Home

Ronald D. Laing 

Uit: "De strategie van de Ervaring"

Voor maar weinig boeken bestaat vandaag de dag een excuus. Een zwart vlak op het linnen, stilte op het witte doek, een onbeschreven vel papier, dat is misschien nog te doen. Waarheid en sociale 'werkelijkheid' hebben al heel weinig met elkaar te maken. Om ons heen zien we pseudo-gebeurtenissen, waaraan we ons aanpassen met een vals bewustzijn, dat er precies op berekend is die gebeurtenissen te zien als waar en werkelijk, ja als schoon. In de huidige samenleving ligt de waarheid minder in wat de dingen zijn dan in wat ze niet zijn. Onze sociale werkelijkheden zijn zo lelijk in het licht van de verbannen waarheid, en schoonheid is haast niet meer mogelijk zonder dat zij een leugen is.
Wat moeten wij daaraan doen? Kunnen wij, die nog half in leven zijn, in het vaak trillende hart van een oud wordend kapitalisme - nog iets meer doen dan nadenken over het verval rondom en in ons? Kunnen we nog iets meer doen dan onze droeve en bittere liederen zingen over desillusie en verslagenheid?'

Wat we nu moeten doen is hetzelfde als we in het verleden hadden moeten doen en niet gedaan hebben: zorgen voor een menselijke visie op de mens, doordrongen van zelfkritiek en bewustzijn van onszelf. Niemand kan thans beginnen te denken, voelen of handelen zonder uit te gaan van zijn of haar eigen vervreemding. Enkele vormen daarvan zullen we in de volgende bladzijden aan een onderzoek onderwerpen.
Wij zijn allemaal moordenaars en prostituées - van welke cultuur, maatschappij, klasse of natie we ook deel uitmaken, hoe normaal, zedelijk en volwassen we zelf ook denken dat we zijn.

Wij zijn verdwaasde en verbijsterde schepsels, vervreemd van ons eigen zelf, van elkaar en van de geestelijke en stoffelijke wereld - ja, waanzinnig, gezien vanuit het ideale standpunt dat wij kunnen vermoeden, maar ons niet eigen kunnen maken.
Wij worden geboren in een wereld waar de vervreemding ons wacht. In potentie zijn wij mensen, maar in vervreemde staat en die staat is niet zo maar een natuurlijke aangelegenheid. De vervreemding die vandaag de dag onze bestemming is, komt alleen tot stand door het schandelijke geweld dat menselijke wezens menselijke wezens aandoen.

Kunnen menselijke wezens vandaag de dag echte mensen zijn? Kan een man werkelijk zichzelf zijn met een andere man of vrouw? Voordat we zo'n optimistische vraag kunnen stellen als 'wat is een menselijke relatie?', moeten we vragen of een menselijke relatie mogelijk is, of: zijn mensen mogelijk, in onze huidige situatie. Het gaat ons hier om de mogelijkheid van de mens. Deze vraag kan alleen opgeworpen worden via de facetten van die vraag. Is liefde mogelijk? Is vrijheid mogelijk?

Ons denkvermogen is, behalve ten dienste van wat we in een gevaarlijke waan voor ons eigenbelang houden en in overeenstemming met het gezond verstand, jammerlijk beperkt: zelfs ons vermogen om te zien, te horen, te tasten en te ruiken is zo verhuld in wolken van mystificatie dat ieder van ons een intensieve scholing doormoet - om af te leren -, voordat hij de wereld weer fris, in onschuld, waarheid en liefde, kan ervaren.

Men gaat er vanuit dat de 'normaal' vervreemde mens, aangezien hij min of meer net zoals iedereen handelt, geestelijk gezond is. De andere vormen van vervreemding, die niet in de pas lopen met de heersende staat van vervreemding, worden door de 'normale' meerderheid geëtiketteerd als gek of slecht.
De toestand van vervreemding, van slaap, van bewusteloosheid, van uitzinnigheid, dat is de toestand van de normale mens.

