Home

PSICHOPATIA CRIMINALIS

HANDLEIDING

OM PSICHJATRIESE GEESTESZIEKTEN OP TE SPOREN EN
WETENSCHAPPELIJK VAST TE STELLEN
DIE VOOR DE RECHTBANK AANTOONBAAR MOETEN ZIJN

VOOR ARTSEN, LEKEN, JURISTEN, VOOGDEN,
BESTUURSAMBTENAREN, MINISTERS ETC.

DOOR

OSKAR PANIZZA

ZÜRICH
UITGEVERIJ VAN DE ZÜRCHER DISKUSSIONEN
1898


Voorwoord.


Magnan bij de Fransen, en Schüle en Krafft-Ebing bij ons in Duitsland, hebben onlangs het aantal en de verscheidenheid van de geestesziekten in een solide sisteem ondergebracht, en men kan eigenlijk geen psichose of een variant daarvan ontdekken, die daar geen plaatsje in heeft gevonden. De wetenschappelijke lezer zal daarom met enige verbazing en wellicht ontstemming de aankondiging hebben ontvangen, dat hij hier met een nieuwe geestesziekte en een nieuwe term zal worden geconfronteerd. Als ik desondanks een poging waag om een nieuw ziektebeeld, de psichopatia criminalis, in het onderwijsbouwwerk van de psichjatrie te introduceren, dan doe ik dat, in de vaste overtuiging, dat daar een behoefte aan bestaat, op grond van een overvloedig feitenmateriaal, met name op forensisch gebied, en in de wetenschap, dat op dat punt, in de wetenschappelijke constructies en indelingen van de meeste leerboeken, een waarneembare hiaat bestaat.

Er is echter nog een ander punt, waardoor het nieuwe psichjatriese genus bij de geachte collegae - en tot hen wend ik mij voornamelijk in dit geschrift - vast een vriendelijke ontvangst zal krijgen: het principe van de menselijkheid, dat in onze huidige, op elk gebied roerige tijden, met name ook in de rechtzaal steeds weer op de spits wordt gedreven, moet de hoogste aandacht krijgen voor een ziektebeeld, dat, indien juist onderkend en toegepast, een groot aantal van de individuen, dat nu in de gevangenis of het tuchthuis terecht komt, naar de mildere ruimten en vriendelijke badkuipen van de gekkenhuizen over zal brengen. En ook voor de geachte Zwitserse psichjaters is het belangrijk, als zij aan deze overplaatsing hebben meegewerkt.
De psichopatia criminalis is een duidelijk omschreven, zeer karakteristieke, door rechters en deskundigen nauwelijks te veronachtzame, psichose, die in politiek roerige tijden een welhaast indringende betekenis krijgt, en waarvan de waarde, waardoor de omstandigheden echt geen afbreuk aan kan worden gedaan, is, dat zij pas hedentendage in haar volledige omvang naar waarde kan worden geschat, terwijl men haar aanwezigheid in historische tijden steeds heeft kunnen aanwijzen. Men hoeft inderdaad niet ver in de geschiedenis terug te gaan, om de vreselijke verwoestingen te constateren, die deze hardnekkige en meest besmettelijke van alle psichosen in het leven der volkeren teweeg heeft gebracht. En juist nu de 50-jarige herdenking van de droevige gebeurtenissen van de jaren 1848 en 1849 opnieuw een grote hoeveelheid gedenkschriften en geïllustreerde boeken op de markt brengt, wordt het ons, bij het doorbladeren van deze litteratuur, duidelijk, wat destijds had kunnen worden vermeden, als de kennis van de psichopatia criminalis - waar het destijds ook om ging - al binnen het bereik van het psichjatries onderzoek had gelegen. Door medewerkers geschoolde rechters, wetenschappelijk gevormde deskundigen, verstandige juryleden, dialectisch bedreven officieren van justitie, en geschikte gevangenisbewaarders zouden al dat nodeloze bloedvergieten, het tirannengeschreeuw, tuchthuis- en folterkwellingen en emigratie van de meest bekwame zonen van het land, hebben kunnen voorkomen. Een betrekkelijk groot gekkenhuis, gevestigd tussen de Neckar en de Rijn, ongeveer ter grootte van de Pals, en juist op de plek, waar de meest woelige koppen gedijen, zou in één klap, binnen een aantal weken, de criminele beweging, ik bedoel: de epidemische psichose, in de kiem hebben gesmoord en ons vaderland veel leed hebben bespaard.- De genezing vindt verrassend snel plaats. De milde behandeling, badkuipen met een juiste temperatuur, de rust, de afzondering, het zingen van de nachtegalen aan de andere kant van de tralies, de bemoedigende woorden van de arts -, een snufje hyoscyamine en een beetje kaliumbromide - en het politieke inzicht van al deze geïnterneerden zou beduidend zijn toegenomen.

Als men bedenkt, tot welke hoogte de waanzin van hele volksstammen destijds was aangewakkerd, hoe tot dan toe verstandige burgers de misdadige poging waagden, om de heilige rechten van de door God aangestelde vorsten te beknotten, hoe een van de meest frivole dichters onder andere over de "heilige geest" zong:


"Die deed de grootste wonderen,
en veel grotere verricht hij nog;
hij verbrak de tirannenburchten,
hij verbrak het juk der knecht.

"Oude dodelijke wonden heelt hij,
en vernieuwt dan aller recht:
Alle mensen, gelijkgeboren,
zijn van een adellijk geslacht . . "(!!)

Bergidylle - 2  (Heinrich Heine. Uit: Die Harzreise, 1824)

dan huivert men enerzijds voor de mogelijkheid, die bij een niet tijdig en bloedig ingrijpen van de troepen had kunnen ontstaan, en uiteindelijk Duitsland in een republiek had kunnen veranderen - en anderzijds voor de hevigheid van de waan der volkeren, die vanuit één punt, uitgaande, door slechts enkele zieken breinen, bliksemsnel, deels met behulp van de pers, om zich heen grijpt en een heel land aan de rand van de afgrond kan brengen. 


Daarom hoop ik oprecht, dat deze huidige studie, die op de zorgvuldige bestudering van zowel historisch als klinisch materiaal berust, aandacht zal krijgen van de kant van de collegae, de heren bestuursambtenaren, rechters, professoren, van de hoge adel en al die hoge en nog hogere heren, waaraan de toekomst van ons kostbare, onwrikbare en aan de oude tradities vasthoudende vaderland, is toevertrouwd.

Met de meeste hoogachting,

Zürich, in de sprokkelmaand, 1898.

De schrijver.


De vorm van de psichopatia criminalis.

Het begin van deze weinig onderzochte en sluipend verlopende ziekte, die op dezelfde wijze, zowel het uiterlijk van de mens, als zijn innerlijk, zijn leven zowel als zijn ziel, zijn gevoel en zijn karakter, vernietigt en ondergraaft, verloopt stilletjes en onheilspellend.

In de meeste gevallen is erfelijkheid, die volgens de nieuwere psichologiese opvattingen gemakkelijk waarneembaar is, duidelijk aanwijsbaar. óf de vader heeft al wegens politieke vergrijpen vastgezeten, of de grootvader, de oom, óf de moeder stamt uit een ingewortelde democratische familie; het laatste geval is het ergste. Ook afstammelingen van die "Salzburger emigranten", de "Zillerthalers", de "Hugenoten", de "Boheemse-" en "Moravische broeders", en van al die sekten en Wederdoperse groepen, dwepers etc., die tot zelfvernietiging toe, verzet tegen de rechtzinnige staat bieden, zijn zeer gevaarlijk. Deze mensen zouden niet meer moeten trouwen, omdat de ziektekiem nauwelijks meer uitroeibaar is. Men heeft waargenomen dat, zelfs bij herhaalde vermenging met lakeien, de ziektekiem van een dergelijk oud, godsdienstig of staatsvijandig verzet steeds weer tevoorschijn kwam en grote ellende aanrichtte.

Bij anderen ontbreekt echter elke erfelijke factor. Dergelijke mensen kunnen het vaak eenvoudigweg niet meer aanzien, hoe honderdduizenden mensen zich voor één enkele persoon op straat neerwerpen en zich door de hoeven van zijn ros laten bewerken. Hier is dan meestal sprake van hersenschorsdwang [1]. Deze mensen zijn natuurlijk een gevaar voor de openbare orde en moeten onder blijvend toezicht staan. Ook vraagt het gebod van het zelfbehoud van de staat, dat dergelijke mensen van het voortplantingsgedoe worden uitgesloten.

Verreweg de meest gevaarlijke factor, die dergelijke zieken vormen voor de zekerheid van de staat en voor de eeuwige zedelijkheidsprincipes, door hen in volledige vrijheid aan zichzelf over te laten, is hun grote besmettelijkheid, hun infectiegevaar voor de massa. In de geschiedenis heeft men altijd gezien, dat het slechts enkele, abnormaal aangelegde, van huis uit op dwaalwegen verzeilde mensen, waren, met een explosieve gedachtegang, - hun aanhangers noemen hen "verlicht" - die de springstof voor grote volksbewegingen hebben geleverd. Terwijl de grote massa, het grote plebs - dat men in ieder geval niet altijd misera hoeft te noemen, en dat men in ieder geval niet altijd het predikaat contribuens hoeft te geven - over het algemeen in een gelukkige rust en apathie vegeteert, zonder de regeerders bij hun zware arbeid te storen, of aan de steunpilaren van de staatsorde te rammelen, zijn het steeds dergelijke eenlingen, die met een ongelooflijke lichtzinnigheid met de gedachte over de ineenstorting spelen, die voor zichzelf, zogezegd, met speelse verbeelding de toekomst van een nieuw maatschappijsisteem afschilderen, en op die manier de zwakken en verzetlozen, de "kinderen" van het volk, de vrouwen, de dommen, de kunstenaars en de dichters, voor zich winnen. Een toekomstige maatschappij, die nog helemaal niet bestaat en die helemaal niet kán bestaan, en waarvoor in de werkelijke wereld helemaal geen aanknopingspunt bestaat, zuiver uit het idee, zogezegd uit het niets, poneren, en daarmee hele bevolkingsgroepen, die dagelijks en op zondag de zekerheid en het nut van de bestaande regeringsvorm voor ogen wordt gehouden en wordt gepredikt, te verleiden en naar hun kant te laten overlopen. Dat heeft te maken met die betreurenswaardige vatbaarheid van de massa voor al het nieuwe en ideële. Wat heeft in het verre verleden Caesar daar al niet onder moeten lijden! En Hij was uiteindelijk toch de, door Gods genade, uitverkoren en bij voorbaat aangewezen heerser van zijn volk - Caesar, kaizar, dat komt op hetzelfde neer: keizer. Zozeer belemmerend werkten de vernieuwingszucht en de ontvankelijkheid voor ideeën van de door hem overheerste volkeren in op zijn daadkracht en besluitvaardigheid, dat het voor hem vrijwel onmogelijk werd, om de, hem door God voorbestemde, heersersplannen door te voeren en zijn volk naar de, door hem voorziene, heerlijke tijden te voeren.


Men voert uit de Romeinse geschiedenis meestal het voorbeeld van de beide Gracchen aan, om de verderfelijke uitwerking van geëxalteerde breinen op gezonde en vreedzame volksmenigten te illustreren. Maar men hoeft niet zover terug te gaan, en er, ter vergelijking, tijdperken bij te halen, waarbij het bovendien de vraag is, of de almachtige God, die thans zo zichtbaar het Duitse volk leidt, destijds werkelijk de lotsbestemming van dergelijke volkeren in de hand had. Maar het is juist, dat het voorbeeld van de Gracchen buitengewoon leerzaam is, en het was een geluk, dat de ene van deze broeders, die steeds maar "het volk brood wilde geven", op tijd met een stoelpoot werd doodgeslagen, en dat de andere, bewust van zijn vreselijke schuld, zichzelf op tijd van het leven beroofde. Maar hoeveel nodeloos bloed werd er desondanks door toedoen van deze geëxalteerde breinen vergoten, en hoe werd de door God ingestelde regering in een doorlopende zorg voor haar eigen bestaan gedompeld! Hadden de Romeinen maar over een van onze hedendaagse formeel werkzame forensische artsen beschikt, of hadden zij maar een van onze voortreffelijke psichjatriese leerboeken gehad, dan was voor de oudere Gracchus vast een formulier tot inhechtenisneming ingevuld, en was met behulp van een tweede formulier, dat het "gevaar voor de openbare orde, ten gevolge van een ongeneeslijke geestesziekte" constateert, zijn overbrenging naar een door de staat geleid gekkenhuis, tot stand gebracht. Maar met het "zich-in-het-zwaard-storten" of met het "door-een-voornaam-senaatslid-met-de-stoelpoot-doodgeslagen-worden" verkrijgen deze lieden iets idealistisch, de martelaarskroon en vervolgens een plaats in de "Romeinse geschiedenis". En daar is het hen om te doen. Nergens anders om - "honger" -, belachelijk! - "het volk brood geven" - wat moet dat nou betekenen? - Dat er geen enkele Romein destijds echt van de honger is gestorven (zij het, dat hij direct door voedselweigering ziek was geworden), is meerdere malen via bewijsstukken, door Mommsen bijvoorbeeld, aangetoond [2]. Waarom dan die kouwe drukte?! -
Maar, zoals gezegd, is een teruggrijpen naar die oude tijden helemaal niet nodig. De tijd van de Reformatie en van de Duitse boerenoorlog levert een groot aantal voorbeelden, om aan te tonen, hoe door het vermetele denken van eenlingen en de ziekelijke verbeelding van bepaalde niets ontziende breinen, de rustige, vreedzame, en bezadigde volksmenigten in opstand worden gebracht en tot de omverwerping van het bestaande worden aangezet. Als wij een van hen, de eigenlijk op de eerste plaats in aanmerking komende hallucineerder, Martin Luther uit Eisleben, buiten beschouwing laten, dan doen wij dat, omdat hij als omvangrijk liederendichter en verdienstelijke vertaler uit het Latijn, nog steeds graag in de litteratuurgeschiedenis wordt vermeld, en omdat op hem, ook als "man Gods", of hoe die epitheta ornantia ook mogen luiden, door de Duitse vorsten en hun verheven regeringen, zogezegd nog steeds een beroep wordt gedaan. (Hij had ongetwijfeld in het gekkenhuis thuisgehoord.) Maar destijds was het aantal oproerkraaiers buitengewoon groot. Men hoeft maar aan een figuur als die Nikolaus Storch te denken en zijn lotgevallen te vervolgen, om het gevaar van een dergelijke vermetele landloper, buiten het gekkenhuis, te begrijpen; hoe hij van plaats naar plaats trok en overal werd uitgewezen, vandaag in Zwickau, morgen in Bohemen, overmorgen in Thüringen, en hoe hij overal sporen van zijn misdadigheid tegen de geest achterliet, en overal het zaad van een oproerig, brutaal, bevrijdend denken uitstrooide; sporen, die niet meer goedgemaakt, niet meer uitgewist kunnen worden, die via de protestantse orthodoxie, in het piëtisme, in de opwekkingsperiode, en in het Herrnhutterdom weer tevoorschijn komen, omslaan in het theosofische, in het mystieke, in het Jacob-Böhm-se, in het Zinsendorfse, in het Berlenburgse, in het Wetterause, en ten slotte bij Baader, bij Hegel, bij Schelling, bij Bruno Bauer, bij Strauss en bij Stirner weer opduiken.


