Home
EDWIN ABBOTT
Het volgende artikel is in 1990 voor het grootste gedeelte
in dezelfde vorm verschenen in het Engelse tijdschrift Interdisciplinary
Science Reviews
Van Platland tot Hypergrafische Afbeeldingen:
Wisselwerking met Hogere Dimensies
Door Thomas
F. Banchoff, geschreven in 1989
Vakgroep Wiskunde, Brown Universiteit, Providence, Rhode Island, USA
Platland is meer dan honderd jaar oud en het is nog
nooit zo populair geweest als tegenwoordig, met vijf Engelse uitgaven
in de afgelopen zes jaar en vertalingen in acht vreemde talen. Veel van de
satire op de maatschappij is thans nog steeds relevant en het is pas
nu, met de komst van moderne computergraphics, dat we kunnen beginnen
met het naar waarde schatten van de uitdaging om verschijnselen vanuit
hogere dimensies onder ogen te zien, die de tweedimensionale
hoofdfiguur uit het meesterwerkje van Edwin Abbott Abbott zo
verbijsterde. In dit overzicht beginnen we met het beantwoorden van de
vragen: "Wie was de schrijver van dit boek?" en, "Hoe kwam hij ertoe om
het te schrijven?"

Precies honderd jaar geleden schreef een hardwerkend schoolhoofd en
dun boekje, dat een satire was op de zelfbeperking van maatschappelijke
toekomstperspectief van het Victoriaanse Engeland en tegelijkertijd een
inleiding in de wiskunde van hogere dimensies. Dit boek, Flatland,
heeft verschillende perioden van populariteit meegemaakt, die van onze
huidige tijd incluis, waarin vijf nieuwe uitgaven in evenveel jaren
zijn verschenen en waarin verschillende schrijvers nieuwe boeken hebben
geschreven, geïnspireerd door Flatland. Wij zouden ons kunnen
afvragen waarom het boek meer dan een eeuw zijn populariteit heeft
behouden en waarom de boodschap ervan over de vierde en hogere
dimensies tegenwoordig een bijzondere aantrekkingskracht heeft. Het
antwoord daarop heeft te maken met het denkbeeld van de wisselwerking
tussen ons en hogere dimensies.
Edwin Abbott Abbott was niet de eerste die een twee-dimensionaal
universum poneerde, bewoond door platte wezens, maar hij was wel de
eerste die onderzocht wat het zou betekenen voor dergelijke individuen
om om te gaan met verschijnselen van een dimensie, hoger dan hun eigen.
Tegenwoordig stelt de ontwikkeling van snelle computergraphics ons oog
in oog met dergelijke hogere-dimensie verschijnselen, en in onze
onderzoeken zijn wij maar al te vaak even slecht toegerust om ze te
begrijpen, als "Een Vierkant", de twee-dimensionale hoofdpersoon uit Flatland,
meer dan honderd jaar geleden. In dit overzicht zullen we wat van
de achtergrond schetsen en de ontwikkeling van de dimensionale analogie
die tot Flatland leidt. Aan het slot zullen we beknopt
aangeven hoe moderne computergraphics een nieuwe betekenis verschaffen
aan de blijvende boodschap van Flatland.
Op de eerste plaats: hoe is Flatland tot stand gekomen? De
schepper ervan, Edwin Abbott Abbott (Afbeelding 1), die
honderdtweeënvijftig jaar geleden werd geboren, was een productieve
schrijver die in zijn vijftig jaar durende schrijversloopbaan meer dan
vijfenveertig boeken schreef. Maar hij was geen wiskundige. Met
uitzondering van een korte passage over meetkunde in zijn boek voor
privé-leraren, gouvernantes en ouders, met de titel Wenken voor
Thuisonderwijs, schreef hij niets over wiskunde behalve Flatland,
zijn vrijwel onberispelijke inleiding in de analogiemethode
voor het behandelen van verschillende dimensies. Het is iets wonderlijks
voor iedereen, zelfs voor een ontwikkeld Victoriaans schoolhoofd
(Afbeelding 2.), om honderd bladzijden over iets meetkundigs te
schrijven, zonder in allerlei fouten te vervallen of te verzanden in
volstrekte onzin. Abbott is er in geslaagd om al die valkuilen te
vermijden, hoewel zijn opleiding en het merendeel van zijn geschriften
zich eigenlijk op het terrein van de klassieken, theologie en
geschiedenis afspeelden. Waar had Abbott zijn idee vandaan om de
dimensionale analogie te gebruiken als basis voor zijn satire? Hoe
ontwikkelde hij deze ideeën, zonder in fouten te vervallen? En hoe
passen deze ideeën bij de rest van het schrijven van Abbott?

Afbeelding 2. The City of London
School in 1882, toen Abbott daar schoolhoofd was.
Het is moeilijk om het levenswerk samen te vatten van iemand,
die zo breed ontwikkeld was als Abbott, maar er blijkt één onderwerp te
zijn, dat zijn meeste verrichtingen met elkaar verbindt. Hij hield zich
hoofdzakelijk bezig met wonderen en illusies, waarvan hij dacht dat ze
in zekere zin hetzelfde waren. Wij kunnen het Transcendente niet
rechtstreeks kennen, en als wij ooit een glimp opvangen van dit rijk,
zullen wij niet in staat zijn om onze inzichten helder over te brengen.
Toch moeten wij dat proberen, met behulp van alle onvolmaakte
communicatiemiddelen die ons ter beschikking staan, zelfs al lopen wij
het risico om verkeerd begrepen, verworpen en uiteindelijk vervolgd te
worden. Dat is de belangrijkste les van de Evangeliën, en Abbott was
een theoloog die zich bekommerde om de manier waarop de Evangeliën
werden ontvangen, in hun en zijn eigen tijd.
