HomeRonald D. LaingUit: "De strategie van de Ervaring"Voor maar weinig boeken bestaat vandaag de dag een excuus.
Een zwart vlak op het linnen, stilte op het witte doek, een
onbeschreven vel papier, dat is misschien nog te doen. Waarheid
en sociale 'werkelijkheid' hebben al heel weinig met elkaar te
maken. Om ons heen zien we pseudo-gebeurtenissen, waaraan we ons
aanpassen met een vals bewustzijn, dat er precies op berekend is die
gebeurtenissen te zien als waar en werkelijk, ja als schoon. In
de huidige samenleving ligt de waarheid minder in wat de dingen zijn
dan in wat ze niet zijn. Onze sociale werkelijkheden zijn zo
lelijk in het licht van de verbannen waarheid, en schoonheid is haast
niet meer mogelijk zonder dat zij een leugen is. Wat we nu moeten doen is hetzelfde als we in het verleden hadden
moeten doen en niet gedaan hebben: zorgen voor een menselijke visie op
de mens, doordrongen van zelfkritiek en bewustzijn van onszelf.
Niemand kan thans beginnen te denken, voelen of handelen zonder uit te
gaan van zijn of haar eigen vervreemding. Enkele vormen daarvan
zullen we in de volgende bladzijden aan een onderzoek onderwerpen. Wij zijn verdwaasde en verbijsterde schepsels, vervreemd van ons
eigen zelf, van elkaar en van de geestelijke en stoffelijke wereld -
ja, waanzinnig, gezien vanuit het ideale standpunt dat wij kunnen
vermoeden, maar ons niet eigen kunnen maken. Kunnen menselijke wezens vandaag de dag echte mensen zijn?
Kan een man werkelijk zichzelf zijn met een andere man of vrouw?
Voordat we zo'n optimistische vraag kunnen stellen als 'wat is een
menselijke relatie?', moeten we vragen of een menselijke relatie
mogelijk is, of: zijn mensen mogelijk, in onze huidige situatie.
Het gaat ons hier om de mogelijkheid van de mens. Deze vraag kan
alleen opgeworpen worden via de facetten van die vraag. Is liefde
mogelijk? Is vrijheid mogelijk? Ons denkvermogen is, behalve ten dienste van wat we in een gevaarlijke waan voor ons eigenbelang houden en in overeenstemming met het gezond verstand, jammerlijk beperkt: zelfs ons vermogen om te zien, te horen, te tasten en te ruiken is zo verhuld in wolken van mystificatie dat ieder van ons een intensieve scholing doormoet - om af te leren -, voordat hij de wereld weer fris, in onschuld, waarheid en liefde, kan ervaren. Men gaat er vanuit dat de 'normaal' vervreemde mens, aangezien hij
min of meer net zoals iedereen handelt, geestelijk gezond is. De
andere vormen van vervreemding, die niet in de pas lopen met de
heersende staat van vervreemding, worden door de 'normale' meerderheid
geëtiketteerd als gek of slecht. Maar als we nu eens alles wat van ons geëist wordt en alle bijkomstigheden konden afleggen en ons elkaar onze naakte aanwezigheid tonen? Als je alles wegneemt, alle kleren, vermommingen en krukken, de schmink, en ook de gewone dingen, de spelletjes die het voorwendsel zijn voor de gelegenheden die voor ontmoeting moeten doorgaan - als we elkaar eens echt konden ontmoeten, als er eens zoiets zou gebeuren, zo'n gelukkig samenkomen van mensen, wat zou ons dan nog scheiden? De mens weet niet dat, waar alles eindigt, alles begint. Wanneer we onze persoonlijke wereld herontdekken en weer tot zijn recht laten komen, dan treffen we eerst een slachting aan. Half dode lichamen; genitaliën los van het hart; hart gescheiden van het hoofd; hoofden gescheiden van genitaliën. Zonder innerlijke eenheid, met nog net voldoende gevoel voor continuïteit om een greep naar identiteit te doen - de gangbare afgoderij. Lichaam, geest en ziel, verscheurd door innerlijke tegenspraak, in verschillende richtingen getrokken. Een mens, afgesneden van zijn eigen geest, eveneens afgesneden van zijn eigen lichaam - een half verbijsterd schepsel in een waanzinnige wereld Wij zijn al in de tijd van Orwell. De kolonisten mystificeren
niet alleen de inboorlingen, volgens de methoden die Fanon (schreef "De
verworpenen der aarde") zo duidelijk laat zien, zij moeten ook zichzelf
mystificeren. Wij in Europa en Amerika zijn de kolonisten.
