn ijzeren handen, en nu leuteren
jullie, hersenverweekten, in jullie koortsfantasie over koningsmoord en
burgerdeugd!....................Toen jullie nog rustig waren, toen
hadden jullie het onvermijdelijke, de reddende daad moeten
verrichten...............
Jullie roepen steeds: alleen een Angiolillo kan
ons helpen! en herhalen deze kreet, totdat jullie hersenen week worden; en
nu moet de staat jullie gevangennemen. In plaats van eens een proeve
van die Angiolilio te maken, om jullie hersenen van de
vreselijke druk te verlossen; en de staat een keer te laten bloeden, in
plaats van zelf te bloeden, en met een sterk en rustig brein uit deze
ontzettende crisis tevoorschijn te komen!................
Mania -
de razernij,
als tweede
simptomenkomplex van de psichopatia criminalis.
De meest voorkomende vorm van de geestesziekte is de manie.
Men hoeft daar nou echt niet bij te denken, dat de mensen, zoals de leek
vaak denkt, daarbij tegen de muur op moeten lopen. In tegendeel! Het is
de stille woede, het geheime, rustige samenzweren, het innerlijke
onbeschaamde denken, wat die mensen onderscheidt; het is de mania
anti-gouvernementalis.
Probeer maar een de levens- of ontwikkelingsloop van dergelijke mensen
iets nauwkeuriger na te gaan. Het begint meestal al met Schiller, die
ze op school onder de bank lezen. Het zijn "De Rovers", die
onbeschaamde woordenkraam van dit onrijpe half-genie - de regerings-Goethe
verafschuwde het stuk - dat bij de jonge mensen de kop op
hol brengt. En al doet de leraar alle moeite om het onderwerp, met het oog
op de zedelijke wereldorde - God hebbe erbarmen met deze dappere - een
zedelijke draai te geven, dan blijft nog genoeg over van de geest van
verzet, van het "in tirannos!", dat de brutale heelmeester
met een leeuw op de titelpagina tekende [15], om bij de gevoelige jonge
mensen, die deze geestelijke kost naast Thomasius' "Eerste
godsdienstonderwijs" [16] in zich opnemen, het ombeschaamde loochenen,
dat dan later in razernij uitbreekt, in de ziel te leggen. De "Rovers"
zouden altijd en onder alle omstandigheden en overal moeten worden
verboden, en alleen maar in bibliotheken en dan nog alleen voor
litteratuurhistorici, waarbij voldoende zekerheid bestaat dat zij niet
imiteren, kunnen worden gelezen.
Vervolgens, op de middelbare school, is het met name Kant en
zijn sisteem van het terugtrekken van de buitenwereld in het
hoofd, in het denken, dat de jonge mensen ertoe brengt om de
hele staat op te vreten, en daar met het hoogste en heiligste,
met het gouvernement en de hoogste waardigheidbekleders - ja
met de onaantastbare persoon van zijne majesteit van die betreffende
landverraders - te manipuleren, zoals men met denkvormen speelt, en
innerlijk flauwekul uithaalt. Nee, dat kan zo niet verder worden
geduld! Deze mensen vervallen later allemaal tot razernij. Dit
kritische sisteem vormt een ernstig gevaar voor het verstand
van de onderdanen. Deze mensen worden later allemaal maniakaal. Kant
zelf stond op het punt om zijn verstand te verliezen. De
Pruisische minister, excellentie von Wöllner, liet
hem zeggen, dat hij op het uiterste voorbereid moest zijn,
als hij het verhaal niet zou laten rusten (hij bedoelde gevangenis of
gekkenhuis, indien nodig). Nee! - liever het gekkenhuis, want dat frist
deze mensen echt en in eigen persoon op, dan dat ze psichies,
door middel van hun kritische denken de staat opvreten en
daar innerlijk anarchisme en kritisch landverraad bedrijven. -
Moet men dus een dergelijke verdachte in foro (voor de
rechtbank) onderzoeken, en de manie, mania simplex uit
hem krijgen - ik bedoel: die via de aanklacht aanbieden - dan
komt het er vooral op aan, dat men een beetje op de wijze van de
aangeklaagde reageert, zich maatschappelijk gedraagt, of iets van de
gevoelskant laat zien, kortom, dat men in zijn hele vroegere
ziektegeschiedenis is ingevoerd. Meestal zijn het temperamentvolle,
vurige en idealistisch geaarde mensen, die het bedenkelijke pad van de
oppositie tegen de regering bewandelen. En nu komt het erop aan, ze uit
te vragen en uit de tent te lokken. Daarbij gaat men tegenover
gesloten, zwijgzame mensen net zo te werk als de Jezuïeten bij jonge
meisjes, als zij die wegens onanie uitvragen. Geven de laatsten op de
vraag: "hoe vaak heb je het gedaan?" helemaal geen antwoord, dan vraagt
de Jezuïetenpater: "heb je het honderd of tweehonderd keer gedaan?" Dan
schrikken die arme kleintjes en zeggen: "ach nee! hoogstens acht of
tienmaal." - Zo ook hier. Lukt het de voorgeleide, waarbij men een
manie moet aantonen, zo te prikkelen en door inquisitieachtige vragen
naar zuiver denkbeeldige dingen, verkrachting, verduistering,
pederastie etc. in een uiterste woede te doen ontbranden, en op die
manier een maniakale aanval bij de wellicht licht prikkelbare
aanwezigen in de gerechtszaal zelf te provoceren, dan neemt men meteen
deze mania, deze tweede, experimenteel opgewekte mania,
als bewijsmiddel, en laat de eerste, de wetenschappelijke manie,
de mania simplex, lopen. Want het is helemaal niet nodig,
dat iemand die verdacht wordt van samenzwering tegen de staat, aan mania
duplex leidt. Men accepteert zijn manie, waar men hem aantreft.
En om een dergelijke flagrante prikkelbaarheid, zoals de voorgeleide,
die misschien de hele zaal heeft volgespuugd, heeft getoond, te
kalmeren, zijn meerdere jaren internering, minstens tot na de volgende
kabinetsperiode, beslist niet teveel. - Wij gaan nu over tot de
casuïstiek, en bespreken uit het rijke pasjentenmateriaal, dat de
geschiedenis van alle landen biedt, een aantal bijzonder opmerkelijke gevallen. [17]
Observatie 1.
Maniakale opwinding ten gevolge van enorme politieke propaganda. Demagogisch
optreden als ambtenaar. Ophitsen tot opstand. Dood onder de knuppels
van de zich verzettende aristocratenpartij. -Tiberius Sempronius
Gracchus, 30 jaar oud, uit een gegoede familie, maar ziekelijk, ziet de
aan zijn aristocratische afstamming beantwoordende loopbaan afgesloten,
laat zich tot volkstribuun kiezen en introduceert, om bij de massa
steun te verkrijgen, een communistische, de patognomonische kenmerken
van een krankzinnige utopie op het voorhoofd dragende Akerwet, die
de eetlust van de massa tot het uiterste prikkelt. Ten gevolge van de
begrijpelijke tegenstand, die dit optreden bij de ordelievende
aristocratenpartij opwekt, neemt de eigenlijk labiele en tot uitputting
neigende hersentoestand van de agitator toe tot geestvervoering en
maniakale opwinding (mania simplex). Ideeënvluchtige
redevoeringen van megalomaan karakter: het volk wil hem tot koning
kronen. En net als het volk, in zijn hoop naar een volle maag bedrogen,
een dreigende houding wil aannemen, komt de goedgeorganiseerde en
gedisciplineerde senaatspartij tevoorschijn. Er breekt een opstand uit,
en Tiberius Gracchus wordt in een straatgevecht samen met 300 van zijn
aanhangers met aristocratische stoelpoten doodgeslagen (133 v. Chr.)
"Zo'n dag heeft Rome nog niet eerder meegemaakt!" roept Mommsen
[18] uit. Begrijpelijk! Als men het gekkenhuis naar de straat
verplaatst, kan men elke dag wel wat nieuws beleven. De vraag is
alleen, wat er op deze manier van de staat terechtkomt en
wat er met de eeuwige wet van de zedelijkheid gebeurt.
