Home
Uit: DE ZACHTE MOORDENAARS (1974)Het sociopathologisch syndroom der maatschappijstructuren Opgedragen aan allen En tevens met een warm hart Hoofdstuk 1 Van psycho- naar sociopathologisch syndroom Een aan de heersende maatschappijstructuren perfekt aangepast
gedrag is het zuiverste symptoom van geestelijk-gestoord-zijn.
Aanpassing gebeurt immers ten koste van het ‘menselijke’ in
de mens. Het ‘menselijke’ is niet vanzelfsprekend in deze
maatschappij. Het is een curiosum, iets vreemd, iets
eigenaardig, iets dat men gaat bekijken, dat men heimelijk en met
heimwee bewondert, dat soms ontroert en waarvoor men eventueel een
standbeeld opricht of een straatnaamverandering doorvoert nadat men het
eerst gevangen, verguisd of vermoord heeft. In een maatschappij als
deze is geen plaats voor het ‘menselijke’. Integendeel. Van
bij de geboorte wordt elk mensenkind systematisch en op efficiënte
wijze aan een ‘ontmenselijkingsproces’ onderworpen. Dit
proces is zo efficiënt dat elke aangepaste structuurspeler zelfs
geen weet meer heeft van wat hem werd aangedaan. Onze ontmenselijkte
maatschappij wordt haast ervaren als een vanzelfsprekendheid.
Schoolvoorbeelden van ontmenselijking zijn de door de mens ontworpen en
in stand gehouden structuren. Het sociopathologisch syndroom der
maatschappijstructuren. Het psychopathologisch syndroom van de normale
mens (Impasse. Het psychopathologisch syndroom van de normale
mens. 160 pp. De Nederlandsche Boekhandel, 1973.) stoelt op
dit sociopathologisch syndroom dat tot doel heeft de mens de toegang
tot het menselijke te ontzeggen. Merkwaardig genoeg pretendeert dit sociopathologisch syndroom
der maatschappij-structuren juist de bevordering van het menselijke in de
mens tot eigen doel te hebben. Dit is van alle leugens de gemeenste die
er bestaat. Daarom noemen wij deze gemeenheid der
maatschappij-structuren ‘the soft killers’, ‘de
zachte moordenaars’. Wanneer men iemand richt op een ander doel dan de eigen
ontplooiing, wanneer secundaire doelstellingen primair worden gesteld,
wanneer de konkrete mens in dienst moet staan van de maatschappij en
niet andersom, wanneer die maatschappij zich bij de bepaling van haar
doelstellingen laat leiden door bepaalde belangengroepen, dan is de
vervreemding als wezenskenmerk in de maatschappij ingebouwd, dan is die
maatschappij misdadig. In zo’n maatschappij leven wij. De
eigenheid van de konkrete mens wordt ontkend, de middelen deze te
realiseren worden hem geweigerd en wie gewoon zichzelf wenst te worden,
wordt weggeduwd naar de rand, naar de marge van deze maatschappij,
wordt een outsider, een marginale, een-die-er-niet-bij-
hoort. Het is geen eenvoudige opgave zich niet te laten herleiden tot de
inhoud die de aktuele maatschappijstructuren voorstaan, hun veiligheid,
waarborgen en levensverzekering van de hand te wijzen, zich niet te
laten beperken en indijken tot de zogenaamde normaliteit van hun
maatstaven. Elke structuur zal immers op haar menselijke waarde moeten
worden getoetst. Dit is het ultieme criterium. Enkel die structuren die een
hulpmiddel zijn tot, een steunpunt voor vermenselijking zullen de
wereld van morgen mogelijk maken. Het menselijke laat zich immers nooit
integraal structureren. De structuurmakers ondervinden weinig tegenstand. Het merendeel der
mensen offert gewillig zijn mens-zijn op voor een veilig bestaan
binnen de door de structuren toegestane speelruimte. Merkwaardig genoeg leeft bij het merendeel der mensen de
‘zekerheid’ dat tegen deze structuren niets valt te
ondernemen. De weerloosheid waarmede de mens aan de structuren, —
door hemzelf geschapen en in stand gehouden —, overgeleverd is,
dwingt hem tot ‘aanpassing’ ten koste van het
‘menselijke’ in de mens. Als ‘beloning’ krijgt
hij sociale zekerheid, een vast inkomen (een minimum althans, zo wordt
hem beloofd), eventuele kosteloze geneeskundige verzorging en op het