Maar als we nu eens alles wat van ons geëist wordt en alle bijkomstigheden konden afleggen en ons elkaar onze naakte aanwezigheid tonen? Als je alles wegneemt, alle kleren, vermommingen en krukken, de schmink, en ook de gewone dingen, de spelletjes die het voorwendsel zijn voor de gelegenheden die voor ontmoeting moeten doorgaan - als we elkaar eens echt konden ontmoeten, als er eens zoiets zou gebeuren, zo'n gelukkig samenkomen van mensen, wat zou ons dan nog scheiden?

De mens weet niet dat, waar alles eindigt, alles begint.

Wanneer we onze persoonlijke wereld herontdekken en weer tot zijn recht laten komen, dan treffen we eerst een slachting aan. Half dode lichamen; genitaliën los van het hart; hart gescheiden van het hoofd; hoofden gescheiden van genitaliën. Zonder innerlijke eenheid, met nog net voldoende gevoel voor continuïteit om een greep naar identiteit te doen - de gangbare afgoderij. Lichaam, geest en ziel, verscheurd door innerlijke tegenspraak, in verschillende richtingen getrokken. Een mens, afgesneden van zijn eigen geest, eveneens afgesneden van zijn eigen lichaam - een half verbijsterd schepsel in een waanzinnige wereld

Wij zijn al in de tijd van Orwell. De kolonisten mystificeren niet alleen de inboorlingen, volgens de methoden die Fanon (schreef "De verworpenen der aarde") zo duidelijk laat zien, zij moeten ook zichzelf mystificeren. Wij in Europa en Amerika zijn de kolonisten. Wij hebben een verbijsterend beeld van onszelf als Gods geschenk aan de grote meerderheid van de van honger omkomende menselijke soort en om dat beeld in stand te houden, moeten we ons geweld bij ons zelf en onze kinderen interioriseren en de retoriek van de moraal bezigen om dit proces te beschrijven.
Om ons industrieel-militair complex te rationaliseren, mogen we niet zien wat zich voor onze ogen afspeelt en mag onze verbeeldingskracht zich niet in de toekomst verdiepen.
Al lang voordat het tot een kernoorlog kan komen, hebben we onze geestelijke gezondheid al dienen te ruïneren. We beginnen met de kinderen. Het is geboden ze op tijd te pakken te krijgen. Zonder uiterst grondige en snelle hersenspoeling zouden ze met hun smerige breintjes onze smerige streken doorzien. Kinderen zijn nog geen dwazen, maar we zullen er net zulke imbecielen van maken als wij zijn, indien mogelijk met een hoog I.Q.
Vanaf het ogenblik van de geboorte, waarop de stenentijdperk-baby zich oog in oog met de twintigste-eeuwse moeder bevindt, is de baby onderworpen aan de krachten van het geweld dat men liefde noemt, zoals dat met zijn vader en moeder het geval is geweest en daarvoor met hú n ouders. Het gaat deze krachten er voornamelijk om baby's mogelijkheden grotendeels uit te roeien. Deze onderneming slaagt over het algemeen zeer wel. Tegen de tijd dat het nieuwe mensje vijftien is, zitten we met een wezentje dat net zo is als wij zijn. Een half waanzinnig schepsel, min of meer aangepast aan een krankzinnige wereld. Dat is normaliteit in de tijd waarin wij nu leven.

Er is veelvuldig sprake van geborgenheid, van de achting van anderen. Men wordt verondersteld te verlangen naar, te leven voor 'het genoegen dat men beleeft aan de achting en genegenheid van anderen. Anders is men een psychopaat.
Zulke uitspraken zijn in zekere zin waar. Zij beschrijven het verschrikte, bangelijke en abjecte wezentje dat men ons aanspoort te worden, willen we normaal zijn - en dan bieden we elkaar bescherming tegen ons eigen geweld. De familie als chantage-bende.

De mensen worden niet datgene waartoe zij door de natuur voorbestemd zijn, maar wat de maatschappij van ze maakt ... edelmoedige gevoelens ... worden, als het ware, verdord, dichtgeschroeid, verwrongen en geamputeerd om ons maar geschikt te maken voor onze omgang met de wereld, zoiets als bedelaars die hun kinderen kreupel maken en verminken om ze geschikt te maken voor hun toekomstige positie in het leven. -

Het gezin is in de eerste plaats het gebruikelijke instrument voor wat dan heet vermaatschappelijking, dat wil zeggen iedere nieuwe rekruut van het menselijk geslacht zo ver te krijgen dat hij zich gedraagt en ervaart op dezelfde manier als degenen die er al zijn. Wij zijn allen gevallen Zonen der Profetie, die hebben leren sterven in de Geest en herboren worden in het vlees.