Het is duidelijk dat tegenwoordig in een georganiseerd
staatsbestel, dergelijke gebeurtenissen onmogelijk zouden zijn. Om ze
echter helemaal en voor altijd onmogelijk te maken, is het de plicht
van de deskundige, om zich het meest subtiele begin van de psichopatia
criminalis als observatie eigen te maken, en, zolang een eigen
leerstoel voor politieke hersenprocessen nog niet is ingesteld, en onze
wetenschapstak onder de vleugels van de gewone psichjatrie moet
schuilen, geen gelegenheid verzuimen, om zich met behulp van de
politieke geschiedenissen van de volksoproeren psichologisch en
psichjatries te ontwikkelen. Het eerste begin van de criminele
psichopatie is subtiel en vluchtig. Onder het lerarenkorps, onder de
jonge assessoren, bij ongeorganiseerde, niet tijdig beroepen en
getrouwde teologie-kandidaten (met name in Würtemberg), bij advocaten,
jonge doktoren, en privaatdocenten treft men vaak de meest wonderlijke
geestestoestanden aan. En mensen, die van het lezen van Nietzsche,
Feuerbach, Stirner, Bruno Bauer, en David Strauss,
dus meestal volledig geëxalteerde mensen, op hol geslagen hoofden krijgen,
zijn gedurende een zekere tijd, waarin heldendom en idealistische
opofferingszin en alle suggesties een welkome ingang vinden, uiterst
gevaarlijk. Hier schiet de bacil van een geestelijke lepra, met zijn
knobbels en uitwassen van een afzichtelijk demagogendom, maar al te
gemakkelijk wortel. Een preventieve onderbreking gedurende een half
jaar in een goedgeleid psichjatries internaat, is rond deze tijd
meestal uiterst nuttig. - Het is duidelijk dat, als Tiberius Sempronius
Gracchus tijdig was gearresteerd en gevangen was gezet - wat natuurlijk
een tijdige wetenschappelijke kennis van de ziekte en het beschikbaar
zijn van bekwaamgeleide provinciale gekkenhuizen veronderstelt -niet
alleen de hevige opwinding en beschadiging van de Romeinse volksziel
zou zijn voorkomen, maar dan had ook zijn broer Gajus, datzelfde
lichtzinnige en vuige spel niet twaalf jaar later met een
nog grotere hartstocht, kunnen herhalen. Want zodra deze mensen merken,
dat men geen martelaarskransen meer kan verwerven, en door de
stoelpoten van de tegenstanders niet meer doodgeslagen wordt, maar met
zijn beetje hersenen in het gekkenhuis kan verrotten, trekken zij hun
handen ervan terug en hoeden zij zich ervoor om tegen de door God -
door wie? - door God, of Jupiter, dat is in dit geval helemaal
hetzelfde! - ingestelde staatsorde in opstand te komen.
Observatie 2. Koliekachtige
woedeaanvallen op alcoholische basis. Ernstige majesteitsschennis door middel van de
pers. Veroordeling. Na een opsluiting gedurende tien jaar een
beduidende verbetering. Terugkeer naar de mensenmaatschappij en naar
een ordelijke bezigheid bij de pers. Sterft, door zijn vorst
gedecoreerd. -Chr.F.D. Schubart, 38 jaar, koorleider en
schoolmeester, naar het schijnt niet erfelijk belast, behalve met een
onweerstaanbare neiging om verzen te maken, muzikaal begaafd, geeft
zich vroegtijdig over aan drank en losbandigheid, houdt het op de
universiteit niet uit, wordt wegens schulden gearresteerd; na de
vrijlating rustiger geworden, brengt hij meerdere jaren in een rustige
plaats als schoolmeester door; zijn beste tijd; maar de rusteloze, die
inmiddels is getrouwd, houdt het daar niet uit, hij verhuist naar de
hoofdstad, waar hij de vorst en de hofdames met zijn prachtige
orgelspel boeit; overmoedig, gaat hij zich aan de meest dwaze
uitspattingen te buiten, besmet zich seksueel aan het hof, besmet de
familie, maakt hekeldichten op de heiligste litanie en de
allerheiligste goddelijke drie-eenheid, die hij op muziek zet en met
krullerige versiering in de eredienst op het slot uitvoert. Hij moet
vluchten, hangt weldra nu eens hier, dan weer daar rond, gaat zich
steeds te buiten aan Baccho et Venere, verwaarloost vrouw en
kinderen. Eindelijk belandt hij een zuid-Duitse stad en richt daar een
dagblad op. Ook hier vertoont hij meteen een zeer buitensporig gedrag,
hij stoot revolutionaire kreten uit, zoals: "O Engeland, slechts deze
hoed vol van jouw vrijheid!....", wordt wegens deze uitspraak
uitgewezen - vlucht naar de dichtstbijzijnde stad, waar hij
zijn dagblad voortzet en door de onbeschaamde toon daarvan een
beduidende oplage bereikt; hij scheldt alle 48 Duitse potentaten op de
meest mateloze wijze uit, waarbij hij hun maîtresses opsomt en hen wil
verbieden, dat zij voor het onderhoud van hun privé-bordelen en
balletzalen, de zonen van het land als soldaten aan het buitenland
verkopen. Uiteindelijk wordt de schurk, waarvan het zenuwsisteem
volledig is aangetast, en dat onder de toxische inwerking van bier en
tabaksrook de meest mateloze politieke veronderstellingen over de
eenheid van Duitsland en het zelfbestemmingrecht van de Duitse
burgerklasse had geproduceerd, gearresteerd en opgesloten in de
gevangenis. De toestand verbeterde onmiddellijk. Hij wil aan
het avondmaal deelnemen, bidt vurig tot God, onthoudt zich van het
aardse verzenmaken, valt dertig pond af; de "koliek"achtige plannen en
temperamentvolle invallen blijven geheel achterwege; een diepe
zielevrede neemt bezit van zijn innerlijk. Als hij na een tien jaar
durende opsluiting door een toeval wordt vrijgelaten, is hij een
volledig ander mens geworden. Als hoforganist slaagt hij erin om op een
meesterlijke manier voor de maîtresse van de allerhoogste het orgel te
bespelen. Hij wint de volledige gunst van zijn vorst. Op zijn verzoek
zet hij de krant ten gunste van de hofkas voort, maar geheel in de
geest en opvatting van het regeren bij Gods genade van de monarch en de
door God voor de volkeren aangestelde leiders en groten. Geacht door
alle oprechte mensen van het land, sterft hij spoedig daarop,
gedecoreerd door zijn vorst.
Dit is een van de weinige gevallen in de geschiedenis van de
menselijke geest en de menselijke ontaarding, waarin de samenhang van
oorzaak en gevolg zo overduidelijk aan het licht komt. Dergelijke
gevallen komen echter dagelijks voor. Niet alleen in de tijd, waarin
het zojuist aangeroerde geval zich afspeelde, in de 18e eeuw, maar ook
tegenwoordig oefenen bier en tabaksrook hun verderfelijke werking op de
hersenen van onderdanen uit. En als ook niet steeds een zo oplaaiende
geest, een zo dichterlijke aanleg, een zo'n buitensporige fantasie het
misdrijf te hulp schiet, zoals in het geval van de rubrikaten, is het
toch voor de deskundige belangrijk, om op de hoogte te zijn
van het tijdstip, waarop de ideeën van onderdanen, ook zonder de
versterkende invloed van het temperament van een zekere
zelfstandigheid, of neiging tot een maniakale redenering, hebben
aangenomen, dat een langer uitblijven van de vrijheid gevaarlijk zou
kunnen worden, en de grenzen van de, buiten de muren van het gekkenhuis
mogelijke, geestelijke vrijheid zijn overschreden.
Het enige bedroevende aan het geval in kwestie, Schubart, is
de omstandigheid, dat in de toenmalige tijd de grenzen, waarbinnen het
verstand van de onderdanen zich kon bewegen, veel ruimer waren gesteld,
dan tegenwoordig, en dat bij openlijke uitbraak van een geestesziekte,
zij het in de pers, zij het door geuite beledigingen van de majesteit,
het oppakken van de zieke, ten gevolge van gebrekkige
uitleveringsverdragen met de buurstaten, zo wordt bemoeilijkt.
In ieder geval zal de deskundige uit deze beide getuigenissen, die
tot de openbare geschiedenis behoren, hebben geleerd, dat het er
nauwkeurig op aankomt, om het moment op te merken, waarop de ideeën bij
bepaalde onderdanen te levendig, te overvloedig, te vrijpostig, te zeer
op het hof gericht worden, om te beslissen voorzorgsmaatregelen te
treffen, zodat bij de eerste uitbraak van maniakale opwinding of
politieke razernij, die beide deel uitmaken van de psichopatia
criminalis, de arrestatie van de zieke plaats vindt, zowel om het
hof en de mensenmaatschappij tegen hem te beschermen, als om hemzelf te
kunnen genezen.
Melancholia -
Melancholie
als derde vorm van de
psichopatia criminalis.
De melancholie, is nou echt een Duitse ziekte!
Vergeet-mij-niet-ziekte - "Roosje-roosje-rood-ziekte" -
Helblauwe-oogskens-ziekte. -
Tot in de meest zoete geheimen van het hart, dringt deze
psichose door en openbaart heel jullie hartstochtelijke verlangen, heel jullie
liefde, heel jullie gejammer over het verloren geluk, dat altijd is,
waar jullie niet zijn. En jullie liederen, jullie zingen en zeggen,
jullie smachten naar de allerliefste schat, naar "Beppielief" en naar
"Miesjemijn", jullie gezangen over "heldenlauwerkransen" ("helden
lobebaeren", uit: het Nibelungenlied), en jullie diepe
verlangen naar de "blauwe bloemen" en de andere wereld, ligt in deze melancholica
germanica. Jullie zijn het meest diepzinnige en melancholieke
volk ter wereld. En men hoeft slechts in jullie ogen te kijken, om de
diepgang van jullie ervaren, jullie hunkerpijn te zien.