Dat is namelijk het eigenaardige van het psichiese, dat het - daar, waar het zich buiten de gekkenhuizen vertoont - waar het zichzelf manifesteert, waar het in de openbaarheid tot uiting komt, waar het zijn besmettelijkheid met het oog op de massa heeft beproeft, als een verslindend vuur om zich heen grijpt, als een feitelijke grootheid volgens de wet van de traagheid vanzelf verder werkt, dat het zelfs niet meer ongedaan kan worden gemaakt, zelfs niet meer in zichzelf terug kan keren, dat het - en andere - aan de nieuwe draad verder moet spinnen, -  en dat het en andere het gistingsproces moet voortzetten, totdat het schuimend overloopt -

"dat het doorlopend kwaad moet voortbrengen"

het kwaad, dat is hier het psichiese. -

Tegenwoordig zit in ons allen nog steeds Storch, zit Carlstadt, zit Luther, zitten de Wederdopers, zit Thomas Münzer, zit Hutten en zitten al die anderen. Deze psichiese reeks van voorouders draagt met een vrijwel zekere onherroepelijkheid en noodlottigheid haar lugubere ferment over, zoals het edele blauwe bloed onder de adel, het verheven vorstelijke, godgenadige bloed onder de monarchen, of het gewone rode bloed onder de burgers en arbeiders, naar gelang de fysieke kant zich voortplant. Deze grote fenomenologie van de geest, dit onherroepelijke Karma van de wereldgeschiedenis, dat geestelijke daad op geestelijke daad optelt, is onuitwisbaar, is een verterend vuur en loopt van Jesaja tot aan Nietzsche.

Hier moet de politie dus ingrijpen.- In het verleden is iets niet-meer-goed-te-makens gebeurd. - Maar tegenwoordig, nu de zieke toestand van dergelijke misdadige breinen met behulp van de wetenschap duidelijk kan worden aangetoond, moet de overheid, moet het openbaar ministerie, moeten de vorsten, moet de staat, en moet de regering met sterke hand ingrijpen, moet deze zieke kiemen - in badkuipen of hoe dan ook - elimineren, om de grote menigte intacte, monarchistische breinen, voor het ontwrichtingproces te behoeden. -

De psichopatia criminalis loopt als een rode draad door alle revolutionaire bewegingen heen, zowel door die van de oudheid als door de tegenwoordige. Zij bevond zich in Harmodius en Aristogeiton, ze bevond zich in Kleon de leerlooier, ze woelde in de iedere zedelijke basis missende Aristophanes, en zij kwam in de door een fabuleuze eerzucht gedreven Socrates tot uiting. Al die valse idealisten, die alleen maar aan zichzelf denken en daarbij het volk naar voren schuiven, zijn criminele psychopaten. Het was de psichopatia criminalis, die de plebejers de mons sacer opdreef, zij bezielde de Gracchen, en zij ontstak de vermetele moed van een Catilina en Brutus. Het was de psichopatia criminalis, die de vermetele Arnold van Brescia tegen de goddelijke majesteit van de onbevlekt ontvangen paus in opstand liet komen, die Wycliff en Hus liet rebelleren, die Savonarola van zijn verstand beroofde, die in Luther woedde, en die de gezamenlijke sektarische geesten in de zestiende eeuw uit hun dak liet gaan. Het voortreffelijke Duitse volk was, dankzij het grote weerstandsvermogen van zijn monarchistisch gebouwde zenuwvezels, lange tijd van die verschrikkelijke ziekte verschoond, totdat Frans-Zwitserse invloeden, vooral uit Frankrijk, hier ook bressen sloegen, en het meest argeloze gemoed ter wereld, eindelijk eveneens over zichzelf begon na te denken. Denken is altijd een ernstige zaak. De bedroevende verwoestingen, die intussen op het gebied van het Duitse gemoed merkbaar zijn geworden, hoeven hier toch echt niet nóg een keer uitvoerig uiteengezet te worden.

Moet dat dan zo verder worden toegestaan? Moeten wij toestaan, dat iedereen met zijn respectievelijke grootheid, iedereen met zijn beetje, zich in zijn brein bevindende, geestelijke ferment, met zijn beetje hersenen optreedt en de massa vergiftigt en tot ongehoorzaamheid aan de staat opvoedt? Tegenwoordig, nu wij in de regeringsmaatregelen, in het door God geleide vorstelijke intellect, hulpmiddelen en adviezen bezitten, om heel dat kleine kabaal, dit dii minorum gentium, deze bekrompen geesten op hun kakstoeltje, die ook wat willen produceren, in één klap, met één paragraaf kunnen vernietigen? Tegenwoordig, nu wij in de prachtige, met parket belegde gekkenhuizen, in de behaaglijke badkuipen, middelen bezitten om deze turbulente, Germaanse breintjes hun zoete gedachteroes uit te laten slapen? Moeten wij tegenwoordig nog rebellie dulden, onbeschaamde ideeën van Schillers en Stirners, terwijl wij weten, dat deze ideeën, ook als ze alleen maar worden uitgesproken, tijdens een bijeenkomst worden verkondigd, of op papier worden gedrukt, verder vreten, verder vreten dan een worm, die dit papier opknaagt, en de volgende eeuwen beïnvloeden?


Beïnvloeden, zoals wij tegenwoordig de Storchen, de Carlstadts, de Luthers, de Wederdopers, de sektariërs, de Sanden, de democraten, de Wartburgers in onze botten - o zo pijnlijk! - voelen? Wat zullen de volgende eeuwen over ons zeggen? Dat wij het bureaucratische apparaat niet als citroenpers, niet voor de vernietiging van alle niet vorstelijk-ortodox-denkenden hebben gebruikt? Zullen zij ons "de groten" noemen? Dat nooit!


Wat de afloop van de psichopatia criminalis betreft, is het, zoals bij alle politieke hersenaandoeningen, een zeer droeve. Heeft de aanval een bepaalde hevigheid bereikt, dan is het de verzengende hitte van de, buiten elke staatsorde geraakte, ganglioncellen zelf, die het, door God tot monarchistische gehoorzaamheid bestemde brein, de zwaarste schade toebrengt, en spoedig tot een dodelijke aftakeling of uitputtingstoestand leidt. Huwelijk, deugd, familiebanden, piëteit, militaire gehoorzaamheid, vlaggennijd en de meest belangrijke denkbeelden in de monarchistische staat vallen nu als kaf uit elkaar, waardoor de, van zijn God vervreemde, de uit het verbond van trouw aan zijn vorst losgemaakte, de met zijn eigen monarchistische geweten oneens geworden, mens, de als een riethalm heen en weer bewegende, beklagenswaardige onderdanen, weldra nog slechts aan zijn borrel of een nachtelijke patrouille ten prooi vallen. Brengt dus een vroegtijdige tuchthuisstraf, ten gevolge van een overduidelijk misdrijf, niet het benodigde herstel met een opnieuw tot leven wekken van de monarchistische denkbeelden (wat echter zelden lukt), dan beëindigt meestal een acute aanval op het hoogtepunt van de crisis het leven van de ernstig aangetaste (Masaniello in de vissersoproer in Napels), of hij gaat rechtstreeks in het conflict met de staatsorde te gronde (Titus Sempronius Gracchus, Thomas Müntzer). Maar ook bij een trager verloop en ten gevolge van een onderbreking in het tuchthuis, ingetreden remissie, is het nu eenmaal in zijn monarchistisch bestaan weifelend geworden brein, nauwelijks meer te overeind te houden, en vervalt, zij het vaak langzaam, maar uiteindelijk toch zeker, uiteindelijk in de door alle psichjatriese leerboeken voor dit geval voorspelde zogenaamde "terminale waanzin", of de "difinitieve afstomping", waarmee het doek over deze treurige scène van het leven van een "ontspoorde onderdaan" definitief zakt.

Menig opmerkzame lezer, met name degene, die van hun vak psichjater zijn, zouden hier wellicht de tegenwerping willen maken, dat hetgeen nu is uiteengezet, verhalen zijn, politieke verhalen, litteratuurgeschiedenis, geschiedenis van de Reformatie, maar geen eigenlijke psichjatriese casuistiek, geen beschrijving van psichopatieën. Dat zou een ernstige miskenning betekenen. Het psichjateren onttrekt zich aan geen enkele verschijnsel met betrekking tot zijn mogelijkheid tot ziek worden. Een feit, dat wij ziek vinden, is onder alle omstandigheden ziek, wat het ook moge zijn, al is daaruit de Reformatie of de stoomontwikkeling, de zogenaamde "mensenrechten", of het schapenscheren in Amerika, voortgekomen, en al hebben hun dragers Luther of Lafayette, Lincoln of Lucianus geheten. - Heeft me daar toch die voortreffelijke onderzoeker Rudolf Arndt in zijn "Leerboek der psichjatrie voor artsen en studenten" de hele cultuur en de geschiedenis van de menselijke geest in oxy- en par-aesthesieën ingedeeld, en op die manier de gehele ontwikkelingsgeschiedenis van het avondland, alle revoluties en de "Rovers" van Schiller, alle politieke verdragen en Metternich - met uitsluitend uitzondering van de vorst - in zijn voortreffelijke leerboek ondergebracht! [3]


Helemaal niets ontrekt zich aan ons oog! -
Om echter de nieuweling niet te zeer te schokken, en de ontvangst van de geheel nieuwe, hier voor het eerst uiteengezette gezichtspunten te vereenvoudigen, en ook voor de artsen en studenten het gebruik van de oudere psichjatriese leerboeken, met name die van Arndt, Krafft-Ebing, Schüle, Griesinger, Esquirol, Gudden, Kräpelin, Ganser en Bumm, nog steeds mogelijk te maken, hebben wij besloten - omdat men ieder feit van minstens twee kanten kan bekijken - het optreden van de psichopatia criminalis in heden en verleden nogmaals onder de oude dierbare termen: melancholie, razernij, krankzinnigheid, paralyse van de krankzinnigen, epilepsie en hysterie, voor te dragen, waarbij wij de hoop koesteren, door deze dubbele beschouwingswijze een nieuw en interessant licht op de diverse ziektecategorieën te kunnen werpen en zo - nu er steeds meer nieuwbouw van gekkenhuizen plaats vindt - voor de steeds meer toenemende gezondmaking en versterking van ons psichopaties vaderland onder bescherming van gezonde, kracht uitstralende vorsten, de weg te effenen.



Paralysis cerebri, de Hersenverweking

als meest voorkomende simptomenkomplex van de psichopatia criminalis.

