Home
Stirner, de Wijsneus
Inleiding bij
‘The Unique and Its Property’,
de nieuwe Engelse vertaling van Stirners
‘Der Einzige und sein Eigenthum’
door
Wolfi Landstreicher
2017
WAAROM EEN NIEUWE VERTALING?
Allereerst houd ik van taal- en woordspelingen. Voor mij
is vertalen een soort spel. Het heeft aspecten van een puzzel, van een
ingewikkelde grap en van een alchemistisch experiment (wat levert de
poging op om begrippen over te zetten van de ene naar de andere taal?).
Dat alles is voor mij een reden om te vertalen, in het besef dat elke
vertaling een interpretatie is.
Toen ik voor het eerst The Ego and Its Own
las, viel me op dat het hele boek doorspekt was met nogal wat humor,
sarcasme en satire. Ik heb nooit begrepen hoe iemand Stirner
“humorloos” kon noemen— toch hebben bepaalde critici
(vooral degenen die hem wilden voorstellen als een, in hun ogen,
voorloper van politiek rechts of een andersoortig “ultiem
kwaad”) hem juist daarvan beschuldigd. Nadat ik Stirner’s Criticsen
“De filosofische reactionairen” vertaald had, realiseerde
ik me hoe zeer hij zich te buiten gaat aan spot, sarcasme, soms
dubbelzinnige humor en woordspelingen.
Mijn gestoei met deze vertalingen en gesprekken met Jason McQuinn [1]
verduidelijkten een aantal fouten die ik ontdekt had in de bestaande
Engelse vertaling van Der Einzige und sein Eigentum,
en samen met het plezier dat ik heb als ik bezig ben met vertalen,
bracht dat mij ertoe om met deze klus aan de gang te gaan.
De eerste Engelse vertaling van Stirners boek verscheen in
1907 in druk onder de titel The Ego and His Own.
Het was het werk van Steven T. Byington, een individualistisch
anarchist die betrokken was bij de kring rond Benjamin Tucker. Tucker
financierde het project (en publiceerde het resultaat). Hij stond erop
dat in de titel “ego” gebruikt werd, hoewel dat helemaal
geen precieze vertaling is van “Einzige.” Byington
had heel veel ervaring met vertalen en werkte het grootste deel van
zijn leven als vertaler en corrector. Het is dus geen verrassing dat
Tucker zich tot hem wendde om Stirners werk te vertalen. Maar er zijn
een aantal redenen om te betwijfelen of Byington wel de beste keuze was.
Hoewel hij een individualistisch anarchist was, was hij ook christen
— duidelijk geen fundamentalist, maar wel een actief lid van de
Ballard Vale Congregationalist Church (tegenwoordig de Ballard Vale
United Church) in Andover, Massachusetts, waarvan hij gedurende
tweeëndertig jaar ook administrateur was. Hij maakte zijn
levenswerk van een vertaling van de Bijbel in hedendaags Engels onder
de naam The Bible in Living English.
Zou een goede christen een boek als dat van Stirner kunnen vertalen
zonder de fundamentele betekenis geweld aan te doen? Ik heb zo mijn twijfels.
Ik wil niet het belang ontkennen
van Byingtons vertaling. Zonder die zou ik Stirner niet gelezen hebben
of gemotiveerd zijn geweest om mijn vaardigheid in het Duits nieuw
leven in te blazen. Maar niemand was ooit op het idee gekomen om een
nieuwe vertaling te maken. John Carroll [2] heeft Byingtons vertaling
drastisch ingekort en een paar wijzigingen aangebracht. David Leopold [3]
heeft de vertaling herzien om de anachronismen eruit te halen (en
waarschijnlijk zinnen en zinsdelen toe te voegen die in Byingtons
vertaling weggelaten waren), maar Leopold zelf moeten ook een paar
dingen ontgaan zijn. [4] Overigens is zijn vertaling haast behandeld als
een heilige tekst — nogal ironisch gezien de inhoud.
Ik besloot een nieuwe vertaling te maken omdat ik me, bij het lezen van
de Duitse tekst, realiseerde dat de onjuiste vertaling van de titel en
de eerste en laatste zin niet de enige grove fouten waren in Byingtons
versie. [5] Overal in het boek valt het de lezer op dat het woord
“ego” niet alleen gebruikt wordt als vertaling van “
Ich” (I) , maar soms ook als vertaling van “
Einzelne” (individuele [individual]) en “Einzige”
(unieke [unique]). Bovendien waren er de incidentele grofheden die
Byington verkoos te verwijderen en de humor die hij niet leek te
begrijpen. Maar na het lezen van Der Einzigein het
oorspronkelijke Duits, was het vooral mijn gevoel dat Byington heel wat
van Stirners speelse onstuimigheid ontgaan was, dat voor mij de reden
was om een nieuwe poging te doen, met de bedoeling om dat meer te laten uitkomen.
En daarnaast houd ik, zoals ik al gezegd heb, van spelen met taal. Ik houd van de worstelpartij bij het
pogen niet alleen de betekenis, maar ook een gevoel over te brengen van
de ene taal in de andere. Ik wist dat het een klus was voor meerdere
jaren (ik begon ermee in 2010). Het was een klus waarvan ik zou genieten.
VOOR WIE HEB IK DIT GEDAAN?
Het belangrijkste antwoord op deze vraag heb ik al
gegeven, maar als ik dat alleen voor mezelf ging doen, zou ik dat
duidelijk niet kunnen laten publiceren. Hoe leuk ik in mijn eentje
spelen ook vind, ik vind het extra leuk als ik samen met anderen speel.
Dat is de reden waarom ik mijn vertaling wil delen met bepaalde andere
mensen, maar niet met iedereen. Daarom zal ik eerst iets zeggen over
degenen voor wie ik dit niet heb gedaan.