En omdat jullie dan dat smachten niet kunnen laten, smachten jullie
naar andere politieke toestanden. Ja, verdomme, wat hebben
jullie met de politieke toestand te maken? Maak je maar zorgen over de
politieke toestanden van andere landen. Schrijf over de
Engelse geschiedenis van de grondwet [19] of over de Franse revolutie
[20], of over de Romeinse geschiedenis [21], zoals jullie dat tot nu
toe tot tevredenheid van die landen hebben gedaan, maar wat gaan jullie
jullie eigen politieke toestanden aan? Weten jullie niet, dat die, eens
en voor altijd, door de door God boven jullie gestelde vorsten zijn
geregeld? En dat deze vorsten al 800 jaar over jullie regeren? En dat
deze vorsten zich op die lange regeringsperiode beroepen?: zodat men
dus na een zo lange tijd geen verandering kan invoeren?
Degenen die al 800 jaar regeren, beroepen zich op die 800
jaar. En degenen die al 600 jaar regeren, beroepen zich op die 600 jaar. En
degenen die al 50 jaar regeren, beroepen zich op die 50 jaar. En
degenen die al 10 jaar regeren, beroepen zich op die 10 jaar. - Na zo
lange tijd! -
En jullie, met jullie gedachten, die misschien pas van eergisteren
dateren, willen daartegen in opstand komen! - Juist op het punt, waarop
er niets te smachten valt, bijten jullie je vast op het "smachten"! -
Waarom zou dan een "vererfd vorstenhuis", dat al 800 jaar regeert, niet
nog een keer 800 jaar regeren, en juist dan nog een keer 800 jaar - en
dan opnieuw andermaal 800 jaar - en dan steeds weer 800 jaar?...................
Ja, hoe lang dan?
Altijd, altijd, altijd, altijd! - Zullen jullie, pas als een
vorstenhuis viermaal 800 jaar, 3200 jaar over jullie heeft geregeerd,
eindelijk jullie "smachten"niet opgeven? -
Smacht maar naar viooltjes, naar leuke meisjes, naar turnfeesten, naar
zangverenigingen, voor mijn part ook naar God, hemel en aarde, maar hou
op met jullie smachten naar nieuwe regeringsvormen, op welk terrein
jullie elk oordeel ontbreekt, en jullie nooit het recht hebben om daar
iets over te vinden [22].
Maar jullie maken er een schandaal van en schreeuwen van die
onnozele holle woorden, zoals: "het bezit van een gestikte paardendeken
is niet voldoende om over de Duitser te mogen heersen!" - Ik zeg
jullie: het bezit van een gestikte paardendeken is voldoende,
om over de Duitsers te kunnen heersen! En wie dat niet inziet, en op
zijn psychies basisfenomeen van het "smachten" vertrouwt, zijn ogen
laat overlopen, zucht en doet en melancholiek wordt, die leidt aan psichopatia
criminalis; want melancholie en vals smachten, het tegen de
regering smachten, zijn onderdelen en simptomen van de psichopatia
criminalis. Jullie hoeven geen revolutionaire daden te begaan,
jullie hoeven niemand van de "gestikte paardendeken" af te treken,
jullie hoeven niet zeter-mordjoh (oud-Duitse hulpkreet) te schreeuwen,
ik heb genoeg van jullie verdomde smachten, van jullie zingen van al te
patriottistische liederen, waarin de naam "Duits" een merkwaardige
klemtoon krijgt, zonder dat eerst een toast op de majesteit is
uitgebracht, van jullie pimpelen en zingen van vrijheidsliederen - wat
is dat, vrijheid? - van jullie vermaak en bruiloftsfeesten, zonder dat
jullie aan de allerhoogste denken en op hem het eerste glas heffen -
dat alles is mij een gruwel, dat alles is een simptoom van een
ontspoorde geestelijke gezondheid - o, jullie hoeven in dit hoofdstuk
geen kabaal te maken (wij zijn nu bij de melancholie), het is voldoende
dat jullie stompzinnig bij een glas bier zitten en denken - waaraan
denken? - en tussen de tanden door mompelen
"De vrijheid die ik bedoel,
zoete engelenfiguur.... .",
ja, wat bedoelen jullie, zieken, met die vrijheid?
Laten wij het maar wat over het gekkenhuis hebben!
Er is vast geen periode in de hele Duitse geschiedenis, waarin het
verlangen naar gekkenhuizen zo hevig was, als in de tijd vanaf de
oprichting van de Duitse bond tot het jaar 1848. Alles wat de mensen
destijds op hun schutters- en turnfeesten, de studenten en professoren
op hun Wartburgfeesten (1817), de liberalen en democraten op
hun Hambacher-verbroedering (1832) samen"smachten",
-zongen, -turnden en -schreeuwden, was melancholiek geleuter, deels als
maniakaal vertoon, dat zich veel beter, beter voor zowel de deelnemers
als voor de toeschouwers, in de koele wandelgangen en de behaaglijke
badkamers van rationeel geleide detentie-inrichtingen, had kunnen
afspelen. Deze lieden wilden allemaal de eenheid van Duitsland, de
vrijheid, de verbroedering, en omarmden en omhelsden elkaar in het
"vergeet-mij-niet-smachten" en versmolten met hun zielen onder het
mystieke simbool van de "blauwe bloemen" - maar zij wilden dat allemaal
zonder de Duitse vorsten; zonder de Duitse vorsten, die
echter door God, ter controle van de Duitse patriottistische lusten,
waren aangesteld.
"Vorsten, het land uit,
Nu komt het feestmaal van het volk.... "
dergelijke onbeschaamde, godslasterlijke versjes (want wie de
vorsten beschimpt, lastert God, die de vorsten heeft aangesteld), of:
"Vorsten geef de grote
purperen mantel hier,
daaruit maakt men broeken
voor het vrijheidleger.... ."!!
dat is gekkenhuis-poëzie, zoals die voor het eerst door Lombroso
en du Prel, in hun studie over de mystiek van het
gekkenhuis, voortreffelijk werd gekarakteriseerd. [23] Zoals reeds in
de inleiding is gezegd: een vrij groot gekkenhuis tussen Frankfurt
en Karlsruhe zou deze volstrekt jammerlijke beweging,
waarvoor de beschermgeest van de Duitse vorsten treurig de fakkel laat
zakken, in de kiem hebben gesmoord, en haar, in plaats van in de Duitse
geschiedenis, in de patiëntendossiers van een humaan geleid provinciaal
gekkenhuis hebben opgetekend. Helaas waren enerzijds de simptomen van
de psichopatia criminalis destijds nog niet zo bestudeerd,
anderzijds was de zekerheid en het zelfbewustzijn van de Duitse vorsten
met het oog op hun onmisbaarheid en hun regeren bij Gods genade, nog
niet op de gelukkige hoogte aangeland, als tegenwoordig.
Uit de overvloed van het uit die jaren stammende
pasjentenmateriaal, geven wij hier slechts een aantal van de meest
markante gevallen, zodat de jonge arts en de jonge bestuurambtenaar,
die vast gemakkelijk moeten kunnen onthouden.
Observatie 3. Paranoïde aanleg.
Gemaakte autodidact ter ondersteuning van een illusoir verheven persoonlijkheid.
Godsdienstwaanzin. Godslastering. Wederdoperse allure. Gevangenis.
Later, snelle geestelijke uitputting en dood. - Wilhelm
Weitling, kleermaker, zoals alle Duitse schoenmakers en
kleermakers door een beschouwelijk-mystieke drang beheerst, die
onbegrijpelijkerwijze zelfs voor de troon van de allerhoogste geen halt
maakt. 38 Jaar oud, het hoofd volgepropt met waardeloze kennis, begint
hij, nadat hij tijdens zijn rondtrekkend doorgebrachte leertijd veel
heeft rondgezworven, in Genève een goeddoorwrocht paranoïde
gelukzaligheidssisteem te verkondigen, dat, zoals zovaak gebeurt - zie
het succes van Christus bij tollenaars, vissers, prostituees - bij
onwetende, bloedeloze en suggestibele proletariërs gehoor vindt. - In
zijn boeken luidt het b.v.:
"Broederschap door
herinvoering van het jij-woord, door oefening in
vergeven van om het even welke belediging, door de gewoonte om ieder
vergrijp als een ziekte te beschouwen [24]......
"In alle lasten en
geneugten matigheid betrachten, voor zover dat
thans maar mogelijk is, omdat men daardoor een schat verkrijgt, die
gezondheid heet en die belangrijker is dan rijkdom en eer......