Het vroegste simptoom van deze ziekte is een verandering van het karakter. Het hoeft maar een licht simptoom te zijn, hetzelfde dat wij bij onze categorie van zieken vinden, aangezien mensen, die oppositie tegen de staat voeren, steeds een ander karakter aannemen, en meestal een slecht karakter hebben. Want het menselijke karakter, de menselijke ziel, wordt, zoals Thomasius [4], Spener [5], Heinroth [6] e.v.a. regeringsvriendelijke teologen hebben geleerd, altijd zonder fouten, zonder primaire zonden, zonder begeerte naar het kwaad en naar verzet, geboren. Pas de omgang met geïnfecteerden, met nietsnutten, met opposanten, met links-liberalen, met de voorteelt van het gekkenhuis, brengt de kiem in het hart van deze jonge mensen, waarvan misschien meerderen vroeger, in de christelijke jongemannenvereniging, hun thee der onschuld hebben opgeslurpt. Pas nu ontwaakt de gedachte en neemt, zoals Heinroth zo fraai zegt, "de vorm van de prikkelende begeerte naar het kwaad" aan [7]. Nu nog wat oratorisch talent, de vlammende blik van een onzekere schone naar een geslaagde redevoering, een Offenbachse operette, de revolutionaire klanken van woeste Richard-Wagnerse muziek, het veelvuldig bestuderen van politieke programma's, het bezoek aan de tribune van de Rijksdag, waar men ziet hoe karakterloze en vaderlandloze kameraden door de oppositie worden omringd en gelukgewenst, misschien nog met het resultaat van een bezoek aan het bordeel - en de akelige vernietiging in de hoogste levenscentra van de psichiese wording groeit en groeit - totdat de betrokkene of als roodgloeiende agitator, met de zweem van majesteitsschennis nog op de lippen, op het schavot eindigt, of de door de psichopatia criminalis aangetaste nog tijdig in een welwillend gekkenhuis wordt opgenomen.
Schüle [8] beklemtoont echter, dat, omdat het hier om de vroegste en subtielste veranderingen in de hersenschorssubstantie gaat, waar de oppositie zetelt, niet vroeg genoeg door de arts, door de verwanten - hier dus van de kant van de staat - kan worden ingegrepen. Het moet dus zaak voor de politie zijn, om haar aandacht op zo vroeg en subtiel mogelijke karakterveranderingen bij de onderdanen, te richten - en waar komen geen subtiele en vroege karakterveranderingen voor bij jonge mensen, die zich politiek ontwikkelen of die zonen uit tot de oppositie behorende families zijn? - zodat het niet te laat is en de staat pas ingrijpt, als de houtstapel al brandt.

Zijn jonge mensen op grond van een betrekkelijk onbeduidend simptoom psichjatries opgenomen, dan is in ieder geval het grootste gevaar geweken, en zelfs bij een later ontslag zal de doorgemaakte opname altijd nog een zekere krachtige, staatsbevestigende indruk achterlaten. Natuurlijk moet, gedurende de opname de studie van ontwikkelde jonge mensen, op grond van door het ministerie van cultuur voorgeschreven boeken, worden voortgezet. Treedt er een opvallende verbetering op, zodat in de hersenganglia een overduidelijke en sterke trek naar rechts merkbaar wordt, kan altijd nog een poging worden gewaagd om een voorwaardelijk ontslag, tot de volgende verkiezingsperiode uit te stellen. Maar zelfs op het gevaar af, dat een gedeelte van de gimnasia en universiteiten in psichjatriese internaten wordt veranderd, mag de staat niet van het voorrecht afzien, om aandacht te schenken aan vroegtijdige karakterveranderingen, en door deskundigen de voorwaarden voor het optreden van deze vroege simptomen van hersenverweking zo nauwkeurig mogelijk te laten omschrijven.


Herhaaldelijke stemmingsveranderingen en neiging tot huilen, al om onbeduidende redenen, worden door alle onderzoekers, met name door Baillarger [9], Magnan [10], Griesinger [11] als vroege simptomen van de cerebrale paralise onderkend.....................


Maar waarom huilen jullie dan ook? - Waarom is jullie brein niet sterk? - Als jullie gedachten zich tot de hoogte van de individualiteit en het recht op individualiteit verheffen, en jullie ziel samen met de adelaren vloog, waarom janken jullie dan, als jullie voor de staat terecht staan en moeten bekennen?

- Hebben deze mensen, jullie gesalarieerde pijnigers, misschien meer gegeten, omdat zij zo sterk zijn? Waarom kijken jullie hen niet recht in de ogen en zeggen het onvermijdelijke, dat moet worden gezegd, al zou het bloed zijn? Eet en maak je sterk, en wees "sterk in de geest." Denken jullie, dat Bourgonje en Rijnwijn alleen maar voor staatssecretarissen zijn verbouwd? -Drink tenminste Eimbecker-bier, zoals Luther, toen hij voor de Rijksdag verscheen, en zijn ziel wilde loochenen. -


Wie zal er huilen? - Denken jullie, dat Brutus heeft gehuild? - Of heeft Mirabeau soms tranen vergoten? - Heeft het verhaal van Danton tranen overgeleverd?.............

Ja, als jullie janken, dan heeft de staat het gemakkelijk, en zal de deskundige jullie altijd als rijp voor het gesticht kunnen beschouwen.

Recent onderzoek heeft vastgesteld, dat sifilis zeer vaak de voorloper van hersenverweking is. Men moet deze factor niet helemaal buiten beschouwing laten. Maar verwachten dat deze mensen dus aan sifilis moeten hebben geleden en hun verleden daarop nagaan, achten wij niet nodig. Juist het tegenovergestelde. Die andere Franse ziekte, waar de Fransen zelf in de jaren 1789-95 aan hebben geleden, en gedurende welke zij de "cultus van de Godin van de Rede" hebben gesticht, leidt veel zekerder tot verwarring van de geest en tot verweking van de hersenen, dan die erotische besmetting, die haar ontstaan meestal heeft te danken aan de omarmingen van een echt onverstandige Godin. Met name moet de deskundige dus ook naar deze Franse ziekte, het revolutionaire streven, zoeken, om de etiologische factor voor de treurige gezondheidstoestand, waarmee de aangeklaagde voor de balie van de rechtbank verschijnt, te vinden. En pas als dit onderzoek hem in de steek laat, mag hij naar lichamelijke littekens zoeken. In ieder geval zal het met behulp van beide Franse ziekten lukken, om bij de voorgeleide een noodzakelijk onderkende geestesziekte etiologische te verklaren.


Schüle heeft het over de "Doorbraak van de zedelijke grond" [12], en wil deze volledig morele zwakzinnigheid als een van de meest waardevolle signalen voor het bestaan of toch dichterbij komen van hersenverweking laten gelden. Terecht. Velen hebben nu gedacht, dat bij politiek aangeklaagden deze factor in die gevallen, waarbij het bewijs van hersenverweking van de kant van de rechtbank werd verlangd, moeilijk aantoonbaar was, omdat juist bij idealisten -wat politiek aangeklaagden meestal zijn - deze zedelijke grond intact is. - Helemaal fout! Bij deze mensen breekt juist de zedelijke grond heel gemakkelijk door. En dat is iets wat de deskundige van tevoren moet bedenken: als al bij staatsambtenaren, bureaucraten, rechters, hoge bestuursambtenaren, ministers etc., die niet op grond van zedelijke kracht of individuele verantwoordelijkheid, maar op de grond van de staat staan, dus helemaal geen "doorbraak van de zedelijke grond" kan volgen, omdat zo'n grond er niet is, - omdat de staat deze grond hen voor een bepaald salaris heeft afgekocht, omdat zij meestal uit families stammen, waarin al eeuwen geen dergelijke zedelijke grond meer aanwezig was, omdat zij gewoonweg geen zedelijke grond kennen, en daarom bij de aangeklaagde een dergelijke grond niet veronderstellen - als er, moet de deskundige bij zichzelf zeggen, al bij dergelijke waardigheidsbekleders geen sprake meer kan zijn van een zedelijke grond, is het dan verwonderlijk, als bij aangeklaagden, waar hier sprake van is, die door de wol zijn geverfd, en die vaak uit maatschappelijke kringen stammen, waarin het weerstandsvermogen ten gevolge van een algehele misère niet meer zo groot is, de zedelijke grond hier en daar nu eenmaal doorbreekt" - Nee, zegt de deskundige, dat is niet verwonderlijk. Dus de "zedelijke grond" kan ook bij dergelijke mensen ooit "doorbreken".  Kan dat, dan zal het voor de deskundige gemakkelijk zijn, om ook voor het betreffende geval de feitelijke "doorbraak van de zedelijke grond" wetenschappelijk te bewijzen, en zo de onvermijdelijke voorwaarden te verschaffen voor de opname van de aangeklaagde, net als voor de eigen bevordering naar de eerstvolgende salarisschaal.


Wij vestigen bijzondere aandacht op wat hier is gezegd, omdat, als alle psichosen falen, en de aangeklaagde, zij het ten gevolge van een niet tijdige voorbereiding van kroongetuigen, of hoe dan ook, alle pogingen van de beëdigde deskundige, om bij hem een door de rechtbank noodzakelijk geachte psichose te diagnosticeren, door zijn rust, koudbloedigheid en beresterke gezondheid te schande maakt, is de hersenverweking nog altijd die vorm, waarbij het bewijs van de door de rechtbank verlangde geestesziekte, het beste lukt. Want het begin van deze organische hersenziekte is zoals bekend, zó subtiel, zó onopvallend en ragfijn, de eerste simptomen zijn nog zó moeilijk van de eigenlijke gezondheid te onderscheiden, dat het met enige handigheid lukt, om duidelijk te maken, dat elke gezondheid van de mens aan het begin van de hersenverweking staat, zodat het voor de deskundige - wiens eigen zedelijke grond hier niet in aanmerking wordt genomen - eenvoudig is, om de aangeklaagde, zelfs als hij beduusd is, of een beetje stottert, of gemakkelijk opvliegt, in de rechtszaal van het bewijs te overtuigen en psichjatries ten val te brengen.

Ook de natuur zelf komt in deze richting aan de wens van de staat ruimhartig tegemoet. "De consistentie van de hersenen is week, is deegachtig" - zegt Hyrtl in zijn "Anatomie van de mens" [13]. - Is het dan een wonder, als de hersenen gewoon week worden, als ze tot de consistentie vervloeit, die de staat nodig heeft, om ongewenste breinen uit de strijd om het bestaan af te zonderen en ze in zekerheid te brengen?

En ook het humeur, dat de natuur bij de gevoels-Duitser in het hart heeft gelegd, is niet zo ver verwijderd van dat ontdooien van het hart, dat reeds een beginsimptoom van de hier behandelde zielsziekte is. "De mensen huilen gemakkelijk" - zegt Mendel in zijn studie over de paralise van de hersenen - [14]. Ja, verdomd! waarom huilen de mensen? - Omdat ze belasting moeten betalen. Omdat zij hun laatste bloeddruppels voor militaire vorderingen moeten geven. Omdat hun familie aan de willekeur van een bruut soldatenvolk bloot staat. Omdat zij aan een bevorderings-hongerige justitie zijn overgeleverd. Omdat zij hun pijnen en hulpkreten niet meer uitspreken, niet meer durven laten drukken. Omdat men hen tot het aanbidden van het "grote dier" wil  dwingen................

Ja, wat willen jullie, huilerige mensen, dan? - Waarom zijn jullie dan ook week geworden? God, die ijzer laat groeien, wil geen weke hersenen! - Waarom wachten jullie, totdat jullie hersenen week worden? - Toen ze nog hard en elastisch waren, en daden - geen gedachten - konden voortbrengen, moesten jullie handelen en je man staan. De staat heeft jullie eerst ontroerd en vervolgens gesmolten. Jullie armzaligen, jullie drijvende kracht onder zijn ijzeren handen, en nu leuteren jullie, hersenverweekten, in jullie koortsfantasie over koningsmoord en burgerdeugd!....................Toen jullie nog rustig waren, toen hadden jullie het onvermijdelijke, de reddende daad moeten verrichten...............

Jullie roepen steeds: alleen een Angiolillo kan ons helpen! en herhalen deze kreet, totdat jullie hersenen week worden; en nu moet de staat jullie gevangennemen. In plaats van eens een proeve van die Angiolilio te maken, om jullie hersenen van de vreselijke druk te verlossen; en de staat een keer te laten bloeden, in plaats van zelf te bloeden, en met een sterk en rustig brein uit deze ontzettende crisis tevoorschijn te komen!................


Mania - de razernij,

als tweede simptomenkomplex van de psichopatia criminalis.