Jezelf vernietigen met de ene hand en dit met de andere liefde noemen, dat is een goocheltruc waar je verbaasd van staat. Mensen schijnen over een welhaast onbeperkt vermogen te beschikken zichzelf voor de gek te houden en wel zo, dat ze hun eigen leugens voor waarheid houden. Door dergelijke mystificaties brengen we sociale aanpassing tot stand en houden we die in stand. Maar de gevolgen van die aanpassing blijven niet uit. Bedot en bedottend verliezen we ons zelf, dat wil zeggen onze eigen persoonlijke ervaringswereld, die unieke zinvolheid, waarmee we in potentie de wereld kunnen verrijken.

Marcel Proust schreef:

Waar halen wij de moed vandaan te willen leven, hoe kunnen we ook maar een stap doen om aan de dood te ontkomen, in een wereld waar liefde wordt opgewekt door een leugen en uitsluitend bestaat in de behoefte ons lijden te laten verzachten door het wezen dat ons heeft doen lijden.

Maar niemand doet ons lijden. Het geweld dat wij onszelf aandoen, de wederzijdse beschuldigingen, de verzoeningen, de extases en de agonieën van een liefdesverhouding, berusten op de sociaal geconditioneerde illusie dat twee echte mensen een relatie hebben. Onder de omstandigheden is dat een gevaarlijke staat van hallucinatie en zelfbegoocheling, een mengelmoes van fantasie, explosie en implosie, van gebroken harten, 't weer goedmaken en wraak.

De laatste vijftig jaar hebben wij menselijke wezens zo bij de honderd miljoen van onze soort eigenhandig afgeslacht. We leven allemaal onder voortdurende bedreiging met algehele vernietiging. We schijnen evenzeer uit te zijn op dood en destructie als op leven en geluk. We zijn even geneigd om te doden en gedood te worden als om te laten leven en te leven. Alleen door een allerschandelijkste verkrachting van onszelf hebben we het zo ver gebracht dat we ons redelijk weten aan te passen aan een beschaving die kennelijk uit is op haar eigen vernietiging. Misschien kunnen we in beperkte mate ongedaan maken wat men ons heeft aangedaan en wat we onszelf hebben aangedaan. Misschien komen mannen en vrouwen wel ter wereld om elkaar gewoon en werkelijk lief te hebben, en niet voor deze bespotting, die wij liefde noemen. Als we kunnen ophouden onszelf te gronde te richten, kunnen we misschien ophouden anderen te gronde te richten. We moeten beginnen met toe te geven, ja te aanvaarden dat we geweld plegen, in plaats dat we onszelf blindelings met dat geweld te gronde richten en op die manier dienen we te beseffen dat we even ontzettend benauwd zijn om te leven en lief te hebben als om dood te gaan.

Maar ik geloof wel dat psychiaters meer van schizofrenen kunnen leren over de binnenwereld dan patiënten van psychiaters.

De onderzoekingen naar de gezinnen waaruit schizofrenen voortkomen, uitgevoerd onder andere in Palo Alto (Californië), aan Yale University, aan het Pennsylvania Psychiatric Institute en aan het National Institute of Mental Health, hebben allemaal uitgewezen dat de patiënt die volgens de diagnose schizofreen is, deel uitmaakt van een uitgebreid net van uiterst gestoorde en storende communicatiepatronen. Naar mijn beste weten deed zich daarbij geen enkel geval voor van een schizofreen wiens of wier gestoorde communicatiepatroon niet de afspiegeling bleek te zijn van, en de reactie op, het gestoorde en storende patroon dat zijn of haar familie kenmerkte. Hetzelfde geldt voor onze eigen onderzoekingen.