"Alle kwaadsprekerij tot
schande van de kwaadspreker afwijzen,
zelfs als die waarheid bevat. Iedere onvrede met het gedrag van een
broeder met hemzelf onder vier ogen uitspreken, en niet voordien met
iemand anders, en daarom ook iedereen, die ons openlijk beledigt en
uitscheldt, als een zieke te beschouwen, die op dat ogenblik zichzelf
niet de baas is, en eveneens iedere misdadiger, en daarom ook niemand,
die tot gevangenisstraf en dergelijke wordt veroordeeld, verachten......
Zoveel woorden, zoveel onzin. Bijna iedere gedachte
regeringsvijandig. Weldra begon de zieke op een psalmodierende manier
te spreken en zich in Christusachtige bochten te wringen:
"Komt allen tot mij, gij
die zwoegt, ploetert, belast, arm, veracht, bespot en onderdrukt zijt; als gij vrijheid en gerechtigheid
voor alle mensen wilt, dan zal dit evangelie uw moed opnieuw stalen en
uw hoop tot bloei laten komen.... .[26]
"Het zal de bleke wangen
der zorgen weer kleuren en in het oog des verdriets een schone straal der hoop werpen.
"Het zal de moedeloze,
zwakke harten sterken, en in het brein van de twijfelaar de macht der overtuiging gieten.
"Op het voorhoofd van de
misdadiger zal het de kus der verzoening drukken, en het zal
de duistere muren van hun kerkers met het schijnsel
der hoop verlichten". [27]
Tegen dit goedpraten van de misdaad en deze Schiller-achtige
woordenbombast, trad de regering uiteindelijk op. Weitling werd
wegens godslastering en aanval op het eigendom in de gevangenis
geworpen. Veel te laat! want tijdens de jarenlange opruiing had de
zelfbewuste kleermaker duizenden mensen aangestoken. Het is tekenend,
dat Weitling zich op Luther, Karlstadt en Thomas
Münzer beriep, mensen, die de intussen nijver voortschrijdende
wetenschap zelf al lang als geestesziek had erkend. Het resultaat van
zijn verblijf in de gevangenis? een hoop zonderlinge, larmoyante
fantasieën - waarom janken deze mensen dan? - werd door de bekende,
zelf revolutionaire Heine-uitgever Hoffman en Campe in
Hamburg, die zonder een enkele Pruisische ridderorde is gestorven, in
druk uitgegeven. [28] Weitling vluchtte spoedig daarop naar
Amerika, waar hem later een geestelijke dood heeft overvallen. - Het is
merkwaardig dat Weitling nog steeds in encyclopedieën wordt
vermeld. Daar hoort hij echter niet thuis, maar in de vaklitteratuur. [29]
Gaat het bij Weitling om een flinterdunne
kleermakersgezel met een ontoegankelijk gevoel en een waterblauwe
vaderlandsliefde, in de volgende figuur staat een meer dronken,
volbloedige, schouderbrede en trotse mens voor ons, die zich met een
snoevend hart en wilde passie "naar het vaderland, naar het dierbare,
wilde voegen", in plaats van naar de verordeningen van het
kantongerecht van zijn grondgebied. Deze soort melancholia atra en
attonita, met hun wilde gebaren, hun rollende ogen, met
een toon van zelfverzekerdheid en de pracht en praal van een kolossaal
gevoel, is niet minder gevaarlijk, dan die waterblauwe, flinterdunne melancholia
subtilis en sentimentalis. Sluipt die met fluisterende
twijfel en Herrnhutter-achtige lammetjes-woorden de harten van
regeringsgezinde onderdanen binnen, dan werpen ze met de bloedige
aanval van een Schiller-achtige pathos en een als een mortier
donderende welsprekendheid, hun toehoorders in een ogenblik neer en
drukken hen hun erbarmelijke stembriefje in de hand. In beide gevallen
is het gekkenhuis de enige redding voor dergelijke estheten. Hier de
kleermaker, op de rustige afdeling, daar, de leerlooier, de slager, de
koperslager, of wat hij ook moge zijn, op de onrustige afdeling. Geen
wonder, dat ook de held in het onderhavige geval, omdat hij in vrijheid
moest worden behandeld, zich binnen korte tijd voor het pelotonsvuur
van Oostenrijkse gardisten in zijn bloed moest wentelen.
Observatie 4.
Dweperige vaderlandsliefde (patriotismus exaltans). Grootheidswaanachtige
uitwassen en patriottische stichtingen (megalomania patriotica).
Uitputting en dood door de regering. - Robert Blum, 41
jaar, met van huis uit een ordelijke en goedige aanleg, komt
door zijn werk met het theater en de schijnwereld tot het inzicht van
de speelse nonchalance van het veroorzaken van politieke gebeurtenissen
en acties tegen de staat. Gebrekkige zelfkritiek. Overwoekering van het
ervaringsleven. Als hij, verhuisd van Keulen naar Leipzig, in
litteraire kringen verzeild raakt, ziet hij, gesteund door een
onloochenbaar oratorisch- en schrijversvermogen hoe gemakkelijk het is,
om ideeën in werkelijkheid om te zetten. Hij vervalt nu geheel tot
grootheidswaan, richt "vaderlands-tijdschriften",
"vaderlands-verenigingen", "vaderlands-handboeken" op, geheel volgens
zijn overborrelende patriottische bezieling. De autoriteiten beginnen
de geëxalteerde in het oog te houden. Omdat er geen degelijke
psichjatriese handboeken zijn, wordt hij onder de politieke loep
gehouden, en wordt er een paragraaf aangepast, waaronder hij vroeg of
laat kan worden opgepakt. In Frankfurt, waar hij door een meningsloos,
zelf ziek geworden electoraat, naar toe wordt gestuurd, maakt hij de in
belangrijke zedelijkheidsvraagstukken adviserende leden van de Bondsdag
geestdriftig voor ondoordachte beslissingen, en brengt daardoor het
schip der staat gevaarlijk aan het wankelen. Naar Wenen afgevaardigd,
stort hij zich met een mateloze geestdrift op de missie, om de
goedmoedige Oostenrijkse burgers van hun edele vorstenhuis los te
scheuren en zich aan het kostbare vaderland aan te sluiten. Het geval
wordt daardoor tot een grensgeval van melancholia atra
en mania complicans. Het lukt de edele vorst Windischgrätz
nog net om de belegerde stad in te nemen, voordat onder de zo
gemakkelijk beïnvloedbare Weners een algemene manie van
vaderlandsverbroedering plaats vindt. De zieke wordt in een toestand
van hevige uitputting in een logement opgepakt, onder een van de snel
in elkaar getimmerde vorstelijke paragrafen ingesloten en tot de dood
door wurging veroordeeld. Ook hier gaf de edele vorst blijk van
mildheid en verleende de zieke, waarvan de edele vorst wellicht de
toestand onderkende, gratie en veroordeelde hem tot de regeringsdood
door de kogel. Gedood door de regering op 9 november 1848. Wegens de
voortvarendheid van de begrafenis kon sectie van het lijk niet
plaatsvinden, die ongetwijfeld een volledige verbindweefseling van de
hersenen en de daarbij behorende vergroeiing van het hersenvlies met
het schedelkapsel zou hebben opgeleverd.
Wij volstaan met deze beide ziektegeschiedenissen met betrekking
tot de melancholia subtilis en atra in hun
regeringsvijandelijke vorm. Het zal de begrijpende lezer duidelijk zijn
geworden, dat het er hier juist om gaat, om zo vroeg mogelijk de eerste
simptomen van deze ernstige staats-psichose te onderkennen, voordat de
daardoor aangetasten hun melancholieke en sentimentele geschriften en
drukwerken, over de zwakheid van de oude regeringsvormen en de
overbodigheid van de door God aangestelde vorsten, hebben gepubliceerd.
Het jaar 1848 en de daaraan voorafgaande tijden, bieden te pas en te
onpas een overvloed aan casuïstisch materiaal voor de staatsvijandige
hersenaandoeningen, dat helaas in de universiteitsklinieken en de
psichjatriese gehoorzalen nog steeds niet ten volle zijn benut, zodat
het voor de studenten vaak moeilijk, en mogelijk slechts incidenteel
uit de hoedanigheid van de knoopsgaten van hun professoren, is te weten
te komen, hoe die zelf over deze politieke ziektebeelden denken. Met
name de lyrische psichosen van de dertiger en veertiger jaren met hun
staatsvijandige oogopslagen en hun anti-vorsten-gejammer, met hun
illegale gevoelens en erotische gestamel van koopliedendochters (die
men nooit ofte nimmer mee naar huis kan nemen), deze en soortgelijke,
met ontoelaatbare weltschmerz en verscheurdheid van de ziel gepaard
gaande verschijnselen, zijn nog lang niet voldoende in hun patogene,
tronenschokkende en vorstenmaîtressen-verontrustende waarde onderkend
en beoordeeld. En juist hier zou een indringende en degelijke
instructie van de jonge artsen en toekomstige streek-fisici van enorm
belang zijn; vooral in onze tegenwoordig zo treurige,
vorstenverachtende tijden, waarin gemakkelijk opnieuw een mania, zoals
in de dertiger en veertiger jaren van deze eeuw zou kunnen
plaatsgrijpen, en de verziekte geesten dan het trouwe, vol vertrouwen
naar zijn vorst - of vorsten - opkijkende volk sneller aansteekt, dan
men zou denken, en waarbij de hulp dan te laat komt.
