Home
Psychedelica en religieuze ervaring
Alan Watts
Uit: The California Law Review, Vol. 56, No. 1,
januari 1968, pag. 74-85.
©Alan Watts & California Law Review.
De ervaringen als gevolg van het gebruik van psychedelische
middelen worden vaak in religieuze bewoordingen beschreven. Daarom
zijn zij van belang voor mensen zoals ikzelf die zich, in de traditie
van William James, (1) bezig houden met de psychologie van de religie.
Meer dan dertig jaar lang heb ik de oorzaken, gevolgen en voorwaarden
bestudeerd van die merkwaardige bewustzijnstoestand waarin het individu
ontdekt dat hij één doorlopend proces verkeert met God,
met het Universum, met de Basis van het Zijn of welke naam hij daarvoor
ook mag gebruiken, naar gelang zijn culturele conditionering of
persoonlijke voorkeur voor de ultieme en eeuwige werkelijkheid. Wij
hebben geen bevredigend en absoluut woord voor dit soort ervaringen.
Uitdrukkingen als 'religieuze ervaring', 'mystieke ervaring' en
'kosmisch bewustzijn' zijn allemaal te vaag en te veelomvattend om die
bepaalde manier van bewustzijn aan te duiden, die voor de mensen die
dat hebben ervaren, even werkelijk en overweldigend is als
verliefd worden. Dit artikel beschrijft dergelijke
bewustzijnstoestanden zoals die door psychedelische middelen
worden teweeggebracht, hoewel ze in feite niet zijn te onderscheiden
van de echte mystieke ervaring. Vervolgens bespreekt het artikel de
bezwaren tegen het gebruik van psychedelische middelen, die
voornamelijk voortkomen uit de tegenstelling tussen de mystieke waarden
en de traditionele religieuze en seculiere waarden van de westerse
maatschappij.
De Psychedelische Ervaring
Het idee van mystieke ervaringen als gevolg van drugsgebruik
wordt
in de Westerse maatschappijen niet zonder problemen aanvaard. De
Westerse cultuur koestert, historisch gezien, een speciale fascinatie
voor de mens als een afzonderlijk, zelfbepalend, verantwoordelijk ik,
dat zichzelf en zijn wereld beheerst door middel van bewuste
inspanning en wil. Niets zou dus voor deze culturele traditie
weerzinwekkender kunnen zijn dan het idee van geestelijke of
psychologische groei met behulp van het gebruik van drugs. Iemand
die 'gedrogeerd' is, heeft per definitie een verminderd
bewustzijn, een beneveld oordeelsvermogen en heeft geen wilskracht
meer. Maar niet alle psychotrope (bewustzijnsveranderende)
chemicaliën zijn verdovend en slaapverwekkend, zoals alcohol,
opiaten en barbituraten. Het effect van wat op dit moment
psychedelische (waardoor de geest zich manifesteert)
chemicaliën worden genoemd, verschilt net zozeer van dat van
alcohol, als lachen van woede, of euforie van depressiviteit. Er
bestaat echt geen enkele overeenkomst tussen het 'high' zijn door
L.S.D. en 'dronken' zijn door whisky. Het klopt dat niemand in een van
beide toestanden moet autorijden, maar iemand moet ook niet autorijden
terwijl hij een boek leest, viool speelt of vrijt. Bepaalde creatieve
bezigheden en bewustzijnstoestanden vragen een concentratie en
toewijding, die gewoonweg onverenigbaar zijn met het besturen van een
levensgevaarlijk voertuig op een snelweg.
Zelf heb ik geëxperimenteerd met vijf van de voornaamste
psychedelica: L.S.D.-25, mescaline, psilocybine,
dimethyltryptamine (D.M.T.) en cannabis. Ik heb dit op dezelfde manier
gedaan, als William James lachgas heeft geprobeerd, om te zien of
zij mij konden helpen er achter te komen wat de 'essentiële' of'
actieve' bestanddelen van de mystieke ervaring zouden kunnen
worden genoemd. Immers vrijwel de hele klassieke literatuur over
mystiek is vaag, niet alleen in het beschrijven van de ervaring,
maar ook in het aantonen van rationele verbanden tussen de ervaring
zelf en de diverse traditionele methoden die worden aanbevolen om haar
op te roepen - vasten, concentratie, ademhalingsoefeningen,
gebeden, bezweringen en dansen. Als je aan een traditioneel Zen- of
Yogameester vraagt waarom deze of gene handelingen leiden tot de
toestand waarin iemand ontvankelijk wordt voor de mystieke ervaring,
dan antwoordt hij altijd: 'Zo heb ik het van mijn meester geleerd. Zo
heb ik het zelf ontdekt. Als je er werkelijk in bent
geïnteresseerd, probeer het dan zelf.' Dit antwoord is nauwelijks
bevredigend voor een ombeschaamde westerling met een
wetenschappelijk brein en een intellectuele nieuwsgierigheid. Het
doet hem denken aan obsolete medische recepten die bestaan uit vijf
salamanders, gepoederd galgetouw, drie gekookte vleermuizen, een
snuifje fosfor, drie mespuntjes bilzekruid en een klontje drakenmest,
uitgescheten toen de maan in het sterrenbeeld Vissen stond. Misschien
heeft het gewerkt, maar wat was het onmisbare bestanddeel dan?
Het viel mij daarom op dat ik, als één van de
psychedelische chemicaliën daadwerkelijk mijn bewustzijn
ontvankelijk zou maken voor de mystieke ervaring, dit zou kunnen
gebruiken als instrument om die ervaring te bestuderen en te
beschrijven, zoals iemand voor bacteriologie een microscoop
gebruikt, hoewel zelfs de microscoop een 'kunstmatig' en
'onnatuurlijk' apparaat is, waarvan je zou kunnen zeggen dat dit het
gezichtsvermogen van het blote oog 'verstoort'. Toen ik echter voor de
eerste keer, door dr. Keith Ditman van de Neuropsychiatrische Kliniek
van de Medische faculteit van de UCLA, werd uitgenodigd om de
mystieke eigenschappen van L.S.D.-25 te testen, kon ik nauwelijks
geloven dat louter een chemisch stofje een echte mystieke ervaring
teweeg zou kunnen brengen. Het zou op zijn hoogst een toestand van
geestelijk inzicht kunnen veroorzaken, vergelijkbaar met zwemmen
met zwemvliezen. Inderdaad was mijn eerste ervaring met L.S.D.-25
niet mystiek. Het was een hevig interessante esthetische en
intellectuele ervaring, die mijn vermogen tot analyseren en zorgvuldig
beschrijven tot het uiterste uitdaagde.
Een paar maanden later, in 1959, probeerde ik opnieuw
L.S.D.-25,
samen met drs. Sterling Bunnell en Michael Agron, die destijds waren
verbonden aan de Langley-Porter Kliniek in San Francisco. Tijdens
twee experimenten merkte ik tot mijn verbazing en ietwat tot mijn
verrassing dat ik bewustzijnstoestanden doormaakte die precies
overeenkwamen met iedere beschrijving van de belangrijkste mystieke
ervaringen die ik ooit had gelezen. (2) Bovendien overtroffen zij
allebei in intensiteit en een eigenaardig soort van verrassing de drie
'natuurlijke en spontane' ervaringen van het soort, die mij in
voorgaande jaren waren overkomen.