Wij hebben een verbijsterend beeld van onszelf als Gods geschenk aan de
grote meerderheid van de van honger omkomende menselijke soort en om
dat beeld in stand te houden, moeten we ons geweld bij ons zelf en onze
kinderen interioriseren en de retoriek van de moraal bezigen om dit
proces te beschrijven. Er is veelvuldig sprake van geborgenheid, van de achting van
anderen. Men wordt verondersteld te verlangen naar, te leven voor
'het genoegen dat men beleeft aan de achting en genegenheid van
anderen. Anders is men een psychopaat. De mensen worden niet datgene waartoe zij door de natuur voorbestemd zijn, maar wat de maatschappij van ze maakt ... edelmoedige gevoelens ... worden, als het ware, verdord, dichtgeschroeid, verwrongen en geamputeerd om ons maar geschikt te maken voor onze omgang met de wereld, zoiets als bedelaars die hun kinderen kreupel maken en verminken om ze geschikt te maken voor hun toekomstige positie in het leven. - Het gezin is in de eerste plaats het gebruikelijke instrument voor
wat dan heet vermaatschappelijking, dat wil zeggen iedere nieuwe
rekruut van het menselijk geslacht zo ver te krijgen dat hij zich
gedraagt en ervaart op dezelfde manier als degenen die er al
zijn. Wij zijn allen gevallen Zonen der Profetie, die hebben
leren sterven in de Geest en herboren worden in het vlees. Jezelf vernietigen met de ene hand en dit met de andere liefde noemen, dat is een goocheltruc waar je verbaasd van staat. Mensen schijnen over een welhaast onbeperkt vermogen te beschikken zichzelf voor de gek te houden en wel zo, dat ze hun eigen leugens voor waarheid houden. Door dergelijke mystificaties brengen we sociale aanpassing tot stand en houden we die in stand. Maar de gevolgen van die aanpassing blijven niet uit. Bedot en bedottend verliezen we ons zelf, dat wil zeggen onze eigen persoonlijke ervaringswereld, die unieke zinvolheid, waarmee we in potentie de wereld kunnen verrijken. Marcel Proust schreef: Waar halen wij de moed vandaan te willen leven, hoe kunnen we ook maar een stap doen om aan de dood te ontkomen, in een wereld waar liefde wordt opgewekt door een leugen en uitsluitend bestaat in de behoefte ons lijden te laten verzachten door het wezen dat ons heeft doen lijden. Maar niemand doet ons lijden. Het geweld dat wij onszelf
aandoen, de wederzijdse beschuldigingen, de verzoeningen, de extases en
de agonieën van een liefdesverhouding, berusten op de sociaal
geconditioneerde illusie dat twee echte mensen een relatie
hebben. Onder de omstandigheden is dat een gevaarlijke staat van
hallucinatie en zelfbegoocheling, een mengelmoes van fantasie, explosie
en implosie, van gebroken harten, 't weer goedmaken en wraak. De laatste vijftig jaar hebben wij menselijke wezens zo bij de honderd miljoen van onze soort eigenhandig afgeslacht. We leven allemaal onder voortdurende bedreiging met algehele vernietiging. We schijnen evenzeer uit te zijn op dood en destructie als op leven en geluk. We zijn even geneigd om te doden en gedood te worden als om te laten leven en te leven. Alleen door een allerschandelijkste verkrachting van onszelf hebben we het zo ver gebracht dat we ons redelijk weten aan te passen aan een beschaving die kennelijk uit is op haar eigen vernietiging. Misschien kunnen we in beperkte mate ongedaan maken wat men ons heeft aangedaan en wat we onszelf hebben aangedaan. Misschien komen mannen en vrouwen wel ter wereld om elkaar gewoon en werkelijk lief te hebben, en niet voor deze bespotting, die