Ik heb deze vertaling niet gemaakt voor academici, voor saaie
intellectuelen die deze onverschrokken en speelse kritiek op alle
gevestigde ideeën gewoon als een tekst
willen ontleden ten behoeve van hun eigen carrière. Ik weet dat
sommige academici er in elk geval voor zichzelf gebruik van zullen
maken, en ik verwacht niets anders dan dat ze dat dan voor hun eigen
plezier doen. Op hun beurt kunnen sommigen van hen me van voer voorzien
om mijn eigen egoïstische bezigheden vooruit te helpen. Maar ik
zal ze geen proviand leveren. Want — voor zover ze hun rol
aanvaarden binnen de gevestigde structuur, d.w.z. voor zover ze
academicus zijn en als zodanig handelen —
staan ze even ver af van het “enorme, roekeloze,
schaamteloze, gewetenloze, trotse misdrijf,”
dat eigenzinnig zelf-scheppen en zelf-genot vereisen, als elke
bureaucraat, elke politieagent, elke andere regeringsmedewerker [6] en
kunnen dus nooit mijn medeplichtige zijn in mijn zelf-schepping.
In plaats daarvan heb ik deze vertaling gemaakt voor degenen die in
opstand komen tegen alles wat als heilig beschouwd wordt, tegen elke
maatschappij, elk collectief, elke ideologie, elke abstractie die
allerlei autoriteiten, instituties, of zelfs andere individuen hen
proberen op te leggen als een “hogere macht;” voor degenen
die weten hoe ze een boek als dit moeten plunderen, er conceptuele
gereedschappen en wapens uit kunnen halen, die ze kunnen benutten bij
hun eigen, schaterende, spottende zelf-schepping, om boven de kommer en
kwel van de massa uit te stijgen. Met andere woorden, ik heb deze
vertaling gemaakt voor degenen die weten hoe ze een boek niet
moeten behandelen als een heilige tekst, die nagevolgd of hermeneutisch
ontleed moet worden, maar als een wapenarsenaal of gereedschapskist,
waaruit ze alles kunnen pakken dat hen behulpzaam kan zijn bij het
vormgeven van hun leven, hun ontspanning, hun relaties en hun
conflicten, op een manier die ze plezierig vinden.
Mijn aantekeningen bij het geschrift van Stirner zijn dus kort en
bondig en verschaffen net genoeg historische en contextuele
verheldering om het gemakkelijker te maken voor potentiele opstandige
medeplichtigen om de gereedschappen en wapens die ze nodig hebben
tevoorschijn te halen. De academici die een carrière willen
bouwen op Stirner, kunnen hun eigen onderzoek doen (of de overdreven
uitgebreide aantekeningen van Leopold in de Cambridge-uitgave er op naslaan.).
Dit gezegd hebbende, denk ik dat het zinnig is voor de opstandige
lezers als ik nog wat vertel over Stirners onderneming, zoals ik die
begrijp en over aan aantal keuzes die ik heb gemaakt bij het vertalen.
STIRNER, DE WIJSNEUS
Vrijwel elke wetenschapper die zich in Stirner verdiept, of
hij nu autodidact of universitair geschoold is, blijft hardnekkig
verwijzen naar de schrijver van De Enige…als
een filosoof. Ik kan me niet heugen dat Stirner dat ooit zelf gedaan
heeft en in de periode dat hij zijn boek schreef, was hij al tot de
stellige conclusie gekomen dat filosofie een grap was, die door haar
verspreiders veel te serieus werd genomen, kletskoek waarmee alleen de
draak dient gestoken te worden. En iemand die zich vrolijk maakt over
filosofie filosoof noemen is even absurd als een goddeloze atheïst
[7] theoloog noemen.
Filosofen zijn uit op de laatste antwoorden
— universele antwoorden. En zodoende zijn ze dus minnaar van de
wijsheid. Ze vatten wijsheid op als iets objectiefs, als iets dat op
zichzelf bestaat, buiten elk individu, en als iets dat ze moeten
nastreven, in plaats van het te zien als hun eigendom, hun eigen
attribuut waarvan ze gebruikmaken naar het hun past. Ze zijn nog steeds
gehecht aan het idee van een “wijsheid” die groter is dan
zij, jou of mij. Stirner noemde ze “vrome atheïsten,”
een bijzonder bijtende opmerking in een land waar de meest extreme
christenen bekend stonden als “piëtist.” Zolang iemand
deze externe, zogenaamd universele wijsheid nastreeft, kan hij wel een
wijs man zijn (wat dat ook moge betekenen), maar hij zal nooit een
wijsneus zijn. Stirner was een wijsneus, omdat hij begreep dat er geen
ultieme, universele wijsheid te vinden is; het doel van de filosoof is
een hersenschim, die alleen spot en hoongelach verdient. En in zijn
geschriften spotte en schaterlachte Stirner vaak op de schitterendste
onbehouwen manieren. Helaas hebben zowel zijn critici als zijn
leerlingen de grap niet gesnapt. [8] En een grap uitleggen is nooit even
leuk als hem uithalen. Vandaar Stirners toenemende ergernis (nog steeds
geestig en even fel verwoord) in De recensenten van Stirner en
De filosofische reactionairen.
Ondanks
het feit dat een grap uitleggen vervelend is, zal ik mijn best doen om
dat tot op zekere hoogte toch te doen, voornamelijk omdat sommige
mensen die Stirner te letterlijk en ernstig hebben opgevat, de meest
lachwekkende conclusies hebben getrokken over hem en de rebellen die
zijn geschriften nuttig hebben gevonden bij het ontwikkelen van hun
eigen rebelse denken.
Om te beginnen drijft Stirner de spot
met de filosofie zelf. Dat blijkt uit zijn opmerkingen over Socrates zowel in
De enige en zijn eigendom, als in De filosofische reactionairen.
Hoewel hij zonder twijfel zijn felste spot richtte op de Duitse
filosofie en filosofen van zijn tijd — Hegel, zijn voorgangers,
zijn leerlingen en zijn links-Hegeliaanse [9] critici — ondergraaft
Stirners spottende, speelse logica de hele filosofische onderneming,
waarbij hij, behalve de persoonlijke voorkeuren van het individu wat
betreft zijn eigen gedrag, geen plaats overlaat voor metafysica,
ontologie, ethiek, enz.