Hoewel de verbanden niet met zekerheid kunnen worden
gelegd, kunnen we verschillende mogelijke bronnen aanwijzen voor Abbott's eerste
ontmoeting met meer-dimensionale ideeën. Aan de andere kant kunnen wij
met zekerheid vaststellen wat ongeveer de juiste aanleiding voor Abbott
is geweest om deze ideeën in Flatland te gebruiken, tijdens
zijn contacten met een andere Victoriaanse schrijver, Charles Howard Hinton.
Achtergrond voor de dimensionale analogie
Voordat we een relatie tussen deze twee mannen kunnen
aantonen, is het juist om de weg te bereiden voor de ontwikkeling van
de dimensionale analogie. Vóór het midden van de 19e eeuw werd er in
Engeland of elders weinig gespeculeerd over de aard van de vierde of
hogere dimensies. Er bestond echter nogal wat belangstelling voor,
zowel wetenschappelijk als pseudo-wetenschappelijk, vooral in Engeland
en Duitsland. Verschillende schrijvers zagen de fundamentele rol van de
fundamentele analogie, die de basis werd van hun uiteenzettingen: net
zoals we opstijgen van een vlakke meetkunde naar een meetkunde van
lichamen, is het mogelijk om verder te gaan over een onderwerp en het
te bekijken voorbij de meetkunde van lichamen. Om de problemen met het
begrijpen van dergelijke hogere meetkunden naar waarde te schatten, is
het zinnig om je de situatie voor te stellen dat je probeert om een
lagere dimensie te rijmen met de derde dimensie. Deze "taaie oefening"
is met de verbeelding van vele verschillende schrijvers op de loop gegaan.
Fechner, Plato, en schaduwgestalten
De eerste die in de 19e eeuw de dimensionale analogie ontwikkelde
was de psycholoog en fysioloog Gustav Fechner in Leipzig. Hij schreef
een kort verhaal, De Ruimte heeft Vier Dimensies, als
onderdeel van zijn bundel Vier Paradoxen, in 1846
gepubliceerd onder het pseudoniem Dr. Mises. Fechners twee-dimensionale
schepsel was een schaduwman, die door een matte projector op een
verticaal scherm werd geprojecteerd. Hij kon reageren op andere
schaduwen, maar, op grond van zijn beperkte ervaring, kon hij niets
begrijpen van een richting die loodrecht op zijn scherm stond. Fechner
oppert dat voor een dergelijk wezen de tijd een derde dimensie zou
moeten zijn, die uitdrukking geeft aan de beweging van zijn hele scherm
in een richting die hij ruimtelijk niet kan begrijpen. Het idee om het
over schaduwfiguren te hebben gaat veel verder terug, tot Plato's Allegorie
van de Grot in het zevende boek van De Republiek. Daar
zijn de schaduwen slechts beelden van voorwerpen, die door
drie-dimensionale waarnemers, die kunstmatig worden omgetoomd, zodat ze
alleen maar deze lager-dimensionale afbeeldingen zien. Plato suggereert
niet dat de schaduwen het vermogen bezitten om op elkaar te reageren,
maar dat is nou net de kern van het inzicht van Fechner.
Helmholz en de niet-euclidische meetkunde
Fechner's verhaal over een twee-dimensionale man is herdrukt
in zijn Kleine Schriften in 1875, en naar zijn ideeën werd
verwezen in het Engelse tijdschrift Mind in 1876, toen J. M.
P. Land reageerde op een artikel van een collega van Fechner, Hermann
von Helmholz. In het midden van de 19e eeuw bestond er een
aanmerkelijke belangstelling voor de niet-euclidische meetkunde, en
toen hij over dat onderwerp schreef, gebruikte Helmholtz het middel van
de verbeelding van het probleem, van een twee-dimensionaal schepsel dat
wordt gedwongen om zich over een marmeren oppervlak te bewegen, in een
poging om de intrinsieke meetkunde van zijn wereld te leren kennen,
zonder hulp van een drie-dimensionaal perspectief, dat zijn
krommingeigenschappen in één keer zou kunnen onthullen. Een Engelse
versie van zijn werk was al in 1870 verschenen in Academy, en
het uitgewerkte artikel werd uiteengezet in Mind onder de
titel De Meetkundige Axioma's.
Gauss, Riemann en de intrinsieke meetkunde
Belangstelling voor de intrinsieke meetkunde van vlakken, kan
worden teruggevoerd tot het werk van Gauss, die in de Verhandeling
over de meetkunde van Gekromde Vlakken uit 1827, zijn lezers
aanspoorde om zich een beeld te vormen van de soorten metingen die door
intelligente platwormen zouden worden gedaan, die zich over het
oppervlak van een membraan in de ruimte bewogen. Zijn bemoeienis met
landmeetkunde zorgde ervoor dat hij de werking begreep van de kromming
op de meetkunde, bijvoorbeeld bij het bepalen van de som van de hoeken
van een driehoek, die met de kortste lijnen op een bol of een
onregelmatig oppervlak was getekend. Deze ideeën werden in 1854
uitgewerkt in het proefschrift van Bernhard Riemann, De
Hypothesen, die ten Grondslag Liggen aan de Meetkunde, dat
intrinsieke metingen introduceerde aan abstracte ruimten van elk aantal
dimensies en dat geen verwijzing vereiste naar een omvattende ruimte
van een hogere dimensie, waarin materiele voorwerpen verondersteld
werden "gekromd" te zijn.