eind (na afschrijving dus) een ‘overlevingspensioen’
veiligheid, geborgenheid tot aan zijn dood. Daar gaat het juist om. De
mens offert zijn ‘menselijkheid’ op voor een veilige
geborgenheid, voor verveling, vervreemding, voor een ‘ongeboren
toestand’, een vormloosheid, inhoudsloosheid, leegheid, voor een
niet-zijn. Wie binnen deze structuren grondig durft nadenken, naar
eigen eenheid zoekt, naar verbondenheid met de medemens en de kosmos
verlangt, bij een pasgeboren kind de kindermoord in zichzelf opnieuw
ervaart, ontkomt niet meer aan een fundamentele krisis, aan een
fundamentele konflikt-situatie, aan een innerlijke revolte gevolgd door
opstandigheid en het uiteindelijk verlangen
er-wat-aan-te-doen... Dit is meteen de vraag wie kan wat doen? en tegen wie? tegen
wat? Wie met enige zelfkritiek de diverse sociale situaties en structuren
analyseert, komt tot de vaststelling dat de ‘diverse
machten’ stevig in het zadel zitten en elk hun
repressie-apparaten hebben uitgebouwd. Elke structuur neemt in haar
bovenbouw, — zo poogt zij althans —, enkel betrouwbare
elementen op. Wie zich binnen een eigen structuur marginaal opstelt
wordt vroeg of laat geliquideerd, eerder vroeg dan laat. Het systeem
werkt doorgaans perfect. Mensen die opgeleid werden om binnen
structuren goed te functioneren, vrezen de uitsluiting. Wordt men
uitgesloten dan is men meteen een gestigmatiseerde, een verschoppeling,
een vereenzaamde, een paria. Daarmee is de cirkel gesloten.
Het mechanisme van de instandhouding der structuren zelf is
echter doorzichtig, nl. de opbouw van een eigen repressie-apparaat. Dit
repressie-apparaat kan de meest uiteenlopende vormen aannemen. Het
behoort tot de strategie der revolutie deze repressie te ontmaskeren.
De verschijningsvormen zijn zo verscheiden, zo misleidend, zo
tegengesteld dat hun gemeenschappelijke oorsprong haast ondoorzichtig
wordt. De gemeenschappelijkheid zelf is nochtans evident met zachte of
harde hand, — zalvend of straffend —, al wie
deviërende tekenen vertoont tot de orde roepen of
uitstoten. En toch rest de fundamentele vraag : hoe kan de mens tot structuren
worden herleid, hoe kan de mens binnen structuren worden ingebed, hoe
kan de mens aan structuren worden onderworpen, hoe kan de mens tot
massale vervreemding worden gedwongen ? Deze vraag trekt niet in
twijfel dat het gebeurt, zij slaat alleen op de mogelijkheid van
dit gebeuren. Hoe is dit alles mogelijk geworden ? Even merkwaardig is
de vaststelling dat deze structuren zich handhaven ondanks de
min of meer bewuste innerlijke onvrede van het merendeel der
‘onderhorigen’. Dit alles voert ons tot een belangrijke en haast ongelooflijke
vaststelling dat het ‘menselijke’ zich in zeer weinig
mensen kan realiseren, mensen die zich aan de structuren hebben
onthecht, mensen die eventueel wel bereid zijn deze structuren tot
steunpunt te nemen, echter niet tot lotsbestemming of einddoel. De
vaststelling dat de meeste mensen hun ‘aanpassing’ betalen
met hun menselijkheid. Waarom ? Wat krijgen zij in de plaats? De
zinloosheid. Het luchtledige. De vervreemding. Gebrek aan levensruimte,
aan menselijk leven. Wie in volle ernst de eigen situatie onder ogen durft nemen,
ontkomt niet meer aan fundamentele, essentiële
‘menselijke’ vragen. Waarom leef ik ? Wat is de zin van
dit, mijn leven? Waarvoor sloof ik mij af of uit? Aan welke waarden leen
ik mijn leven? Welke leenheer dien ik? Wie in volle ernst al
deze vragen onder ogen durft zien, ontdekt dat hij wordt misleid en
misbruikt, dat hij een oneerlijk spel speelt in de eerste plaats
tegenover zichzelf, dat hij in de eigenwaan gegrepen zit, dat hij het
medeplichtig slachtoffer is van een gigantische
ontmenselijking. Welke structuren zijn het waarmee de mens hoofdzakelijk wordt
geconfronteerd van bij geboorte af tot aan wat doorgaans de dood wordt
genoemd ? Reeds vanaf de start doen zich fundamentele verschillen voor.