Door verder te experimenteren met L.S.D.-25 en de andere
bovengenoemde chemicaliën (met uitzondering van D.M.T., dat ik
grappig vind maar betrekkelijk oninteressant) merkte ik dat ik mijzelf
gemakkelijk in een toestand van 'kosmisch bewustzijn' kon brengen,
en langzamerhand werd ik steeds minder afhankelijk van de
chemicaliën zelf om op deze speciale ervaringsgolflengte te kunnen
'afstemmen'. Ik merkte dat van de vijf psychedelica L.S.D.-25 en
cannabis het meest geschikt waren voor mijn bedoelingen. Van deze twee
bleek het laatste, - cannabis - dat ik in het buitenland moest
gebruiken, - in landen waar het niet in de ban is gedaan, - het beste
te zijn. Het brengt geen bizarre veranderingen van de zintuiglijke
waarneming teweeg, en medische studies tonen aan dat het, behalve bij
een grote overdosis, waarschijnlijk niet de gevaarlijke
bijverschijnselen heeft van L.S.D.
Met het oog op deze studie vermijd ik, bij het
beschrijven van
mijn ervaringen met psychedelische middelen, de sporadische en af en
toe bizarre veranderingen van de zintuiglijke waarneming die
psychedelische chemicaliën kunnen veroorzaken. Ik houd mij liever
bezig met de wezenlijke veranderingen van het normale, maatschappelijke
geconditioneerde bewustzijn van iemands eigen bestaan en van zijn
verband met de buitenwereld. Ik probeer de basisprincipes van het
psychedelische bewustzijn te schetsen. Ik moet daar wel aan toevoegen
dat ik alleen voor mezelf kan spreken. De hoedanigheid van deze
ervaringen is aanzienlijk afhankelijk van iemands voorafgaande
levensoriëntatie en -houding, hoewel de thans uitgebreide
beschrijvende literatuur over deze ervaringen opmerkelijk juist
overeenstemt met die van mijzelf
Mijn experimenten met psychedelica bezaten vrijwel steeds
vier
eigenschappen. Ik zal die proberen te verduidelijken - in de
verwachting dat de lezer, zeker van de tweede en derde, zal zeggen:
'Nou, dat ligt voor de hand! Niemand heeft drugs nodig om dat te zien.'
Dat klopt helemaal, maar ieder inzicht kent graden van intensiteit. Er
kan sprake zijn van overduidelijk-1 en overduidelijk-2 - en het laatste
duikt op met een verpletterende helderheid, en manifesteert zijn
effecten op elk terrein en elke dimensie van ons bestaan.
Het eerste kenmerk is een vertraging van de tijd, een richten
van de aandacht op het heden. Iemands normale, onvermijdelijke
zorg voor de toekomst wordt minder, en men wordt zich bewust van de
enorme betekenis en belang van wat er op het moment zelf gebeurt.
Andere mensen, die met hun bezigheden op straat doorgaan, lijken
lichtelijk gestoord te zijn, omdat zij niet beseffen dat het er in
het leven alleen om gaat je er volledig van bewust te zijn op het
moment dat het plaats vindt. Daarom ontspan je je, bijna wellustig, en
geef je je over aan het bestuderen van de kleuren in een glas
water, of aan het beluisteren van het intens vertolkte vibreren van
elke noot die op een hobo wordt gespeeld of gezongen wordt door een
stem.
Vanuit het pragmatische standpunt van onze cultuur is een
dergelijke houding zeer nadelig voor het bedrijfsleven. Het zou kunnen
leiden tot onvoorzichtigheid, gebrek aan vooruitzien, een dalende omzet
van verzekeringspolissen en het beëindigen van spaarrekeningen.
Maar dit is nu net het middel tot verbetering waar onze cultuur
behoefte aan heeft. Niemand is op een stompzinniger manier
onpraktisch dan de 'geslaagde' leidinggevende, die zijn hele leven
uitzinnig doorbrengt in zijn paperassen, om op zijn vijfenzestigste
opgelucht met pensioen te gaan, als het allemaal te laat is. Alleen
voor mensen die de kunst hebben ontwikkeld om volledig in het heden te
leven is het zinnig om plannen voor de toekomst maken, want naargelang
hun plannen rijpen zullen zij van de resultaten kunnen genieten.
'Morgen zal nooit komen.' 'Ik heb nog nooit een predikant zijn gemeente
horen oproepen om het gedeelte van de Bergrede in praktijk te brengen
dat begint met 'Maakt u geen zorgen om de dag van morgen. . .' Het is
juist dat mensen die voor de toekomst leven, zoals wij van
krankzinnigen zeggen, 'niet helemaal aanwezig zijn', - of niet
hier: door hun al te grote gretigheid zitten zij er doorlopend naast.
Een vooruitziende blik wordt betaald met angst, en als die wordt
overschat, vernietigt zij al haar eigen voordelen.
Het tweede kenmerk zal ik het besef van de polariteit noemen.
Dat is dan het levendige besef dat toestanden, dingen en
gebeurtenissen, die wij gewoonlijk tegengesteld noemen, onderling
afhankelijk zijn, zoals voor- en achterkant, of de polen van een
magneet. Door een polair bewustzijn ziet men dat dingen, die
expliciet verschillend zijn, impliciet een en hetzelfde zijn: ik en de
ander, subject en object, links en rechts, man en vrouw - en verder,
ietwat verrassender, vast en ruimtelijk, figuur en achtergrond, impuls
en interval, heiligen en zondaars, politie en misdadigers, besloten
kringen en randgroepen. Elk kan uitsluitend worden beschreven in termen
van de ander, en zij zijn afhankelijk van elkaar, zoals kopen en
verkopen, omdat er niet kan worden verkocht zonder dat er wordt gekocht
en andersom. Naarmate dit besef indringender wordt, voel je dat je zelf
in een polaire relatie staat tot het universum buiten jezelf, en wel
zodanig dat je elkaar impliceert. Jouw duwen is trekken voor het
universum, en zijn duwen is jouw trekken - zoals wanneer je het stuur
van een auto beweegt. Duw je ertegen, of trek je eraan?
Aanvankelijk is dat een bijzonder merkwaardige gewaarwording,
zoiets als wanneer je je eigen stem terug hoort spelen op een
elektronisch apparaat, meteen nadat je zelf hebt gesproken. Je raakt in
de war, en verwacht dat het verder zal gaan! Op dezelfde
manier heb je het gevoel dat je iets bent dat het universum doet,
terwijl dat universum op dezelfde manier iets is dat jijzelf doet
– wat klopt, tenminste in de neurologische betekenis, waarin de
bijzondere structuur van onze hersenen de zon vertaalt in licht en
luchttrillingen in geluid. Gewoonlijk ervaren wij onze relatie met de
buitenwereld alsof de ene keer ik duw, en de andere keer zij duwt. Maar
als die twee dingen in feite één zijn, waar begint dan de
actie, waar blijft dan de verantwoordelijkheid? Als het universum mij
doet, hoe kan ik dan zeker weten dat ik mij over twee seconden nog mijn
Engels zal herinneren? Als ík het doe, hoe kan ik er dan zeker
van zijn dat over twee seconden mijn hersenen nog weten hoe ze de zon
in licht kunnen veranderen? Uit zulke onbekende gewaarwordingen
als deze, kan de psychedelische ervaring verwarring, paranoia en
angst oproepen - zelfs al ervaart het individu zijn relatie met de
wereld precies zoals die wordt beschreven door een bioloog, een ecoloog
of een natuurkundige, want het ervaart zichzelf namelijk als het
één geworden domein van organisme en omgeving.