Paranoia -
Krankzinnigheid
als Iaatste uitingsvorm
van de psichopatia criminalis.
Men heeft herhaaldelijk beweerd, dat de geschiedenis van de Duitse
ziel slechts een paragraaf uit het grotere hoofdstuk Paranoia van
een psichjatrie-leerboek is, - en dat klopt: de Duitse, onsterfelijke
ziel is een zieke, krankzinnige ziel. Maar daar gaat het hier niet om.
Het gaat er hier om, om de afzonderlijke leden van dit ongelukkige volk
in foro, voor de rechtbank, volgens de beginselen van
de door God en Duitsland ingestelde vorstendommen - at her majesty's
pleasure, zoals het in Engeland luidt, - nog een bijzondere,
uiterst beroerde, onvergeeflijke, diep in het hart schuilende en daarom
ongeneeslijke, krankzinnigheid te laten zien, en die adequaat op te
bergen en onder te brengen.
Deze krankzinnigheid, deze verharding van het hart, deze paranoia
van het karakter, is een deel van de psichopatia
criminalis, waar wij het in dit boek over hebben.
"De meest wezenlijke kern van deze grote ziektencategorie, is een
primaire stoornis in het gedachteleven in de vorm van een remming of
stimulering van de Ik-groep, met allegorische waarneming", zegt Schüle
[30]. - Voortreffelijk! Wat willen de mensen met
hun Ik? Op staten- en volksvergaderingen, op schuttersfeesten en gesprekken aan
de toog, worden maar steeds die ikken uitgedaagd, opgepompt, tot in het
oneindige opgefokt, en zelfs diëten voor hen verlangd - en op het
laatst kunnen deze mensen niet meer juist waarnemen - om over begrijpen
nog maar te zwijgen - construeren volmaakt foute allegorieën van het
"soevereine Ik", van het "soevereine volk", van "moeder Germania",
"Duitsland boven alles" etc., en de zich slechts bij een onberispelijk
waarnemen vormende hoogste ideeëngroepen "God", "vorst", "koninklijk
recht om gratie te verlenen", "staatssoevereiniteit", "regeren bij Gods
genade", "zalvingsvoorschrift van de adel", "post- en pakketvrijheid
voor het hof" etc. gaan verloren. Dergelijke mensen voelen zich
natuurlijk in de monarchistische buitenwereld niet meer thuis, en wat
blijft er dan nog over, dan de ernstig ontspoorde zo vroeg mogelijk
naar een asiel over te brengen? - "De pasjent blijft niet bij deze
innerlijke verwijding van het persoonlijke Ik, maar maakt daar bovenuit
de sprong naar het objectieve. Daarmee trekt hij echter een zeer
verkeerde conclusie, voor zover hij een innerlijke oorzaak
in de buitenwereld zoekt."[31] -Opnieuw zeer voortreffelijk!
Wat heeft de zieke Duitser in de buitenwereld te zoeken?
Laat hij in de buitenwereld maar zijn belasting betalen, en dan vrolijk
slenterend van het belastingkantoor weer naar huis gaan. Hij heeft niks
te objectiveren in zijn innerlijk. Zijn innerlijk, de zetel
van de ziel, is die erbarmelijke toestand, waar de Duitser al vanaf de
tijd van het heilige Romeinse rijk nooit mee in het reine is gekomen.
Wat ons betreft blijft hij thuis met die jammerlijke hulpeloosheid. Als
hij dan toch zijn zieke innerlijk wil verzorgen, en snikkend zijn ziel
wil onderzoeken, dan kan hij in de vroegte, als de dauw nog op de
velden ligt, naar buiten gaan en zijn "zag een knaap een roosje staan"
zingen, zijn vergeetmijnietbloempjes plukken, de leeuweriken horen
kwinkeleren en de beekjes horen ruisen. Maar zodra de zon van de
majesteit aan de hemel staat, heeft hij in de buitenwereld niets te
zoeken en moet hij zich rustig houden en zich met zijn eigen zaken
bezighouden. Hij moet zijn innerlijk, die Duitse ziel, afsluiten. Deze
Duitse ziel is gek, een hulpeloos, jammerlijk geheel, een treurig
spook, dat zichzelf smachtend verteert, en schuw de daad uit de weg
gaat. Rijst hij uit zijn mystieke omhulsel omhoog naar de openbaarheid,
en wil hij zich vertonen, zich manifesteren, zich objectiveren, zich in
buitenwereld veranderen, dan is dat spook, die ziel, meteen als
"bedrog", als "waan" te pakken en vast te grijpen, op te sluiten en af
te straffen. Want het wezen van de Duitse ziel is - ziel te blijven en
nooit daad te worden.
Het is dus voor de jonge arts, voor de jurist en voor de
politieambtenaar belangrijk, om zowel de uiterlijke habitus, als de
hele psichologische structuur van dergelijke individualisten, zulke
"vergrote Ikken", dergelijke zielenmensen, die voor de monarchistische
staat van het grootste gevaar zijn, te leren kennen. Denk maar aan de
beschrijvingen van de "verbeten democraten" uit 1848, met hun energieke
baarden, hun koopliedenhoeden, hun onbeschaamde wambuizen, soms met hun
lokken als een "Duitse jongeling" e. derg., daar is over het geheel
genomen niet veel in veranderd. Daar zijn alleen tegenwoordig van twee
kanten toevoegsels bijgekomen: die ieder op zich weer hun aparte
voorkomen hebben: aan de ene kant proletarische kameraden, met de
trotse blik van de smid, de listige smoel van de meubelmaker, het
superintelligente gezicht van de kleermaker etc., mensen die
verhoudingsgewijs verdomd veel hebben gelezen en zich het hele
materialisme van de zestiger jaren hebben eigen gemaakt. Vervolgens,
aan de andere kant, die vertwijfelde doktoren, professoren,
sjoernalisten, redacteuren en ambteloze geleerden, die denken dat ze
een compleet, nieuw filosofisch sisteem, of een economische wereldorde,
in hun inktpot hebben. - Voor de rechtbank is het met hen allemaal
steeds hetzelfde verhaal. Ze verschijnen in een zo onberispelijk
mogelijk pak, zoals bij een begrafenis, en nemen zo het air aan
van rechtschapen mannen, beroepen zich op een of ander idealistisch
sisteem - Kant, Luther, Hegel - dat vast
opgesloten in hun geweldige borst, zoals Xa-Xa in de hel,
sluimert, - ademen verkeerd, spreken verkeerd - verprutsen de Duitse
sintaxis - huiveren als mijnheer de president hen aanspreekt - en merken
niet dat ze ziek zijn. Een enkel woord van de zijde van de
koninklijke president - "Dolus!" - en hun hele idealistische
bouwwerk, waar ze decennialang op spreekgestoelten en bierbanken aan
gevijld hebben en wat ze van buiten hebben geleerd, stort onder het
spottende medelijden van de als bijzitters aanwezige koninklijke heren
adviseurs, jammerlijk ineen. - Men ziet gewoon, hoe deze
aangeklaagden aanvankelijk voor hun verdediging met hele treinwagons
idealisme aan komen rijden - steeds nieuwe hoeveelheden - , verhalen,
litteratuur, reformatie, nationale economie - omdat ze helemaal niet
kunnen geloven, dat zij ongelijke zouden kunnen hebben - en
voor het lippenkrullen van de koninklijke mijnheer de president, voor
een enkele straal van zijn, door de keizerlijke gunst verlichte gelaat,
en het daarmee verlichte intellect, smelten al die bezwaren en
geconstrueerde ijsklompen weg, als de lentesneeuw voor de majesteit
van de zon.
Het gaat er alleen maar om - en daarmee staan we op de top van de
menselijkheid - om niet het misdrijf, maar de ziekte
van deze mensen - we hebben het over de aangeklaagde! -te
bewijzen. Wie op grond van en met een beroep op een of ander idee - van
Plato tot Smith - van List of Lasalle
- van Campanella of Marx - tot de
conclusie van een beperking, vermindering, degradatie, of zelfs overbodig zijn,
van de door God voor eeuwig besloten, en door HEM ZELF ingestelde
Duitse monarchieën (Luxemburg incluis), komt, is a
priori ziek, hij heeft de dolus criminis laesae majestatis als
een doorn in het vlees zitten, zonder dat hij het merkt, hij is door de
conclusie eigenlijk al - zonder dat de koninklijke mijnheer de
president ook maar één woord hoeft te spreken - misdadiger geworden. De
huidige staat wil echter tegen de eeuwwisseling, en rekening houdend
met de idee - waar men nog niet precies van weet, of het van
God komt (waar ook het regeren bij Gods genade van afstamt), deze
lieden in asielen, in ziekenhuizen, in ideeën-inrichtingen,
onderbrengen. En voor de jonge arts en voor de politieambtenaar, gaat
het er nu natuurlijk om, om zo vroeg mogelijk de eerste simptomen van
deze onzichtbare, dodelijke, misdadige, - meestal door middel van
boeken voortsluipende - geestestoestanden te onderkennen, om niet
langdurig met vrijstelling van functie, ontslag of koudwaterkuren te
werk te hoeven gaan, maar om de zieke geest zo snel mogelijk in de rust
van de gesloten provinciale inrichting onder te brengen.