Met al deze ideeën waren de wiskundigen in Engeland
vertrouwd, en ze begonnen door de inspanningen van Helmholtz en de
Engelse wetenschapper John Tyndall, die Helmholtz in 1854 in Duitsland
had ontmoet, een groter publiek te bereiken. (Het is misschien slechts een
samenloop van omstandigheden dat Edwin Abbott Abbott in 1871 werd
uitgenodigd voor de thee ten huize van George Eliot en Charles Lewes,
op dezelfde dag dat Tyndall daar kwam eten. Lewes zelf werd geheel in
beslag genomen door de interpretatie van Kant met betrekking tot de
meetkunde van hogere dimensies, zoals blijkt uit de correspondentie die
volgde op een toespraak door J. L. Sylvester, Een Pleidooi voor de
Wiskundige, dat de kracht ophemelde van de veralgemening van
zowel meetkundige als algebraïsche ideeën tot hogere dimensies.
Afbeelding 3. Abbott's eigen tekening van het
huis van 'Een Vierkant', dat de sociale structuur van Flatland
samenvat. De vrouw en dochter van Een Vierkant zijn getekend
als enkele lijnen en stijgend op de maatschappelijke ladder zijn de
mannelijke bedienden, de butler, de lakei en de schildknapen
driehoeken. De eigenaar is Een Vierkant, en omdat elke volgende
generatie een extra hoek toevoegt, zijn de zonen van Een Vierkant de
vier vijfhoeken en zijn twee kleinzonen de twee zeshoeken. De
toegangsdeuren van het huis zijn breed genoeg voor beide geslachten.
Zöllner en de spiritisten
De meest uitgebreide belangstelling voor de vierde dimensie
bestond echter niet onder wetenschappers en wiskundigen, maar onder
spiritisten, die het idee inlijfden hun eigen theorieën te ventileren.
Het Amerikaanse medium (en goochelaar) Henry Slade was beroemd
geworden, toen hij wegens bedrog, in verband met het schrijven door
geesten op een lei, uit Engeland werd verbannen. Daarom bestond er een
enorme scepsis, toen hij opnieuw opdook als het belangrijkste bewijs in
de pseudo-wetenschappelijke pogingen van een andere collega van Fechner
en Helmholtz in Leipzig, de astronoom J. P. F. Zöllner. Anders dan
Fechner en Helmholtz, die de schijn van fatsoen ophielden, werd Zöllner
bijna geheel in diskrediet gebracht vanwege zijn band met het
spiritisme. Hij besefte, geheel terecht, dat iedereen die toegang had
tot hogere dimensies in staat zou zijn om onmogelijke kunststukjes uit
te halen voor iemand die tot slechts drie dimensies was beperkt. Hij
opperde verschillende experimenten die zijn hypothese zouden moeten
bewijzen, bijvoorbeeld het aaneenschakelen van vaste ringen, zonder ze
eerst doormidden te snijden, of het verwijderen van voorwerpen uit
afgesloten dozen. Hoewel Slade nooit de beweerde opdrachten uitvoerde,
slaagde hij er steeds in om met iets soortgelijks op de proppen te
komen, genoeg om Zöllner te overtuigen, en deze ervaringen vormden de
belangrijkste basis van zijn Transcendentale Fysica. Dit
werk en de beweringen van andere spiritisten werden in de populaire
pers uitgebreid besproken, net als door een aantal belangrijke
wetenschappers.
Abbott, illusies en wonderen
Abbott had ongetwijfeld weet van deze ideeën, hoewel hij er
geen enkele belangstelling voor toonde. Ze moeten hem echter tot op zekere
hoogte hebben gefascineerd, aangezien ze vanuit een ander standpunt een
van zijn belangrijkste interessen aan de orde stelden, namelijk het
verband tussen illusie en wonder. Als achteraf blijkt dat iets, wat wij
beschouwen als een miraculeuze gebeurtenis, die strijdig is met de
natuurwetten, een volstrekt natuurlijke uiting is van een of andere
werkelijkheid, die wij niet eerder hadden onderkend, moeten wij die
hele situatie opnieuw beoordelen in het licht van de nieuwe kennis. Wat
eerst tegenstrijdig en ongeloofwaardig of onaanvaardbaar had geleken,
wordt nu een aantal nieuwe feiten, die in overeenstemming kunnen worden
gebracht met een groter kennisgeheel. Een les die wij daaruit kunnen
trekken is dat wij niet van wonderen afhankelijk moeten zijn, als basis
van ons geloof, noch in het spiritisme, noch in traditionele religies.
Garnett, Maxwell, en de natuurkunde
Een ander verband tussen Abbott en het wetenschappelijke
bestel, kwam door een van zijn studenten, William Garnett, die het hoogste
cijfer voor wiskunde had op de City of London School in hetzelfde jaar
dat H. H. Asquith, de toekomstige premier, het hoogste cijfer voor zijn
klassieken had. Garnett ging naar het Trinity College in Cambridge en
werd hoofdassistent van de vooraanstaande fysicus James Clerk Maxwell.