Het derde kenmerk, dat voortvloeit uit het tweede, is het besef
van betrekkelijkheid. Ik zie dat ik een schakel ben in een
oneindige hiërarchie van processen en wezens, van moleculen via
bacteriën en insecten tot menselijke wezens, en wellicht tot
engelen en goden - een hiërarchie waarin elk niveau in
werkelijkheid dezelfde situatie is. Zo maakt bijvoorbeeld de arme zich
zorgen over geld, terwijl de rijke zich zorgen maakt om zijn
gezondheid: de bezorgdheid is dezelfde, maar het verschil zit hem in de
substantie of omvang ervan. Ik besef dat fruitvliegjes zichzelf moeten
beschouwen als mensen, omdat zij, net als wij, het centrum van hun
eigen wereld vormen - met onmetelijk grotere dingen boven zich en
kleinere dingen onder zich. Voor ons zien zij er allemaal
hetzelfde uit en schijnen zij niet over een persoonlijkheid te
beschikken, - net als de Chinezen zolang wij niet in hun midden hebben
gewoond. Toch moeten fruitvliegjes evenveel subtiele nuances bij
zichzelf zien als wij bij onszelf.
Van hieruit is het maar een kleine stap naar het besef dat
alle
levens- en bestaansvormen slechts variaties op een enkel thema zijn:
wij zijn in feite allemaal één enkel wezen, dat op
zoveel mogelijk verschillende manieren hetzelfde doet. Zoals het
Franse spreekwoord zegt, 'plus ça change, plus c' est
la même chose (hoe meer het verandert, hoe meer het
hetzelfde is). Verder zie ik dat het je bedreigd voelen door de
onontkoombaarheid van de dood in werkelijkheid dezelfde ervaring is als
je levend voelen, en dat, omdat alle wezens dit overal voelen, zij alle
precies evenzeer 'ik' zijn als ikzelf. Toch moet het
“ik-gevoel”, om in ieder geval ervaren te kunnen worden,
altijd een gewaarwording zijn die in betrekking staat tot de
'andere', - tot iets dat buiten zijn controle en ervaring ligt. Om
eigenlijk te kunnen zijn moet het beginnen en eindigen. Maar de
intellectuele sprong die de mystieke en psychedelische ervaring hier
maakt, is om je in staat te stellen om te zien dat al deze ontelbare
ik-centra jijzelf zijn - en natuurlijk niet je persoonlijke en
oppervlakkig bewuste ik, maar wat de Hindoes het paramatman noemen,
het Zelf van alle zelven. (3) Zoals de retina ons in staat stelt om
ontelbare energieprikkels als een enkel licht te zien, laat de mystieke
ervaring ons ontelbare individuen als een enkel Zelf zien.
Zoals het netvlies ons in staat stelt talloze
energie-impulsen als
één enkel lichtschijnsel te zien laat de mystieke
ervaring ons ontelbare individuen zien als één enkel Ik.
Het vierde kenmerk is een bewustwording van een eeuwige
energie, vaak in de vorm van een intens wit licht, dat zowel de
stroom in je zenuwen als dat mysterieuze e dat gelijk
is aan mc2 lijkt te zijn. Dit kan
misschien megalomaan klinken, of een waanidee van grootsheid zijn, -
maar je ziet heel duidelijk dat alle bestaan één enkele
energie is, en dat deze energie je eigen bestaan is. Natuurlijk bestaat
zowel dood als leven, omdat energie een pulseren is, en net zoals
golven zowel toppen als dalen hebben, moet de ervaring van het bestaan
wel op- en neergaan. In wezen is er daarom gewoon niets om je zorgen
over te maken, omdat je zelf de eeuwige energie van het universum bent,
die verstoppertje (aan-en-uit) met zichzelf speelt. In de grond van de
zaak ben je zelf de Godheid, want God is alles wat er bestaat. Om een
citaat uit Jesaja, enigszins buiten de context, aan te halen: 'Ik ben
de Heer uw God, en er is geen ander. Ik vorm het licht en schep de
duisternis. Ik maak de vrede, en schep het kwaad. Ik, de Heer, doe al
deze dingen.' (4) Dit is de betekenis van de fundamentele doctrine van
het hindoeïsme, Tat tvam asi - 'DAT (d.w.z. 'dat
subtiele Wezen waaruit heel dit universum is samengesteld') ben
jezelf.' (5) Een klassiek geval van deze ervaring, uit het Westen,
staat in de Memoires van Tennyson:
Vaak heb ik, sinds mijn
jongensjaren, een toestand gekend van
wakend dromen, als ik helemaal alleen was. Doorgaans overkwam mij dit
als ik twee- tot driemaal zachtjes in mijzelf mijn eigen naam
herhaalde, tot opeens, als het ware vanuit de intensiteit van het
individualiteitsbesef, mijn individualiteit zelf leek op te lossen en
te vervagen tot een grenzeloos zijn, - en dat was een toestand van
verwarring, maar de helderste van de helderste, de zekerste van de
zekerste, de vreemdste van de vreemdste, volmaakt onuitsprekelijk, waar
dood een bijna lachwekkende onmogelijkheid was, en het verlies van
de persoonlijkheid (als het dat was geweest) geen vernietiging
leek, maar het enig ware leven. (6)
Deze kenmerken van de psychedelische ervaring, zoals ik die
heb
ervaren, zijn onmiskenbaar aspecten van één enkele
bewustzijnstoestand – want ik heb hetzelfde vanuit verschillende
standpunten beschreven. De beschrijvingen zijn een poging om de
werkelijkheid van de ervaring uit te drukken, maar door dat te
doen zinspelen zij ook op een aantal van de inconsequenties, die er
tussen een dergelijke ervaring en de gangbare waarden van de
maatschappij bestaan.
De weerstand tegen Psychedelische Middelen
De weerstand tegen het toestaan van psychedelische middelen
komt
voort uit zowel religieuze als seculiere waarden. De problemen die het
oplevert om psychedelische ervaringen te beschrijven in
traditioneel religieuze bewoordingen doen een van de argumenten voor
het verzet vermoeden. De westerling moet woorden als samadhi of
moksha aan de Hindoes ontlenen, of satori of
kensho
aan de Japanners, om de ervaring van het één
zijn
met het universum te beschrijven. Wij hebben geen geschikt woord, omdat
onze eigen joodse en christelijke theologiën niet het
denkbeeld zullen accepteren, dat het diepste zelf van de mens identiek
kan zijn met de Godheid, zelfs al zullen christenen misschien volhouden
dat dit in het unieke geval van Jezus Christus juist is. Joden en
christenen denken over God in termen van politiek en monarchie, als de
alleenheerser van het universum, de opperste baas. Het is onmiskenbaar
dat het zowel maatschappelijk onaanvaardbaar als logisch absurd is, als
een afzonderlijk individu de pretentie heeft dat hijzelf, in eigen
persoon, de almachtige en alwetende heerser van de wereld is - om
gepaste erkenning en eerbetoon te krijgen.
Een dergelijke heerszuchtige en koninklijke opvatting van de
ultieme werkelijkheid is echter noch noodzakelijk, noch universeel.
Hindoes en Chinezen kost het geen moeite om zich een gelijksoortigheid
van het ik en de Godheid voor te stellen. Voor de meeste Aziaten -
anders dan de mohammedanen - beweegt en manifesteert de Godheid de
wereld op grotendeels dezelfde manier als een duizendpoot op zijn
duizend poten invloed uitoefent, spontaan, zonder overleg of
berekening. Met andere woorden is het universum in hun opvatting
analoog met een organisme, in tegenstelling tot een mechaniek. Zij zien
het niet als een artefact of constructie onder de bewuste leiding van
een oppertechnicus, werktuigkundige of architect.