Zijn spot is dus voornamelijk gericht op
de Hegeliaanse methode, die in Duitsland in de tijd van Stirner de
dominante filosofische methode was geworden. En zijn grap doortrekt het
hele boek. In de eerste plaats schetst hij zorgvuldig de contouren van
De Enige om daarmee die van Hegels De fenomenologie van de geest
en Feuerbachs Het wezen van het Christendom
te evenaren, en tegelijkertijd de basis van beide boeken te
ondermijnen. Sommige wetenschappers hebben hem de ultieme Hegeliaan
genoemd, omdat hij in zijn boek gebruikmaakt van Hegels dialectische
methode. [10] Maar in De filosofische reactionairenverklaart
Stirner dat ook dat deel van de grap uitmaakt: “Hebben jullie,
filosofen, er enig vermoeden van dat jullie met jullie eigen wapens
zijn verslagen? Geen flauw idee? Wat voor antwoord kan jullie gezond
verstand geven, als ik weer dialectisch oplos, wat jullie zomaar
dialectisch geponeerd hebben? Jullie hebben mij laten zien, met wat
voor welbespraaktheid men van alles niets en van niets alles, van zwart
wit en van wit zwart kan maken. Wat hebben jullie ertegen, als ik
jullie je zuivere kunstje teruggeef? Met het dialectische kunststuk van
een natuurfilosofie kunnen jullie noch ik de grote feiten van het
huidige natuuronderzoek oplossen, net zomin als Schelling en Hegel dat
hebben gedaan.” [11] Stirner verkoos de methode te gebruiken van
degenen met wie hij de draak stak om te ondergraven wat zij beweerden
dat die methoden lieten zien, niet omdat hij geloofde in die methoden,
maar omdat hij wilde aantonen dat het op zijn best niet meer dan
intellectuele instrumenten waren, instrumenten die zodanig veranderd
konden worden dat ze vrijwel elke toepassing in het rijk der
ideeën te niet konden doen.
Wat Stirner wil zeggen laat
geen ruimte voor enige universele of historische vooruitgang,
dialectisch of anderszins. Het is geen toeval dat Stirner zijn boek
begint en besluit met dezelfde woorden, ontleend aan Goethe’s
gedicht Vanitas! Vanitatum Vanitas! Ik heb die woorden (Ich
hab′ mein Sach′ auf Nichts gestellt) vertaald als:
“Ik heb mijn zaak op niets gesteld.” Goethe’s gedicht
doet denken aan een drinklied, iets dat vrienden vrolijk samen aan een
bar kunnen zingen. Stirners gebruik ervan in het begin en aan het eind
van het boek was een manier om te zeggen, “Ik vermaak me, en dat
is het enige wat er toe doet, dus neem het allemaal niet zo
serieus.” En wat hij voorstelt — volledig bewuste
zelfgenoegzaamheid en zelf scheppen voor je eigen plezier — zijn
even volmaakt a-historisch en anti-vooruitgang (in elke universele en
historische betekenis) als waarop moralisten en ideologen ter
linkerzijde aanspraak kunnen maken. Maar dat is wat zijn voorstel echt
rebels en echt anti-autoritair maakt. Geschiedenis en vooruitgang zijn
namelijk altijd de geschiedenis en vooruitgang geweest van de
machthebbers die willen dat iedereen voor hen leeft en voor de idealen
en waarden die zij hen opleggen.
In het licht van Stirners
anti-historische, anti-progressieve, volstrekt in-het-hier-en-nu en
egocentrische zienswijze, moeten de lezers zich realiseren dat elk
verhaal over historische processen en alle schijnbaar progressieve
beschrijvingen in Stirners boek deel uitmaken van de grap, van zijn de
draak steken met de opvattingen waarover hij zich vernietigend uitlaat.
Onlangs las ik een pamflet [12] waarin een van de schrijvers aanneemt dat
het hoofdstuk van De Enige met de titel Een mensenleven,
uitdrukking geeft aan Stirners idee over de manier waarop het individu
zich ontwikkelt. Maar in de titel van dat hoofdstuk gaf Stirner ons
juist een onhandige aanwijzing dat dit níet zijn standpunt is,
maar deel uitmaakt van de grap. Hoewel Stirners spot een aanval is op
alle idee-fixen, op alle idealen die boven elk uniek wezen en zijn
zelfgenot zijn geplaatst, is het een aanval die rechtstreeks gericht is
op het humanisme dat door Feuerbach, Bruno en Edgar Bauer (en de andere
“kritische critici”) en de verschillende liberalen en
radicalen van die tijd, naar voren werd geschoven als vervanging van
het christendom en het theïsme. Als Stirner het heeft over een
“mensenleven” spreekt hij niet over zijn leven, jouw leven,
mijn leven of het leven van de “mensheid” in het algemeen
[13] (aangezien voor Stirner de “mensheid” zelf ook maar een
hersenschim is — zoals hij dat meer dan eens uitdrukkelijk zegt).
Hij vertelt de lezer die de grap doorheeft, dat hij een karikaturaal,
spottend beeld geeft van de manier waarop zijn tegenstanders de
menselijke ontwikkeling zien, met de bedoeling het tegen henzelf te
keren.
Op dezelfde manier is het beeld dat Stirner schetste van
een zogenaamde historische vooruitgang in “Deel I: De
Mensheid” (en in het bijzonder in “De Hiërarchie) niet
zijn eigen visie op de geschiedenis. Stirner was geheel opzettelijk
a-historisch. In plaats daarvan dreef hij de spot met Hegels
dialectisch progressieve visie op de geschiedenis met de bedoeling die
terug te kaatsen naar degenen die dat Hegeliaanse idee gebruikten om
hun eigen mening te ondersteunen.