Het is niet altijd eenvoudig, om deze mensen rechtstreeks in
foro over te brengen. Met een hoop verderfelijke kennis
volgepropt, overspoelen zij vaak de president met citaten uit Plato's
"Gastmaal", of de Upanishads, zodat die het er benauwd
van kan krijgen. Deze mensen geloven echt dat zij, omdat er ene Mucius
Scaevola of Willem Tell is geweest, of omdat Schiller
de "Rovers" heeft geschreven, alles mogen denken. [32] In
een dergelijke geval zal de voorzitter alle overbodige docentengezwets, dat
niet onder een paragraaf van het Wetboek van Strafrecht onder kan
worden gebracht, eenvoudig afwijzen, en de monarchistische harts- of
karakterproef bij de aangeklaagde uitvoeren. Bij bekende
oudstrijdersverenigingloosheid, bij bekende reserveofficiersloosheid,
bij gebrekkig hoera-geroep-enthousiasme, dat met behulp van de
plaatselijke-politie-instantie uit het verleden van de beschuldigde
eenvoudig valt vast te stellen, zal men weldra de stand van zaken
grondig doorzien. Heeft men bij de voorgeleide eenmaal duidelijkheid
over de gebrekkige monarchistische structuur van de hersenganglia, als
het daarvoor bestaande gedachtesubstraat, dan gaat men rechtstreeks op
het doel af. Bij deze mensen zit er altijd iets scheef - al kunnen zij
zich ook in het kruisverhoor anders dapper gedragen. Ze zijn of slecht
gekamd, of de schedel zit scheef, of het jasje is gerafeld, of de
knopen van het jasje zijn afgesleten - of er zelfs helemaal afgedraaid
(bij Duitse professoren zeer geliefd) - de brillenglazen zijn ongelijk
geslepen en de blik heeft die schandelijke convergentiestand, die op
bepaalde Machiavellismen als sterk water werkt, - een oorlel
zit vastgegroeid, of de Schiller-neus staat, zoals zijn
hoogsteigene, scheef in het gezicht - voor dergelijke gevallen heeft
Lombroso een grote hoeveelheid simptomen beschreven - en bij de
grote hoeveelheid van mogelijkheden, zal men altijd een of ander
degeneratiekenmerk vinden. En gaat het niet e re ipsa, dan
gaat het ex adjuvantibus. Bij de oorspronkelijke, nu eenmaal
waanzinnige, aanleg van de Duitse onsterfelijke ziel, waarover wij het
hierboven uitgebreid hebben gehad, moet het wel heel raar lopen, als
men bij een professor, bij een docent, bij een denkende proletariër,
bij een verbeten en halsstarrige democraat, bij een nagelbijtende
sjoernalist en schrijver, of bij een vrijzinnige teoloog niet de
benodigde portie zou vinden, om de voorwaarden voor het tot stand komen
van de psichopatia criminalis juridisch als gegeven te
kunnen beschouwen, en daarmee de overbrenging naar de reddende
staatsinrichting mogelijk te maken.
Observatie 5. Pessimistische
aanvallen op teologische basis. Zich richten op de filosofie. Megalomane
oververzadiging van het "Ik" op Hegels grondbeginsel. Grenzenloze
grootheidswaan. Vroegtijdige uitputting, en uiteindelijk overleden (zonder
ingrijpen van de regering) in een toestand van volstrekte
perversie. Max Stirner, 39 jaar oud, met een vrij behoorlijke
vooropleiding, zoon van achtenswaardige, monarchistisch gezinde mensen,
uit Bayreuth, werd, wellicht ten gevolge van de plotselinge overgang
van het land, van de kroon van Pruisen, naar Beieren, en de daardoor
opgeroepen snelle wisseling in de richting van zijn monarchistische
gezindheid, ernstig in zijn innerlijk geschokt; vanaf dat tijdstip
dateert tenminste de eerste twijfel van de jonge teoloog aan het "dogma
van het regeren uit Gods genade" en aan het "bloed van het lam". - Hij
richt zich op de filosofie, waar de nu onevenwichtig gewordene in de
meest radicale stroming van de zogenaamde Hegelse Linksen verzeild
raakt. Hij publiceert een filosofisch opus, dat thans volledig is
vergeten en waarvan de titel ons momenteel is ontvallen. Stirner biedt
het meest flagrante voorbeeld van die voorstellingsziekten, die Schüle
zo exact als "Vergroting van de Ik-groep", "Uitbreiding
van het persoonlijke Ik" betitelt. Daar vindt men uitdrukkingen als:
"Ik leid alle recht en alle
bevoegdheid uit mijzelf af: ik ben tot
alles bevoegd, waar ik de macht toe heb. Ik heb
het recht, Zeus, Jehova, God enz. ten val te brengen, als ik het kan....
"Ik geef of neem mijzelf
echter het recht uit eigen machtsvolmaaktheid, en tegenover elke overmacht, ben ik de meest
onboetvaardige overtreder. Als eigenaar en schepper van mijn recht, -
erken ik geen andere rechtsbron dan - mijzelf, noch God, noch staat,
noch de natuur, noch ook de mens zelf met zijn "eeuwige mensenrechten"......
"Het Goddelijke is Gods zaak, het menselijke is de zaak "van de
mensen." Mijn zaak is noch het Goddelijke, noch het menselijke, is niet
het ware, goede, rechtvaardige, vrije ("et cetera"!! -), maar alleen
het mijne, en het is geen algemene zaak, maar is - uniek,
zoals ik uniek ben. - Voor mijzelf gaat niets boven mijzelf." [33] -
Deze waanzinnige schreef ZICHZELF groot en dacht zelfs, dat de
gedachten, "die zomaar in het rond vlogen, niet vogelvrij waren, maar
dat het zijn gedachten waren". - Het is duidelijk, dat bij
een dergelijke opgeblazenheid van het onderdanen-Ik, de monarch en zijn
heilige rechten tekort moeten komen. - Gekkenhuizen bestonden er
destijds voor dergelijke mensen niet, en het psichjatriese onderzoek
was destijds bij lange na nog niet voldoende gevorderd, om te
begrijpen, dat deze hele zogenaamde linkervleugel van de Hegelse
school, veel beter meteen vanaf het begin, dan later tot een degelijk
geleid provinciaal gekkenhuis uitgebouwd had moeten worden. Men liet
die mensen, zoals Bruno en Edgar Bauer, Arnold
Ruge, David Friedrich Strauss e. a. uit een louter vals respect
voor de zogenaamde filosofie of "vrijheid van denken", zoals dat heet,
hun radicale gedichten en majesteitsschennende gevoelens openlijk aan
het volk tonen. Ja, Stirner, was zelfs een tijdlang leraar
aan een meisjesschool en waagde het bij die later voor het hof bestemde
zoete schepseltjes, het zaad van oneerbiedige gevoelens in het hart te
zaaien. Maar uiteindelijk doofde de vulkaan van zelf uit. En de dood
trof een treurige poel van perverse opgeblazen Ikken en verkilde
majesteitsschennis-in-gedachten, toen hij het, door geen orde van de
Adelaar gesierde, lijk van de onbeschaamde denker op 26 juni in Berlijn beroerde.
Het aantal zieke denkers uit de dertiger en veertiger jaren, waar
wij net een paar van hebben opgenoemd, en waardoor de staat, bij gebrek
aan geschikte gekkenhuizen, het met vestingstraffen en onder de galg
moest redden, is uitzonderlijk groot. Men vindt daar de "meest
schitterende" namen onder. Dat wil zeggen: de namen en de dragers
daarvan werden in het oog van het publiek "schitterend", en verschenen
als lichten van de gedachte, omdat de staat hun misdadige denken niet
op tijd afkapte. Want een, eenmaal door infectie het volk
binnengedrongen en daar na-gedachte, denkfunctie en manifest geworden
idee, is daar niet meer uit te roeien - behalve door
massa-onthoofdingen - maar bestaat daar als zodanig, met het hele
vanzelfsprekendheidrecht van de idee, als autochtone functie van het
brein. Het is daarom nodig, dat eerst degenen, die met een dergelijke
gedachtemisdadiger het eerst in aanraking komen, artsen, juristen,
psichjaters, voogden, bestuursambtenaren, ministers, de mening opgeven,
dat het denken iets bijzonders zou zijn, waar men respect voor zou
moeten hebben, waarvoor men halt zou moeten maken, of dat men het
misschien op zijn belangenloosheid of zijn ideale karakter zou moeten
onderzoeken. Niets van dat alles! Gedachten zijn als rupsenhelmen, of
uniformstukken; men schaft ze af, verbiedt ze, of schildert ze over.