Als echter, in de context van de christelijke of joodse
traditie,
iemand verklaart één te zijn met God, kan het niet anders
of hij zal van godslastering (rebels) of krankzinnigheid worden
beticht. Een dergelijke mystieke ervaring is een duidelijke bedreiging
voor traditionele religieuze opvattingen. De joods-christelijke
traditie heeft een monarchaal beeld van God, en monarchen, die met
geweld regeren, zijn nergens banger voor dan voor opstand tegen
het gezag. Daarom heeft de Kerk dan ook altijd een sterke argwaan
gekoesterd tegen mystici, omdat deze zich tegen hun gezag leken te
verzetten en gelijkheid of, nog erger, een eenwording met God voor
zichzelf opeisten. Om deze redenen werden Johannes Scotus Erigena en
Meister Eckehart als ketters veroordeeld. Daarom kregen ook de Quakers
te maken met weerstand tegen hun leer van het Innerlijke Licht en tegen
hun weigering om in de kerk en de rechtszaal hun hoed af te zetten. Een
paar sporadische mystici, zoals de heilige Theresa van Avila en de
heilige Johannes van het Kruis, konden er wel mee door, zolang zij
op hun woorden letten, en omdat zij, laten we zeggen, een respectvolle
metafysische afstand bewaarden tussen zichzelf en hun hemelse
Koning. Niets zou echter meer onrustbarend kunnen zijn voor de
kerkelijke hiërarchie dan een algemene uitbarsting van
mystiek, omdat dit er heel goed toe zou kunnen leiden dat er in het
koninkrijk der hemelen een democratie zou worden gevestigd - en aan
deze onrust zouden dan eveneens de katholieken, joden en
fundamentalistische protestanten meedoen.
Het beeld van God als alleenheerser, met de impliciete afkeer
van
religieus verzet tegen het gezag ervan, heeft een veel verbreider
effect dan veel christenen zouden willen toegeven. Achter koningstronen
staat meteen een muur, en iedereen die voor het gerecht moet
verschijnen, moet zich ter aarde werpen of knielen, omdat dat een
onhandige positie is om van daaruit een aanval te doen. Waarschijnlijk
is het nooit bij christenen opgekomen dat zij, wanneer zij naar het
model van een koninklijk hof (basilica) een kerk ontwerpen en een
kerkritueel voorschrijven, daarmee impliciet te kennen geven dat God,
net als een menselijke alleenheerser, bang is. Datzelfde houdt ook het
gevlei van gebeden in:
O Heer, onze hemelse Vader,
verheven en machtig, Koning der
koningen, Heer der heersers, Alleenheerser aller vorsten, gij die van
uw troon neerziet op allen die de aarde bewonen: wij smeken u van
ganser harte, zie welwillend op ons neer. . .(7)
Dus komt de westerling die aanspraak maakt op een besef van
eenwording met God of het universum in botsing met de opvatting van
religie zoals die geldt in de maatschappij waar hij deel van uit
maakt. In de meeste Aziatische culturen echter zal men zo iemand
feliciteren omdat hij is doorgedrongen tot het ware geheim van het
leven. Hij is toevallig, dan wel dank zij disciplines als Yoga of
Zenmeditatie, tot een bewustzijnstoestand gekomen waarin hij op
directe en levendige wijze ervaart wat, naar onze
wetenschapsmensen weten, in theorie de waarheid is. Want de
ecoloog, de bioloog en de natuurkundige weten (al beseffen zij het
zelden) dat ieder organisme een enkel veld van gedragingen, van
processen, vormt met zijn omgeving. Wat een bepaald organisme doet is
onmogelijk te scheiden van wat zijn omgeving doet, en dat is dan
ook de reden dat ecologen niet spreken van een organisme in een
omgeving, maar van 'organisme-omgeving'. Dus zouden de woorden
'ik' en 'zelf' eigenlijk moeten betekenen wat het hele universum doet
in dit bijzondere 'hier-en-nu', dat “de gewone man” heet.
De koninklijke opvatting van God maakt de identiteit van
ikzelf en
God, van het zelf en het universum, in termen van de westerse religie
tot iets ondenkbaars. Het verschil tussen oosterse en westerse
opvattingen over de mens en zijn universum gaat echter verder dan
zuiver religieuze opvattingen. De westerse geleerde kan dan wel
rationeel het idee van een organisme-omgeving waarnemen, maar
doorgaans ervaart hij niet dat dit juist is. Hij is, door zijn
culturele en maatschappelijke aanpassing, zo gehypnotiseerd dat hij
zichzelf als een 'ik' ervaart - als een geïsoleerd bewustzijns- en
wilscentrum in een zak van huid, dat met een uiterlijke en vreemde
wereld wordt geconfronteerd. We zeggen: 'Ik ben in deze
wereld terechtgekomen.' Maar dat hebben wij helemaal niet gedaan. Wij
zijn eruit voortgekomen precies op dezelfde manier waarop een
appelboom “appelt”.
Een dergelijke visie op het universum vloekt met het idee van
een alleenheersende God, met de opvatting van het afzonderlijke ik, en
zelfs met de seculiere, atheïstisch-agnostische mentaliteit, die
haar gezond verstand ontleent aan de mythologie van de
negentiende-eeuwse wetenschapper. Volgens deze visie is het
universum een geestloos mechaniek en de mens een soort toevallig
micro-organisme dat parasiteert op een nietig bolvormig rotsblok, dat
om een onbeduidende ster aan het uiterste randje van een van de
kleinere melkwegen heen wentelt. Deze 'denigrerende' theorie over de
mens is buitengewoon algemeen onder quasi-wetenschappers, zoals
sociologen, psychologen en psychiaters, waarvan het merendeel nog
altijd over de wereld denkt in termen van de mechanica van Newton
en die nooit echt de ideeën hebben opgepikt van Einstein en Bohr,
Oppenheimer en Schrödinger. Dus wordt door de doorsnee
inrichtingspsychiater iedere patiënt, die ook maar in het minst
zinspeelt op een mystieke of religieuze ervaring, automatisch als
gestoord gediagnosticeerd. Vanuit het standpunt van een mechanische
religie is hij een ketter, en wordt bij hem een elektroshock-therapie
toegepast, als een hedendaagse variant van duimschroef en
pijnbank. En het is overigens juist dit soort quasi-wetenschappers dat,
als raadgever van regeringen en wetgevende instanties, de
officiële politiek voorschrijft ten aanzien van het gebruik van
psychedelische chemicaliën. Het onvermogen om de mystieke ervaring
te kunnen accepteren is meer dan een intellectuele handicap. Een gemis
aan besef van de fundamentele eenheid van organisme en omgeving is een
ernstige en gevaarlijke hallucinatie. In een beschaving immers, die is
uitgerust met een immense technologische macht, leidt het gevoel van
vervreemding tussen de mens en de natuur tot een gebruik van de
technologie vanuit een vijandige mentaliteit - tot het
'onderwerpen' van de natuur in plaats van een verstandige samenwerking
met de natuur. Het gevolg is dat wij onze omgeving verknoeien en
verwoesten en in plaats van beschaving Los Angelesatie
verspreiden. Dit is de voornaamste dreiging die de westerse
technologische cultuur boven het hoofd hangt, en daartegen lijkt geen
enkele hoeveelheid redeneringen of doemdenken ons ook maar iets te
helpen. Wij reageren gewoon niet meer op de profetische en
moraliserende bekeringstechnieken waar joden en christenen altijd
op hebben vertrouwd. Maar mensen hebben een onbepaald gevoel voor wat
goed voor hen is - noem het maar 'onbewuste zelfgenezing',
'overlevingsinstinct', 'positief groeivermogen' of wat u maar
wilt. In kringen van ontwikkelde jonge mensen bestaat daarom een
verrassende en ongehoorde belangstelling voor de verandering van
het menselijke bewustzijn. In de hele westerse wereld verkopen
uitgevers miljoenen boeken over Yoga, Vedanta, Zenboeddhisme en de
chemische mystiek van de psychedelische middelen, en ik ben tot de
overtuiging gekomen dat de hele 'hippe' subcultuur, hoe mis ook in een
aantal van haar uitingen, de oprechte en verantwoordelijke poging is
van jonge mensen om de zelfvernietigende koers van de industriële
beschaving te corrigeren.