De ogenschijnlijke
hiërarchie bij de rassen waarvan sprake was in de opvatting
waarmee Stirner de draak steekt, is rechtstreeks afkomstig van Hegel [14]
(hoewel Hegel, net als de meeste progressieve denkers in die tijd, ras
niet biologisch opvatte en aannam dat de hele mensheid uiteindelijk de
progressieve omwenteling kon meemaken waarin hij geloofde), en Stirners
gespot is een heerlijke politiek incorrecte grap over de door Hegel
veronderstelde culturele hiërarchie. Stirners speelse argument is
dat je, zelfs al neem je aan dat er een geschiedenis is die
voortschrijdt, volgens Hegels eigen logica uiteindelijk weer terug bent
bij het egoïsme. Al die vooruitgang brengt ons nergens anders
heen… En het feit dat hij zijn Duitse tijdgenoten
“mongolisme” toeschrijft, laat zien dat zelfs een van zijn
tactieken om de censuur te ontlopen (door steeds, als hij een kritische
verwijzing naar de Duitse autoriteiten van zijn tijd maakt,
“China” of “Japan” te gebruiken) deel uitmaakt
van de grap.
Het kan best dat Stirner hier een diepzinnigere
grap uithaalde. Toen ik voor het eerst Byingtons vertaling van Stirner
las, realiseerde ik me dat er veel parallellen bestonden tussen
Stirners ideeën en aspecten van het taoïsme en boeddhisme. In
1906 had Alexandra David-Neel [15] Stirners ideeën al vergeleken met
die van de taoïst Yangzi. Stirner benadrukte de vergankelijkheid
van elk individu en verwierp elk uitgekristalliseerd “Ik”
evenzeer als elke andere hersenschim. Hij zag het overschrijden van de
grenzen van het denken als een noodzakelijk onderdeel van ten volle
leven, als je vergankelijke zelf in het hier en nu. Hij zag dat
zelfgenot het volmaaktst bereikt werd in zelfvergetelheid.
En in De recensenten van Stirner sprak
hij over de unieke mens (der Einzige) op een manier die overeenkomt met
de manier waarop doorgaans over de Tao gesproken wordt in de Tao Teh
Ching. “Stirner benoemt de unieke mens en zegt tegelijkertijd:
namen benoemen jou niet; hij spreekt een naam uit doordat hij hem de
unieke mens noemt, en voegt daar echter aan toe, dat de unieke mens
maar een naam is. . . . Wat Stirner zegt, is een woord,
een gedachte, een begrip; wat hij bedoelt,
is geen woord, geen gedachte, geen begrip. Wat hij zegt is niet wat hij
bedoelt, en wat hij bedoelt is onzegbaar.” [16] Was Stirner zich
bewust van deze overeenkomsten? Ik weet niet welke voordrachten van
Hegel Stirner heeft bijgewoond toen hij studeerde aan de universiteit
van Berlijn, maar mij is bevestigd dat Hegel colleges gaf in de
Oosterse filosofie. Dat geeft aan dat in het Duitsland van die tijd
boeddhistische, taoïstische en andere Oosterse geschriften
beschikbaar waren. En ik neem graag aan dat Stirner daarvan een aantal
heeft gelezen en, zoals een egoïstische zelfschepper betaamt, wat
hij aantrekkelijk en bruikbaar vond in die geschriften eruit pikte om
zijn eigen manier van leven en wereldbeeld te onderbouwen. Als dat zo
is, voegt dat een bepaalde ironische diepgang toe aan zijn spel met het
Duitse “mongolisme.”
Ik kan nog verder gaan met mijn
poging om Stirners grappen, sarcasme en schimpscheuten nader te
verduidelijken, maar zoals ik hierboven al heb gezegd, is grappen
uitleggen nooit zo leuk als ze maken. Voor Stirner had de geschiedenis
geen uiteindelijk doel, geen intrinsieke vooruitgang en dus kon de
dialectiek nooit meer zijn dan een instrument. De toepassing die hij
vond voor dit instrument was juist de dialectiek gebruiken voor het
ondergraven van de dialectiek. En dat werkte het best door middel van
spot en sarcasme. Stirner was een rasechte goddeloze atheïst, wat
ik graag een atheïst zonder bokshandschoenen noem. In zijn leven
had hij geen behoefte aan of verlangen naar een god, zelfs niet naar
het bereiken van een uiteindelijk uitgekristalliseerd “ik”
en hij was bereid — en had daar echt plezier in — om alle
consequenties te aanvaarden van zijn goddeloosheid. Zonder god geen
basis voor moreel gedrag; zonder god geen basis voor het heilige;
zonder god geen universele betekenis, geen universele bedoeling, geen
universeel doel; in feite geen universeel universum. Het universum is
iets absurds. De enige betekenissen, doelen, bedoelingen en universums
zijn de zeer kortstondige en vergankelijke die individuen voor zichzelf
creëren. Geconfronteerd met die alles omvattende absurditeit, kun
je ervoor kiezen die te ontkennen en aannemen dat je eigen betekenissen
universeel zijn, en zodoende worden wat Stirner een “bedrogen
egoïst” noemde; dat is de voor de religieuze mens (waaronder
ideologen als Marx en zijn volgelingen, Hitler of Mises [17] en die van
hen) kenmerkende weg. Je kunt je laten overweldigen door dat absurde en
vervallen tot een nieuwe religie of een kosmisch pessimisme, waarin dat
een angstaanjagende god is (of je dat al dan niet die naam geeft), en
zodoende een “bedrogen egoïst” worden. Of je kunt doen
wat Stirner deed en de grap inzien van het ultieme absurde en begrijpen
dat het dit gebrek aan een universele betekenis en doel is, dat jou en
mij in staat stelt om voor onszelf eigenzinnig ons leven te scheppen.
Stirner zette eigenzinnig zijn eigen zelfscheppende kracht in en
richtte zich op alles wat als onaantastbaar beschouwd wordt, met de
bedoeling dat met de grond gelijk te maken. Hij wist dat het beste
wapen om dat onaantastbare te slopen is er schaterlachend de draak mee
te steken. In plaats van een wijs man te zijn, koos Stirner ervoor een
wijsneus te zijn, en als je de grap niet doorhebt, sta je zelf voor joker…
OVER DE VERTALING
Zoals ik hierboven al zei, ik geniet van vertalen.