De meest voorkomende vorm van de geestesziekte is de manie. Men hoeft daar nou echt niet bij te denken, dat de mensen, zoals de leek vaak denkt, daarbij tegen de muur op moeten lopen. In tegendeel! Het is de stille woede, het geheime, rustige samenzweren, het innerlijke onbeschaamde denken, wat die mensen onderscheidt; het is de mania anti-gouvernementalis.
Probeer maar een de levens- of ontwikkelingsloop van dergelijke mensen iets nauwkeuriger na te gaan. Het begint meestal al met Schiller, die ze op school onder de bank lezen. Het zijn "De Rovers", die onbeschaamde woordenkraam van dit onrijpe half-genie - de regerings-Goethe verafschuwde het stuk - dat bij de jonge mensen de kop op hol brengt. En al doet de leraar alle moeite om het onderwerp, met het oog op de zedelijke wereldorde - God hebbe erbarmen met deze dappere - een zedelijke draai te geven, dan blijft nog genoeg over van de geest van verzet, van het "in tirannos!", dat de brutale heelmeester met een leeuw op de titelpagina tekende [15], om bij de gevoelige jonge mensen, die deze geestelijke kost naast Thomasius' "Eerste godsdienstonderwijs" [16] in zich opnemen, het ombeschaamde loochenen, dat dan later in razernij uitbreekt, in de ziel te leggen. De "Rovers" zouden altijd en onder alle omstandigheden en overal moeten worden verboden, en alleen maar in bibliotheken en dan nog alleen voor litteratuurhistorici, waarbij voldoende zekerheid bestaat dat zij niet imiteren, kunnen worden gelezen.
Vervolgens, op de middelbare school, is het met name Kant en zijn sisteem van het terugtrekken van de buitenwereld in het hoofd, in het denken, dat de jonge mensen ertoe brengt om de hele staat op te vreten, en daar met het hoogste en heiligste, met het gouvernement en de hoogste waardigheidbekleders - ja met de onaantastbare persoon van zijne majesteit van die betreffende landverraders - te manipuleren, zoals men met denkvormen speelt, en innerlijk flauwekul uithaalt. Nee, dat kan zo niet verder worden geduld! Deze mensen vervallen later allemaal tot razernij. Dit kritische sisteem vormt een ernstig gevaar voor het verstand van de onderdanen. Deze mensen worden later allemaal maniakaal. Kant zelf stond op het punt om zijn verstand te verliezen. De Pruisische minister, excellentie von Wöllner, liet hem zeggen, dat hij op het uiterste voorbereid moest zijn, als hij het verhaal niet zou laten rusten (hij bedoelde gevangenis of gekkenhuis, indien nodig). Nee! - liever het gekkenhuis, want dat frist deze mensen echt en in eigen persoon op, dan dat ze psichies, door middel van hun kritische denken de staat opvreten en daar innerlijk anarchisme en kritisch landverraad bedrijven. -


Moet men dus een dergelijke verdachte in foro (voor de rechtbank) onderzoeken, en de manie, mania simplex uit hem krijgen - ik bedoel: die via de aanklacht aanbieden - dan komt het er vooral op aan, dat men een beetje op de wijze van de aangeklaagde reageert, zich maatschappelijk gedraagt, of iets van de gevoelskant laat zien, kortom, dat men in zijn hele vroegere ziektegeschiedenis is ingevoerd. Meestal zijn het temperamentvolle, vurige en idealistisch geaarde mensen, die het bedenkelijke pad van de oppositie tegen de regering bewandelen. En nu komt het erop aan, ze uit te vragen en uit de tent te lokken. Daarbij gaat men tegenover gesloten, zwijgzame mensen net zo te werk als de Jezuïeten bij jonge meisjes, als zij die wegens onanie uitvragen. Geven de laatsten op de vraag: "hoe vaak heb je het gedaan?" helemaal geen antwoord, dan vraagt de Jezuïetenpater: "heb je het honderd of tweehonderd keer gedaan?" Dan schrikken die arme kleintjes en zeggen: "ach nee! hoogstens acht of tienmaal." - Zo ook hier. Lukt het de voorgeleide, waarbij men een manie moet aantonen, zo te prikkelen en door inquisitieachtige vragen naar zuiver denkbeeldige dingen, verkrachting, verduistering, pederastie etc. in een uiterste woede te doen ontbranden, en op die manier een maniakale aanval bij de wellicht licht prikkelbare aanwezigen in de gerechtszaal zelf te provoceren, dan neemt men meteen deze mania, deze tweede, experimenteel opgewekte mania, als bewijsmiddel, en laat de eerste, de wetenschappelijke manie, de mania simplex, lopen. Want het is helemaal niet nodig, dat iemand die verdacht wordt van samenzwering tegen de staat, aan mania duplex leidt. Men accepteert zijn manie, waar men hem aantreft. En om een dergelijke flagrante prikkelbaarheid, zoals de voorgeleide, die misschien de hele zaal heeft volgespuugd, heeft getoond, te kalmeren, zijn meerdere jaren internering, minstens tot na de volgende kabinetsperiode, beslist niet teveel. - Wij gaan nu over tot de casuïstiek, en bespreken uit het rijke pasjentenmateriaal, dat de geschiedenis van alle landen biedt, een aantal bijzonder opmerkelijke gevallen. [17]

 

Observatie 1. Maniakale opwinding ten gevolge van enorme politieke propaganda. Demagogisch optreden als ambtenaar. Ophitsen tot opstand. Dood onder de knuppels van de zich verzettende aristocratenpartij. -Tiberius Sempronius Gracchus, 30 jaar oud, uit een gegoede familie, maar ziekelijk, ziet de aan zijn aristocratische afstamming beantwoordende loopbaan afgesloten, laat zich tot volkstribuun kiezen en introduceert, om bij de massa steun te verkrijgen, een communistische, de patognomonische kenmerken van een krankzinnige utopie op het voorhoofd dragende Akerwet, die de eetlust van de massa tot het uiterste prikkelt. Ten gevolge van de begrijpelijke tegenstand, die dit optreden bij de ordelievende aristocratenpartij opwekt, neemt de eigenlijk labiele en tot uitputting neigende hersentoestand van de agitator toe tot geestvervoering en maniakale opwinding (mania simplex). Ideeënvluchtige redevoeringen van megalomaan karakter: het volk wil hem tot koning kronen. En net als het volk, in zijn hoop naar een volle maag bedrogen, een dreigende houding wil aannemen, komt de goedgeorganiseerde en gedisciplineerde senaatspartij tevoorschijn. Er breekt een opstand uit, en Tiberius Gracchus wordt in een straatgevecht samen met 300 van zijn aanhangers met aristocratische stoelpoten doodgeslagen (133 v. Chr.)


"Zo'n dag heeft Rome nog niet eerder meegemaakt!" roept Mommsen [18] uit. Begrijpelijk! Als men het gekkenhuis naar de straat verplaatst, kan men elke dag wel wat nieuws beleven. De vraag is alleen, wat er op deze manier van de staat terechtkomt en wat er met de eeuwige wet van de zedelijkheid gebeurt.

Het is duidelijk dat tegenwoordig in een georganiseerd staatsbestel, dergelijke gebeurtenissen onmogelijk zouden zijn. Om ze echter helemaal en voor altijd onmogelijk te maken, is het de plicht van de deskundige, om zich het meest subtiele begin van de psichopatia criminalis als observatie eigen te maken, en, zolang een eigen leerstoel voor politieke hersenprocessen nog niet is ingesteld, en onze wetenschapstak onder de vleugels van de gewone psichjatrie moet schuilen, geen gelegenheid verzuimen, om zich met behulp van de politieke geschiedenissen van de volksoproeren psichologisch en psichjatries te ontwikkelen. Het eerste begin van de criminele psichopatie is subtiel en vluchtig. Onder het lerarenkorps, onder de jonge assessoren, bij ongeorganiseerde, niet tijdig beroepen en getrouwde teologie-kandidaten (met name in Würtemberg), bij advocaten, jonge doktoren, en privaatdocenten treft men vaak de meest wonderlijke geestestoestanden aan. En mensen, die van het lezen van Nietzsche, Feuerbach, Stirner, Bruno Bauer, en David Strauss, dus meestal volledig geëxalteerde mensen, op hol geslagen hoofden krijgen, zijn gedurende een zekere tijd, waarin heldendom en idealistische opofferingszin en alle suggesties een welkome ingang vinden, uiterst gevaarlijk. Hier schiet de bacil van een geestelijke lepra, met zijn knobbels en uitwassen van een afzichtelijk demagogendom, maar al te gemakkelijk wortel. Een preventieve onderbreking gedurende een half jaar in een goedgeleid psichjatries internaat, is rond deze tijd meestal uiterst nuttig. - Het is duidelijk dat, als Tiberius Sempronius Gracchus tijdig was gearresteerd en gevangen was gezet - wat natuurlijk een tijdige wetenschappelijke kennis van de ziekte en het beschikbaar zijn van bekwaamgeleide provinciale gekkenhuizen veronderstelt -niet alleen de hevige opwinding en beschadiging van de Romeinse volksziel zou zijn voorkomen, maar dan had ook zijn broer Gajus, datzelfde lichtzinnige en vuige spel niet twaalf jaar later met een nog grotere hartstocht, kunnen herhalen. Want zodra deze mensen merken, dat men geen martelaarskransen meer kan verwerven, en door de stoelpoten van de tegenstanders niet meer doodgeslagen wordt, maar met zijn beetje hersenen in het gekkenhuis kan verrotten, trekken zij hun handen ervan terug en hoeden zij zich ervoor om tegen de door God - door wie? - door God, of Jupiter, dat is in dit geval helemaal hetzelfde! - ingestelde staatsorde in opstand te komen.


Observatie 2. Koliekachtige woedeaanvallen op alcoholische basis. Ernstige majesteitsschennis door middel van de pers. Veroordeling. Na een opsluiting gedurende tien jaar een beduidende verbetering. Terugkeer naar de mensenmaatschappij en naar een ordelijke bezigheid bij de pers. Sterft, door zijn vorst gedecoreerd. -Chr.F.D. Schubart, 38 jaar, koorleider en schoolmeester, naar het schijnt niet erfelijk belast, behalve met een onweerstaanbare neiging om verzen te maken, muzikaal begaafd, geeft zich vroegtijdig over aan drank en losbandigheid, houdt het op de universiteit niet uit, wordt wegens schulden gearresteerd; na de vrijlating rustiger geworden, brengt hij meerdere jaren in een rustige plaats als schoolmeester door; zijn beste tijd; maar de rusteloze, die inmiddels is getrouwd, houdt het daar niet uit, hij verhuist naar de hoofdstad, waar hij de vorst en de hofdames met zijn prachtige orgelspel boeit; overmoedig, gaat hij zich aan de meest dwaze uitspattingen te buiten, besmet zich seksueel aan het hof, besmet de familie, maakt hekeldichten op de heiligste litanie en de allerheiligste goddelijke drie-eenheid, die hij op muziek zet en met krullerige versiering in de eredienst op het slot uitvoert. Hij moet vluchten, hangt weldra nu eens hier, dan weer daar rond, gaat zich steeds te buiten aan Baccho et Venere, verwaarloost vrouw en kinderen. Eindelijk belandt hij een zuid-Duitse stad en richt daar een dagblad op. Ook hier vertoont hij meteen een zeer buitensporig gedrag, hij stoot revolutionaire kreten uit, zoals: "O Engeland, slechts deze hoed vol van jouw vrijheid!....", wordt wegens deze uitspraak uitgewezen - vlucht naar de dichtstbijzijnde stad, waar hij zijn dagblad voortzet en door de onbeschaamde toon daarvan een beduidende oplage bereikt; hij scheldt alle 48 Duitse potentaten op de meest mateloze wijze uit, waarbij hij hun maîtresses opsomt en hen wil verbieden, dat zij voor het onderhoud van hun privé-bordelen en balletzalen, de zonen van het land als soldaten aan het buitenland verkopen. Uiteindelijk wordt de schurk, waarvan het zenuwsisteem volledig is aangetast, en dat onder de toxische inwerking van bier en tabaksrook de meest mateloze politieke veronderstellingen over de eenheid van Duitsland en het zelfbestemmingrecht van de Duitse burgerklasse had geproduceerd, gearresteerd en opgesloten in de gevangenis. De toestand verbeterde onmiddellijk. Hij wil aan het avondmaal deelnemen, bidt vurig tot God, onthoudt zich van het aardse verzenmaken, valt dertig pond af; de "koliek"achtige plannen en temperamentvolle invallen blijven geheel achterwege; een diepe zielevrede neemt bezit van zijn innerlijk. Als hij na een tien jaar durende opsluiting door een toeval wordt vrijgelaten, is hij een volledig ander mens geworden. Als hoforganist slaagt hij erin om op een meesterlijke manier voor de maîtresse van de allerhoogste het orgel te bespelen. Hij wint de volledige gunst van zijn vorst. Op zijn verzoek zet hij de krant ten gunste van de hofkas voort, maar geheel in de geest en opvatting van het regeren bij Gods genade van de monarch en de door God voor de volkeren aangestelde leiders en groten. Geacht door alle oprechte mensen van het land, sterft hij spoedig daarop, gedecoreerd door zijn vorst.


Dit is een van de weinige gevallen in de geschiedenis van de menselijke geest en de menselijke ontaarding, waarin de samenhang van oorzaak en gevolg zo overduidelijk aan het licht komt. Dergelijke gevallen komen echter dagelijks voor. Niet alleen in de tijd, waarin het zojuist aangeroerde geval zich afspeelde, in de 18e eeuw, maar ook tegenwoordig oefenen bier en tabaksrook hun verderfelijke werking op de hersenen van onderdanen uit. En als ook niet steeds een zo oplaaiende geest, een zo dichterlijke aanleg, een zo'n buitensporige fantasie het misdrijf te hulp schiet, zoals in het geval van de rubrikaten, is het toch voor de deskundige belangrijk, om op de hoogte te zijn van het tijdstip, waarop de ideeën van onderdanen, ook zonder de versterkende invloed van het temperament van een zekere zelfstandigheid, of neiging tot een maniakale redenering, hebben aangenomen, dat een langer uitblijven van de vrijheid gevaarlijk zou kunnen worden, en de grenzen van de, buiten de muren van het gekkenhuis mogelijke, geestelijke vrijheid zijn overschreden.
Het enige bedroevende aan het geval in kwestie, Schubart, is de omstandigheid, dat in de toenmalige tijd de grenzen, waarbinnen het verstand van de onderdanen zich kon bewegen, veel ruimer waren gesteld, dan tegenwoordig, en dat bij openlijke uitbraak van een geestesziekte, zij het in de pers, zij het door geuite beledigingen van de majesteit, het oppakken van de zieke, ten gevolge van gebrekkige uitleveringsverdragen met de buurstaten, zo wordt bemoeilijkt.