De inhoud van de mystieke ervaring is dus onverenigbaar met
zowel
de religieuze als de seculiere opvattingen van het traditionele
westerse denken. Bovendien leiden mystieke ervaringen vaak tot een
houding, die niet alleen het gezag van de gevestigde kerken bedreigen,
maar ook van de seculiere maatschappij. Niet meer bang voor de dood en
zonder wereldse eerzucht, zijn mensen, die mystieke ervaringen hebben
meegemaakt, niet meer toegankelijk voor dreigementen en beloften.
Daarnaast doet hun gevoel voor de betrekkelijkheid van goed en kwaad de
verdenking rijzen dat zij zowel geen geweten als geen ontzag voor de
wet hebben. Het gebruik van psychedelica in de Verenigde Staten door
een ontwikkelde burgerij betekent dat een belangrijk deel van de
bevolking onverschillig is geworden voor de traditionele
beloningen en straffen van de maatschappij.
In theorie is de aanwezigheid binnen onze seculiere
maatschappij
van een groep, die de conventionele waarden niet accepteert, niet in
strijd met onze politieke visie. Maar een van de grote problemen van de
Verenigde Staten, zowel wettelijk als politiek, is dat we nooit
helemaal de moed hebben gehad om onze overtuigingen waar te maken. De
republiek is gebaseerd op het wonderbaarlijk gezonde beginsel dat
een menselijke samenleving alleen kan bestaan en bloeien op basis van
wederzijds vertrouwen. Metafysisch was de Amerikaanse revolutie een
verwerping van het dogma van de erfzonde, wat betekent dat er, omdat je
jezelf of anderen niet kunt vertrouwen, een Opperst Gezag moet bestaan,
om ons allemaal binnen de perken te houden. Dit dogma werd verworpen
omdat, als het waar is dat wij onszelf en anderen niet kunnen
vertrouwen, daaruit volgt dat wij dat Opperste Gezag, dat wij zelf
aanstellen en gehoorzamen, ook niet kunnen vertrouwen en dat juist het
idee van onze eigen onbetrouwbaarheid niet te vertrouwen is!
Inwoners van de Verenigde Staten geloven, of worden
verondersteld te geloven, dat de republiek de beste regeringsvorm
is. Toch ontstaat er een uitgebreide verwarring door republikeins
proberen te zijn in de politiek en tegelijkertijd monarchistisch
in de religie. Hoe kan een republiek de beste regeringsvorm zijn
als het universum, de hemel en de hel monarchieën zijn? (8)
Dus hebben de volkeren van de Verenigde Staten, ondanks de
theorie
van een met algemene stemmen goedgekeurde regering, gebaseerd op
wederzijds vertrouwen, vanuit de autoritaire achtergrond van hun
religie of nationale herkomst, een uiterst naïef geloof behouden
in de wet, als een soort bovennatuurlijke en paternalistische
macht. 'Daar zou een wet tegen moeten bestaan!' Onze wetgevende
ambtenaren worden zodoende in verwarring gebracht, belemmerd en
verbijsterd - om niet te zeggen gecorrumpeerd omdat van hen wordt
gevraagd dat zij wetten tegen de weelde uitvaardigen, dikwijls van
kerkelijke oorsprong, die grote aantallen mensen niet van plan zijn te
gehoorzamen, en waar in elk geval uiterst moeilijk of gewoonweg
onmogelijk de hand aan is te houden - bijvoorbeeld het verhinderen van
de internationale handel en onderlinge handel tussen de staten, van
iets dat zo onmogelijk is op te sporen is als L.S.D.-25.
Tot slot bestaan er twee specifieke bezwaren tegen het
gebruik van
psychedelische middelen. Ten eerste kan het gebruik van deze
middelen gevaarlijk zijn. Maar elke waardevolle
ontdekkings-onderneming is gevaarlijk - bergbeklimmen, testvliegen,
raketvluchten in de ruimte, sportduiken, of het verzamelen van
botanische monsters in de wildernis. Maar als je kennis en het
eigenlijke plezier van het ontdekken meer waardeert dan een saai leven,
dan ben je bereid de risico's te accepteren. Het is voor monniken niet
echt gezond om te vasten, en het was nauwelijks zindelijk dat
Jezus zich liet kruisigen, maar dat zijn risico's die worden genomen
tijdens spirituele avonturen. Tegenwoordig nemen avontuurlijke jongeren
risico's bij het onderzoeken van de psyche, waarbij zij zichzelf op de
proef stellen, net zoals zij dat in het verleden hebben gedaan - op een
meer gewelddadige manier - door te jagen, te duelleren, met opgevoerde
auto’s te racen en rugby te spelen. Wat zij nodig hebben zijn
geen verboden en politieagenten, maar de meest verstandige aanmoediging
en raad die er is te vinden.
Ten tweede kan er kritiek geleverd worden op drugs als een
ontsnapping uit de werkelijkheid. Deze kritiek gaat er echter ten
onrechte van uit dat de mystieke ervaringen zelf escapistisch of
onwerkelijk zijn. Vooral L.S.D. levert in geen geval een aangename
en gemakkelijke ontsnapping uit de werkelijkheid. Het kan heel
gemakkelijk een ervaring opleveren waarin je je ziel teweer moet
stellen tegen alle duivels in de hel. Voor mij is het soms een ervaring
geweest, waarin ik tegelijkertijd volkomen was verdwaald in het
labyrint van mijn brein en toch juist dat verdwaald zijn in verband
bracht met de exacte orde van logica en taal, - tegelijkertijd erg
krankzinnig en erg gezond. Maar buiten deze sporadische verdwaalde en
krankzinnige voorvallen, bestaan die ervaringen van de wereld als een
systeem van totale harmonie en gelukzaligheid, en de manier waarop die
in verband moeten worden gebracht met de orde van logica en taal,
moeten op een of andere manier een verklaring vormen hoe, wat William
Blake die 'energie die een eeuwig genieten is' heeft genoemd,
verenigbaar kan zijn met de ellende en het lijden van het leven van
alledag. (9)
De ongetwijfeld mystieke en religieuze bedoeling van de
meeste
gebruikers van psychedelica betekent - zelfs als enkele van deze
stoffen schadelijk zouden blijken te zijn voor de lichamelijke
gezondheid - dat het vrije en verantwoordelijke gebruik zou moeten zijn
gevrijwaard tegen wettelijke beperkingen in elke republiek, die een
scheiding tussen kerk en staat grondwettelijk handhaaft, (10) voor
zover die mystieke ervaring overeenkomt met de traditie van gewone
religieuze betrokkenheid en voor zover dat de gebruikers van
psychedelica, die die ervaring opleveren, recht hebben op enige wettige
bescherming. Dus voor zover het onderzoek in de godsdienstpsychologie
van deze middelen gebruik kan maken, zouden studenten, die de
menselijke geest bestuderen, vrij moeten zijn om ze te gebruiken. Onder
de huidige wetgeving kan ik, als ervaren onderzoeker van de
godsdienstpsychologie, op dat terrein niet langer onderzoek doen. Dat
is een barbaarse beperking van de geestelijke en intellectuele
vrijheid, die doet vermoeden dat het wetsysteem van de Verenigde Staten
uiteindelijk een stilzwijgend bondgenootschap heeft gesloten met de
monarchale theorie over het universum, en daarom religieuze ideeën
en praktijken zal verhinderen, die zijn gebaseerd op een organische en
eenheidsvisie van het universum. (11)
Voetnoten
(1) Zie William James, The Varieties of
Religious Experience (1902).
(2) Een uitstekende bloemlezing van dergelijke
ervaringen is R. Johnson Watcher on the Hills (1959).