Hij werkte samen met Lewis Campbell aan Maxwell's biografie. Dat boek
laat Maxwell's niet aflatende belangstelling zien voor hogere
dimensies, zowel in zijn briefwisseling als in zijn gedichten, waarin
hij verwees naar de vierde dimensie als de plek waar knopen ontward
zouden kunnen worden:
Mijn ziel is een onontwarbare knoop
Vast in een vloeibare werveling
Het geheim van de ontwarring
Ligt in de vier-dimensionale ruimte
Garnett hield gedurende zijn hele loopbaan contact met Abbott,
dus het is heel aannemelijk dat hij zijn ideeën met hem heeft gedeeld,
toen hij eenmaal besefte dat Abbott belangstelling had voor dit soort
meetkunde. Na zijn pensionering verhuisde Garnett naar Hampstead, waar
Abbott woonde. Hij tekende zijn verjaardagskaart en was aanwezig bij
zijn begrafenis in 1926. Hij was de voor de hand liggende keuze om de
inleiding bij Flatland te schrijven, toen het boek in hetzelfde jaar
opnieuw werd uitgegeven door Basil Blackwell. In zijn hoofdartikel koos
hij een versregel uit een gedicht dat Maxwell had geschreven voor het
Cayley Portrait Fund, waarin de zinloosheid beschrijft van de poging om
op het vlak van een twee-dimensionaal schilderij iemands ziel te
schilderen 'die onbelemmerd in n dimensies floreerde'. Hij
haalde ook een brief in Nature aan waarin over Abbott werd gesproken
als een profeet die het belang voorzag van een dimensionale analogie
voor het begrijpen van het verstrijken van de tijd in relatie met de
ruimte. Die brief was getekend 'W.G.', en als we nog een bewijs moeten
hebben dat het door Garnett zelf was geschreven, kunnen we wijzen op
het voorkomen in de inleiding bij Flatland van de vrij
ongebruikelijke zegswijze jeu d'esprit, die tweemaal door
Garnett werd gebruikt in zijn biografie van Maxwell, die in datzelfde
jaar, 1926, werd gepubliceerd.
Hinton en Candler, de Uppingham-connectie
Was een van deze mogelijke bronnen de bijzondere plek waar
Abbott voor het eerst in aanraking kwam met het idee van de vierde
dimensie? Wat het eerste contact mogelijk ook is geweest, wij kunnen
vrijwel zeker het eerste contact aanwijzen dat er voor zorgde dat Abbott dit
idee ter hand nam als basis van zijn combinatie van een
maatschappelijke satire en filosofische oefening, namelijk zijn
ontmoeting met het werk van Charles Howard Hinton.
Hinton was 15 jaar jonger dan Abbott, had wiskunde gestudeerd in
Oxford en had belangstelling voor natuurwetenschap en voor onorthodoxe
filosofie, die verwant was aan de ideeën van zijn vader James Hinton,
een collega van Havelock Ellis. Hinton had al in 1880 een artikel
geschreven over de vierde dimensie, dat was gepubliceerd in het University
of Dublin Magazine en in 1881 werd herdrukt in de Cheltenham
Ladies' Gazette. Hij gaf in die tijd college aan het Cheltenham
Ladies' College en Abbott had nauwe connecties met
onderwijsvraagstukken aangaande vrouwen, wat hem in contact bracht met
de directrice van die school, Miss Buss. Het is mogelijk dat hij door
deze publicaties voor het eerst op het werk van Hinton stuitte. Het is
echter waarschijnlijker dat een persoonlijke ontmoeting tussen deze
twee mannen plaatsvond, nadat Hinton leraar natuurwetenschappen aan de
Uppingham School was geworden, waar de wiskundeleraar Howard Candler
Abbott's vriend voor het leven was.
Candler en Abbott hadden elkaar ontmoet toen zij allebei leerlingen
waren op de City of London School. Ze gingen samen naar Cambridge en
hielden de rest van hun leven contact met elkaar. Gedurende de 25 jaar
dat Candler in Uppingham was, schreven zij elkaar wekelijks brieven.
(Abbott's brieven aan Candler waren nog aanwezig tot 1939, toen zij
werden gebruikt als bronnenmateriaal bij het schrijven van de
geschiedenis van de City of London School, maar sindsdien zijn ze
verdwenen.)
Na zijn pensionering verhuisde Candler naar Hampstead,
zodat hij en zijn gezin in de buurt van de familie Abbott konden zijn. Abbott
raadpleegde Candler consequent over zijn theologische geschriften, dus
het is vrijwel zeker dat hij hem zou hebben geschreven over het
meetkundige gedeelte van Wenken voor Thuisonderwijs. En
Abbott zou vast Candler deelgenoot hebben gemaakt van zijn gedachten
over Flatland, waar in de opdracht staat vermeld: 'Aan de Bewoners van
de Ruimte in het Algemeen en aan H. C. in het bijzonder.' Abbott
vereenzelvigt Candler duidelijk met 'de H. C. aan wie Flatland was
opgedragen' in de inleiding bij een van zijn theologische boeken, die
meteen nadat Candler in 1916 stierf werden geschreven, en in de eerste
uitgave die in de bibliotheek van het Trinity College staat, en is
geschonken door een van de kleinzonen van Candler, staat slechts de
opdracht 'Aan H. C., in het bijzonder.' Het is gemakkelijk om je een
reeks brieven voor te stellen waarin Candler aan zijn vriend melding
maakt van de ideeën van deze nieuwe leraar natuurwetenschap, Hinton, en
hun belang voor een aantal van de theologische en filosofische
begrippen waarover zij hadden gediscussieerd. Wanneer het idee om een
satire op de maatschappij te schrijven vaste vorm aannam is moeilijk te
zeggen, maar die is vrijwel zeker medio 1884 geschreven en werd
datzelfde najaar gepubliceerd. Heeft Hinton Abbott ooit ontmoet? Daar
bestaat geen definitief bewijs van, maar het is zeer waarschijnlijk
omdat de familie Abbott regelmatig naar Uppingham reisde om de familie
Candler te ontmoeten en het is aannemelijk dat Abbott de collegae van
zijn vriend heeft gekend. Abbott kende vast het schoolhoofd van
Uppingham, Edward Thring, die de Schoolhoofden-Conferentie instelde,
waar Abbott secretaris van was. Helaas moest Thring Hinton ontslaan,
nadat hij bekend had dat hij zich schuldig had gemaakt aan het misdrijf
bigamie. Candler wordt niet vermeld in het gedeelte van het dagboek van
Thring, waarin het tragische verhaal van Hinton te boek is gesteld.