In ieder geval zal de deskundige uit deze beide getuigenissen, die tot de openbare geschiedenis behoren, hebben geleerd, dat het er nauwkeurig op aankomt, om het moment op te merken, waarop de ideeën bij bepaalde onderdanen te levendig, te overvloedig, te vrijpostig, te zeer op het hof gericht worden, om te beslissen voorzorgsmaatregelen te treffen, zodat bij de eerste uitbraak van maniakale opwinding of politieke razernij, die beide deel uitmaken van de psichopatia criminalis, de arrestatie van de zieke plaats vindt, zowel om het hof en de mensenmaatschappij tegen hem te beschermen, als om hemzelf te kunnen genezen.


Melancholia - Melancholie

als derde vorm van de psichopatia criminalis.

De melancholie, is nou echt een Duitse ziekte! Vergeet-mij-niet-ziekte - "Roosje-roosje-rood-ziekte" - Helblauwe-oogskens-ziekte. -

Tot in de meest zoete geheimen van het hart, dringt deze psichose door en openbaart heel jullie hartstochtelijke verlangen, heel jullie liefde, heel jullie gejammer over het verloren geluk, dat altijd is, waar jullie niet zijn. En jullie liederen, jullie zingen en zeggen, jullie smachten naar de allerliefste schat, naar "Beppielief" en naar "Miesjemijn", jullie gezangen over "heldenlauwerkransen" ("helden lobebaeren", uit: het Nibelungenlied), en jullie diepe verlangen naar de "blauwe bloemen" en de andere wereld, ligt in deze melancholica germanica. Jullie zijn het meest diepzinnige en melancholieke volk ter wereld. En men hoeft slechts in jullie ogen te kijken, om de diepgang van jullie ervaren, jullie hunkerpijn te zien.

En omdat jullie dan dat smachten niet kunnen laten, smachten jullie naar andere politieke toestanden. Ja, verdomme, wat hebben jullie met de politieke toestand te maken? Maak je maar zorgen over de politieke toestanden van andere landen. Schrijf over de Engelse geschiedenis van de grondwet [19] of over de Franse revolutie [20], of over de Romeinse geschiedenis [21], zoals jullie dat tot nu toe tot tevredenheid van die landen hebben gedaan, maar wat gaan jullie jullie eigen politieke toestanden aan? Weten jullie niet, dat die, eens en voor altijd, door de door God boven jullie gestelde vorsten zijn geregeld? En dat deze vorsten al 800 jaar over jullie regeren? En dat deze vorsten zich op die lange regeringsperiode beroepen?: zodat men dus na een zo lange tijd geen verandering kan invoeren?

Degenen die al 800 jaar regeren, beroepen zich op die 800 jaar. En degenen die al 600 jaar regeren, beroepen zich op die 600 jaar. En degenen die al 50 jaar regeren, beroepen zich op die 50 jaar. En degenen die al 10 jaar regeren, beroepen zich op die 10 jaar. - Na zo lange tijd! -

En jullie, met jullie gedachten, die misschien pas van eergisteren dateren, willen daartegen in opstand komen! - Juist op het punt, waarop er niets te smachten valt, bijten jullie je vast op het "smachten"! - Waarom zou dan een "vererfd vorstenhuis", dat al 800 jaar regeert, niet nog een keer 800 jaar regeren, en juist dan nog een keer 800 jaar - en dan opnieuw andermaal 800 jaar - en dan steeds weer 800 jaar?...................

Ja, hoe lang dan?
Altijd, altijd, altijd, altijd! - Zullen jullie, pas als een vorstenhuis viermaal 800 jaar, 3200 jaar over jullie heeft geregeerd, eindelijk jullie "smachten"niet opgeven? -
Smacht maar naar viooltjes, naar leuke meisjes, naar turnfeesten, naar zangverenigingen, voor mijn part ook naar God, hemel en aarde, maar hou op met jullie smachten naar nieuwe regeringsvormen, op welk terrein jullie elk oordeel ontbreekt, en jullie nooit het recht hebben om daar iets over te vinden [22].

Maar jullie maken er een schandaal van en schreeuwen van die onnozele holle woorden, zoals: "het bezit van een gestikte paardendeken is niet voldoende om over de Duitser te mogen heersen!" - Ik zeg jullie: het bezit van een gestikte paardendeken is voldoende, om over de Duitsers te kunnen heersen! En wie dat niet inziet, en op zijn psychies basisfenomeen van het "smachten" vertrouwt, zijn ogen laat overlopen, zucht en doet en melancholiek wordt, die leidt aan psichopatia criminalis; want melancholie en vals smachten, het tegen de regering smachten, zijn onderdelen en simptomen van de psichopatia criminalis. Jullie hoeven geen revolutionaire daden te begaan, jullie hoeven niemand van de "gestikte paardendeken" af te treken, jullie hoeven niet zeter-mordjoh (oud-Duitse hulpkreet) te schreeuwen, ik heb genoeg van jullie verdomde smachten, van jullie zingen van al te patriottistische liederen, waarin de naam "Duits" een merkwaardige klemtoon krijgt, zonder dat eerst een toast op de majesteit is uitgebracht, van jullie pimpelen en zingen van vrijheidsliederen - wat is dat, vrijheid? - van jullie vermaak en bruiloftsfeesten, zonder dat jullie aan de allerhoogste denken en op hem het eerste glas heffen - dat alles is mij een gruwel, dat alles is een simptoom van een ontspoorde geestelijke gezondheid - o, jullie hoeven in dit hoofdstuk geen kabaal te maken (wij zijn nu bij de melancholie), het is voldoende dat jullie stompzinnig bij een glas bier zitten en denken - waaraan denken? - en tussen de tanden door mompelen


"De vrijheid die ik bedoel,
zoete engelenfiguur.... .",


ja, wat bedoelen jullie, zieken, met die vrijheid?

Laten wij het maar wat over het gekkenhuis hebben!

Er is vast geen periode in de hele Duitse geschiedenis, waarin het verlangen naar gekkenhuizen zo hevig was, als in de tijd vanaf de oprichting van de Duitse bond tot het jaar 1848. Alles wat de mensen destijds op hun schutters- en turnfeesten, de studenten en professoren op hun Wartburgfeesten (1817), de liberalen en democraten op hun Hambacher-verbroedering (1832)  samen"smachten", -zongen, -turnden en -schreeuwden, was melancholiek geleuter, deels als maniakaal vertoon, dat zich veel beter, beter voor zowel de deelnemers als voor de toeschouwers, in de koele wandelgangen en de behaaglijke badkamers van rationeel geleide detentie-inrichtingen, had kunnen afspelen. Deze lieden wilden allemaal de eenheid van Duitsland, de vrijheid, de verbroedering, en omarmden en omhelsden elkaar in het "vergeet-mij-niet-smachten" en versmolten met hun zielen onder het mystieke simbool van de "blauwe bloemen" - maar zij wilden dat allemaal zonder de Duitse vorsten; zonder de Duitse vorsten, die echter door God, ter controle van de Duitse patriottistische lusten, waren aangesteld.


"Vorsten, het land uit,
Nu komt het feestmaal van het volk.... "


dergelijke onbeschaamde, godslasterlijke versjes (want wie de vorsten beschimpt, lastert God, die de vorsten heeft aangesteld), of:


"Vorsten geef de grote
purperen mantel hier,
daaruit maakt men broeken
voor het vrijheidleger.... ."!!


dat is gekkenhuis-poëzie, zoals die voor het eerst door Lombroso en du Prel, in hun studie over de mystiek van het gekkenhuis, voortreffelijk werd gekarakteriseerd. [23] Zoals reeds in de inleiding is gezegd: een vrij groot gekkenhuis tussen Frankfurt en Karlsruhe zou deze volstrekt jammerlijke beweging, waarvoor de beschermgeest van de Duitse vorsten treurig de fakkel laat zakken, in de kiem hebben gesmoord, en haar, in plaats van in de Duitse geschiedenis, in de patiëntendossiers van een humaan geleid provinciaal gekkenhuis hebben opgetekend. Helaas waren enerzijds de simptomen van de psichopatia criminalis destijds nog niet zo bestudeerd, anderzijds was de zekerheid en het zelfbewustzijn van de Duitse vorsten met het oog op hun onmisbaarheid en hun regeren bij Gods genade, nog niet op de gelukkige hoogte aangeland, als tegenwoordig.

Uit de overvloed van het uit die jaren stammende pasjentenmateriaal, geven wij hier slechts een aantal van de meest markante gevallen, zodat de jonge arts en de jonge bestuurambtenaar, die vast gemakkelijk moeten kunnen onthouden.


Observatie 3. Paranoïde aanleg. Gemaakte autodidact ter ondersteuning van een illusoir verheven persoonlijkheid. Godsdienstwaanzin. Godslastering. Wederdoperse allure. Gevangenis. Later, snelle geestelijke uitputting en dood. - Wilhelm Weitling, kleermaker, zoals alle Duitse schoenmakers en kleermakers door een beschouwelijk-mystieke drang beheerst, die onbegrijpelijkerwijze zelfs voor de troon van de allerhoogste geen halt maakt. 38 Jaar oud, het hoofd volgepropt met waardeloze kennis, begint hij, nadat hij tijdens zijn rondtrekkend doorgebrachte leertijd veel heeft rondgezworven, in Genève een goeddoorwrocht paranoïde gelukzaligheidssisteem te verkondigen, dat, zoals zovaak gebeurt - zie het succes van Christus bij tollenaars, vissers, prostituees - bij onwetende, bloedeloze en suggestibele proletariërs gehoor vindt. - In zijn boeken luidt het b.v.:


"Broederschap door herinvoering van het jij-woord, door oefening in vergeven van om het even welke belediging, door de gewoonte om ieder vergrijp als een ziekte te beschouwen [24]......

"In alle lasten en geneugten matigheid betrachten, voor zover dat thans maar mogelijk is, omdat men daardoor een schat verkrijgt, die gezondheid heet en die belangrijker is dan rijkdom en eer......

"Alle kwaadsprekerij tot schande van de kwaadspreker afwijzen, zelfs als die waarheid bevat. Iedere onvrede met het gedrag van een broeder met hemzelf onder vier ogen uitspreken, en niet voordien met iemand anders, en daarom ook iedereen, die ons openlijk beledigt en uitscheldt, als een zieke te beschouwen, die op dat ogenblik zichzelf niet de baas is, en eveneens iedere misdadiger, en daarom ook niemand, die tot gevangenisstraf en dergelijke wordt veroordeeld, verachten......

Zoveel woorden, zoveel onzin. Bijna iedere gedachte regeringsvijandig. Weldra begon de zieke op een psalmodierende manier te spreken en zich in Christusachtige bochten te wringen:


"Komt allen tot mij, gij die zwoegt, ploetert, belast, arm, veracht, bespot en onderdrukt zijt; als gij vrijheid en gerechtigheid voor alle mensen wilt, dan zal dit evangelie uw moed opnieuw stalen en uw hoop tot bloei laten komen.... .[26]

"Het zal de bleke wangen der zorgen weer kleuren en in het oog des verdriets een schone straal der hoop werpen.

"Het zal de moedeloze, zwakke harten sterken, en in het brein van de twijfelaar de macht der overtuiging gieten.

"Op het voorhoofd van de misdadiger zal het de kus der verzoening drukken, en het zal de duistere muren van hun kerkers met het schijnsel der hoop verlichten". [27]

Tegen dit goedpraten van de misdaad en deze Schiller-achtige woordenbombast, trad de regering uiteindelijk op. Weitling werd wegens godslastering en aanval op het eigendom in de gevangenis geworpen. Veel te laat! want tijdens de jarenlange opruiing had de zelfbewuste kleermaker duizenden mensen aangestoken. Het is tekenend, dat Weitling zich op Luther, Karlstadt en Thomas Münzer beriep, mensen, die de intussen nijver voortschrijdende wetenschap zelf al lang als geestesziek had erkend. Het resultaat van zijn verblijf in de gevangenis? een hoop zonderlinge, larmoyante fantasieën - waarom janken deze mensen dan? - werd door de bekende, zelf revolutionaire Heine-uitgever Hoffman en Campe in Hamburg, die zonder een enkele Pruisische ridderorde is gestorven, in druk uitgegeven. [28] Weitling vluchtte spoedig daarop naar Amerika, waar hem later een geestelijke dood heeft overvallen. - Het is merkwaardig dat Weitling nog steeds in encyclopedieën wordt vermeld. Daar hoort hij echter niet thuis, maar in de vaklitteratuur. [29]

 

Gaat het bij Weitling om een flinterdunne kleermakersgezel met een ontoegankelijk gevoel en een waterblauwe vaderlandsliefde, in de volgende figuur staat een meer dronken, volbloedige, schouderbrede en trotse mens voor ons, die zich met een snoevend hart en wilde passie "naar het vaderland, naar het dierbare, wilde voegen", in plaats van naar de verordeningen van het kantongerecht van zijn grondgebied. Deze soort melancholia atra en attonita, met hun wilde gebaren, hun rollende ogen, met een toon van zelfverzekerdheid en de pracht en praal van een kolossaal gevoel, is niet minder gevaarlijk, dan die waterblauwe, flinterdunne melancholia subtilis en sentimentalis. Sluipt die met fluisterende twijfel en Herrnhutter-achtige lammetjes-woorden de harten van regeringsgezinde onderdanen binnen, dan werpen ze met de bloedige aanval van een Schiller-achtige pathos en een als een mortier donderende welsprekendheid, hun toehoorders in een ogenblik neer en drukken hen hun erbarmelijke stembriefje in de hand. In beide gevallen is het gekkenhuis de enige redding voor dergelijke estheten. Hier de kleermaker, op de rustige afdeling, daar, de leerlooier, de slager, de koperslager, of wat hij ook moge zijn, op de onrustige afdeling. Geen wonder, dat ook de held in het onderhavige geval, omdat hij in vrijheid moest worden behandeld, zich binnen korte tijd voor het pelotonsvuur van Oostenrijkse gardisten in zijn bloed moest wentelen.
 