wij liefde noemen. Als we kunnen ophouden onszelf te gronde te richten, kunnen we misschien ophouden anderen te gronde te richten. We moeten beginnen met toe te geven, ja te aanvaarden dat we geweld plegen, in plaats dat we onszelf blindelings met dat geweld te gronde richten en op die manier dienen we te beseffen dat we even ontzettend benauwd zijn om te leven en lief te hebben als om dood te gaan. Maar ik geloof wel dat psychiaters meer van schizofrenen kunnen leren over de binnenwereld dan patiënten van psychiaters. De onderzoekingen naar de gezinnen waaruit schizofrenen voortkomen, uitgevoerd onder andere in Palo Alto (Californië), aan Yale University, aan het Pennsylvania Psychiatric Institute en aan het National Institute of Mental Health, hebben allemaal uitgewezen dat de patiënt die volgens de diagnose schizofreen is, deel uitmaakt van een uitgebreid net van uiterst gestoorde en storende communicatiepatronen. Naar mijn beste weten deed zich daarbij geen enkel geval voor van een schizofreen wiens of wier gestoorde communicatiepatroon niet de afspiegeling bleek te zijn van, en de reactie op, het gestoorde en storende patroon dat zijn of haar familie kenmerkte. Hetzelfde geldt voor onze eigen onderzoekingen. Het gedrag van de patiënt maakt deel uit van een veel uitgebreider
net van gestoord gedrag. Men moet de tegenstrijdigheden en de
verwarring die die ene mens 'geïnternaliseerd' heeft, bekijken in hun
maatschappelijk verband. Het lijkt erop dat de patiënt, wanneer hij eenmaal in een psychose
is terechtgekomen, een kuur te ondergaan heeft. Hij heeft zich
als het ware op een ontdekkingsreis begeven, die pas ten einde komt bij
zijn terugkeer naar de normale wereld, waar hij aankomt met inzichten,
anders dan die van de lieden welke een dergelijke reis nimmer
ondernomen hebben. Het lijkt erop alsof zo'n schizofrene periode,
wanneer zij eenmaal begonnen is, een even vastgesteld verloop heeft als
een inwijdingsceremonie - een dood en wedergeboorte. De novice is er
misschien in terechtgekomen door zijn gezinsleven of door toevallige
omstandigheden, maar het verloop ervan wordt voornamelijk bepaald door
een endogeen proces. Vanuit een ideale positie op de grond kan men een formatie
vliegtuigen in de lucht waarnemen. Eén vliegtuig is uit de
formatie. Maar de hele formatie kan uit de koers zijn. Het
vliegtuig dat 'uit de formatie' is, kan abnormaal zijn, slecht of 'gek'
vanuit het gezichtspunt van deformatie. Maar vanuit het
gezichtspunt van de ideale waarnemer is de formatie zelf misschien wel
slecht of gek. Het vliegtuig dat uit de formatie is, kan voorts
meer of minder uit de koers zijn dan de formatie zelf. Voor het individu dat het etiket schizofreen is opgeplakt, begint dan niet alleen de rol, maar ook de loopbaan van patiënt, en wel door het gezamenlijk optreden ('samenzwering') van familie, huisarts, ambtenaren van de gezondheidsdienst, psychiaters, broeders, sociale werksters en dikwijls mede-patiënten. De 'verdachte' wordt niet alleen zijn rechtspersoonlijkheid, maar zijn persoonlijkheid tout court ontnomen: hij wordt niet langer verantwoordelijk geacht voor wat hij doet, hij heeft geen eigen definitie meer van zichzelf, hij mag zijn bezittingen niet houden, hij mag niet meer de mensen ontmoeten die hij wil ontmoeten. Hij beschikt niet meer over zijn eigen tijd en de ruimte waarin hij zich bevindt, heeft hij zelf niet uitgezocht. Nadat hij onderworpen is aan een vernederend ceremonieel" dat bekend staat als