Hinton verliet Engeland en kwam uiteindelijk aan in Amerika, waar hij
zijn werk over de fysica en filosofie van de vierde dimensie
voortzette. Het is onwaarschijnlijk dat hij en Abbott verder nog
contact hadden. Het verschijnen van Abbott's Flatland weerhield Hinton
er niet van om dezelfde titel te gebruiken in zijn Een Episode uit
Flatland, en men mag zich afvragen wat voor druk dat misschien op
hun relatie heeft gelegd. Kennelijk werd de toestand door de twee
schrijvers zelf echter niet als vijandig beschouwd. Beiden verwijzen in
hun latere werken naar elkaar, wat aangeeft dat zij hun inspanningen
eerder als elkaar aanvullend dan als concurrerend zagen.
De belangrijkste verwijzing van de kant van Abbott staat in
zijn boek De Pit en de Bolster. Bij de bespreking van geesten
schrijft hij: "U weet - of zou misschien kunnen weten als u een boekje
zou lezen dat onlangs is gepubliceerd onder de titel Flatland, en
nog beter, als u een zeer knap en origineel werk van de heer C. H.
Hinton zou bestuderen - dat een wezen met Vier Dimensies, als die
zouden bestaan, onze gesloten kamers, zonder deuropening of raam,
binnen zouden kunnen komen, sterker nog, zelfs onze lichamen zouden
kunnen binnendringen en daarin huizen.... .Zelfs als we een Ruimte met
Vier Dimensies zouden kunnen bedenken - wat we niet kunnen, hoewel we
misschien kunnen beschrijven wat een aantal verschijnselen daarvan
zouden zijn als die zou bestaan - zouden we moreel of spiritueel geen
haar beter zijn. Het lijkt me eerder een moreel dan een intellectueel
procédé om het beeld van een geest te benaderen: een zover kan geen
enkele kennis over een Quadridimensionale ruimte ons brengen."
Op zijn beurt antwoordt Hinton in zijn Wetenschappelijke
Romances, voor het eerst uitgegeven in 1888, inclusief een essay
'Wat is de Vierde Dimensie?' en eindigend met drie verhandelingen over
hogere dimensies. Als inleiding bij deze laatste bundel schrijft hij:
"Ik zou hebben gewild dat ik in staat was geweest om de lezer zonder
aarzeling te verwijzen naar dat ongekunstelde werk Flatland. Maar
als ik het weer doorblader, vind ik dat de schrijver zijn zeldzame
talent heeft gebruikt voor een doel dat de bedoeling van het werk
oneigen is. Want de fysieke voorwaarden voor het leven op het vlak is
niet zijn belangrijkste onderwerp geweest. Hij heeft die gebruikt als
een kader om zijn satire en lessen in te plaatsen. Maar wij willen op
de eerste plaats de fysieke feiten weten."
Het werk van Hinton gaat inderdaad verder met het zich toeleggen op
de technologische aspecten van twee dimensies en meer. Nadat hij naar
de Verenigde Staten was gegaan en op Princeton en de Universiteit van
Minnesota had gedoceerd, werkte hij op het Patentbureau in Washington
en schreef verhandelingen over natuurkunde en wiskunde, waarbij hij
vaak gebruik maakte van de vierde dimensie als middel ter
verduidelijking. (De huidige wiskundige A. Dewdney is met zijn
onderzoek van tweedimensionale technologie de spirituele afstammeling
van Hinton op wetenschappelijk gebied. De filosofische kant van Hinton
wordt in onze tijd vertegenwoordigd door de logicus en schrijver Rudy
Rucker, die een representatieve verzameling heeft samengesteld van de
geschriften van Hinton met de titel Speculaties over de Vierde
Dimensie.)
Abbott en filosofie
Maar als Abbott niet voornamelijk was geïnteresseerd in de
fysieke aspecten van het bestaan op een platte wereld, wat was zijn onderwerp
dan? Hij beantwoordt die vraag zelf in zijn boek De Geest over de
Wateren, bijna tien jaar na Flatland geschreven, dat
de naam van datzelfde boek op de titelpagina droeg, samen met drie
andere van de schrijver: Philochristus, Onesimus, en
De Pit en de Bolster, die aanvankelijk allemaal anoniem waren
gepubliceerd. In De Geest over de Wateren verhaalt hij over
de climax van het tafereel van het bezoek in Flatland, waar
de held, Een Vierkant, wordt geconfronteerd met de veranderende
figuren, die in zijn twee-dimensionale ruimte worden veroorzaakt door
het passeren van een wezen uit de derde dimensie. Hij bespreekt de
mogelijke reacties van het vierkant, waarvan de meest rechtstreekse
misschien zou zijn dat hij dat wezen aanbidt vanwege zijn geheimzinnige
God-achtige krachten. Dus niet, zegt Abbott. Fysieke of intellectuele
krachten wijzen niet automatisch op om het even welke van de morele en
spirituele eigenschappen die wij moeten verlangen van enig voorwerp van
onze aanbidding. Hij besluit met:
"Deze verduidelijking van de vier dimensies, die andere
verduidelijkingen oppert, die ontleend zouden kunnen worden aan de
wiskunde, zou in ons huidig onderzoek een tweeledig doel kunnen dienen.