Het gedrag van de patiënt maakt deel uit van een veel uitgebreider net van gestoord gedrag. Men moet de tegenstrijdigheden en de verwarring die die ene mens 'geïnternaliseerd' heeft, bekijken in hun maatschappelijk verband.
Ergens deugt er iets niet, maar het gaat niet langer aan om dat uitsluitend of zelfs ook maar in de eerste plaats 'in' de patiënt te situeren. Trouwens, het is helemaal niet de bedoeling iemand schuld in de schoenen te schuiven. De onhoudbare positie, de 'je zit altijd fout' 'double bind', de schaakmat-situatie, is per definitie niet kenbaar voor de mensen die in deze situatie verstrikt zitten. Maar heel zelden is er sprake van opzettelijke en cynische leugens of een meedogenloos voornemen om iemand gek te maken, hoewel dat meer voorkomt dan men over het algemeen wel denkt. We hebben ouders meegemaakt die ons vertelden dat ze liever hadden dat hun kind gek was dan dat het de waarheid zou beseffen. Maar ook daar is het nog, omdat ze het 'een genade' vinden dat zo iemand 'niet goed bij het hoofd is'.

Het lijkt erop dat de patiënt, wanneer hij eenmaal in een psychose is terechtgekomen, een kuur te ondergaan heeft. Hij heeft zich als het ware op een ontdekkingsreis begeven, die pas ten einde komt bij zijn terugkeer naar de normale wereld, waar hij aankomt met inzichten, anders dan die van de lieden welke een dergelijke reis nimmer ondernomen hebben. Het lijkt erop alsof zo'n schizofrene periode, wanneer zij eenmaal begonnen is, een even vastgesteld verloop heeft als een inwijdingsceremonie - een dood en wedergeboorte. De novice is er misschien in terechtgekomen door zijn gezinsleven of door toevallige omstandigheden, maar het verloop ervan wordt voornamelijk bepaald door een endogeen proces.
Wanneer men de zaak zo bekijkt, levert het spontaan afnemen van de schizofrenie geen problemen op. Dit is niet anders dan het natuurlijke resultaat van het hele proces. Wat we ons dan wel moeten afvragen, is waarom zo veel mensen die die reis beginnen, er niet van terugkeren. Hebben deze mensen te maken met omstandigheden in hun gezinsleven of in de inrichting waar zij zitten, die hun aanpassing zozeer in de weg staan dat zelfs de rijkste en best georganiseerde hallucinatoire ervaring hen niet kan redden?

Vanuit een ideale positie op de grond kan men een formatie vliegtuigen in de lucht waarnemen. Eén vliegtuig is uit de formatie. Maar de hele formatie kan uit de koers zijn. Het vliegtuig dat 'uit de formatie' is, kan abnormaal zijn, slecht of 'gek' vanuit het gezichtspunt van deformatie. Maar vanuit het gezichtspunt van de ideale waarnemer is de formatie zelf misschien wel slecht of gek. Het vliegtuig dat uit de formatie is, kan voorts meer of minder uit de koers zijn dan de formatie zelf.
Het is in het bijzonder van fundamenteel belang degene die wellicht 'uit de formatie' is, niet in verwarring te brengen door hem te vertellen dat hij uit de koers' is, als -dat niet het geval is. Het is van fundamenteel belang niet de positivistische vergissing te maken dat men aanneemt dat, omdat een groep 'in formatie is, ze daarom vanzelfsprekend 'in de koers' is. Dat is de dwaling van de Gadareense zwijnen (Matth. 8:28). Maar het is ook niet vanzelfsprekend zo, dat degene die 'uit de formatie' is, daarom meer 'in de koers' is dan de formatie. Het is helemaal niet nodig om iemand te idealiseren, omdat hij nu het etiket 'uit de formatie' krijgt opgeplakt. Het is ook helemaal niet nodig om degene die 'uit de formatie' is, ervan te overtuigen dat genezing erin bestaat dat hij zich weer in de formatie voegt. Degene die 'uit de formatie' is, zit vaak vol met haat tegen de formatie en vol met angst omdat hij het vreemde buitenbeentje is.
Wanneer de formatie zelf uit de koers is, dan dient degene die werkelijk 'in de koers' wil komen, de formatie te verlaten. Maar dat is, als men dat wil, best doenlijk zonder geschreeuw en gekrijs en zonder dat men de toch al verschrikte formatie, die men moet verlaten, nog meer schrik op het lijf jaagt.