Observatie 4. Dweperige vaderlandsliefde (patriotismus exaltans). Grootheidswaanachtige uitwassen en patriottische stichtingen (megalomania patriotica). Uitputting en dood door de regering. - Robert Blum, 41 jaar, met van huis uit een ordelijke en goedige aanleg, komt door zijn werk met het theater en de schijnwereld tot het inzicht van de speelse nonchalance van het veroorzaken van politieke gebeurtenissen en acties tegen de staat. Gebrekkige zelfkritiek. Overwoekering van het ervaringsleven. Als hij, verhuisd van Keulen naar Leipzig, in litteraire kringen verzeild raakt, ziet hij, gesteund door een onloochenbaar oratorisch- en schrijversvermogen hoe gemakkelijk het is, om ideeën in werkelijkheid om te zetten. Hij vervalt nu geheel tot grootheidswaan, richt "vaderlands-tijdschriften", "vaderlands-verenigingen", "vaderlands-handboeken" op, geheel volgens zijn overborrelende patriottische bezieling. De autoriteiten beginnen de geëxalteerde in het oog te houden. Omdat er geen degelijke psichjatriese handboeken zijn, wordt hij onder de politieke loep gehouden, en wordt er een paragraaf aangepast, waaronder hij vroeg of laat kan worden opgepakt. In Frankfurt, waar hij door een meningsloos, zelf ziek geworden electoraat, naar toe wordt gestuurd, maakt hij de in belangrijke zedelijkheidsvraagstukken adviserende leden van de Bondsdag geestdriftig voor ondoordachte beslissingen, en brengt daardoor het schip der staat gevaarlijk aan het wankelen. Naar Wenen afgevaardigd, stort hij zich met een mateloze geestdrift op de missie, om de goedmoedige Oostenrijkse burgers van hun edele vorstenhuis los te scheuren en zich aan het kostbare vaderland aan te sluiten. Het geval wordt daardoor tot een grensgeval van melancholia atra en mania complicans. Het lukt de edele vorst Windischgrätz nog net om de belegerde stad in te nemen, voordat onder de zo gemakkelijk beïnvloedbare Weners een algemene manie van vaderlandsverbroedering plaats vindt. De zieke wordt in een toestand van hevige uitputting in een logement opgepakt, onder een van de snel in elkaar getimmerde vorstelijke paragrafen ingesloten en tot de dood door wurging veroordeeld. Ook hier gaf de edele vorst blijk van mildheid en verleende de zieke, waarvan de edele vorst wellicht de toestand onderkende, gratie en veroordeelde hem tot de regeringsdood door de kogel. Gedood door de regering op 9 november 1848. Wegens de voortvarendheid van de begrafenis kon sectie van het lijk niet plaatsvinden, die ongetwijfeld een volledige verbindweefseling van de hersenen en de daarbij behorende vergroeiing van het hersenvlies met het schedelkapsel zou hebben opgeleverd.


Wij volstaan met deze beide ziektegeschiedenissen met betrekking tot de melancholia subtilis en atra in hun regeringsvijandelijke vorm. Het zal de begrijpende lezer duidelijk zijn geworden, dat het er hier juist om gaat, om zo vroeg mogelijk de eerste simptomen van deze ernstige staats-psichose te onderkennen, voordat de daardoor aangetasten hun melancholieke en sentimentele geschriften en drukwerken, over de zwakheid van de oude regeringsvormen en de overbodigheid van de door God aangestelde vorsten, hebben gepubliceerd. Het jaar 1848 en de daaraan voorafgaande tijden, bieden te pas en te onpas een overvloed aan casuïstisch materiaal voor de staatsvijandige hersenaandoeningen, dat helaas in de universiteitsklinieken en de psichjatriese gehoorzalen nog steeds niet ten volle zijn benut, zodat het voor de studenten vaak moeilijk, en mogelijk slechts incidenteel uit de hoedanigheid van de knoopsgaten van hun professoren, is te weten te komen, hoe die zelf over deze politieke ziektebeelden denken. Met name de lyrische psichosen van de dertiger en veertiger jaren met hun staatsvijandige oogopslagen en hun anti-vorsten-gejammer, met hun illegale gevoelens en erotische gestamel van koopliedendochters (die men nooit ofte nimmer mee naar huis kan nemen), deze en soortgelijke, met ontoelaatbare weltschmerz en verscheurdheid van de ziel gepaard gaande verschijnselen, zijn nog lang niet voldoende in hun patogene, tronenschokkende en vorstenmaîtressen-verontrustende waarde onderkend en beoordeeld. En juist hier zou een indringende en degelijke instructie van de jonge artsen en toekomstige streek-fisici van enorm belang zijn; vooral in onze tegenwoordig zo treurige, vorstenverachtende tijden, waarin gemakkelijk opnieuw een mania, zoals in de dertiger en veertiger jaren van deze eeuw zou kunnen plaatsgrijpen, en de verziekte geesten dan het trouwe, vol vertrouwen naar zijn vorst - of vorsten - opkijkende volk sneller aansteekt, dan men zou denken, en waarbij de hulp dan te laat komt.


Paranoia - Krankzinnigheid

als Iaatste uitingsvorm van de psichopatia criminalis.

Men heeft herhaaldelijk beweerd, dat de geschiedenis van de Duitse ziel slechts een paragraaf uit het grotere hoofdstuk Paranoia van een psichjatrie-leerboek is, - en dat klopt: de Duitse, onsterfelijke ziel is een zieke, krankzinnige ziel. Maar daar gaat het hier niet om. Het gaat er hier om, om de afzonderlijke leden van dit ongelukkige volk in foro, voor de rechtbank, volgens de beginselen van de door God en Duitsland ingestelde vorstendommen - at her majesty's pleasure, zoals het in Engeland luidt, - nog een bijzondere, uiterst beroerde, onvergeeflijke, diep in het hart schuilende en daarom ongeneeslijke, krankzinnigheid te laten zien, en die adequaat op te bergen en onder te brengen.

Deze krankzinnigheid, deze verharding van het hart, deze paranoia van het karakter, is een deel van de psichopatia criminalis, waar wij het in dit boek over hebben.
"De meest wezenlijke kern van deze grote ziektencategorie, is een primaire stoornis in het gedachteleven in de vorm van een remming of stimulering van de Ik-groep, met allegorische waarneming", zegt Schüle [30]. - Voortreffelijk! Wat willen de mensen met hun Ik? Op staten- en volksvergaderingen, op schuttersfeesten en gesprekken aan de toog, worden maar steeds die ikken uitgedaagd, opgepompt, tot in het oneindige opgefokt, en zelfs diëten voor hen verlangd - en op het laatst kunnen deze mensen niet meer juist waarnemen - om over begrijpen nog maar te zwijgen - construeren volmaakt foute allegorieën van het "soevereine Ik", van het "soevereine volk", van "moeder Germania", "Duitsland boven alles" etc., en de zich slechts bij een onberispelijk waarnemen vormende hoogste ideeëngroepen "God", "vorst", "koninklijk recht om gratie te verlenen", "staatssoevereiniteit", "regeren bij Gods genade", "zalvingsvoorschrift van de adel", "post- en pakketvrijheid voor het hof" etc. gaan verloren. Dergelijke mensen voelen zich natuurlijk in de monarchistische buitenwereld niet meer thuis, en wat blijft er dan nog over, dan de ernstig ontspoorde zo vroeg mogelijk naar een asiel over te brengen? - "De pasjent blijft niet bij deze innerlijke verwijding van het persoonlijke Ik, maar maakt daar bovenuit de sprong naar het objectieve. Daarmee trekt hij echter een zeer verkeerde conclusie, voor zover hij een innerlijke oorzaak in de buitenwereld zoekt."[31] -Opnieuw zeer voortreffelijk! Wat heeft de zieke Duitser in de buitenwereld te zoeken? Laat hij in de buitenwereld maar zijn belasting betalen, en dan vrolijk slenterend van het belastingkantoor weer naar huis gaan. Hij heeft niks te objectiveren in zijn innerlijk. Zijn innerlijk, de zetel van de ziel, is die erbarmelijke toestand, waar de Duitser al vanaf de tijd van het heilige Romeinse rijk nooit mee in het reine is gekomen. Wat ons betreft blijft hij thuis met die jammerlijke hulpeloosheid. Als hij dan toch zijn zieke innerlijk wil verzorgen, en snikkend zijn ziel wil onderzoeken, dan kan hij in de vroegte, als de dauw nog op de velden ligt, naar buiten gaan en zijn "zag een knaap een roosje staan" zingen, zijn vergeetmijnietbloempjes plukken, de leeuweriken horen kwinkeleren en de beekjes horen ruisen. Maar zodra de zon van de majesteit aan de hemel staat, heeft hij in de buitenwereld niets te zoeken en moet hij zich rustig houden en zich met zijn eigen zaken bezighouden. Hij moet zijn innerlijk, die Duitse ziel, afsluiten. Deze Duitse ziel is gek, een hulpeloos, jammerlijk geheel, een treurig spook, dat zichzelf smachtend verteert, en schuw de daad uit de weg gaat. Rijst hij uit zijn mystieke omhulsel omhoog naar de openbaarheid, en wil hij zich vertonen, zich manifesteren, zich objectiveren, zich in buitenwereld veranderen, dan is dat spook, die ziel, meteen als "bedrog", als "waan" te pakken en vast te grijpen, op te sluiten en af te straffen. Want het wezen van de Duitse ziel is - ziel te blijven en nooit daad te worden.

Het is dus voor de jonge arts, voor de jurist en voor de politieambtenaar belangrijk, om zowel de uiterlijke habitus, als de hele psichologische structuur van dergelijke individualisten, zulke "vergrote Ikken", dergelijke zielenmensen, die voor de monarchistische staat van het grootste gevaar zijn, te leren kennen. Denk maar aan de beschrijvingen van de "verbeten democraten" uit 1848, met hun energieke baarden, hun koopliedenhoeden, hun onbeschaamde wambuizen, soms met hun lokken als een "Duitse jongeling" e. derg., daar is over het geheel genomen niet veel in veranderd. Daar zijn alleen tegenwoordig van twee kanten toevoegsels bijgekomen: die ieder op zich weer hun aparte voorkomen hebben: aan de ene kant proletarische kameraden, met de trotse blik van de smid, de listige smoel van de meubelmaker, het superintelligente gezicht van de kleermaker etc., mensen die verhoudingsgewijs verdomd veel hebben gelezen en zich het hele materialisme van de zestiger jaren hebben eigen gemaakt. Vervolgens, aan de andere kant, die vertwijfelde doktoren, professoren, sjoernalisten, redacteuren en ambteloze geleerden, die denken dat ze een compleet, nieuw filosofisch sisteem, of een economische wereldorde, in hun inktpot hebben. - Voor de rechtbank is het met hen allemaal steeds hetzelfde verhaal. Ze verschijnen in een zo onberispelijk mogelijk pak, zoals bij een begrafenis, en nemen zo het air aan van rechtschapen mannen, beroepen zich op een of ander idealistisch sisteem - Kant, Luther, Hegel - dat vast opgesloten in hun geweldige borst, zoals Xa-Xa in de hel, sluimert, - ademen verkeerd, spreken verkeerd - verprutsen de Duitse sintaxis - huiveren als mijnheer de president hen aanspreekt - en merken niet dat ze ziek zijn. Een enkel woord van de zijde van de koninklijke president - "Dolus!" - en hun hele idealistische bouwwerk, waar ze decennialang op spreekgestoelten en bierbanken aan gevijld hebben en wat ze van buiten hebben geleerd, stort onder het spottende medelijden van de als bijzitters aanwezige koninklijke heren adviseurs, jammerlijk ineen. -  Men ziet gewoon, hoe deze aangeklaagden aanvankelijk voor hun verdediging met hele treinwagons idealisme aan komen rijden - steeds nieuwe hoeveelheden - , verhalen, litteratuur, reformatie, nationale economie - omdat ze helemaal niet kunnen geloven, dat zij ongelijke zouden kunnen hebben - en voor het lippenkrullen van de koninklijke mijnheer de president, voor een enkele straal van zijn, door de keizerlijke gunst verlichte gelaat, en het daarmee verlichte intellect, smelten al die bezwaren en geconstrueerde ijsklompen weg, als de lentesneeuw voor de majesteit van de zon.