psychiatrisch onderzoek, worden hem zijn burgerrechten ontnomen en sluit men hem op in een instelling,' die bekend staat als inrichting voor geestelijk gestoorden. Nergens wordt iemand zo volledig en zo radicaal in menselijkheid ontnomen. In zo'n inrichting moet hij blijven, totdat het etiket verwijderd wordt of verzacht door uitdrukkingen als 'ontslagen' of 'weer aangepast'. Heel vaak lijkt het wel: eens een 'schizofreen', altijd een schizofreen'. Dit proces van ingaan in de andere wereld vanuit deze wereld en van terugkeer in deze wereld vanuit de andere wereld, dit proces nu is even natuurlijk als sterven, baren en geboren worden. Maar het moet ons niet verbazen dat in onze huidige wereld, die zo bang is voor en zich zo onbewust van de andere wereld, men er anders tegenaan kijkt. Wanneer vandaag de dag de 'werkelijkheid', het weefsel van deze wereld, scheurt en iemand de andere wereld binnengaat, dan voelt hij zich angstig en volkomen verloren en ontmoet hij bij anderen slechts onbegrip. Wanneer men dan door de spiegel heengaat, door het oog van de
naald, dan herkent men het gebied soms als het eigen thuis dat men
kwijt was geraakt, maar meestal bevindt men zich in de innerlijke
ruimte en de innerlijke tijd in eerste instantie op onbekend gebied en
is men bang en in verwarring. Men is verdwaald. Men is
vergeten dat men daar eerder is geweest. Men grijpt naar
hersenschimmen. Men probeert zich te handhaven door de verwarring
nog erger te maken, door projectie (van innerlijke gebeurtenissen naar
buiten) en introjectie (van uiterlijke gebeurtenissen naar
binnen). Men weet niet wat er gaande is en er is niemand om je op
de hoogte te brengen. Er is wellicht nog nooit een tijdperk in de geschiedenis der mensheid geweest dat zozeer ieder contact heeft verloren met dit natuurlijke genezingsproces dat sommige van de mensen die wij schizofreen noemen, ondergaan. Er is geen tijdperk geweest dat dit proces zozeer ontwaard heeft, geen tijdperk dat het zozeer heeft omgeven met verbodsbepalingen en 'schrikdraad' als onze eigen tijd. In plaats van inrichtingen, die een soort garage voor menselijke panne zijn, hebben we een oord nodig, waar mensen die verder zijn gereisd en bijgevolg wellicht erger verdwaald dan psychiaters en andere gezonde mensen, hun reis door de innerlijke ruimte en tijd kunnen vervolgen om daarna terug te keren. In plaats van het vernederende ceremonieel van psychiatrisch onderzoek, diagnose en prognose, hebben we een inwijdingsceremonie nodig voor degenen die daar rijp voor zijn (in de psychiatrische terminologie vaak degenen die op het punt staan een aanval van schizofrenie te ondergaan). Dit inwijdingsceremonieel zou dan inhouden dat zo iemand volledig maatschappelijk begeleid wordt op zijn reis door de innerlijke ruimte en tijd, door mensen die daar geweest zijn en ervan teruggekomen. Psychiatrisch gezien zou dat er op neerkomen dat ex-patiënten toekomstige patiënten gek helpen worden. Misschien zullen we het nog eens zo ver brengen dat we de zogenaamde schizofrenen die tot ons teruggekeerd zijn, misschien na jaren pas, even veel eer betuigen als de vaak niet minder verdwaalde ontdekkingsreizigers van de Renaissance Hieronder volgt een vrij vroeg relaas, dat opgetekend is door Karl Jaspers in zijn Allgemeine Psychopathologie. Ik geloof dat ik zelf de ziekte veroorzaakte. In mijn poging
door te dringen in de andere wereld, stuitte ik op zijn natuurlijke
wachters, de belichaming van mijn eigen zwakheden en fouten.