Voor het individu dat het etiket schizofreen is opgeplakt, begint dan niet alleen de rol, maar ook de loopbaan van patiënt, en wel door het gezamenlijk optreden ('samenzwering') van familie, huisarts, ambtenaren van de gezondheidsdienst, psychiaters, broeders, sociale werksters en dikwijls mede-patiënten. De 'verdachte' wordt niet alleen zijn rechtspersoonlijkheid, maar zijn persoonlijkheid tout court ontnomen: hij wordt niet langer verantwoordelijk geacht voor wat hij doet, hij heeft geen eigen definitie meer van zichzelf, hij mag zijn bezittingen niet houden, hij mag niet meer de mensen ontmoeten die hij wil ontmoeten. Hij beschikt niet meer over zijn eigen tijd en de ruimte waarin hij zich bevindt, heeft hij zelf niet uitgezocht. Nadat hij onderworpen is aan een vernederend ceremonieel" dat bekend staat als psychiatrisch onderzoek, worden hem zijn burgerrechten ontnomen en sluit men hem op in een instelling,' die bekend staat als inrichting voor geestelijk gestoorden. Nergens wordt iemand zo volledig en zo radicaal in menselijkheid ontnomen. In zo'n inrichting moet hij blijven, totdat het etiket verwijderd wordt of verzacht door uitdrukkingen als 'ontslagen' of 'weer aangepast'. Heel vaak lijkt het wel: eens een 'schizofreen', altijd een schizofreen'.

Dit proces van ingaan in de andere wereld vanuit deze wereld en van terugkeer in deze wereld vanuit de andere wereld, dit proces nu is even natuurlijk als sterven, baren en geboren worden. Maar het moet ons niet verbazen dat in onze huidige wereld, die zo bang is voor en zich zo onbewust van de andere wereld, men er anders tegenaan kijkt. Wanneer vandaag de dag de 'werkelijkheid', het weefsel van deze wereld, scheurt en iemand de andere wereld binnengaat, dan voelt hij zich angstig en volkomen verloren en ontmoet hij bij anderen slechts onbegrip.

Wanneer men dan door de spiegel heengaat, door het oog van de naald, dan herkent men het gebied soms als het eigen thuis dat men kwijt was geraakt, maar meestal bevindt men zich in de innerlijke ruimte en de innerlijke tijd in eerste instantie op onbekend gebied en is men bang en in verwarring. Men is verdwaald. Men is vergeten dat men daar eerder is geweest. Men grijpt naar hersenschimmen. Men probeert zich te handhaven door de verwarring nog erger te maken, door projectie (van innerlijke gebeurtenissen naar buiten) en introjectie (van uiterlijke gebeurtenissen naar binnen). Men weet niet wat er gaande is en er is niemand om je op de hoogte te brengen.
Wij zetten onszelf krampachtig af, zelfs wanneer het alleen nog maar gaat om extreme ervaringen van het ik. Maar hoeveel te meer zullen we reageren met angst, met verwarring en met afweerhoudingen, wanneer we ervaren dat ons ik verloren gaat. Er is op zichzelf niets pathologisch in ik-verlies, maar het kan soms heel moeilijk zijn om een goede route te vinden voor de reis die men begonnen is.
Degene die dit innerlijke rijk is binnengegaan zal (indien men hem deze ervaring maar laat) ontdekken dat hij een reis gaat maken of wordt meegenomen op een reis - het valt niet mee om hier duidelijk onderscheid te maken tussen actief en passief.
Men heeft het gevoel dat deze reis 'inwaarts' gaat, terug in het eigen leven, en nog verder terug: in de ervaring van de gehele mensheid, van de eerste mens, van Adam en misschien nog verder in het bestaan van dieren, planten en mineralen.
Op deze reis zijn er heel wat kansen om te verdwalen, om verward te geraken, om gedeeltelijk te mislukken, ja om geheel en al schipbreuk te lijden: men kan heel wat angsten, geesten en demonen tegenkomen, die men al dan niet weet te overwinnen.
Wij vinden het geen ziekelijke afwijking wanneer iemand het oerwoud verkent of de Mount Everest beklimt. Wij vinden dat Columbus alle recht had om zich te vergissen toen hij een schets maakte van het land dat hij ontdekte, toen hij naar de Nieuwe Wereld kwam. Wat de oneindige regionen der inwendige ruimte aangaat, zelfs met de grensgebieden daarvan hebben wij heel wat minder contact dan met de gebieden der uitwendige ruimte. Wij hebben respect voor de ontdekkingsreiziger, de bergbeklimmer, de ruimtevaarder. Maar het verkennen van de innerlijke ruimte en de innerlijke tijd van het bewustzijn, dat lijkt mij een heel wat zinniger onderneming - ja, een onderneming die voor onze tijd verschrikkelijk dringend geboden is. Dit is misschien wel een van de weinige dingen die in dit tijdsgewricht nog enige zin hebben. Wij hebben zo weinig voeling meer met dit rijk, dat veel mensen in alle ernst kunnen beweren dat het helemaal niet bestaat. Het is beslist geen wonder dat het inderdaad een gevaarlijke zaak is zo'n verloren rijk te verkennen