Het gaat er alleen maar om - en daarmee staan we op de top van de menselijkheid - om niet het misdrijf, maar de ziekte van deze mensen - we hebben het over de aangeklaagde! -te bewijzen. Wie op grond van en met een beroep op een of ander idee - van Plato tot Smith - van List of Lasalle - van Campanella of Marx - tot de conclusie van een beperking, vermindering, degradatie, of zelfs overbodig zijn, van de door God voor eeuwig besloten, en door HEM ZELF ingestelde Duitse monarchieën (Luxemburg incluis), komt, is a priori ziek, hij heeft de dolus criminis laesae majestatis als een doorn in het vlees zitten, zonder dat hij het merkt, hij is door de conclusie eigenlijk al - zonder dat de koninklijke mijnheer de president ook maar één woord hoeft te spreken - misdadiger geworden. De huidige staat wil echter tegen de eeuwwisseling, en rekening houdend met de idee - waar men nog niet precies van weet, of het van God komt (waar ook het regeren bij Gods genade van afstamt), deze lieden in asielen, in ziekenhuizen, in ideeën-inrichtingen, onderbrengen. En voor de jonge arts en voor de politieambtenaar, gaat het er nu natuurlijk om, om zo vroeg mogelijk de eerste simptomen van deze onzichtbare, dodelijke, misdadige, -  meestal door middel van boeken voortsluipende - geestestoestanden te onderkennen, om niet langdurig met vrijstelling van functie, ontslag of koudwaterkuren te werk te hoeven gaan, maar om de zieke geest zo snel mogelijk in de rust van de gesloten provinciale inrichting onder te brengen.

Het is niet altijd eenvoudig, om deze mensen rechtstreeks in foro over te brengen. Met een hoop verderfelijke kennis volgepropt, overspoelen zij vaak de president met citaten uit Plato's "Gastmaal", of de Upanishads, zodat die het er benauwd van kan krijgen. Deze mensen geloven echt dat zij, omdat er ene Mucius Scaevola of Willem Tell is geweest, of omdat Schiller de "Rovers" heeft geschreven, alles mogen denken. [32] In een dergelijke geval zal de voorzitter alle overbodige docentengezwets, dat niet onder een paragraaf van het Wetboek van Strafrecht onder kan worden gebracht, eenvoudig afwijzen, en de monarchistische harts- of karakterproef bij de aangeklaagde uitvoeren. Bij bekende oudstrijdersverenigingloosheid, bij bekende reserveofficiersloosheid, bij gebrekkig hoera-geroep-enthousiasme, dat met behulp van de plaatselijke-politie-instantie uit het verleden van de beschuldigde eenvoudig valt vast te stellen, zal men weldra de stand van zaken grondig doorzien. Heeft men bij de voorgeleide eenmaal duidelijkheid over de gebrekkige monarchistische structuur van de hersenganglia, als het daarvoor bestaande gedachtesubstraat, dan gaat men rechtstreeks op het doel af. Bij deze mensen zit er altijd iets scheef - al kunnen zij zich ook in het kruisverhoor anders dapper gedragen. Ze zijn of slecht gekamd, of de schedel zit scheef, of het jasje is gerafeld, of de knopen van het jasje zijn afgesleten - of er zelfs helemaal afgedraaid (bij Duitse professoren zeer geliefd) - de brillenglazen zijn ongelijk geslepen en de blik heeft die schandelijke convergentiestand, die op bepaalde Machiavellismen als sterk water werkt, - een oorlel zit vastgegroeid, of de Schiller-neus staat, zoals zijn hoogsteigene, scheef in het gezicht - voor dergelijke gevallen heeft Lombroso een grote hoeveelheid simptomen beschreven - en bij de grote hoeveelheid van mogelijkheden, zal men altijd een of ander degeneratiekenmerk vinden. En gaat het niet e re ipsa, dan gaat het ex adjuvantibus. Bij de oorspronkelijke, nu eenmaal waanzinnige, aanleg van de Duitse onsterfelijke ziel, waarover wij het hierboven uitgebreid hebben gehad, moet het wel heel raar lopen, als men bij een professor, bij een docent, bij een denkende proletariër, bij een verbeten en halsstarrige democraat, bij een nagelbijtende sjoernalist en schrijver, of bij een vrijzinnige teoloog niet de benodigde portie zou vinden, om de voorwaarden voor het tot stand komen van de psichopatia criminalis juridisch als gegeven te kunnen beschouwen, en daarmee de overbrenging naar de reddende staatsinrichting mogelijk te maken.


Observatie 5. Pessimistische aanvallen op teologische basis. Zich richten op de filosofie. Megalomane oververzadiging van het "Ik" op Hegels grondbeginsel. Grenzenloze grootheidswaan. Vroegtijdige uitputting, en uiteindelijk overleden (zonder ingrijpen van de regering) in een toestand van volstrekte perversie. Max Stirner, 39 jaar oud, met een vrij behoorlijke vooropleiding, zoon van achtenswaardige, monarchistisch gezinde mensen, uit Bayreuth, werd, wellicht ten gevolge van de plotselinge overgang van het land, van de kroon van Pruisen, naar Beieren, en de daardoor opgeroepen snelle wisseling in de richting van zijn monarchistische gezindheid, ernstig in zijn innerlijk geschokt; vanaf dat tijdstip dateert tenminste de eerste twijfel van de jonge teoloog aan het "dogma van het regeren uit Gods genade" en aan het "bloed van het lam". - Hij richt zich op de filosofie, waar de nu onevenwichtig gewordene in de meest radicale stroming van de zogenaamde Hegelse Linksen verzeild raakt. Hij publiceert een filosofisch opus, dat thans volledig is vergeten en waarvan de titel ons momenteel is ontvallen. Stirner biedt het meest flagrante voorbeeld van die voorstellingsziekten, die Schüle zo exact als "Vergroting van de Ik-groep", "Uitbreiding van het persoonlijke Ik" betitelt. Daar vindt men uitdrukkingen als:

"Ik leid alle recht en alle bevoegdheid uit mijzelf af: ik ben tot alles bevoegd, waar ik de macht toe heb. Ik heb het recht, Zeus, Jehova, God enz. ten val te brengen, als ik het kan....

"Ik geef of neem mijzelf echter het recht uit eigen machtsvolmaaktheid, en tegenover elke overmacht, ben ik de meest onboetvaardige overtreder. Als eigenaar en schepper van mijn recht, - erken ik geen andere rechtsbron dan - mijzelf, noch God, noch staat, noch de natuur, noch ook de mens zelf met zijn "eeuwige mensenrechten"......

"Het Goddelijke is Gods zaak, het menselijke is de zaak "van de mensen." Mijn zaak is noch het Goddelijke, noch het menselijke, is niet het ware, goede, rechtvaardige, vrije ("et cetera"!! -), maar alleen het mijne, en het is geen algemene zaak, maar is - uniek, zoals ik uniek ben. - Voor mijzelf gaat niets boven mijzelf."  [33] -

Deze waanzinnige schreef ZICHZELF groot en dacht zelfs, dat de gedachten, "die zomaar in het rond vlogen, niet vogelvrij waren, maar dat het zijn gedachten waren". - Het is duidelijk, dat bij een dergelijke opgeblazenheid van het onderdanen-Ik, de monarch en zijn heilige rechten tekort moeten komen. - Gekkenhuizen bestonden er destijds voor dergelijke mensen niet, en het psichjatriese onderzoek was destijds bij lange na nog niet voldoende gevorderd, om te begrijpen, dat deze hele zogenaamde linkervleugel van de Hegelse school, veel beter meteen vanaf het begin, dan later tot een degelijk geleid provinciaal gekkenhuis uitgebouwd had moeten worden. Men liet die mensen, zoals Bruno en Edgar Bauer, Arnold Ruge, David Friedrich Strauss e. a. uit een louter vals respect voor de zogenaamde filosofie of "vrijheid van denken", zoals dat heet, hun radicale gedichten en majesteitsschennende gevoelens openlijk aan het volk tonen. Ja, Stirner, was zelfs een tijdlang leraar aan een meisjesschool en waagde het bij die later voor het hof bestemde zoete schepseltjes, het zaad van oneerbiedige gevoelens in het hart te zaaien. Maar uiteindelijk doofde de vulkaan van zelf uit. En de dood trof een treurige poel van perverse opgeblazen Ikken en verkilde majesteitsschennis-in-gedachten, toen hij het, door geen orde van de Adelaar gesierde, lijk van de onbeschaamde denker op 26 juni in Berlijn beroerde.


Het aantal zieke denkers uit de dertiger en veertiger jaren, waar wij net een paar van hebben opgenoemd, en waardoor de staat, bij gebrek aan geschikte gekkenhuizen, het met vestingstraffen en onder de galg moest redden, is uitzonderlijk groot. Men vindt daar de "meest schitterende" namen onder. Dat wil zeggen: de namen en de dragers daarvan werden in het oog van het publiek "schitterend", en verschenen als lichten van de gedachte, omdat de staat hun misdadige denken niet op tijd afkapte. Want een, eenmaal door infectie het volk binnengedrongen en daar na-gedachte, denkfunctie en manifest geworden idee, is daar niet meer uit te roeien - behalve door massa-onthoofdingen - maar bestaat daar als zodanig, met het hele vanzelfsprekendheidrecht van de idee, als autochtone functie van het brein. Het is daarom nodig, dat eerst degenen, die met een dergelijke gedachtemisdadiger het eerst in aanraking komen, artsen, juristen, psichjaters, voogden, bestuursambtenaren, ministers, de mening opgeven, dat het denken iets bijzonders zou zijn, waar men respect voor zou moeten hebben, waarvoor men halt zou moeten maken, of dat men het misschien op zijn belangenloosheid of zijn ideale karakter zou moeten onderzoeken. Niets van dat alles! Gedachten zijn als rupsenhelmen, of uniformstukken; men schaft ze af, verbiedt ze, of schildert ze over. Men deelt de gedachten in, in onderdanengedachten en heersersgedachten, en geeft iedereen de gedachten, die bij zijn stand passen. Blijkt, dat iemand afzonderlijk, die zich speciaal met denken afgeeft, zich met heersersgedachten voedt (terwijl hij onderdaan is), en die onder het volk bij mensen van zijn eigen soort wil  verbreiden, dan lijdt hij onmiskenbaar aan een "opgeblazen Ik" (Schüle). Hij moet dan in ieder geval eerst worden geobserveerd. Blijkt dan, dat zijn ziekte tot de "sprong in het objectieve", tot de "objectivering van zijn innerlijk in de buitenwereld" is voortgeschreden, en heeft diezelfde een antimonarchistisch, op de omverwerping van het bestaande "dogma van het regeren bij Gods genade, van de Duitse vorsten (inclusief Liechtenstein)' gericht karakter, dan is de psichopatia criminalis manifest. Er mag dan onder geen enkele voorwaarde verder worden toegestaan, - zodat het volk niet nog een grotere zedelijke schade lijdt - dat de betreffende rustig zijn boeken verder schrijft en publiceert. Hij moet - of hij nou Kant, Lassalle of Bruno Bauer heet - naar een badkuip met de juiste temperatuur in een liefdevol geleid staatsgekkenhuis worden overgebracht, en daar voor de duur van de bestaande regeringsvorm worden vastgehouden.

Slotwoord.

Men kan nauwelijks verwachten, dat de hier uiteengezette, volledig nieuwe gezichtspunten al te snel bij de voortreffelijke regeringen en bij de geachte vakgenoten ingang zullen vinden. Het echte nieuwe moet immers altijd op bepaalde weerstanden rekenen. En wat hebben wij niet in de laatste tien jaar aan nieuwe ziekten, nieuwe bacillen en nieuwe serumtherapieën moeten geloven! Dus zal ook ik met de mogelijkheid rekening moeten houden, dat mijn fundamentele ideeën veelvuldig twijfel, en wellicht een spottend schouderophalen zullen ontmoeten. Met name nationaal-liberale psichjaters zullen mij wellicht tegenwerpen, dat voor bepaalde ideeën en groepen van ideeën toch ook de mogelijkheid van een initiatief uit het volk, uit de overheerste massa, als gegeven kan worden beschouwd. Ik wil op dit moment op dat bezwaar geen antwoord geven. Ik ben niet in staat om in die bevoegdheid te geloven. In ieder geval kan het mij niet verhinderen, om de aandacht te vestigen op een ziekte, die in een speciale vorm, al minstens 100 jaar bij ons in het avondland bestaat en die steeds grotere afmetingen dreigt aan te nemen.

Dat deze nieuwe vorm van psichiese ontaarding nu eindelijk uit het allegaartje van politieke problemen en revolutionaire manieren, als type moet worden uitgepeld, is voor mij het postulaat van een wetenschappelijke overtuiging en het resultaat van een jarenlange, ijverige studie en nauwgezette observatie van de loop der dingen. Het komt immers zovaak voor, dat men de meest veelsoortige simptomen gedurende lange tijd, gedurende eeuwen, op een hoop gooit en door elkaar heen haalt, terwijl men nog de scherpte der zintuigen, het benodigde onderscheidingsvermogen mist, vooral, omdat de ziekte nog niet zo vaak is opgetreden. Denk maar aan de overal verspreide paralyse van de krankzinnigen, aan de tabes dorsalis, de spastische spinaalparalyse, de neurasthenie, de multiple sclerose en bepaalde oogziekten, die allemaal pas in de loop van deze eeuw als zodanig zijn onderkend; totdat een ziekte vaker voorkomt en bepaalde simptomen steeds weer samenvallen, en nu het type plotseling helder tevoorschijn komt en aan het daglicht treedt.