Het predominerend structuurpatroon verschilt van individu tot individu,
naargelang de toevalligheid van het gezin waarin men geboren werd. Een
arbeiderskind zal, — in deze maatschappij —, een andere
structurele lijdensweg ondergaan, op een andere wijze in zijn mens-zijn
worden verminkt dan het kind dat in het gezin van een rechter, een
arts, een groot-industrieel werd geboren. De ontmenselijkingskansen
liggen verschillend, maar zijn in hun betekenissen analoog. Ieder mens
maakt een verschillende structuurcarrière door, het
pathologische der structuren is echter van dezelfde orde. Het hoeft dan
ook niet te verwonderen dat sommige ‘intellectuelen’ en
‘bourgeois-kinderen’ het opnemen voor de
‘arbeiders’, daar hun menselijk geschonden-zijn
gemeenschappelijk is. Ons eerste boek behandelde het psychopathologisch syndroom van de ‘normale mens’. Het sociopathologisch syndroom der maatschappij-structuren is een verdere fundering van het pathologisch syndroom. Immers, hoe kan de mens op dergelijke pathologische actie der maatschappij-structuren reageren ? 1 Wie in het nauw gedreven wordt, zal zich pantseren, zijn afweer zo goed mogelijk organiseren. The struggle for life. Wij weten wat dit betekent. Wij hebben immers oorlogservaringen. Alle energiebronnen die, in geval van vrede een rijke diversiteit vertonen, worden van hun oorspronkelijk doel afgeleid en uitsluitend ter beschikking gesteld van de weerbaarheid. Dit is een zeer uitputtende aangelegenheid. 2 Wie in verweerhoudingen verstard is wordt afgeleid van zijn oorspronkelijk doel, zijn opgave als mens, zijn vermenselijking. Het essentiële der konkreet-individuele opgave verdwijnt naar het achterplan, naar de vergetelheid, naar die ruimte waar oorspronkelijke werkelijkheid wens en fantasie wordt. 3 Wie afgeleid wordt van zijn oorspronkelijk doel
zal tussen zijn tot droom herleide werkelijkheid enerzijds en zijn
gepantserde verweerhouding anderzijds een spanningsveld van
ongenoegen, mistevredenheid, op gekropte agressiviteit en ervaringen
van zinloosheid ‘in leven’ houden. Dit heeft tot merkwaardig gevolg dat de ‘oorspronkelijke
werkelijkheid’ verdwijnt om plaats in te ruimen voor de ‘nieuwe
werkelijkheid’ die vanuit de structuren wordt gedicteerd.
Zij bepalen, beslissen en bevelen wat de ‘werkelijkheid’
zal zijn waaraan de mens zich conform heeft te gedragen. Zoniet, treedt
het in elke structuur ingebouwd repressie-apparaat op met zijn
stigmatiserende woorden: zondig, misdadig, abnormaal. Deze
drie laatste stigmata verwijzen naar drie belangrijke repressieve
machtsstructuren : de moraal (kerkelijke of officiële), het
gerecht en de geneeskunde. Het deshumaniserend bolwerk van deze
drieëenheid bereikt het verbluffend resultaat dat de mens buiten
zijn werkelijkheid, buiten De Werkelijkheid wordt gehouden en een
neurotisch leven ontwikkelt binnen een structureel-bepaalde
schijnwerkelijkheid. Deze schijnwerkelijkheid werd echter officieel
geïnstalleerd als de werkelijkheid, en wie daarvan
afwijkt, wie eventueel interesse zou hebben voor De Werkelijkheid, zal
noodzakelijkerwijze met deze structuren in botsing komen. Wie bij deze botsing afknapt, vlucht in het psychopathologisch
syndroom; anderen stellen zich marginaal op, een luxe die zij
zich kunnen veroorloven vanuit hun kontakt met De Werkelijkheid, met De
Menselijkheid. Bij de marginalen zijn er echter twee groepen die niet passen
binnen het sociopathologisch syndroom der maatschappij-structuren,
enerzijds diegenen die zogenaamd definitief afknappen, de psychotici,
en anderzijds diegenen die het sociopathologisch syndroom overschrijden
vanuit hun contact met De Werkelijkheid. Beide groepen vinden elkaar :
een dubbele marginaliteit waarbij de groepen in elkaar overgaan. Dit
wordt op zijn beurt handig door het repressie-apparaat der
maatschappij-structuren uitgebuit: zij kennen maar één
vorm van vreemde marginaliteit, die der krankzinnigen: de anderen
worden ook krankzinnig verklaard. Als verweer tegen het sociopathologisch syndroom zijn beide
vormen van marginaliteit belangrijk en vullen elkaar aan: eerst genoemde door
op de meest geprononceerde, existentieel-dramatische wijze aan te tonen
dat het zo niet verder kan, laatst genoemde door leef- voorbeelden te
geven, door exemplarisch aan te tonen hoe het anders kan. Zo wordt
enigszins doorzichtig dat het menselijke zich in het zwakke openbaart.