Aan de ene kant zou het ons kunnen leiden naar bredere visies op
mogelijke omstandigheden en het bestaan; aan de andere kant zou het ons
kunnen leren dat het idee van dergelijke mogelijkheden ons op geen
enkele manier dichter bij God kan brengen. Wiskunde zou ons kunnen
helpen om planeten te wegen en te meten, de stoffen te ontdekken
waaruit zij zijn samengesteld, licht en warmte te ontrekken aan het
bewegen van water en het materiele universum te beheersen. Maar zelfs
als wij hiermee naar Mars zouden kunnen opstijgen of zouden kunnen
praten met de bewoners van Jupiter of Saturnus, zouden wij niet dichter
tot de goddelijke troon naderen, behalve voor zover deze nieuwe
ervaringen zouden kunnen bijdragen aan onze bescheidenheid, respect
voor feiten, een groter ontzag voor orde en harmonie en een geest die
meer openstaat voor nieuwe waarnemingen en voor onbevangen conclusies
uit oude waarheden."
Die laatste zin is alleen maar een uitbreiding van de laatste zin
van de opdracht van Flatland, waarin hij hoopt dat de ervaring van het
onderzoek naar de dimensies zal bijdragen 'Aan de mogelijke
Ontwikkeling van die zeldzame en uitnemende Gave van Bescheidenheid
onder de Superieure Rassen van de Vaste Menselijkheid.'
Flatland en theologische fictie
Wij hebben een aantal bronnen vastgesteld, waaruit Abbott iets zou
kunnen hebben geleerd over deze opvatting over de vierde dimensie. Maar
het lijkt dat hij de eerste is geweest die dat heeft uitgebreid naar
een maatschappelijke allegorie en de eerste die het heeft gehad over de
mogelijkheid van een ontmoeting tussen wezens van verschillende
dimensies, met al zijn uitdagingen en ontgoochelingen. Abbott was zich
ten volle bewust van de beperkingen die door de Victorianen aan hun
eigen manier van denken en weten werden opgelegd. Hij zag hoe de
allerbelangrijkste boodschap, het woord van Christus, door zijn
tijdgenoten werd verworpen, omdat zij niet de opsmuk van de wonderen
konden aanvaarden, die de schrijvers van de Schrift gebruikten als
hulpmiddel om hun verhaal over te brengen. Hij probeerde de boodschap
van de wonderbare taal te scheiden, een van de meest ambitieuze
ondernemingen van de Broad Church-beweging.
Op zeker moment schreef hij George Eliot met een verzoek om
de uitdaging aan te nemen om een boek te schrijven, dat de boodschap van
het Evangelie zou beschrijven ontdaan van wonderbare taal. Daar gaf zij
geen gehoor aan en uiteindelijk voltooide Abbott zelf Philochristus
en Onesimus, die allebei een soortgelijk verhaal vertellen,
waarvan het ene later in een meer grafische vorm in Flatland verscheen.
In Philochristus, is de hoofdpersoon een Farizeeër uit het
begin van de eerste eeuw, en Onesimus is het verhaal van de
Griekse slaaf in de brief van Paulus aan Filemon. In beide gevallen
bevindt de verhalenverteller zich in een maatschappij die alle
antwoorden verschaft binnen een zeker beperkt perspectief. Het verhaal
beschrijft omstandigheden die niet precies binnen het raamwerk van het
sociale systeem vallen, en daarom een uitgebreider uitgangspunt ter
verklaring eisen. Dan komt de climax van de ontmoeting met een gedaante
die geheel buiten het normale valt, in het ene geval Christus en in het
andere Paulus. De held maakt, door de onthulling van een hogere
bestaansorde, een totale verandering door en keert ten slotte terug
naar zijn eigen maatschappij om het goede nieuws te verspreiden, om
slechts teleurstelling en uiteindelijk vervolging te ontmoeten.
Het is gemakkelijk te zien waar Flatland in de context
past van Abbott's levenslange onderneming. Dit ene boekje geeft hem de
kans om net wat diepgaander de beperkingen te onderzoeken van de
Victoriaanse maatschappij, haar vooroordelen van het klasse-bewustzijn,
het sociaal-Darwinisme, de weerstand tegen de rechten van vrouwen,
minderheden of onaangepasten, en een groeiende twee-culturen
mentaliteit, die het rationele scheidt van het intuïtieve en de
theoretische van de feitelijke orde. De traditie van de satire, die
door Swift was gevestigd, is aanwezig en valt dezelfde verblinding aan
die Gulliver in Laputa ontmoette of waar Alice in terechtkwam in een
meer recente allegorie. Maar Flatland is anders. Het is Gullivers
Reizen, of Alice in Wonderland vanuit het standpunt van het Witte
Konijn. Wij betreden niet zelf een vreemde wereld. Een vreemde wereld
omringt ons en daar moeten we het mee doen.
Het is in zekere zin merkwaardig dat Abbott er niet voor
heeft gekozen om een toneelstuk te schrijven. Zijn specialiteit qua
litteratuur was Shakespeare en citaten uit zijn stukken staan bovenaan
de hoofdstukken van Flatland. Een aantal ervan zijn alleen
maar woordspelletjes, maar de sleutelzinnen tonen het favoriete stuk
van Abbott, gezien het onderhavige thema, namelijk The Tempest:
'O Dappere Nieuwe Wereld(en), die dergelijke mensen bergt. Wanneer wij
nieuwe werelden ontmoeten worden wij natuurlijk ook deelgenoot van
Miranda's wonder. Tevergeefs worstelen wij om de orde te handhaven die
wij al kennen en uiteindelijk laten wij ons gaan en geven onszelf over
aan het nieuwe inzicht, waar het ons ook zal brengen, in het besef dat
onze ervaringen er nooit meer hetzelfde uit zullen zien.