Er is wellicht nog nooit een tijdperk in de geschiedenis der mensheid geweest dat zozeer ieder contact heeft verloren met dit natuurlijke genezingsproces dat sommige van de mensen die wij schizofreen noemen, ondergaan. Er is geen tijdperk geweest dat dit proces zozeer ontwaard heeft, geen tijdperk dat het zozeer heeft omgeven met verbodsbepalingen en 'schrikdraad' als onze eigen tijd. In plaats van inrichtingen, die een soort garage voor menselijke panne zijn, hebben we een oord nodig, waar mensen die verder zijn gereisd en bijgevolg wellicht erger verdwaald dan psychiaters en andere gezonde mensen, hun reis door de innerlijke ruimte en tijd kunnen vervolgen om daarna terug te keren. In plaats van het vernederende ceremonieel van psychiatrisch onderzoek, diagnose en prognose, hebben we een inwijdingsceremonie nodig voor degenen die daar rijp voor zijn (in de psychiatrische terminologie vaak degenen die op het punt staan een aanval van schizofrenie te ondergaan). Dit inwijdingsceremonieel zou dan inhouden dat zo iemand volledig maatschappelijk begeleid wordt op zijn reis door de innerlijke ruimte en tijd, door mensen die daar geweest zijn en ervan teruggekomen. Psychiatrisch gezien zou dat er op neerkomen dat ex-patiënten toekomstige patiënten gek helpen worden.

Misschien zullen we het nog eens zo ver brengen dat we de zogenaamde schizofrenen die tot ons teruggekeerd zijn, misschien na jaren pas, even veel eer betuigen als de vaak niet minder verdwaalde ontdekkingsreizigers van de Renaissance

Hieronder volgt een vrij vroeg relaas, dat opgetekend is door Karl Jaspers in zijn Allgemeine Psychopathologie.