Tegelijkertijd kent elke vertaling haar frustraties, en in het
bijzonder in dit geval. Voor mij was een van de grootste frustraties
dat Stirner in het origineel nogal wat woordspelingen gebruikte,
waarvan ik de meeste niet naar het Engels kon vertalen. Dat spelen met
woorden laat heel goed zien hoe speels, schertsend en spottend van aard
Stirners boek is. In een voetnoot een woordspeling uitleggen geeft
helaas niet hetzelfde gevoel als de woordspeling zelf (net zoals je
niet kunt lachen om de uitleg van een grap). Toch heb ik voetnoten
toegevoegd met de bedoeling te laten zien hoeveel woordspelingen erin
staan. Waar je een reeks voetnoten ziet in een passage waarin alleen
maar Duitse woorden staan, wil ik daarmee te laten zien waar Stirner
een woordspeling gebruikte.
Iets anders dat voor een vertaler frustrerend kan zijn is dat een
vertaling altijd, onvermijdelijk, een interpretatie is. Zelf vind ik
dat niet frustrerend, omdat het mijn bedoeling is me, alles wat ik lees
en waarvan ik geniet, eigen te maken. Toch denk ik dat het voor de
lezers nuttig kan zijn als ik verantwoording afleg over een aantal van
de door mij bij deze vertaling gemaakte keuzes.
De titel bevat twee woorden die centraal staan in wat Stirner beoogt.
Dat zijn “Einzige” [18] en “Eigentum.” In
Stirner’s Critics, maakte Stirner duidelijk dat “Einzige”
voor hem, niet meer dan een naam was, een woord dat gebruikt werd om
iets onbeschrijfelijks en onvoorstelbaars aan te duiden, omdat het
nergens mee te vergelijken was en dat voor elke beschrijving, elke
voorstelling vergelijken nodig is. Wat is dat onvoorstelbare,
onbeschrijfelijke, nergens mee te vergelijken iets? Dat ben ik, hier en
nu op dit moment, jij, hier en nu op dit moment, elk geheel
voorbijgaand individu dat uitsluitend bestaat in het onmiddellijke
heden. Alle woorden die gebruikt worden om dat te beschrijven zijn
ontoereikend, omdat ze vervallen tot vergelijken en dus een leugen.
Stirner gaf het dus gewoon een naam. Ik merkte dat er een paar manieren
waren om “Einzige” te vertalen. In de meeste
gevallen vertaalde ik het als “de unieke [the unique].”
Niet “de unieke mens [the unique one]” omdat het niet
Stirners bedoeling was om met “Einzige” een wezen te
beschrijven, maar in plaats daarvan, om het in zijn geschrift aan te duiden, een naam
te geven aan iets dat niet kan worden beschreven. In mijn vertaling is
“de unieke [the unique]” die naam. Maar een ander
mogelijkheid om “Einzige” te vertalen is “de
enige [the only one].” Er zijn een paar passages in The Unique
waar deze vertaling begrijpelijker is en daar heb ik die gebruikt. Waar “
einzige” gebruikt is als een bijvoeglijk naamwoord, heb ik
het gewoon vertaald als “uniek [unique].”
Mijn keuze om “Eigentum”
te vertalen als eigendom [property], was voor de hand liggend. Het
Duitse woord heeft, net als het Engelse “property,” een
breed spectrum aan betekenissen en is niet beperkt tot de economische.
In Der Einzige und sein Eigentum, gebruikt Stirner het in de
ruimste zin des woords, en bedoelt daarmee alle eigenschappen,
ervaringen, handelingen, dingen, enz. die ervoor zorgen dat een
individu in het nu, volstrekt anders is dan alle andere individuen. Hoe
ruim Stirner zowel de unieke als zijn eigendom opvatte blijkt heel
duidelijk uit deze passage uit Stirner’s Critics:
“Jij unieke mens, bent alleen maar de “unieke mens
,” samen met “jouw eigendom.”
Het ontgaat je echter niet dat, wat jou eigendom is, tegelijkertijd
zijn eigen eigendom is of een eigen bestaan heeft, een unieke is net
als jij...” [19] Er schuilt dus niets humaans in “de
unieke.” Elk dier, elke boom, elke rots, enz. is dus voor
zichzelf de unieke met zijn eigendom, zijn eigen wereld, die zich even
ver uitstrekt als zijn eigenschappen, zoals Stirner dat zou zeggen. En
voor Stirner valt mijn eigendom exact samen met mijn hele wereld voor
zover ik daar vat op heb. Jouw eigendom is jouw hele wereld voor zover
jij daar vat op hebt. Eigendom is dus een
“waarnemingsfenomenologie” samen met mijn vermogen om het
waargenomen in me op te nemen en op in te werken. Als ik me bewust word
van mijn eigen macht daarbij, waarom zou ik dan ooit mijn eigendom
willen terugbrengen tot wat de staat mij toestaat? Hoe zou ik dat ooit
kunnen beperken tot economie? Als Stirner het in “Mijn
Omgang” specifiek heeft over economisch eigendom, wijst hij erop
dat privé-eigendom ook staats-eigendom is,
niet mijn eigen eigendom, omdat het alleen krachtens de wet bestaat,
dat wil zeggen, met toestemming van de staat. Zelf bezit ik werelden.
Voor de staat, kan ik alleen bezitten wat ze toestaat (d.w.z. wat
degenen die voordeel hebben van het bestaan van die relaties, die jij
en ik “de staat noemen, toestaan). Als Stirner het had over
eigendom, bedoelde hij de werelden van ervaring, waarneming,
verbeelding en actie, die jij en ik voor onszelf scheppen, verslinden
en vernietigen. Dat moet je in gedachten houden als wilt begrijpen wat
Stirner over eigendom heeft gezegd.