Zo is het met de psichopatia criminalis. Het is een misdadige uiting van het verstand, een soort griep van het denken, die vroeger alleen maar in afzonderlijke hoofden huisde, zich in afzonderlijke verschijningen, zoals bij Arnold von Brescia, abt Joachim, Savonarola, de Pijper van Nicklashausen e. a. manifesteerde, of in kleine sektarische epidemieën, zoals bij de Waldensers, de Begharden, de Taborieten e. a. tot uitdrukking kwam. De mensen dachten, dat hun denken, het denken, het leven was en dat het voor iedereen gold. - Maar omdat de ziekte niet ver om zich heen greep, en de patogene kiemen in de hoofden van de opgehangenen - of, nog voorzichtiger: de verbranden - uitstierven, zullen de simptomen nog steeds veelvuldig over het hoofd worden gezien. Pas in de zestiende eeuw kwam in Duitsland een nieuwe bevoorrading, vervolgens in Engeland in de achttiende, en tot slot aan het eind van de vorige eeuw in Frankrijk, en breidde de epidemie zich dermate uit, dat de artsen nu genoodzaakt waren, zich nauwgezetter met de verschijnselen bezig te houden, hun etiologie te bestuderen en het type ervan vast te stellen.

In de middeleeuwen zou het b.v. bij geen mens in het hoofd zijn opgekomen, om aan het vrije beschikkingsrecht van de door God aangestelde vorst, over lijf, leven en gedachten van zijn onderdanen, te twijfelen. [35] Sporadische verdwaalde geesten, werden, als ze voorkwamen, snel terechtgesteld en verwijderd. Maar toen 200 jaar geleden de Engelse free-thinkers, de vrijdenkers in Engeland - "vrijdenkers" - wat een woord!! - met hun vijandige geestelijke activiteit begonnen, nauwkeuriger gezegd: toen men in het avondland begreep, dat vorsten met het oog op hun denkbeelden werkelijk afgeschaft, namelijk onthoofd konden worden, dus sedert de terechtstelling van Karel I van Engeland, intensiveerden deze ongebreidelde, oproerige meningen zich tot de stelling: alsof er "mensenrechten" - moeten zijn: alsof er, naast de rechten van de vorst, onderdanenrechten zouden bestaan. Een volledig waanzinnig en lichtzinnig denkbeeld; het resultaat van die Engelse en Franse denkers en hun ontspoorde kameraden, die niet op tijd naar een lunatic asylum, of naar de Bastille, werden gebracht, of als ze daar wel kwamen, daar niet werden vastgehouden.

Het is de verdienste van de huidige psichjatrie en het wetenschappelijke onderzoek over suggestie en psichiese besmetting, dat zij heeft onderkend, op welke voorwaarden het verder vreten en om zich heen grijpen van zieke, antimonarchistische denkbeelden berust; en dat alleen het tijdige ingrijpen van de arts en de autoriteiten nodig is, om de gevaren die de Duitse vorstenhuizen bedreigen en de ongunstige gedachteconglomeraten de wereld uit te krijgen.

Hiermee staat dus het type van de psichopatia criminalis tegenwoordig helder en onwrikbaar vast.
Zij verschijnt onder de meest veelvuldige symptomen, die wij hier onder de gangbare, en daardoor eenvoudiger begrijpelijk, ziektecategorieën: mania, melancholia, hersenverweking, gekte, hebben beschreven. En met name onder het beeld van de paranoia, komen de ziektesimptomen van deze criminele psichose veelvuldig tot ontwikkeling.

Men moet zich niet door het luchtige, wazige karakter, dat toch al met de uitingen van de psiche gepaard gaat, over de grote virulentie van de kiemen in kwestie laten misleiden. Het gevaar ligt op de loer. Het dreigt. En bij het steeds voortschrijdende proces van de politieke hersenziekten in het avondland, zal spoedig duidelijk blijken, dat wij hier met een van de meest gevaarlijke en meest succesvolle massa-epidemieën staan, en dat het hoog tijd is, om de monarchen toe te roepen: "Vorsten van Europa, pas op uw heilige bezittingen!"


NOTEN

[1] Onder hersenschorsdwang verstaat de moderne psichjatrie de van de hersenschors, als de zetel van de belangrijkste gedachtereeksen, uitgaande weerstand tegen influisteringen en suggesties, zodat zelfs de beste bedoelingen van de regeringen tevergeefs tegen dergelijke individualistische stijfkoppen afstuiten.

[2] Mommsen Th., Römische Geschichte. Deel. A. 5e Editie. Berlijn 1869. Pag. 87-94. Daar is wel sprake van "boerenproletariaat" en de "ondergang van de Italiaanse boerenstand; maar nergens een woord over dat er een Romein of Italiaan rechtstreeks is verhongerd.

[3] Arndt, R, Lehrbuch der Psichjatrie für ärzte und Studirende. 637 bldz. Gross-8°. Wenen en Leipzig 1883. - het bewonderenswaardige leerboek is lang niet genoeg gewaardeerd en nog steeds in de eerste uitgave te verkrijgen.

[4] Thomasius, G., Darstellung der evang. Luth. Dogmatik vom Mittelpunkt der Christologie aus. Erlangen 1852. Pag. 175.
 
[5] Spener, Ph. J., Pia desideria oder Verlangen nach gottgefälliger Besserung. Frankfurt 1673.
 
[6] Heinroth, F. C. A., Störungen des Seelenlebens. Leipzig 1818. Pag.127
 
[7] Heinroth, F. C. A., Die Lüge. Beitrage zur Seelenkrankheitskunde. Leipzig 1834. Pag. 38.

[8] Schule, H., Klinische Psychiatrie. 3e Editie. Leipzig 1886. Pag. 376.

[9] Baillarger, J., Recherches sur le système nerveux. Parijs 1847.
 
[10] Magnan, V, Maladies mentales. 2ème édit. Parijs 1893.
 
[11] Griesinger, W, Pathologie und Therapie der psychischen Krankheiten. 2e Editie. Stuttgart 1861.

[12] Schüle, H., Handbuch der Geisteskrankheiten. 2e Editie.. Leipzig 1880. Pag. 513.

[13] Hyrtl, Jos., Lehrbuch der Anatomie des Menschen. 20e Editie. Wenen 1889. Pag. 236.

[14] Mendel, C., Die progressive Paralyse der Irren. Berlijn 1880. Pag. 97.

[15] De uitgave uit 1782 heeft een "van rechtsspringende" leeuw op de titelpagina, de uitgave van het jaar daarop een "van linksspringende" leeuw, zodat iedereen de hem passende manier van springen kan vinden; alsof een leeuw niet genoeg zou zijn!

[16] Thomasius, Gottfried, Erste Religionsstufe. Erlangen 1853 ff. Het vaak uitgegeven voortreffelijke geschriftje van de zo vroegtijdig gestorvene, wiens borst met de hoogste staatsonderscheidingen was versierd, vormt een uitstekende kleuterschool voor de latere ambtenaren.

[17] Bij de casuistiek van de psichopatia criminalis moeten wij soms op de lang vervlogen oudheid teruggrijpen, omdat juist in die oude tijden, toen een psichjatriese kennis van politieke hersenaandoeningen nog niet mogelijk was, zich afzonderlijk gevallen volkomen duidelijk, buiten het gekkenhuis, in de grootst mogelijke openheid, afspeelden, en op een huiveringwekkend fraaie manier lieten zien, hoe de zieke ideeën van een enkeling het gehele politieke leven van een volk allerernstigs konden beïnvloeden.

[18] Mommsen, Th., Römische Geschichte. Berlijn 1869. 5e Editie, Deel. A. Pag. 92

[19] Gneist, Rud., Englische Verfassungs-Geschichte. Berlijn. 2e Editie. 1889, een voortreffelijk werk.

[20] Sybel, H. von, Geschichte der französischen Revoluzions-Zeit 1789-1800. 5 Delen Stuttgart 1858-1879. Het beste wat men in zijn soort kan lezen!

[21] Mommsen, Theodor, Römische Geschichte. Deel. I, II, III und V. Berlijn 1854. 8e Editie. Aldaar, 1888. Bekend meesterwerk! Als de geachte schrijver had vermeden om zich in de politieke toestanden van zijn land te mengen, waarvoor hij, zoals gepast, - aangezien men voor een zo kortdurende ziekte de mensen niet kan opsluiten - door de strafrechter wird veroordeeld, zou hij een gevoelige les armer, maar een onderscheiding rijker zijn geweets en zou het zo vurig verwachte vierde deel van de "Romeinse geschiedenis" zijn verschenen.

[22] Het moet als een gelukkige zet worden beschouwd, dat de Duitse regeringen de, onder de ontwikkelde menigte zo levendig opgetreden behoefte naar ansichtkaarten naar vermogen zijn tegemoetgekomen, zodat - afgezien van de gestegen inkomsten van de staat - het publiek op deze manier zijn misdadige neiging om een aanzicht op de politiek van zijn land te verkrijgen, tenminste in de vorm van ansichtkaarten kan bevredigen; in plaats van inzicht in de politiek te verlangen, waar hem naar gelang de omstandigheden thans tenminste ieder inzicht noodgedwongen moet worden ontzegd. -

[23] Lombroso, C., Il genio nei pazzi: L'uomo di genio. 5e ediz. Torino 1888. p. 150 ff. - Carl du Prel Mystik in Irrsinn. Psychische Studien, Zeitschrift der Untersuchung der Phänomene des Seelenlebens gewidmet. Leipzig. 16e Jaarg. 1889.

[24] Het zal de onderzoekers en patologen interesseren, hoe de moderne, bijbelstrijdige en door de regering niet erkende leer van de opvatting van de misdaad als een ziekte, als een dwanghandeling, zo ver en op zo'n ziek spoor als hier, teruggaat.

[25] Uit de gerechtelijk in beslag genomen manuscripten van Weitling.
 
[26] Het is dezelfde opruiende taal, die ook thans, onlangs nog ter gelegenheid van de grote havenarbeidersstaking in Hamburg, van verscheidene kanten kon horen, en die altijd en onder alle omstandigheden pervers, en nooit bij de vorst instemming kan vinden.

[27] Weitling, W., Das Evangelium des armen Sünders. Bern 1845.
- Zo gaat het, als men deze mensen de bijbel ter hand stelt. De katholieke kerk heeft hier een juiste kijk op, door de leken de bijbel in zijn geheel te ontzeggen. Zij onderwijzen alleen de poëtische taal en tonen iemand uiteindelijk de onevenwichtigheid van het bijbelse christendom, dat dus niet in het belang van de vorst kan zijn.

[28] Weitling. W., Kerkerpoesieen. Hamburg 1844.

[29] Ook het geesteszieke knoeiwerk van Weitling wordt nog steeds gekocht en uigegeven. Van "Het Evangelie van de arme zondaar", Bern 1845 verscheen al in 1848 de derde editie. In 1843 verscheen een Franse, in 1846 44n Noorse vertaling. Tegen het eind van de tachtiger jaren verscheen een anastatische nadruk van de bernse editie. In 1894 verscheen in München een nieuwe uitgave, uitgegeven door Eduard Fuchs, en van deze uitgave in 1897 al de tweede editie. - Van "Die Garantieen der Harmonie und Freiheit" (dat in geen enkele psichjatriese bibliotheek mag ontbreken), Vivis 1842, verscheen in 1845 de tweede, in 1849 de derde editie. In 1846 een Noorse en in 1849 4n Franse vertaling. Dr. C. Hugo in Stuttgart zou zelfs een aanvang hebben gemaakt met een kritische uitgave van de verzamelde werken van Weitling. Waar moet dat heen? De Duitse vorsten moeten dat niet toestaan. Van dergelijke poëzie hebben wij echt aan Schiller al genoeg.

[30] Schüle, H, Klinische Psichjatrie. 3e Editie. Leipzig 1586. Pag. 131.

[31] Schüle a. a. O. S. 131.

[32] Het is terloops opgemerkt onzin, om jongemensen op gimnasia en humanistische onderwijsinstellingen, in een tijd, waarin de jeugdelijke psiche nog zo bevattelijk en beïnvloedbaar blijkt, verhalen als die over Mucius Scaevola e.dergl. zonder enig commentaar - zonder de verduidelijking: dat men slechts ten gunste van de door God ingestelde regerend vorst de vingers mag branden - niet voor de republiek! - te laten lezen. Bij deze mensen moet later, als ze ambtenaar zijn geworden, vast een zekere verwarring optreden. Het zou voor deze jongemensen toch echt beter zijn, als zij in dergelijke gevallen een of ander degelijk, voorbeeldig geschiedenisboek, zoiets als "Geschiedenis van de grote heldhaftige keizer" van professor Oncken zouden lezen.  Van het proza van Schiller moet principiëel uit de tijd vóór zijn ommekeer naar het eeuwigzedelijke - dus ongeveer vóór 1790 - niets op school komen. Een natie, waarin de "Rovers" van Schiller voor 20 pfennig kan worden gekocht, moet zijn ondergang wel tegemoet gaan.

[33] Zie het een halve eeuw geleden veel gelezen en aangegaapte boek van Stirner - de titel schiet mij op dit moment niet te binnen - ; ook dat is voor 20 pfennig in de Reklam-Bibliotheek te verkrijgen!!! -

[34] Zie, wat wij daarover in het eerste deel hebben gezegd.

[35] Zie het bekende principe met betrekking tot de godsdienstige opvatting: "cuius regio, ejus religio." -


Naar boven