Zo wordt echter meteen duidelijk dat juist het ergste wat een mens kan
overkomen, is: een normaal,
aan-maatschappelijke-structuren-aangepast-individu te worden. Eenmaal vastgelopen
in de structuren, zijn dramatische levensomstandigheden
nodig om een deblokkering mogelijk te maken. Een woord dat in is in deze maatschappij is het
woord identificatie:
men identificeert zich met alles en nog wat: in de opvoeding met de
ouderfiguren, op school met het opgedrongen maatschappijbeeld, in het
beroepsleven met de toebedeelde rol, bij het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd met de overbodigheid,... De meest-massale identificatie, — en tevens
de minst onderkende —, gebeurt met het sociopathologisch
syndroom der maatschappij-structuren. Alles is immers afgestemd
op het ‘er komen’. Wat betekent nu juist
‘er komen’? Hier openbaart zich het intrigerend-absorberend
spel der gevestigde structuren. Het ‘er komen’ is niet meer
of minder dan een plaatsje vinden binnen die structuren.
Hoeft het nog verduidelijking? Wie geen opvoeding geniet,
komt er niet. Wie op school niet meekan, komt er niet. Wie
niet lichamelijk gezond is, komt er niet. Wie met de rechter
in aanraking kwam, komt er niet. Wie andere vormen van
wetenschapsbeoefening voorstaat dan de officieel geconsacreerde, komt
er niet. Wie het politieke beleid fundamenteel kritisch beoordeelt,
komt er niet. Wie de voorrang van de economie als de meest
vervreemdende macht ontmaskert, komt er niet. Wie er niet komt, lijdt
aan een defect in zijn identificatiemechanisme, is een onaangepaste,
een mislukkeling, althans in deze maatschappij. Wie zichzelf
wil worden, zijn en blijven, komt er niet. Het ‘menselijke’
komt er niet. Daarom zijn mensen bange wezels, daarom offeren
mensen hun menselijkheid en die van hun kinderen, omdat zij er anders
niet komen. Nadenkend over wat het ‘er komen’ betekent, stuit
men op het sociopathologisch syndroom der maatschappij-structuren. Het
psychopathologisch syndroom van de ‘normale mens’ wordt
door het sociopathologisch syndroom der gevestigde structuren
voorbereid en nadien bevestigd. Beide syndromen zijn interdependent.