(3) Dus het Hindoeïsme beschouwt het
universum niet als een artefact, maar als een immens drama waarin de
Ene Speler (de paramatman of brahman) alle rollen
speelt, die zijn maskers of personae zijn. De gewaarwording om alleen
dat ene afzonderlijke zelf, Jan Jansen, te zijn is te danken aan het
volledige opgaan van de Speler in het spelen van deze en alle andere
rollen. Voor een verdere uiteenzetting zie S. Radhakrishnan, The
Hindu View of Life (1927); H. Zimmer, Philosophies of India
(1951), pag. 355-463. Een populaire versie is te vinden in A. Watts, The
Book—On the Taboo Against Knowing Who You Are (1966). Ned.
Vertaling: HET BOEK, over het taboe op het weten wie je bent. Bert
Bakker 1982. ISBN 90 6019 872 7
(4) Jesaja 45: 6, 7.
(5) Chandogya Upanishad 6.15.3.
(6) Alfred Lord Tennyson, A Memoir by His Son (1898), 320.
(7) A Prayer for the King's Majesty, Order for Morning Prayer, Book of
Common Prayer (Church of England, 1904).
(8) Tot voor kort was het geloof in een Opperwezen een wettelijk
toegestane test voor een rechtgeldig bezwaar tegen de militaire dienst.
Het hield in dat de afzonderlijke bezwaarde vond dat hij gehoorzaamheid
verschuldigd was aan een hoger soort gezag dan de president en het
congres. De`analogie is militair en monarchaal, en daarom kostte het
mensen die bezwaar maakten, zoals Boeddhisten of naturalisten, die een
organische theorie van het universum aanhingen, meer moeite om
erkenning te krijgen.
(9) Dit wordt uitgebreid besproken in A.
Watts, The Joyous Cosmology: Adventures in the
Chemistry of Consciousness (1962).
(10) "Verantwoordelijk" in de zin dat
dergelijke stoffen alleen maar worden ingenomen of worden verstrekt aan
volwassenen, die daarin toestemmen. De cannabisgebruiker, in het
bijzonder, ondervindt doorgaans zijn eigen problemen als hij voor de
rechtbank zijn “ongetwijfeld mystieke en religieuze
bedoeling” moet duidelijk maken. Omdat hij een zo verfoeilijk en
ernstig misdrijf heeft gepleegd, maakt hij meer kans op clementie als
hij een berouwvolle houding aanneemt, wat volledig onverenigbaar is met
het oprechte geloof dat zijn cannabisgebruik religieus was. Aan de
andere kant, als hij zonder berouw te tonen een dergelijk gebruik als
een religieus sacrament blijft zien, zullen veel rechters verklaren dat
zij “zijn houding niet op prijs stellen”, omdat zij die
uitdagend vinden en van weinig erkenning vinden getuigen voor de ernst
van het misdrijf, en daarom zal het vonnis des te zwaarder zijn. De
verdachte komt daardoor in een toestand van een “dubbele
binding”, waarin hij “wordt veroordeeld als hij het wel
doet en als hij het niet doet.” Bovendien wordt de religieuze
integriteit – zoals bij gewetensbezwaarden – doorgaans
afgemeten aan en bepaald door een lidmaatschap van een kerkgenootschap
of religieuze organisatie, met alle gevolgen van dien. Maar het
misdadige karakter van cannabis is zodanig dat daarmee een ernstige
verdenking zou vallen op alle individuen die een dergelijke organisatie
vormen, en daarom kan het onderzoek niet plaatsvinden. Doorgaans wordt
vergeten dat onze waarborgen voor vrijheid van godsdienst juist zijn
ontworpen om met name de mensen te beschermen, die geen lid zijn van de
gevestigde denominaties, dus eerder voor die (toenmalige) idiote en
gezagsondermijnende individuen zoals de Quakers, Shakers, Levellers, en
Anabaptisten. Er bestaat nauwelijks twijfel over het feit, dat mensen
die cannabis of andere psychedelica gebruiken met een religieuze
bedoeling, tegenwoordig leden van een vervolgde godsdienst zijn, die
door de rest van de maatschappij wordt gezien als een ernstige
bedreiging voor de “geestelijke gezondheid”, en iets anders
dan de ouderwetse “onsterfelijke ziel.” Maar het is
hetzelfde oude liedje.
(11) Amerikaanse Indianen die behoren
tot de Native American Church en die de peyotecactus gebruiken bij
hun rituelen, zijn hevig gekant tegen elke regeringscontrole op deze
plant, zelfs als hun het recht gegarandeerd zou worden om die te
gebruiken. Zij denken dat de peyote een natuurlijke gave is van
God aan de mensheid, en met name aan de bewoners van het land waar hij
groeit, en dat geen enkele regering het recht heeft zich met het
gebruik daarvan te bemoeien. Hetzelfde argument zou kunnen worden
aangevoerd met betrekking tot cannabis of de paddestoel Psilocybe
mexicana Heim. Dit zijn allemaal natuurlijke planten, geen
ontwikkelde of synthetisch gefabriceerde drugs, en welke
autoriteit kan individuen verbieden ze op te eten? Er is geen wet tegen
het eten of kweken van de paddestoel Amanita pantherina, terwijl
die zelfs levensgevaarlijk is en alleen door deskundigen kan
worden onderscheiden van een normale eetbare paddestoel. Dat gaat zelfs
op vanuit het standpunt van de gelovigen in het monarchale universum
van joden- en christendom, omdat het een fundamenteel principe is van
beide religies, ontleend aan het boek Genesis, dat stelt dat
alle natuurlijke stoffen die door God geschapen zijn op zichzelf goed
zijn, en dat kwaad alleen een gevolg kan zijn van misbruik: Dus wetten
tegen alleen al het bezit of zelfs het kweken van deze planten zijn
fundamenteel strijdig met bijbelse beginselen. Veroordeling van
mensen die deze planten gebruiken zou gebaseerd moeten zijn op
aangetoond misbruik: “En God sprak: Zie, ik geef u al het
zaaddragende gewas op de hele aarde, met alle bomen die zaadvruchten
dragen; die zullen u tot voedsel dienen.'…En God zag dat alles,
wat Hij gemaakt had, zeer goed was.' (Genesis, 1 : 29, 31).
COMMENTAAR:
In 1968 schrijft de psychiater G.A. Ladee in het
‘Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde’: 'Een enorm verschil tussen de
ervaringen der mystici en die welke met behulp
van
LSD worden verkregen, is niet zozeer gelegen in de inhoud en
intensiteit ervan, als wel hierin, dat men de eerste slechts deelachtig
kan worden na langdurige training, ascese en
groot uithoudings-vermogen en dan nog met een ruime onzekerheidsmarge;
kortom na langdurig, vrijwillig zich opgelegde ontzeggingen voor een
alom hooggewaardeerd doel in dienst van God of
van de mensheid, voor slechts enkelen weggelegd. Thans lijkt voor velen
ongeveer hetzelfde bereikbaar te zijn, zonder
enige opoffering of inspanning, op een tijdstip dat het gemakkelijkst
uitkomt, en zonder dat enige bijzondere wilsinspanning wordt verlangd.
Dit alles plaatst deze belevingen in een totaal andere context.'