Conclusie
Abbott's loopbaan als leraar, schrijver, geleerde en scherpe
waarnemer van zijn wereld, bereidde hem voor op het bestuderen van de
maatschappij en theologie, dat grenzen zou slechten en mensen zou
helpen om op nieuwe manieren te reageren. Het Victoriaanse Engeland
wordt beschreven als een overgangstijdperk. Flatland verschijnt
in een overgangstijd voor dat tijdperk en voor de schrijver ervan. Het
is een samenvatting van de meer dan twintig boeken die Abbott eerder
had geschreven en bereidt de weg voor de andere helft van zijn
aanzienlijke schrijverij over talrijke onderwerpen. Het lijkt nog
steeds vreemd dat van al die werken die belangrijker leken, het stukje
dat overleeft en de onsterfelijkheid van Abbott verzekert,
waarschijnlijk het stuk is dat hij met het meeste plezier heeft
geschreven. Het verscheen in een opmerkelijk tijdperk, een
sleuteldocument in het leven van een opmerkelijke man. Wij, die
daardoor hebben gezien dat onze verbeelding is toegenomen en dat onze
bescheidenheid op de proef wordt gesteld, kunnen alleen maar dankbaar zijn.
Het visualiseren van hogere dimensies in de
huidige tijd
Wat Abbott en andere schrijvers uit de 19e eeuw hebben voorzien, is
tegenwoordig werkelijkheid geworden. Ontmoetingen met verschijnselen
van de vierde en hogere dimensies waren het maaksel van fantasie en
occultisme. Mensen (anders dan de spiritisten) verwachtten evenmin
uitingen van vierdimensionale vormen te zien dan dat ze verwachtten
Lilliputters of Gekke Hoedenmakers (vert.: uit Alice in Wonderland)
tegen te komen. Tegenwoordig zijn wij echter in de gelegenheid om niet
alleen verschijnselen uit de vierde en hogere dimensies te observeren,
maar wij kunnen daar ook over en weer op reageren. Het medium voor een
dergelijke communicatie over en weer is computergraphics.
Computergraphics-apparaten genereren afbeeldingen op een
twee-dimensionaal scherm. Elk punt op het scherm heeft twee reële
getallen als coördinaten, en de computer slaat de posities van punten
en tabellen van puntenparen op, die door lijnsegmenten of meer
ingewikkelde krommen moeten worden verbonden. Op die manier kan een
zeer ingewikkeld diagram van de punten op het scherm ontstaan en
opgeslagen worden om later te worden bekeken en verder te worden bewerkt.
Voor het gebruik bij het bouwkundig of technisch ontwerpen, moet de
computer gegevens over punten in de drie-dimensionale ruimte coderen,
waarbij elk punt wordt bepaald door een drietal reële getallen. De
computer kan dan een afbeelding maken van elk twee-dimensionaal
aanzicht van het voorwerp, niet alleen de gebruikelijke voorkant,
bovenkant en zijaanzichten, maar afbeeldingen vanuit elk willekeurig
punt in de ruimte. Het technisch hulpmiddel dat dit tot stand brengt is
een rotatie-matrix, die bijhoudt wat er gebeurt met een gegeven
referentiekader. Als we eenmaal hebben uitgemaakt wat er met de
segmenten in het referentiekader gebeurt, worden de posities van de
rest van de punten op een ongecompliceerde manier bepaald en
geprojecteerd op een twee-dimensionaal scherm. We zien weliswaar twee
van de coördinaten, maar de derde wordt in de computer bewaard, klaar
voor verdere onderzoekingen.
Anders dan zijn menselijke bediener, heeft een computer weinig
vooropgezette meningen over de dimensie waar die zelf in verkeert. Net
zo gemakkelijk als de computer de drie coördinaten voor elk punt
bijhoudt, kan die, als hij goed is geprogrammeerd, vier of meer
coördinaten bijhouden. Vaak kan een vierde coördinaat een of andere
eigenschap van een punt op het scherm aangeven, zoals kleur of
helderheid. Op een ander moment kan het een vierde ruimtelijke
coördinaat weergeven, die onderling verwisselbaar is met de andere
drie, net zoals de lengte, breedte en hoogte van een doos in de
drie-dimensionale ruimte kan worden bewerkt. Als we met een
vier-dimensionale doos willen werken, moeten we beschikken over
gegevens van een referentiekader met vier segmenten, geen drie. Op
dezelfde manier waarop we een tekening van een drie-dimensionale doos
kunnen voltooien, als we maar de weergave van de drie segmenten in één
hoek kennen, kunnen we een drie-dimensionaal model maken van de schaduw
van een vier-dimensionale doos, als we eenmaal de posities in de
drie-dimensionale ruimte kennen van de weergaven van de vier segmenten
in een vier-dimensionaal referentiekader. We kunnen vervolgens
verdergaan en dit drie-dimensionale raamwerk op het
computergraphics-scherm projecteren, waar we het kunnen bewerken op
dezelfde manier, waarop wij dat deden met de blauwdrukken voor een
gebouw of het ontwerp voor een werktuigmachine. Op die manier maken wij
van onze gehele ervaring gebruik bij het interpreteren van
twee-dimensionale beelden van drie-dimensionale voorwerpen, om onszelf
een stap verder te helpen bij het interpreteren van de
drie-dimensionale afbeeldingen van voorwerpen die een vierde coördinaat
vereisen voor een doeltreffende beschrijving ervan.
Maar wat voor soort verschijnselen vragen dan om een dergelijke
meer-dimensionale analyse? Buiten de natuurlijke uitbreiding van de
abstracte meetkunde van vlakken en lichamen tot een vierde en hoger
niveau, bestaan er zeer krachtige praktische toepassingen van elke
mogelijkheid die wij kunnen verwerven om verschijnselen in vier en meer
dimensies te visualiseren. Een van de meest belangrijke is het terrein
van de oriënterende data-analyse. Een eenvoudige tabel die de
correlatie laat zien tussen lengte en gewicht van een aantal mensen in
een stad is gemakkelijker te interpreteren als de data worden
weergegeven in een strooidiagram, waar de gegevens van iedereen worden
weergegeven door een punt in een twee-dimensionaal coördinatensysteem.