Twee andere belangrijke woorden in Stirners werk zijn “
Egoismus” en “Egoist.”
Ik vermeld ze hier niet omdat er enige twijfel is over hoe ze vertaald
moeten worden. “Egoïsme” en “egoïst”
zijn duidelijk prima vertalingen. Maar er zijn een paar domkoppen die
lijken te denken dat egoïsme betekent geloven in iets dat
“het ego” genoemd wordt en een egoïst iemand is die daarin gelooft.
Nee, egoïsme is handelen als het middelpunt van je eigen wereld en
een egoïst is iemand die zichzelf daarin herkent.
Zo gezien is eigenzinnig egoïsme niets anders dan jouw wereld zelfzuchtig
tegemoet treden, of beter gezegd, op een schaamteloos op jezelf
gerichte manier. [20] Door het heilige aan te vallen, viel Stirner de
“Geist” aan. Variaties van het woord (als
zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord, en de bijwoordsvorm) kun je
overal in het hele boek aantreffen. “Geist” heeft
een grotere reikwijdte aan betekenissen, dan al haar Engelse
equivalenten, en daarom kon ik niet de keuze maken voor een enkele
woord dat ik in het hele boek kon gebruiken. Onder de mogelijke
vertalingen zijn “spirit,” “mind” en
“intellect.” In een andere context is het ene of het andere
woord zinvoller en daarom heb ik mijn keuzes gebaseerd op de context.
Op dezelfde manier kunnen bijvoeglijke vormen van dat woord
(bijvoorbeeld, “geistlich”) vertaald worden als
“spiritueel,” “mentaal,”
“intellectueel” en dergelijke. Ook daarbij heb ik mijn
keuzes gemaakt op grond van de context. Maar ik denk dat het zinnig is
dat degenen van jullie die dit boek lezen, weten dat overal waar een
van de hierboven genoemde Engelse woorden staat, het verwijst naar dat
ene Duitse woord “Geist.”
Stirners aanval is gericht op alles wat heilig is, maar in de tijd dat
hij schreef brachten Feuerbach, Bruno en Edgar Bauer, en een groot
aantal hervormers en revolutionairen van allerlei slag, verschillende
versies van het humanisme naar voren als vervanging voor het
christendom. Zoals Stirner betoogde, waren deze “vrome
atheïsten” bezig met het scheppen van een nieuwe versie van
het heilige, een nieuwe “oppermacht.” Met een boosaardig
sarcasme viel Stirner dus in het bijzonder dit humanisme aan. Daarom
besloot ik dat het belangrijk was om het ongeslachtelijke zelfstandig
naamwoord “Mensch” te vertalen als “human
being” in plaats van “man.” Omdat “Unmensch”
een Duits woord is dat specifiek gebruikt wordt om monsters aan te
duiden, had ik bovendien het gevoel dat ik Stirners bedoeling
duidelijker kon uitdrukken door het ideaal “
Mensch” te onderscheiden van “Unmensch”
door voor de laatste “inhuman monster” te gebruiken.
Byingtons “unman” leek me gewoon de sarcastische bedoeling
van Stirner te missen.
“Wesen,” is net als “Geist,”
een ander zeer veelbetekenend begrip in de hegeliaanse filosofie. In de
meeste gevallen heb ik het vertaald als “essentie
[essence]” omdat het niet verwijst naar het feitelijk bestaan van
individuen van vlees en bloed, maar naar een “verhevener”
voorstelling van wat dergelijke individuen “zouden moeten”
zijn. De enkele keer dat ik “wezen” gebruik in plaats van
“essentie” om “Wesen” te
vertalen is in passages waarin Stirner “hochste
Wesen” (opperwezen) gebruikte om naar god te verwijzen.
In het hele boek maakt Stirner vrij vaak gebruik van het woord “Lump.”
Byington vertaalde dat begrip door “schooiertje.” In plaats
daarvan heb ik het vertaald als “pauper,” omdat ik denk dat
dat laatste woord duidelijker aangeeft wat Stirner met dat begrip wilde
overbrengen: iemand die zich vereenzelvigt met een slachtoffer van de
omringende wereld en dus als “bezitloos” en daarom gaat
bedelen als zijn manier van leven.
Een ander begrip dat Stirner in het hele boek herhaaldelijk gebruikt is “
Spuk.” Dat is in feite het zelfstandig naamwoord van het
Duitse werkwoord “spuken” wat ik in het Engels heb
vertaald als “to haunt.” De meest letterlijke vertaling van “Spuk”
zou waarschijnlijk “haunting” zijn, gebruikt als
zelfstandig naamwoord, maar hoewel ik het gevoel had dat
“spook” teveel de connotatie heeft van een of ander
rondspokend iets, was volgens mij dat “haunting”
niet concreet genoeg. Ik heb er dus voor gekozen “Spuk”
te vertalen als “phantasm.” Volgens mij drukt dat woord uit dat
voor de gelovige deze oorsprong van “haunting” heel concreet is, maar het
hoogstwaarschijnlijk allemaal verbeelding is. De lastig gevallen
[haunted] persoon wordt lastig gevallen door iets dat hij zelf in het
leven heeft geroepen.
Ten slotte, zou ik “Burger”
hebben kunnen vertalen als “bourgeois,” “burger
[citizen]” of “gewone man [commoner],” maar het woord
heeft altijd de gevoelswaarde van iemand die rechtmatig eigendom bezit
in tegenstelling tot een proletariër waarmee, in Stirners tijd,
iemand werd aangeduid die naar de wet bezitloos was.
Aangezien Stirner op een aantal plaatsen in het boek gebruik heeft
gemaakt van dat onderscheid (per slot van rekening waren degenen van
wie hij de ideeën bekritiseerde de communisten van die tijd) heb
ik het woord doorgaans vertaald als “bourgeois,” hoewel ik,
waar het in de context zinniger was, het vertaald heb als “burger
[citizen].”