Men deelt de gedachten in, in onderdanengedachten en heersersgedachten,
en geeft iedereen de gedachten, die bij zijn stand passen. Blijkt, dat
iemand afzonderlijk, die zich speciaal met denken afgeeft, zich met
heersersgedachten voedt (terwijl hij onderdaan is), en die onder het
volk bij mensen van zijn eigen soort wil verbreiden, dan lijdt
hij onmiskenbaar aan een "opgeblazen Ik" (Schüle). Hij moet dan in
ieder geval eerst worden geobserveerd. Blijkt dan, dat zijn ziekte tot
de "sprong in het objectieve", tot de "objectivering van zijn innerlijk
in de buitenwereld" is voortgeschreden, en heeft diezelfde een
antimonarchistisch, op de omverwerping van het bestaande "dogma van het
regeren bij Gods genade, van de Duitse vorsten (inclusief Liechtenstein)'
gericht karakter, dan is de psichopatia criminalis manifest.
Er mag dan onder geen enkele voorwaarde verder worden toegestaan, -
zodat het volk niet nog een grotere zedelijke schade lijdt - dat de
betreffende rustig zijn boeken verder schrijft en publiceert. Hij moet
- of hij nou Kant, Lassalle of Bruno Bauer heet -
naar een badkuip met de juiste temperatuur in een liefdevol geleid
staatsgekkenhuis worden overgebracht, en daar voor de duur van de
bestaande regeringsvorm worden vastgehouden.
Slotwoord.
Men kan nauwelijks verwachten, dat de hier uiteengezette,
volledig nieuwe gezichtspunten al te snel bij de voortreffelijke regeringen en
bij de geachte vakgenoten ingang zullen vinden. Het echte nieuwe moet
immers altijd op bepaalde weerstanden rekenen. En wat hebben wij niet
in de laatste tien jaar aan nieuwe ziekten, nieuwe bacillen en nieuwe
serumtherapieën moeten geloven! Dus zal ook ik met de mogelijkheid
rekening moeten houden, dat mijn fundamentele ideeën veelvuldig
twijfel, en wellicht een spottend schouderophalen zullen ontmoeten. Met
name nationaal-liberale psichjaters zullen mij wellicht tegenwerpen,
dat voor bepaalde ideeën en groepen van ideeën toch ook de mogelijkheid
van een initiatief uit het volk, uit de overheerste massa, als gegeven
kan worden beschouwd. Ik wil op dit moment op dat bezwaar geen antwoord
geven. Ik ben niet in staat om in die bevoegdheid te geloven. In ieder
geval kan het mij niet verhinderen, om de aandacht te vestigen op een
ziekte, die in een speciale vorm, al minstens 100 jaar bij ons in het
avondland bestaat en die steeds grotere afmetingen dreigt aan te nemen.
Dat deze nieuwe vorm van psichiese ontaarding nu eindelijk
uit het allegaartje van politieke problemen en revolutionaire manieren, als
type moet worden uitgepeld, is voor mij het postulaat van een
wetenschappelijke overtuiging en het resultaat van een jarenlange,
ijverige studie en nauwgezette observatie van de loop der dingen. Het
komt immers zovaak voor, dat men de meest veelsoortige simptomen
gedurende lange tijd, gedurende eeuwen, op een hoop gooit en door
elkaar heen haalt, terwijl men nog de scherpte der zintuigen, het
benodigde onderscheidingsvermogen mist, vooral, omdat de ziekte nog
niet zo vaak is opgetreden. Denk maar aan de overal verspreide paralyse
van de krankzinnigen, aan de tabes dorsalis, de spastische
spinaalparalyse, de neurasthenie, de multiple sclerose en bepaalde
oogziekten, die allemaal pas in de loop van deze eeuw als zodanig zijn
onderkend; totdat een ziekte vaker voorkomt en bepaalde simptomen
steeds weer samenvallen, en nu het type plotseling helder tevoorschijn
komt en aan het daglicht treedt.
Zo is het met de psichopatia criminalis. Het is een
misdadige uiting van het verstand, een soort griep van het denken, die
vroeger alleen maar in afzonderlijke hoofden huisde, zich in
afzonderlijke verschijningen, zoals bij Arnold von Brescia, abt
Joachim, Savonarola, de Pijper van Nicklashausen e.
a. manifesteerde, of in kleine sektarische epidemieën, zoals bij de Waldensers,
de Begharden, de Taborieten e. a. tot
uitdrukking kwam. De mensen dachten, dat hun denken, het
denken, het leven was en dat het voor iedereen gold. - Maar
omdat de ziekte niet ver om zich heen greep, en de patogene kiemen in
de hoofden van de opgehangenen - of, nog voorzichtiger: de verbranden -
uitstierven, zullen de simptomen nog steeds veelvuldig over het hoofd
worden gezien. Pas in de zestiende eeuw kwam in Duitsland een nieuwe
bevoorrading, vervolgens in Engeland in de achttiende, en tot slot aan
het eind van de vorige eeuw in Frankrijk, en breidde de epidemie zich
dermate uit, dat de artsen nu genoodzaakt waren, zich nauwgezetter met
de verschijnselen bezig te houden, hun etiologie te bestuderen en het type
ervan vast te stellen.
In de middeleeuwen zou het b.v. bij geen mens in het hoofd
zijn opgekomen, om aan het vrije beschikkingsrecht van de door God
aangestelde vorst, over lijf, leven en gedachten van zijn
onderdanen, te twijfelen. [35] Sporadische verdwaalde geesten, werden,
als ze voorkwamen, snel terechtgesteld en verwijderd. Maar toen 200
jaar geleden de Engelse free-thinkers, de vrijdenkers in
Engeland - "vrijdenkers" - wat een woord!! - met hun
vijandige geestelijke activiteit begonnen, nauwkeuriger gezegd: toen
men in het avondland begreep, dat vorsten met het oog op hun
denkbeelden werkelijk afgeschaft, namelijk onthoofd konden worden, dus
sedert de terechtstelling van Karel I van Engeland, intensiveerden deze
ongebreidelde, oproerige meningen zich tot de stelling: alsof er
"mensenrechten" - moeten zijn: alsof er, naast de rechten van de vorst,
onderdanenrechten zouden bestaan. Een volledig waanzinnig en
lichtzinnig denkbeeld; het resultaat van die Engelse en Franse denkers
en hun ontspoorde kameraden, die niet op tijd naar een lunatic
asylum, of naar de Bastille, werden gebracht,
of als ze daar wel kwamen, daar niet werden vastgehouden.
Het is de verdienste van de huidige psichjatrie en het
wetenschappelijke onderzoek over suggestie en psichiese besmetting, dat
zij heeft onderkend, op welke voorwaarden het verder vreten en om zich
heen grijpen van zieke, antimonarchistische denkbeelden berust; en dat
alleen het tijdige ingrijpen van de arts en de autoriteiten nodig is,
om de gevaren die de Duitse vorstenhuizen bedreigen en de ongunstige
gedachteconglomeraten de wereld uit te krijgen.
Hiermee staat dus het type van de psichopatia criminalis
tegenwoordig helder en onwrikbaar vast.
Zij verschijnt onder de meest veelvuldige symptomen, die wij hier onder
de gangbare, en daardoor eenvoudiger begrijpelijk, ziektecategorieën: mania,
melancholia, hersenverweking, gekte, hebben beschreven. En met
name onder het beeld van de paranoia, komen de
ziektesimptomen van deze criminele psichose veelvuldig tot
ontwikkeling.
Men moet zich niet door het luchtige, wazige karakter, dat toch al
met de uitingen van de psiche gepaard gaat, over de grote virulentie
van de kiemen in kwestie laten misleiden. Het gevaar ligt op de loer.
Het dreigt. En bij het steeds voortschrijdende proces van de politieke
hersenziekten in het avondland, zal spoedig duidelijk blijken, dat wij
hier met een van de meest gevaarlijke en meest succesvolle
massa-epidemieën staan, en dat het hoog tijd is, om de monarchen toe te
roepen: "Vorsten van Europa, pas op uw heilige bezittingen!"
NOTEN
[1] Onder hersenschorsdwang verstaat de moderne
psichjatrie de van de hersenschors, als de zetel van de belangrijkste gedachtereeksen,
uitgaande weerstand tegen influisteringen en suggesties, zodat zelfs de
beste bedoelingen van de regeringen tevergeefs tegen dergelijke
individualistische stijfkoppen afstuiten.
[2] Mommsen Th., Römische
Geschichte. Deel. A. 5e Editie. Berlijn 1869. Pag. 87-94. Daar is wel sprake van
"boerenproletariaat" en de "ondergang van de Italiaanse boerenstand;
maar nergens een woord over dat er een Romein of Italiaan rechtstreeks
is verhongerd.