Genezing situeert zich op een ander niveau, verlaat de
schijnwerkelijkheid, heeft Werkelijkheidsgehalte, valoriseert het
Menselijke. De mens is slachtoffer van beide syndromen, maar heeft
tevens beide syndromen in handen. De Uitwegen uit de Impasse hebben
betrekking op beide syndromen: de individuele bewustwording op het
psychopathologisch syndroom, de sociale verantwoordelijkheid op het
sociopathologisch syndroom. Daarom hebben wij dit de twee-enige uitweg
genoemd. Het sociopathologisch syndroom vertoont gemeenschappelijke symptomen die binnen elke structuur kunnen worden teruggevonden, ook al ligt de accentuering verschillend. Er is trouwens een hiërarchiserende dependentie der verschillende structuren en ieder medemens is gelijktijdig lid van meerdere structuren. De hierna volgende symptomen worden door de structuurverdedigers en organisatie-analisten ànders benoemd: zij zouden noodzakelijke voorwaarden zijn voor het voortbestaan der structuur, waardevrije constituerende elementen, ordenende beginselen, en dies meer. Dat in de uitbouw zelf het deshumaniserende reeds ligt besloten, schijnt niet zo gemakkelijk door te dringen. Enkele van de belangrijkste symptomen zijn 1 Nood aan zelfbestendiging als autonome instelling eigen aan elke structuur. Structuren dienen zichzelf aan alsof zij natuurlijke gegevenheden zouden zijn, altijd bestaan hebben en ook altijd zullen bestaan. Hoewel deze stelling gemakkelijk historisch en geografisch te weerleggen is, doet men alsof. Dit alsof-gedrag manifesteert zich telkens wanneer men naar het hoe en waarom van een bepaalde structuur vraagt. Wie huwelijk, gezin, onderwijs, gerecht, geneeskunde,... op hun al dan niet humaniserende waarde durft toetsen, wordt als ondergraver van instellingen, ondermijner van het gezag, saboteur van de bolwerken der beschaving, afbreker van de hoekstenen der maatschappij, kortom als een ‘subversief element’ bestempeld. De geeigende taal van het alsof-gedrag der vanzelfsprekendheid hoort men dagelijks. Zinnen als ‘zo iets doet men niet’, ‘er zijn nu eenmaal grenzen’, ‘hoe durft men het aan’, ‘waar haalt men die pretentie vandaan’, illustreren dit. Structuurbekleders pretenderen buiten en boven de mens te staan: zij beschouwen zichzelf niet als veranderlijke steunpunten die door de mens kunnen worden gebruikt of terzijde gelaten naargelang zij het humaniseringsproces bevorderen of verhinderen. 2 Vertikaal-piramidale opbouw der eigen structuur. Dit
symptoom is even fundamenteel, even noodzakelijk als de
zelfbestendigende functie : het is de voorwaarde der zelfbestendiging.
Deze vertikaal-piramidale opbouw wordt liefst zo eenvoudig mogelijk
gehouden. Kerk en leger zijn hier prototypen. De basis heeft men liefst
zo breed mogelijk, de top zo eng mogelijk, met tussen beiden
variërende tussenschakels naargelang de behoeften. Elke piramide
is ongeacht de structuur zeer goed herkenbaar. Men wéét
wie wie is. Typische kenmerken van dit symptoom zijn De geoorloofde rollen hebben zeer eenvoudige kenmerken: braaf
en gehoorzaam zijn, goed leren, hard werken, geboden en verboden
onderhouden en daarmee is de kous af, ook al mag men nu en
dan een klein steekje laten vallen. Grote steken laten vallen is het
zichzelf toegeëigend voorrecht van de top der
piramiden. Wie de officieel opgelegde, economisch-productieve,
politiek-ideologisch-onderworpen rollen weigert te Spelen, krijgt
vanbuitenuit door de maatschappelijke repressie-organen een andere rol
opgedrongen waarbij het ware gelaat van deze maatschappij zichtbaar
wordt: de marginale rol van politiek delinquent of van krankzinnige. In
gespecialiseerde instituten, uitgerust met de meest verfijnde
marteltechnieken, wordt men krankzinnig gemaakt: de moderne
versie van de middeleeuwse brandstapels, — zachte moordenaars met
vuile handen. De negatief-destructieve krachten in deze maatschappij
wanen zich zo sterk dat zij veel van hun camouflage-technieken laten
varen, martelingen en geweld openlijk propageren als burgerdeugden en
uitingen van patriottisme. Nooit was de delinquentie bij de overheid zo