Als de punten de neiging vertonen om zich rond een lijn te groeperen,
is er sprake van een tendens, die kan worden uitgedrukt in een
eenvoudige lineaire vergelijking, die kan helpen om feiten te voorspellen over toekomstige data.

Als de tabel een derde getal voor elk individu bevat, laten we
zeggen de schoenmaat, dan vereist het strooidiagram drie dimensies. Als
de punten zich in de buurt van een
bepaalde lijn of vlak bevinden, kan er weer een tendens worden
opgemerkt. Statistische standaardprocedures kunnen helpen om dergelijke
lineaire verbanden vast te stellen, zelfs nog voordat men zijn
toevlucht hoeft te nemen tot een drie-dimensionaal strooidiagram. Een
computer kan natuurlijk dergelijke diagrammen maken door de punten
vanuit de drie-dimensionale ruimte op verschillende vlakken te
projecteren, om te pogen om specifieke onthullende inzichten te vinden.
Deze techniek is bruikbaar voor meer complexe verschijnselen,
waar de kenmerken van elk individu door vier, vijf of meer variabelen
beschreven zouden kunnen worden. Het is eenvoudig om dataverzamelingen
te bedenken, ontleend aan de economie, biologie of natuurkunde, waarbij
elk data-punt tientallen of honderden coördinaten kan hebben.
Oriënterende data-analyse verschaft menselijke waarnemers een manier om
over en weer met dergelijke hoog-dimensionale data-verzamelingen te
communiceren, door verzamelingen van gezichtspunten te bestuderen, die
worden verkregen door de data te projecteren in twee- of
drie-dimensionale ruimten. Het zou kunnen dat verschillende
data-configuraties lijken op configuraties die al zijn waargenomen door
beelden van modelstructuren te bestuderen, niet slechts lijnen en
vlakken maar ook ingewikkeldere krommen en oppervlakken. Onze ervaring
met meetkundige verschijnselen van krommen en oppervlakken in de drie-
en vier-dimensionale ruimte verschaft het gereedschap voor het
interpreteren van data-configuraties, die voortvloeien uit waarnemingen
in de echte wereld.
Wij zullen nooit in staat zijn om de structuur te begrijpen van een
puntenwolk in de vier-dimensionale ruimte, op dezelfde manier als het
doorzien van een patroon van punten op een vlak of de gecompliceerdheid
te leren begrijpen van een raamwerk in de gewone drie-dimensionale
ruimte. Wij delen met Een Vierkant, de hoofdpersoon uit Flatland, het
onvermogen om in een dimensie hoger dan onze eigen te 'kijken.' Maar,
net als Een Vierkant, kunnen wij manieren ontwikkelen om antwoord te
geven op de uitingen van meer-dimensionale verschijnselen in onze
wereld. De uitdaging van moderne computergraphics past heel goed bij
een van de belangrijkste doelstellingen van Edwin Abbott Abbott uit de
inleiding bij zijn tijdloos boek, namelijk om de volkeren van het vaste
mensdom aan te sporen tot de achtenswaardige en zeldzame deugd van
nederigheid. Wij zullen Flatland in de komende jaren steeds
meer blijven waarderen.
Appendix: Bibliografische geschiedenis van
Flatland
Oktober 1884 Voorpublicatie, uitgave verspreid door de schrijver.
November 1884 Eerste uitgave in duizend exemplaren verschijnt en
wordt in verschillende tijdschriften besproken.
December 1884 Tweede, herziene uitgave verschijnt, met een nieuwe
inleiding door de schrijver en verschillende verbeteringen in illustraties en tekst.
1885 Amerikaanse uitgave verschijnt, gebaseerd op de
ongecorrigeerde eerste uitgave. Talrijke uitgaven volgen in de volgende 55 jaar.
1886 Nederlandse vertaling verschijnt, De Mijs Publishers.
1926 Basil Blackwell geeft de tweede druk opnieuw uit, met een
toegevoegde inleiding door William Garnett. Er volgen tot op de dag van
vandaag talrijke uitgaven.
1929 Ingekorte Duitse vertaling verschijnt, Teubner Verlag.
1952 Dover Publications, Inc., geeft de tweede druk opnieuw uit, met
een nieuwe inleiding door Banesh Hoffmann. Doorlopend uitgegeven tot op heden.
1963 Barnes and Noble uitgave, met inleiding door Garnett.
1966 Italiaanse vertaling door Masolino D'Amico, Adelphi, Milano.
1968 Franse vertaling door Editions Deno'l, Elisabeth Gille, vertaler, herdruk 1984.
1976 Russische vertaling, met aantekeningen van Yuri Danilov, Mir Publishers.
1976 Spaanse vertaling, Ediciones Guadarrama, Madrid, vertaald door Jesus Villa.
1977 Japanse vertaling, Blue Backs.
1978 Grant Dahlstrom, Pasadena, California, met aantekeningen van David W. Davies.
1982 Arion Press uitgave, inleiding door Ray Bradbury.
1982 Emerson Books, Inc., uitgave, inleiding door Karen Feiden.
1982 Complete Duitse vertaling, Klett-Cotta Pers,
Stuttgart, vertaald door Joachim Kalka.
1983 Barnes and Noble uitgave, inleiding door Isaac Asimov.
1984 Hebreeuwse vertaling, Keter Publishing House, Jerusalem.
1984 New American Library Signet uitgave, inleiding door
Alexander Keewatin Dewdney.
1988 Penguin Book uitgave, inleiding door Banesh Hoffmann.

Naar boven
|