[3] Arndt, R, Lehrbuch der Psichjatrie für
ärzte und Studirende. 637 bldz. Gross-8°. Wenen en Leipzig 1883. - het
bewonderenswaardige leerboek is lang niet genoeg gewaardeerd en nog
steeds in de eerste uitgave te verkrijgen.
[4] Thomasius, G., Darstellung der evang.
Luth. Dogmatik vom Mittelpunkt der Christologie aus. Erlangen 1852. Pag. 175.
[5] Spener, Ph. J., Pia
desideria oder Verlangen nach gottgefälliger Besserung. Frankfurt 1673.
[6] Heinroth, F. C. A., Störungen
des Seelenlebens. Leipzig 1818. Pag.127
[7] Heinroth, F. C. A.,
Die Lüge. Beitrage zur Seelenkrankheitskunde. Leipzig 1834. Pag. 38.
[8] Schule, H., Klinische Psychiatrie. 3e
Editie. Leipzig 1886. Pag. 376.
[9] Baillarger, J., Recherches sur
le système nerveux. Parijs 1847.
[10] Magnan, V, Maladies mentales. 2ème édit.
Parijs 1893.
[11] Griesinger, W, Pathologie und Therapie
der psychischen Krankheiten. 2e Editie. Stuttgart 1861.
[12] Schüle, H., Handbuch der
Geisteskrankheiten. 2e Editie.. Leipzig 1880. Pag. 513.
[13] Hyrtl, Jos., Lehrbuch der
Anatomie des Menschen. 20e Editie. Wenen 1889. Pag. 236.
[14] Mendel, C., Die progressive
Paralyse der Irren. Berlijn 1880. Pag. 97.
[15] De uitgave uit 1782 heeft een "van
rechtsspringende" leeuw op de titelpagina, de uitgave van het jaar daarop een "van
linksspringende" leeuw, zodat iedereen de hem passende manier van
springen kan vinden; alsof een leeuw niet genoeg zou zijn!
[16] Thomasius, Gottfried, Erste
Religionsstufe. Erlangen 1853 ff. Het vaak uitgegeven voortreffelijke
geschriftje van de zo vroegtijdig gestorvene, wiens borst met de
hoogste staatsonderscheidingen was versierd, vormt een uitstekende
kleuterschool voor de latere ambtenaren.
[17] Bij de casuistiek van de psichopatia
criminalis moeten wij soms op de lang vervlogen oudheid
teruggrijpen, omdat juist in die oude tijden, toen een psichjatriese
kennis van politieke hersenaandoeningen nog niet mogelijk was, zich
afzonderlijk gevallen volkomen duidelijk, buiten het gekkenhuis, in de
grootst mogelijke openheid, afspeelden, en op een huiveringwekkend
fraaie manier lieten zien, hoe de zieke ideeën van een enkeling het
gehele politieke leven van een volk allerernstigs konden beïnvloeden.
[18] Mommsen, Th., Römische Geschichte.
Berlijn 1869. 5e Editie, Deel. A. Pag. 92
[19] Gneist, Rud., Englische Verfassungs-Geschichte.
Berlijn. 2e Editie. 1889, een voortreffelijk werk.
[20] Sybel, H. von, Geschichte der
französischen Revoluzions-Zeit 1789-1800. 5 Delen Stuttgart 1858-1879.
Het beste wat men in zijn soort kan lezen!
[21] Mommsen, Theodor, Römische Geschichte.
Deel. I, II, III und V. Berlijn 1854. 8e Editie. Aldaar, 1888. Bekend meesterwerk!
Als de geachte schrijver had vermeden om zich in de politieke
toestanden van zijn land te mengen, waarvoor hij, zoals gepast, -
aangezien men voor een zo kortdurende ziekte de mensen niet kan
opsluiten - door de strafrechter wird veroordeeld, zou hij een
gevoelige les armer, maar een onderscheiding rijker zijn geweets en zou
het zo vurig verwachte vierde deel van de "Romeinse
geschiedenis" zijn verschenen.
[22] Het moet als een gelukkige zet worden beschouwd,
dat de Duitse regeringen de, onder de ontwikkelde menigte zo levendig opgetreden
behoefte naar ansichtkaarten naar vermogen zijn
tegemoetgekomen, zodat - afgezien van de gestegen inkomsten van de
staat - het publiek op deze manier zijn misdadige neiging om een aanzicht
op de politiek van zijn land te verkrijgen, tenminste in de vorm van ansichtkaarten
kan bevredigen; in plaats van inzicht in de politiek
te verlangen, waar hem naar gelang de omstandigheden thans tenminste
ieder inzicht noodgedwongen moet worden ontzegd. -
[23] Lombroso, C., Il genio nei pazzi: L'uomo di
genio. 5e
ediz. Torino 1888. p. 150 ff. - Carl du Prel Mystik
in Irrsinn. Psychische Studien, Zeitschrift der Untersuchung der
Phänomene des Seelenlebens gewidmet. Leipzig. 16e Jaarg. 1889.
[24] Het zal de onderzoekers en patologen interesseren, hoe de
moderne, bijbelstrijdige en door de regering niet erkende leer van de
opvatting van de misdaad als een ziekte, als een dwanghandeling, zo ver
en op zo'n ziek spoor als hier, teruggaat.
[25] Uit de gerechtelijk in beslag genomen
manuscripten van Weitling.
[26] Het is dezelfde opruiende taal, die ook thans,
onlangs nog ter gelegenheid van de grote havenarbeidersstaking in Hamburg, van
verscheidene kanten kon horen, en die altijd en onder alle
omstandigheden pervers, en nooit bij de vorst instemming kan vinden.
[27] Weitling, W., Das Evangelium des armen
Sünders. Bern 1845.
- Zo gaat het, als men deze mensen de bijbel ter hand stelt. De
katholieke kerk heeft hier een juiste kijk op, door de leken de bijbel
in zijn geheel te ontzeggen. Zij onderwijzen alleen de poëtische taal
en tonen iemand uiteindelijk de onevenwichtigheid van het bijbelse
christendom, dat dus niet in het belang van de vorst kan zijn.
[28] Weitling. W., Kerkerpoesieen.
Hamburg 1844.
[29] Ook het geesteszieke knoeiwerk van Weitling wordt
nog steeds gekocht en uigegeven. Van "Het Evangelie van de arme
zondaar", Bern 1845 verscheen al in 1848 de derde editie. In 1843
verscheen een Franse, in 1846 44n Noorse vertaling. Tegen het eind van
de tachtiger jaren verscheen een anastatische nadruk van de bernse
editie. In 1894 verscheen in München een nieuwe uitgave, uitgegeven
door Eduard Fuchs, en van deze uitgave in 1897 al de tweede
editie. - Van "Die Garantieen der Harmonie und Freiheit" (dat in geen
enkele psichjatriese bibliotheek mag ontbreken), Vivis 1842, verscheen
in 1845 de tweede, in 1849 de derde editie. In 1846 een Noorse en in
1849 4n Franse vertaling. Dr. C. Hugo in Stuttgart zou zelfs
een aanvang hebben gemaakt met een kritische uitgave van de verzamelde
werken van Weitling. Waar moet dat heen? De Duitse vorsten
moeten dat niet toestaan. Van dergelijke poëzie hebben wij echt aan Schiller
al genoeg.
[30] Schüle, H, Klinische
Psichjatrie. 3e Editie. Leipzig 1586. Pag. 131.
[31] Schüle a. a. O. S. 131.
[32] Het is terloops opgemerkt onzin, om jongemensen
op gimnasia en humanistische onderwijsinstellingen, in een tijd, waarin de jeugdelijke
psiche nog zo bevattelijk en beïnvloedbaar blijkt, verhalen als die
over Mucius Scaevola e.dergl. zonder enig commentaar -
zonder de verduidelijking: dat men slechts ten gunste van de door God
ingestelde regerend vorst de vingers mag branden - niet voor de
republiek! - te laten lezen. Bij deze mensen moet later, als ze
ambtenaar zijn geworden, vast een zekere verwarring optreden. Het zou
voor deze jongemensen toch echt beter zijn, als zij in dergelijke
gevallen een of ander degelijk, voorbeeldig geschiedenisboek, zoiets
als "Geschiedenis van de grote heldhaftige keizer" van professor Oncken
zouden lezen. Van het proza van Schiller moet
principiëel uit de tijd vóór zijn ommekeer naar het eeuwigzedelijke -
dus ongeveer vóór 1790 - niets op school komen. Een natie, waarin de
"Rovers" van Schiller voor 20 pfennig kan worden gekocht,
moet zijn ondergang wel tegemoet gaan.
[33] Zie het een halve eeuw geleden veel
gelezen en aangegaapte boek van Stirner - de titel schiet mij op dit
moment niet te binnen - ; ook dat is voor 20 pfennig in de
Reklam-Bibliotheek te verkrijgen!!! -
[34] Zie, wat wij daarover in het eerste deel hebben gezegd.
[35] Zie het bekende principe met betrekking tot de godsdienstige
opvatting: "cuius regio, ejus religio." -
Naar boven
|