schaamteloos. Piramide, top, autoriteit, straf en beloning... : sleutelwoorden die één en dezelfde constellatie aanduiden en verwijzen naar hetzelfde syndroom. Twee vormen van autoriteit moeten echter duidelijk van elkaar worden onderscheiden: een humane autoriteit die de andere niet vernietigt, maar wekt en door de andere van binnen uit aanvaard en dus toegankelijk wordt enerzijds en een deshumaniserende autoriteit die zich vanuit de structuren opdringt anderzijds. De eerstgenoemde autoriteit kan zich waar maken ondanks de structuren, de tweede heeft de structuren nodig om zich in stand te houden. Deze laatste biedt het beeld van een wonderlijke mengeling van onmacht en psychisch en/of fysisch geweld. Zij is eigen aan nagenoeg alle structuren in deze maatschappij, is zeer gedifferentieerd en kent veel nuances: zij beschikt tussen twee extreme polen over een gamma van mogelijkheden. Enerzijds is er het ruw-brutale optreden, frequent beoefend door beschaafde lieden en bestaande uit de zeer eenvoudige knok-, knots- en kloptechniek, anderzijds de meer verfijnde, haast onzichtbare diep-inwerkende dwang die speelt in opvoeding, onderwijs en beroep (‘spelen’ is hier een metafoor en heeft niets gemeenschappelijks met de humaniserende spel-funktie). Men kan gerust stellen dat onze Westerse maatschappij in al haar geledingen één grote aaneengerijgde dwangbuis is, waarbij zelfs het kind, als laatste toevlucht om opgelopen frustraties tot ontlading te brengen, de pop straffend vermaant of in de hoek zet. De stoute pop is de resultante van twintig eeuwen Westerse beschaving. Hersenspoeling wordt ingeschakeld daar waar de maatschappijstructuren in hun deshumaniserend werk hebben gefaald. Elke structuur beschikt over het nodig fit-in arsenaal om het conform gedrag der individuele leden aan de groepsnormen te verzekeren. Oudere structuren gebruiken meer autoritaire methoden, zoals de tuchtraad der advocaten en de orde der geneesheren. Nieuwere structuren doen beroep op methoden van meer psychologische aard, die meer in zijn, zoals bijvoorbeeld sensitivity-training. Het doel blijft hetzelfde, er zorg voor dragen dat de leden goed blijven functioneren binnen een bepaalde groep of structuur in overeenstemming met de door haar bepaalde regels. De hersenspoeling heeft veel vormen en technieken, ook de benamingen zijn verschillend, maar westers getint... Onze moderne managers gaan blij naar de hersenspoelmachine net of zij met vakantie gaan, er even uitvliegen: bevoorrechte zielen... Al deze technieken hebben maar één doel: de mens reduceren tot wat aanvaardbaar is voor de desbetreffende structuur. Ingenieuze manipulatietechnieken die de mens leren hoe zich prettig te voelen in een vernauwde situatie die bestaanszekerheid biedt. 4 Werkelijkheidsreductie en bewustzijnsvernauwing als noodzakelijke voorwaarden om de structuren te her-leiden tot zachte moordenaars. Dit vierde symptoom is fundamenteler dan de drie voorgaande, het fundeert de drie voorgaande en wordt tevens door hen ontkend. Dit vierde symptoom vormt de zwaarste beschuldiging, men mag er zich bijgevolg aan verwachten dat zij massaal zal worden genegeerd. Werkelijkheidsreductie en bewustzijnsvernauwing werden reeds eerder in dit hoofdstuk besproken, zij zullen onze leidraad zijn in de drie volgende hoofdstukken. Indien onze structuurgidsen zo bekwaam en betrouwbaar zouden zijn als uit hun beweringen blijkt, hoe kon de mens dan in dergelijke impasse belanden? Elke structuur levert haar bijdrage in het reductieproces van de werkelijkheid en in het manipuleerbaar maken van het mensenmateriaal. De namen zijn veranderd, klinken hedendaagser. Men spreekt van adaptatie- en programmeringstechnieken. Werkelijkheidsreductie, bewustzijnsvernauwing en vervreemding gaan
in versneld tempo verder. De technocraten hebben hun handen vrij.Zij
beheersen de databanken en de computers. De robotisering kan beginnen.
De elektronische baby kan geboren worden, net op tijd want de aarde zal
te dor geworden zijn, onbewoonbaar voor menselijke gevoelens. De mens
heeft immers, zo meent hij althans, het vuur van de goden gestolen,
heeft zeggingsmacht gekregen over hemel en aarde, heeft de hemel reeds
afgeschaft en is de aarde aan het verschroeien tot elk spoor van
menselijk leven definitief zal zijn uitgewist... Het maatschappelijk adaptatie-proces is een reductieproces Van Werkelijkheid, een vernauwingsproces van Bewustzijn, een zachte moord op de Mens in de mens. Drie elkaar completerende triades ondersteunen het sociopathologisch syndroom der maatschappij-structuren. De eerste triade (gezin, school, beroep) voert de werkelijkheidsreduktie door. De tweede triade (moraal, gerecht, geneeskunde) kontroleert het reductie- en adaptatieproces. De derde triade (wetenschap, beleid, economie) biedt de rechtvaardigingsgrond voor deze reductie: de wetenschap geeft de fundering die door het beleid operationeel wordt gemaakt met het oog op de economische belangen. Lees hier een interview met Steven de Batselier: De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam 1974, ISBN 90 289 0009 8 |