……….. 'De zo gemakkelijk bereikbare chemisch
veroorzaakte belevingen waarin iemand open komt te staan voor een
"grote liefde", een religieuze openbaring, een opdracht om het mensdom
gelukkiger te maken, enz., ontmoeten grote
weerstand, vooral ook door de meestal weinig werkelijk hout snijdende
verbaliseringen en gedachtenspinsels daarvan.' (zie verder het artikel
hieronder)
Dat is het grote manco van de drugsgoeroe’s zoals Alan
Watts,
Timothy Leary en onze eigen Simon Vinkenoog. Zij eigenen zich de
mystieke ervaring wederrechtelijk toe, kijken kortstondig met behulp
van hun drugs over de muur die het paradijs omringt en kakelen hun
“weinig werkelijk hout snijdende verbaliseringen en
gedachtenspinsels” over wat zij daar allemaal hebben gezien. Maar
datzelfde geldt voor alle mensen die een mystieke ervaring hebben gehad
en dus ook voor alle mystici, die iets hebben gezien, maar niet meer
weten hoe ze dat hebben bereikt. Dat is de betekenis van het verhaal
wat Plato (De Staat VII, 514-520) beschrijft in zijn Allegorie van de
Grot: En wat denkt je van het volgende: Zou het je soms verbazen
dat iemand die van het goddelijke aanschouwen terugkeert naar de
menselijke onvolkomenheden daar een slecht figuur slaat en erg
belachelijk schijnt wanneer hij, terwijl zijn ogen nog verblind zijn en
hij onvoldoende vertrouwd is met de hem omringende duisternis,
gedwongen wordt voor het gerecht of elders te disputeren over de
schaduwen van de gerechtigheid of over de beelden die de schaduwen
veroorzaken en om te debatteren over hun opvattingen van gerechtigheid
terwijl zijzelf de absolute gerechtigheid nog nooit hebben gezien?
Mystici, goeroe’s, al die mensen die ooit een mystieke
ervaring hebben meegemaakt en alle chemische trippers, die met andere
woorden een blik in een andere wereld hebben geworpen en denken dat ze
daar iets zinnigs over kunnen vertellen, zijn rampzalig voor de
mensheid, omdat zij, zoals Plato schrijft: hun ogen nog verblind
zijn en zij onvoldoende vertrouwd zijn met de hen omringende duisternis.
Het is niet zinnig om mensen over een andere wereld te vertellen als je
ze niet de weg daarnaar toe kunt wijzen.
Uit: Drugs, verslag in de breedte
door Dr. Frank van Ree,
Uitgeverij Het Spectrum N.V., 1972
DE WIJSGERIG-RELIGIEUZE BETEKENIS VOOR HET INDIVIDU
Hierover is zeer veel geschreven en er bestaan ook in dit
opzicht vele controversen. Graag geef ik vooraf wederom enige
eigen ervaringen weer met mescaline en LSD, ter illustratie. Er zijn
hierbij een aantal verschijnselen, die speciale aandacht
verdienen, om het verband tussen de trip enerzijds en filosofische
en religieuze ervaringen anderzijds duidelijk te maken.
1. Synesthesieën
Tijdens een mescalinetrip (en later ook tijdens enige LSD-trip's)
had ik de volgende ervaringen: Zittend aan een tafel, met de kin
steunend in de handpalmen, keek ik met aandacht naar het kleurige
'Noorderlicht' dat zich in de ruimte voor mij manifesteerde
(hallucinaties). Geleidelijk aan werd ik mij bewust dat ieder geluid in
de kamer het beeld beïnvloedde. Sprak iemand tegen mij, dan werd
het ritme van zijn woorden zichtbaar in de bewegingen van de kleurige
sluiers voor mij en soms vormden zich zelfs de beelden van zijn woorden
in licht pastelkleurig blauw in de ruimte. Betasten van het harde
gladde tafelblad deed de kleuren feller en metalliek van karakter
schijnen, terwijl strelen over de zachte stof van het kleedje midden
,op de tafel alles om mij heen vulde met wollige, gekleurde wolken,
waarin de sluiers veranderden. Zo was het alsof ik de woorden van de
ander, evenals mijn eigen tastzin in de ruimte zag. Gevoel, gehoor en
gezichtsvermogen maakten als het ware contact, vloeiden samen. Dit
samenvloeien van de verschillende zintuiglijke waarnemingen wordt
synesthesie genoemd.
2. Verlies van eigen begrenzing
Op andere ogenblikken voelde ik mijn hartslag pulseren en pulseerden
de kamerwanden daar synchroon mee in en uit. Mijn hart
manifesteerde zijn werking als het ware in de buitenwereld. De
kamer pulseerde als ikzelf. Wanneer er schemerlicht in de kamer brandde
en dit ging plotseling uit, werd mijn lichaam koud, ging er fel licht
brandden, dan kreeg mijn stem een harde, scherpe klank. Zo werd de
kamer in mij voelbaar en werd ik deel van de kamer. Ik 'wist' zelfs dat
de ruimte buiten de kamer, de bloemen in de tuin, alles met mij mee
pulseerde, zoals ik met alles mee pulseerde. Ik voelde mij
één met de gehele natuur en het gehele heelal. Deze
belevingen worden beschreven als kosmische belevingen. (1)
3. Magisch denken
Wanneer ik naar mijn armen keek, kregen deze geleidelijk aan een
droomachtig, onwerkelijk karakter, evenals de geluiden die ik waarnam.
We kennen deze verschijnselen van het wandelen in de mist, wanneer alle
geluiden als onecht, als vanuit de verte komend, worden ervaren. We
beschreven deze fenomenen als derealisatie-verschijnselen. Wanneer
ik nu mijn rechterarm ophief en langs mijn arm naar de andere
personen in de kamer keek, kregen deze een soort beeldachtig karakter.
Ze gingen er uitzien als gouden poppen. Ze hielden op als mensen te
bestaan. Later kon ik reeds door het opheffen van mijn arm op die
bepaalde manier of zelfs door dit maar in gedachten te doen,
hetzelfde effect bereiken, Zo kreeg ik het gevoel en de
overtuiging, dat ik de personen om mij heen door 'gedachtekracht' in
beelden kon veranderen. De trip deed mij mijn grenzen verliezen en
één worden met het heelal en gaf mij magische krachten.
4. Eeuwigheidsbeleven
Wanneer men tripmiddelen zoals LSD gebruikt, treedt dikwijls een
zeer sterk gestoord tijdsbeleven tijdens de intoxicatie op. Deze
stoornissen worden gekenmerkt door:
a. het gevoel alsof de tijd niet meer een continuïteit heeft,
doch dat elk volgend moment los van het vorige beleefd wordt, of
b. men heeft het idee dat de tijd stilstaat. Er is geen tijd meer,
Hierdoor wordt alles als tijdloos ervaren. Ook kan alles hierbij van
zeer lange of zelfs onbegrensd lange duur schijnen. Alles duurt eeuwig.
Merkwaardig is daarbij dat bij vragen naar het uur meestal toch de
objectieve tijdzin vrij goed bewaard is gebleven,
Al deze onwerkelijke tijdsbelevingen noemde ik
'tijdsderealisaties'. (1) Vooral bij deze sterk uitgesproken
tijdsbelevingsstoornissen treden associaties met eeuwigheid en
oneindigheid snel op. Ook deze verschijnselen kunnen sterk bijdragen
tot het tot stand komen van religieuze en mystieke ervaringen.
Onder religie kan men datgene verstaan, wat betrekking
heeft op een terecht of ten onrechte veronderstelde relatie tussen mens
of gemeenschap en een bovenzinnelijkheid of godheid, veronderstellend
dat men de existentie daarvan aanneemt. Mystiek wordt
welomschreven als 'het hartstochtelijk streven naar vereniging van de
ziel met God'. (2) Het is duidelijk dat gevoelens als het opgaan
in het geheel (kosmische gevoelens) of het één worden met
de natuur, vooral indien gecombineerd met eeuwigheidsbeleven, kunnen
worden opgevat als, of overgaan in een mystieke ervaring.