Ik geloof dat ik zelf de ziekte veroorzaakte. In mijn poging door te dringen in de andere wereld, stuitte ik op zijn natuurlijke wachters, de belichaming van mijn eigen zwakheden en fouten. Eerst dacht ik dat deze demonen onaanzienlijke bewoners van de andere wereld waren, voor wie ik een speelbal was, omdat ik deze regionen onvoorbereid binnenging en verdwaalde. Later dacht ik dat het afsplinteringen waren van mijn eigen geest (hartstochten) die zich in mijn nabijheid in de vrije ruimte bevonden en teerden op mijn gevoelens. Ik geloofde dat iedereen die had, maar ze niet waarnam, dankzij het bescherming biedende bedrog van het gevoel van persoonlijk bestaan. Ik had het idee dat het laatste een artefact was van de herinnering, van gedachtencomplexen enz., een pop, aardig om van buitenaf naar te kijken, maar van binnen zonder enige realiteit. In mijn geval was het persoonlijke zelf poreus geworden doordat mijn bewustzijn was vervaagd. Hierdoor wilde ik mijzelf dichter bij de bronnen van het leven brengen. Ik had mij daarop lange tijd moeten voorbereiden door een hoger, onpersoonlijk zelf in mij wakker te roepen, aangezien 'nectar' niet voor sterfelijke lippen is. De uitwerking op het dierlijk-menselijk zelf was desastreus: het viel uiteen. De onderdelen gingen geleidelijk tot ontbinding over, de pop was nu werkelijk stuk en het lichaam beschadigd. Ik had de toegang tot de 'bron van het leven' geforceerd, de vloek van de 'goden' daalde op mij neer. Ik had te laat door dat duistere elementen in het spel waren gekomen. Ik leerde ze pas kennen toen ze al te veel macht hadden. Er was geen weg terug. Daar had ik nu die geestenwereld die ik zo graag wou zien. De demonen kwamen uit de afgrond te voorschijn, als Cerberussen, de toegang ontzeggend aan wie geen toestemming had om binnen te komen. Ik besloot de strijd op leven en dood aan te gaan. Dit hield voor mij uiteindelijk in dat ik besloot te sterven, aangezien ik alles opzij moest zetten wat de vijand in stand hield, maar dat was tevens alles wat het leven in stand hield. Ik wilde de dood binnengaan zonder krankzinnig te worden en stond voor de Sfinx: of gij in de afgrond of ik!
Toen kwam de verlichting. Ik vastte en drong zo door tot de ware aard van mijn verleiders. Het waren souteneurs en bedriegers van mijn dierbare persoonlijke zelf, dat al even waardeloos bleek als zij. Er kwam een ruimer en meeromvattend zelf te voorschijn en ik kon van mijn vorige persoonlijkheid met haar hele entourage afzien. Ik zag nu wel in dat deze vorige persoonlijkheid nimmer transcendentale gebieden kon binnengaan. Ik voelde dien-tengevolge een verschrikkelijke pijn, maar ik was gered, de demonen krompen ineen, verdwenen en kwamen om. Er begon een nieuw leven voor mij en van toen af voelde ik me anders dan andere mensen. Er groeide in mij opnieuw een zelf dat bestond uit leugens omwille van de conventie, uit komediespel, zelfbedrog en herinneringsbeelden, een zelf net als dat van andere mensen, maar daarachter en daarboven bevond zich een groter en meeromvattend zelf dat op mij de indruk maakte van eeuwigheid, onveranderlijkheid en onschendbaarheid en sindsdien steeds mijn beschermer en toevlucht is geweest. Ik geloof dat het voor heel wat mensen goed zou zijn om ook eens kennis te maken met zo'n hoger zelf en dat er mensen zijn die dit doel langs een vriendelijker weg hebben bereikt.


Wanneer Iwan in De Gebroeders Karamazow zegt: 'Als God niet bestaat, is alles toegestaan', dan bedoelt hij niet: 'Als mijn superego, in geprojecteerde vorm, afgeschaft kan worden, dan kan ik alles doen met een goed geweten'. Hij bedoelt wel: 'Als er niets anders bestaat dan mijn geweten, dan heeft mijn wil geen uiteindelijke geldigheid'.
Onder dokters en priesters moeten we mensen hebben die als gids kunnen optreden, die iemand uitgeleide doen uit deze wereld en hem in de andere binnen geleiden. Een gids wanneer hij binnengaat en een gids wanneer hij terug moet.
Men gaat de, andere wereld binnen door een schaal te verbreken: of door een deur: door een wand: het doek gaat open of omhoog: een sluier wordt weggenomen. Zeven sluiers, zeven zegels, zeven hemelen. Het 'ego' is het instrument om in deze wereld te leven. Wanneer het 'ego' tot ontbinding overgaat of afgebroken wordt (doordat bepaalde situaties in een leven onoverkomelijke moeilijkheden opleveren, door intoxicatie of door chemische veranderingen), dan krijgt de betrokken persoon te maken met andere werelden, die op een heel andere manier 'werkelijk' zijn dan het wel zo ongeveer bekende gebied van dromen, verbeelding, waarneming of fantasie.