Ik denk dat dit een toereikende verduidelijking is van de keuzes die ik
gemaakt heb in deze vertaling. Ik besef dat elk van die keuzes
uitdrukking geeft aan een door mij gemaakte interpretatie. Dat heb ik
gedaan omdat ik denk dat ze beiden de bedoelingen van Stirner
duidelijker weerspiegelen en het boek bruikbaarder maken voor de
zelf-scheppende rebellen voor wie ik bij deze vertaling mijn best gedaan heb.
EEN PAAR WOORDEN TOT BESLUIT
Hoewel het duidelijk is dat iedereen dit boek kan
lezen en gebruiken naar eigen believen, heb ik deze vertaling
allereerst voor mijn eigen plezier gemaakt en op de tweede plaats als
een geschenk voor andere bewuste, eigenzinnige en rebelse
zelf-scheppers, als gereedschap en wapen in hun project van het
vormgeven van hun leven op hun eigen voorwaarden, tegen alles in wat
hun opgelegd kan worden. Stirners ideeën en woorden hebben
heel wat te bieden, maar nog meer dan dat, verschaft zijn methode
een zeer bruikbaar en plezierig wapen: genadeloze en jolige spot, het
sarcastisch gebruik van de methode van zijn tegenstanders om hun eigen
ideeën op henzelf terug te laten slaan, de wrede en uitgelaten
lach van iemand die de waanideeën doorziet, die anderen geketend houden.
Stirner combineerde grapjes in de vorm van woordspelingen, (meestal)
subtiele zinnelijkheid en sarcasme
met een overkoepelende grap die de bouwwerken ondermijnt
van filosofie, religie, politiek en alle overkoepelende denksystemen,
om de fundamenten van het heilige op te blazen. Maar dat is iets dat
ieder van ons met zichzelf moet uitvechten. Stirner genoot van het
schrijven. Zijn grijns strekt zich uit over de bladzijden en herinnert
ons allemaal, die rebelleren en voor onszelf scheppen, eraan dat dit
één grote, wilde, uitbundige grap is, die uitgehaald
wordt bij elke “hogere waarde,” een boek bedoeld om alles
onderuit te halen dat iedereen voor heilig houdt.
-WOLFI LANDSTREICHER
Noten:
1) Jason McQuinn is redacteur van Anarchy: A Journal of
Desire Armed and Modern Slavery: The Libertarian Critique of Civilization,
en de auteur van “Clarifying the Unique and Its Self-Creation: An
Introduction to ‘Stirner’s Critics’” en
“The Philosophical Reactionaries;” dat een inleiding vormt
bij mijn vertaling van die twee geschriften van Stirner (Max Stirner, Stirner’s Critics,
vertaald door Wolfi Landstreicher, LBC Books en CAL Press, 2012). Voor
degenen die belangstelling hebben voor het onderzoek van de
intellectuele achtergrond van Stirners ideeën, is McQuinns
uitgebreide inleiding een goed uitgangspunt.
2) Redacteur van de “Roots of the Right”-uitgave van het boek.
3) Redacteur van de “Cambridge Texts in the History of Political Thought”-uitgave.
4) In de originele tekst ben ik zinnen en zinsdelen tegengekomen die
niet voorkomen in de uitgave van Leopold. In deze staan ze wel.
5) De eerste en laatste zin van het boek zijn hetzelfde; op de
betekenis daarvan zal ik later ingaan. Het is ontleend aan een gedicht
van Goethe. Aan het eind van het boek zorgt deze verkeerde vertaling
ervoor dat het verband met de voorafgaande paragraaf en deze zin verloren gaat.
6) Aangezien de grote meerderheid van de universiteiten onder
staatstoezicht staat, zijn degenen die daar carrière maken,
werknemer van de regering. Als ze niet onder staatstoezicht staan,
worden ze beheerd óf door religieuze instellingen, óf
door groeperingen die verbonden zijn aan institutionele
machtsstructuren, waardoor die carrièremakers werknemer van die
instellingen zijn.
7) In tegenstelling tot de theïst en de vrome “atheïsten”
die god vervangen door een andere godheid. 8)
Niemand die de grap doorheeft kan ooit nog een leerling zijn van
Stirner, omdat die geen antwoorden geeft, niets om in te geloven, niets
anders geeft dan een paar instrumenten om alle geloof te ondermijnen,
alle idee-fixen. 9) Deze term werd niet gebruikt door mensen die
als zodanig geëtiketteerd waren, maar is later bedacht door
filosofie-historici om het eenvoudiger te maken om deze critici van
Hegel uit het midden van de negentiende eeuw te onderscheiden van de
orthodoxere volgelingen van Hegel. Een aantal van hen waren vrienden of
in ieder geval verenigd in groepen zoals die Freien (de Vrijen),
die elkaar ontmoetten in Hippels bodega. Stirner maakte deel uit van die groep. 10)
Ik zeg nadrukkelijk ‘Hegels dialectische methode’ omdat
zijn dialectiek een zeer kenmerkende, progressieve formulering was,
waarvan aangenomen werd dat die een laatste synthese zou bereiken aan
het eind van de geschiedenis, anders dan de oude Griekse dialectiek die
gewoon verwees naar een voortdurende ideeënstrijd zonder een
eindpunt te bereiken. 11) Stirner, Max, De filosofische reactionairen.