Belangrijk is hierbij, dat juist diegene die al voor de trip religieus
gemotiveerd was, sterk geneigd zal kunnen zijn tot dergelijke
ervaringen. In mijn dissertatie beschreef ik zo een proefpersoon,
een theoloog, die zeer duidelijk deze belevingen kreeg. Hij waande zich
zwevend in de kosmos, zag brood lichten als avondmaalsbrood, hetgeen
voor hem een teken was! 'Ik was,' zo zei hij, 'in het heelal
opgenomen, of beter gezegd, ik was eigenlijk zelf heelal.' Een
andere proefpersoon, evenzeer van huis uit een religieus voelend
iemand, zei: 'Het was een gevoel van: nu beleef ik hét, dat wil
zeggen het essentiële, hier heb ik contact met het bovenaardse,
ja, hier is het bovennatuurlijke in mij gevaren, ik beleef iets unieks,
de essentie van het leven; ik alleen beleefde dat, ik alleen mocht dat
beleven, . . ik was zeer gelukkig.' Cohen (3) schrijft onder andere:
'De studie van deze transcendentale ogenblikken" - we zullen
ze zonder onderscheid religieuze, visionaire, mystieke
of kosmische ervaringen noemen - is te lang
uitgesteld,
vanwege hun verband met de godsdienst.' Er bestaat bij veel
mensen een weerzin tegen het aannemen van religieuze waarden,
verkregen door het opwekken van een vergiftigingstoestand. Een niet
zonder meer afwijzend tussenstandpunt wordt door Cohen (3) ingenomen,
wanneer hij zegt: 'Maar als de mystieke toestand anatomisch te
lokaliseren blijkt, wordt hij daar dan minder waardevol om? De hemelse
origine ervan mag dan in twijfel worden getrokken, maar het belang van
zijn invloed op de mens als individu, zowel als op de intermenselijke
relaties, wordt er niet minder om.' Terecht wijst hij er verder op dat
zulke ervaringen gunstige of ongunstige uitwerkingen kunnen hebben.
'Zij kunnen worden vergeten of verdrongen, ze kunnen een latente
grootheidswaanzin versterken of ze kunnen iemand ook vaste grond onder
de voeten geven, zodat hij niet meer in eenzaamheid en hopeloosheid
wegzinkt.' Via deze en dergelijke ervaringen ontstaan onder andere relaties
met christelijke stromingen, die veel
waarde hechten aan visionaire belevingen, en met het Zen-boeddhisme,
het Tibetaanse Dodenboek (4,5) en bepaalde Indiaanse
religieuze gebruiken. Wij willen hier slechts enkele auteurs
citeren, die enige van de verschillende standpunten representeren
ten opzichte van de religieuze waarde van psychedelische ervaringen.
Schlemper (6) formuleert als volgt: 'Concluderend kan gezegd worden dat
door het gebruik van moderne psychofarmaca, zowel als door het
mediteren volgens klassieke Oosterse principes de mogelijkheden van de
Westerse mens in belangrijke opzichten verruimd worden. Deze verruiming
van de mogelijkheden is een uitdaging, die op den duur niet genegeerd
kan worden.' Leary (7) is een van de voorvechters van het gebruik
van LSD en andere psychedelica, ook voor religieuze
doeleinden. Lansbergen (8) wijst er op dat alle gebruikte beelden
en symbolen, zowel de christelijke als de psychedelische,
cultuurhistorische gegevens zijn. Hij noemt wat Leary en zijn
discipelen voorschotelen cultuurgebonden en meer misleidend dan
verduidelijkend. Hij acht Leary's ervaringen van een andere aard dan de
christelijke mystiek. Ladee (9) zegt ondermeer: 'Een enorm verschil
tussen de ervaringen der mystici en die welke met behulp van
LSD worden verkregen, is niet zozeer gelegen in de inhoud en
intensiteit ervan, als wel hierin, dat men de eerste slechts deelachtig
kan worden na langdurige training, ascese en groot
uithoudingsvermogen en dan nog met een ruime onzekerheidsmarge; kortom
na langdurig, vrijwillig zich opgelegde ontzeggingen voor een alom
hooggewaardeerd doel in dienst van God of van de mensheid, voor
slechts enkelen weggelegd. Thans lijkt voor velen ongeveer
hetzelfde bereikbaar te zijn, zonder enige opoffering of
inspanning, op een tijdstip dat het gemakkelijkst uitkomt, en zonder
dat enige bijzondere wilsinspanning wordt verlangd. Dit alles plaatst
deze belevingen in een totaal andere context.' En even later vervolgt
deze auteur: 'De zo gemakkelijk bereikbare chemisch veroorzaakte
belevingen waarin iemand open komt te staan voor een "grote liefde",
een religieuze openbaring, een opdracht om het mensdom gelukkiger te
maken, enz., ontmoeten grote weerstand, vooral ook door de meestal
weinig werkelijk hout snijdende verbaliseringen en gedachtenspinsels
daarvan.'
Tenslotte werd in 1964 in de Verenigde Staten een nieuwe
godsdienstige groepering geformeerd, the Neo-American Church. Tot
de principes daarvan behoren onder andere de volgende (10): .
1. Iedereen heeft het recht om zijn bewustzijn te verruimen en
visionaire belevingen te stimuleren, met elk middel dat hij
wenselijk of geschikt acht, zonder belemmerd te worden door
anderen.
2. Psychedelica, zoals LSD, vormen de ware Hostie van de Kerk, het
zijn geen 'drugs'. Zij vormen sacramentaal voedsel, manifestaties van
de Genade van God, en behoren daarom iedereen toe.
3. Wij moedigen het tot zich nemen van psychedelica niet aan
onvoorbereiden aan.
Uiteraard bestaat er meningsverschil over het al dan niet
waardevol zijn van religies en religieuze belevingen. Evenzeer is
dit het geval over de betekenis van met of zonder chemische
middelen opgewekte psychische uitzonderingstoestanden van
religieuze of mystieke aard. De (filosofische) materialist zal
iedere bevordering van religieuze gevoelens als zinloos of zelfs als
schadelijk van de hand kunnen wijzen, de idealistische mens niet. Toch
zal ook deze laatste vaak de chemische opwekking als vergiftiging en
onecht en schadelijk beschouwen. Dit alles neemt niet weg dat
dergelijke ervaringen voor bepaalde individuen van grote waarde
geacht kunnen worden.
Voetnoten
(1) F. van Ree, L.S.D.-25, Uitgeverij
Kluwer,
Deventer 1966
(2) M.J. Koenen, J. Endepols, H.L. Bezoen, Handwoordenboek
der Nederlandse Taal, J.B. Wolters, Groningen 23, 1951.
(3) S. Cohen, Het binnenste buiten, een studie over
L.S.D., Van Ditmar, Amsterdam 1966.
(4) W.Y. Evans-Wentz, The Tibetan Book of the Dead, Oxford
University Press, London-Oxford-New York 1969.
(5) T. Leary e.a. De psychedelische ervaring, Een
handbook gebaseerd op het Tibetaanse Dodenboek, De Bezige Bij,
Witte Herdruk, Amsterdam 2, 1970.
(6) M.S.H. Schlemper, Psychofarmaca en Mystiek, “Mens
en Kosmos”, jaargang 24, no. 3, 1968
(7) T. Leary, The religious Experience, Its production
and Interpretation, “Psychedelic Review”, Vol. I, no.
3, 1964.
(8) A. Lansbergen, Hippe Mystiek, AO-reeks boekje
1285, Amsterdam-Antwerpen 31 oktober 1969
(9) G.A. Ladee, Gebruik en misbruik van L.S.D., “Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde” 112, no. 18, 4 mei 1968
(10) MESSAGE IN THE MEDIA, “Innerspace, the magazine of the
psychedelic community”, number three, New York 1966.
Naar boven
|