Doordat deze buitenwereld bijna volkomen vervreemd is van de binnenwereld, brengt ieder rechtstreeks persoonlijk besef van de binnenwereld al ernstige risico's met zich mee.
Maar aangezien de samenleving zonder het te weten snakt naar de binnenwereld, wordt er enorm vaak een beroep gedaan op mensen die deze wereld op een 'veilige' manier te voorschijn kunnen roepen, zo, dat men er geen ernst mee hoeft te maken enzovoort. Natuurlijk staat men daar dan weer zeer ambivalent tegenover. Geen wonder dat de lijst van kunstenaars die op deze klippen zijn gestrand, zo groot is Hölderlin, John Clare, Rimbaud, Van Gogh, Nietzsche, Antonin Artaud ...
Zij die het overleefd hebben, beschikten over uitzonderlijke hoedanigheden - het vermogen om in het geheim te werken, sluwheid, arglistigheid - een door en door realistische kijk op de risico's die ze lopen, niet alleen van de zijde van het door hen bezochte geestelijk domein, maar ook van de kant van hun medemensen, die een iegelijk die zich met dit streven inlaat, verafschuwen.

Zoals de zaak nu staat, is de rol van de seculiere psychotherapeut dikwijls die van de blinde die de halfblinde leidt.

Wij leven in een seculiere wereld. Om zich aan deze wereld aan te passen, doet het kind afstand van zijn extase ('L'enfant abdique son extase': Mallarmé). Wij ervaren de geest niet meer en nu verwacht men van ons dat we geloof hebben. Maar op die manier wordt dat een geloven in een werkelijkheid welke geen evidentie bezit. Er staat een profetie in het boek Amos dat er een tijd zal komen dat er honger in het land zal zijn, 'geen honger naar brood, noch dorst naar water, maar naar het horen van het woord des Heren'. Die tijd is nu aangebroken. Het is de dag van vandaag.

Onze gezondheid is geen 'ware' gezondheid. Hun waanzin is geen 'ware' waanzin. De waanzin onzer patiënten is een artefact, teweeggebracht door ons destructief optreden t.a.v. hen en hun eigen destructief optreden t.a.v. zichzelf. Laat niemand denken dat we nog 'ware' waanzin zullen tegenkomen: beslist niet, zo min als wij waarlijk gezond zijn. De waanzin die wij tegenkomen in patiënten, is een grove parodie op, een bespotting en groteske karikatuur van wat de natuurlijke genezing van die vervreemde integratie die wij gezondheid noemen, zou kunnen zijn. Ware gezondheid houdt op de een of andere manier in de ontbinding van het normale ego, dat valse zelf dat zo goed is aangepast aan onze vervreemde sociale werkelijkheid: het te voorschijn komen van de 'innerlijke' archetypische middelaars van de goddelijke macht, en door deze dood heen een wedergeboorte en mogelijk een nieuw soort ego-functie, waarbij het ego dan de dienaar, niet de verrader van het goddelijke is.

Zien we dan niet dat deze reis niet iets is waarvan we genezen moeten worden, maar dat zij zelf een natuurlijke geneeswijze is voor onze afschuwelijke staat van vervreemding, die wij normaliteit noemen? In andere tijden begon men doelbewust aan zo'n reis. Of als bleek dat men al op reis was, nolens volens, dan dankte men de Heer, als voor een speciale genade.
Vandaag de dag gaan nog steeds mensen erop uit. Maar de meesten zullen wel gedwongen zijn de 'normale' wereld te verlaten, doordat ze in die wereld in een onhoudbare positie verkeren. Zij kunnen zich niet oriënteren in de geografie van de innerlijke ruimte en de innerlijke tijd, en het zit erin dat zij zonder gids heel snel zullen verdwalen.
De richting die we, op deze zo bijzondere reis, moeten inslaan, is terugwaarts en inwaarts, want het was tijden terug dat we tegen de 'vlakte' gingen. Ze zullen zeggen dat we regrediëren en ons terugtrekken en geen contact meer met ze hebben. Dat zal best, want we moeten een lange, lange reis maken om weer contact te krijgen met de werkelijkheid waarmee we al lang geleden ieder contact hebben verloren, allemaal. En omdat ze zo humaan zijn en zo bezorgd, ja, van ons houden, en omdat ze zo geschrokken zijn, zullen ze ons proberen te genezen. Misschien lukt het ze. Maar er is nog alle hoop dat het ze niet lukt.

Naar boven