Zie elders op de website, pag. 3. 12)
Max Stirner’s Political Spectrography (Spectral Emissions,
Seattle, 201 5), door Fabian Luduena, inleiding door Alejandro de Acosta. 13)
Om de woorden te gebruiken van Alejandro de Acosta, “een min of
meer opzettelijk gebaar naar een prehistorisch antropogenetisch
moment” (ibid., p. Vii). 14) Zie in het bijzonder Hegels
Encyclopedie en Geschiedenis van de filosofie. 15)
Het meest bekend door de avonturen tijdens haar reizen in Tibet en haar
boeken over het Tibetaans boeddhisme, die voortgekomen zijn uit die
avonturen. Alexandra David-Néel was een Belgische, bevriend met
Élisée Reclus en schreef af en toe voor anarchistische
periodieken. In The Theory of the Individual in Chinese Philosophy Yang-Chou,
vergeleek ze de ideeën van de vroege (en enigszins
controversiële) taoïst Yangzi met die van Stirner. Dat essay
is te vinden in Neither Lord nor Subject: Anarchism and Eastern Thought
(Meester noch knecht: Anarchisme en het Oosters denken), Enemy Combatant Publications,
2016. 16) Stirner, Max, De recensenten van Stirner, pag. 2. Zie elders op de website. 17)
Ludwig von Mises was een van de belangrijkste theoretici van de
Oostenrijkse school, die een extreme laissez-faire variant van de
economische theorie verkondigde. De voorstanders van deze economische
richting bleven doordrongen van het denken van Aristoteles en namen dus
aan dat de Rede (in een absolute, ondeelbare betekenis) het beste
begrip verschaft van de economische krachten die in het spel zijn. Dat
is de reden dat ze in hun denken even religieus blijven als marxisten.
Een aantal Libertariërs, anarcho-kapitalisten en andere
vrije-markt-anarchisten zijn aanhangers van de Oostenrijkse school. 18)
In het Duits worden alle zelfstandige naamwoorden, behalve
voornaamwoorden geschreven met een hoofdletter. Als een Duits woord
gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord en als bijvoeglijk naamwoord,
kun je die van elkaar onderscheiden doordat het al dan niet geschreven
wordt met een hoofdletter.
19) Stirner, op. cit. , p. 63
20) Dat maakt geenszins een einde aan vrijgevigheid, liefde,
vriendschap, gemeenschap, enz. Het betekent gewoon dat ik, als
egoïst, relaties aanga en communiceer, op welke manier dan ook,
voor het plezier da ik daaraan ontleen.
ISBN 978-1-94 3687-90-9
Translated, edited and introduced
by Apio Ludd aka Wolfi Landstreicher
Copy edited by Ann Sterzinger
Designed and typeset ©2017 by Kevin I. Slaughter
With gratitude to Trevor Blake
Footnotes whose number at the bottom of the page is
followed by a triangle are found in early German editions,
though often expanded upon here by translator.
All others are solely by the translator.
For more information on Max Stirner and Egoism, visit:
UNION OF EGOISTS
WWW.UNIONOFEGOISTS.COM
Published by
UNDERWORLD AMUSEMENTS
WWW.UNDERWORLDAMUSEMENTS.COM
The Anarchist Library
Anti-Copyright
Wolfi Landstreicher
Stirner, the Wise Guy
Introduction to The Unique and Its Property the brand-new translation of
Der Einzige und sein Eigentum
june 2017
Pdf:
https://libcom.org/library/unique-its-property
theanarchistlibrary.org
Eerste nieuwe Engelse vertaling sinds 1907.
Der Einige und sein Eigentum biedt de wereld een
radicale visie: egoïsme, de idee dat het individu de maat is van
alle dingen. Het magnum opus van Max Stirner werd voor eerst
gepubliceerd in Duitsland, in 1844. In 1907 publiceerde Benjamin Tucker
de eerste Engelse vertaling van Der Einzige und sein Eigenthum,
vertaald door Steven T. Byington onder de titel The Ego and His Own.
Elke uitgave van Stirners boek sindsdien is een reproductie of herziening geweest
van Byingtons vertaling. Tot nu.
In de eerste nieuwe Engelse vertaling sinds 1907, heeft de
egoïstisch-anarchistische schrijver en historicus Wolfi
Landstreicher zich trouw gehouden aan zowel de vorm als de bedoeling
van Stirners boek. Terwijl Byington Stirners meer bijtende kritieken en
zijn humor heeft afgezwakt, biedt deze uitgave elke “toevallige
grofheid” en alle “speelse ongeremdheden” die in het
oorspronkelijke Duits te vinden zijn.
Elke groep eist loyaliteit,
het onderschrijven van haar begrip van goed en kwaad, en vooral
verzet tegen de anderen. The Unique and Its Property
is een tegengif tegen de moralisten van zowel het heilige als het
wereldse. Het is een lichtgevende toorts die het eenzame pad verlicht
van het onverschrokken individu en niet toevallig ook elke heersende
politiek en filosofie in vuur en vlam zet.
Max Stirner
Johann Kaspar Schmidt (25 oktober 1806 – 26 juni 1856), beter
bekend als Max Stirner, was een Duitse filosoof. Hij wordt vaak gezien
als een van de voorlopers van het nihilisme, existentialisme, de
psychoanalytische theorie, postmodernisme en individualistisch
anarchisme. Stirners belangrijkste boek is Der Einzige und sein Eigentum.
Dit werd in 1844 voor het eerst gepubliceerd in Leipzig en is
sindsdien verschenen in talrijke uitgaven en vertalingen.
Wolfi Landstreicher
Wolfi Landstreicher is een nom de plume van een eigentijdse
egoïstisch/anarchistisch filosoof, die betrokken is bij
theoretische en praktische activiteiten. Meer recent publiceerde hij
onder de naam Apio Ludd, maar hij is ook bekend als Feral Faun (van
ongeveer 1982 tot 1992), en heeft ook geschreven onder andere namen en
zonder naamsvermelding.
Wolfi begon zijn eigen vertaling van Max Stirners
Der Einzige und sein Eigenthum in 2010.
Hij was uitgever van het anarchistische tijdschrift Willful Disobedience
(Moedwillige ongehoorzaamheid), dat verscheen van 1996 tot 2005, en
tegenwoordig publiceert hij allerlei anarchistische, radicale,
surrealistische en poëtische pamfletten en boekjes, waaronder
sinds 2012 het egoïsten-tijdschrift
My Own.
Zijn ideeën zijn beïnvloed door het insurrectionary anarchism
(opstandig anarchisme), Max Stirners egoïsme, het surrealisme, de
Situationistische Internationale en niet-primitivistische kritieken op
de beschaving.
Ontleend aan:
www.theuniqueanditsproperty.com

* * *
Naar boven
|