Eerst dacht ik dat deze demonen onaanzienlijke bewoners van de andere
wereld waren, voor wie ik een speelbal was, omdat ik deze regionen
onvoorbereid binnenging en verdwaalde. Later dacht ik dat het
afsplinteringen waren van mijn eigen geest (hartstochten) die zich in
mijn nabijheid in de vrije ruimte bevonden en teerden op mijn
gevoelens. Ik geloofde dat iedereen die had, maar ze niet
waarnam, dankzij het bescherming biedende bedrog van het gevoel van
persoonlijk bestaan. Ik had het idee dat het laatste een artefact
was van de herinnering, van gedachtencomplexen enz., een pop, aardig om
van buitenaf naar te kijken, maar van binnen zonder enige
realiteit. In mijn geval was het persoonlijke zelf poreus
geworden doordat mijn bewustzijn was vervaagd. Hierdoor wilde ik
mijzelf dichter bij de bronnen van het leven brengen. Ik had mij
daarop lange tijd moeten voorbereiden door een hoger, onpersoonlijk
zelf in mij wakker te roepen, aangezien 'nectar' niet voor sterfelijke
lippen is. De uitwerking op het dierlijk-menselijk zelf was
desastreus: het viel uiteen. De onderdelen gingen geleidelijk tot
ontbinding over, de pop was nu werkelijk stuk en het lichaam
beschadigd. Ik had de toegang tot de 'bron van het leven'
geforceerd, de vloek van de 'goden' daalde op mij neer. Ik had te
laat door dat duistere elementen in het spel waren gekomen. Ik
leerde ze pas kennen toen ze al te veel macht hadden. Er was geen
weg terug. Daar had ik nu die geestenwereld die ik zo graag wou
zien. De demonen kwamen uit de afgrond te voorschijn, als
Cerberussen, de toegang ontzeggend aan wie geen toestemming had om
binnen te komen. Ik besloot de strijd op leven en dood aan te
gaan. Dit hield voor mij uiteindelijk in dat ik besloot te
sterven, aangezien ik alles opzij moest zetten wat de vijand in stand
hield, maar dat was tevens alles wat het leven in stand hield. Ik
wilde de dood binnengaan zonder krankzinnig te worden en stond voor de
Sfinx: of gij in de afgrond of ik!
Doordat deze buitenwereld bijna volkomen vervreemd is van de
binnenwereld, brengt ieder rechtstreeks persoonlijk besef van de
binnenwereld al ernstige risico's met zich mee. Zoals de zaak nu staat, is de rol van de seculiere psychotherapeut dikwijls die van de blinde die de halfblinde leidt. Wij leven in een seculiere wereld. Om zich aan deze wereld aan te passen, doet het kind afstand van zijn extase ('L'enfant abdique son extase': Mallarmé). Wij ervaren de geest niet meer en nu verwacht men van ons dat we geloof hebben. Maar op die manier wordt dat een geloven in een werkelijkheid welke geen evidentie bezit. Er staat een profetie in het boek Amos dat er een tijd zal komen dat er honger in het land zal zijn, 'geen honger naar brood, noch dorst naar water, maar naar het horen van het woord des Heren'. Die tijd is nu aangebroken. Het is de dag van vandaag. Onze gezondheid is geen 'ware' gezondheid. Hun waanzin is geen 'ware' waanzin. De waanzin onzer patiënten is een artefact, teweeggebracht door ons destructief optreden t.a.v. hen en hun eigen destructief optreden t.a.v. zichzelf. Laat niemand denken dat we nog 'ware' waanzin zullen tegenkomen: beslist niet, zo min als wij waarlijk gezond zijn. De waanzin die wij tegenkomen in patiënten, is een grove parodie op, een bespotting en groteske karikatuur van wat de natuurlijke genezing van die vervreemde integratie die wij gezondheid noemen, zou kunnen zijn. Ware gezondheid houdt op de een of andere manier in de ontbinding van het normale ego, dat valse zelf dat zo goed is aangepast aan onze vervreemde sociale werkelijkheid: het te voorschijn komen van de 'innerlijke' archetypische middelaars van de goddelijke macht, en door deze dood heen een wedergeboorte en mogelijk een nieuw soort ego-functie, waarbij het ego dan de dienaar, niet de verrader van het goddelijke is. Zien we dan niet dat deze reis niet iets is waarvan we genezen
moeten worden, maar dat zij zelf een natuurlijke geneeswijze is voor
onze afschuwelijke staat van vervreemding, die wij normaliteit
noemen? In andere tijden begon men doelbewust aan zo'n
reis. Of als bleek dat men al op reis was, nolens volens, dan
dankte men de Heer, als voor een speciale genade. |