Home

VAN TIJD NAAR EEUWIGHEID

van Verleden en Toekomst naar het Hier en Nu

door

Alan Watts

een Voordracht


Transcript

Toen Augustinus van Hippo werd gevraagd “Wat is tijd?” antwoordde hij, “Ik weet wat het is, maar als je me het vraagt weet ik het niet.” En grappig genoeg is hij degene die het meest verantwoordelijk is, voor wat doorgaat als het van gezond verstand getuigende idee over tijd, dat in het Westen vigeert. De Grieken en Indiërs dachten de tijd als een circulair proces. En iedereen die op zijn horloge kijkt ziet duidelijk dat de tijd rondgaat. Maar de Hebreeën en christelijke denkers denken tijd als iets dat zich in een rechte lijn beweegt. Dat is een zeer krachtig idee waardoor iedereen die op dit moment in het Westen woont beïnvloed wordt. Wij hebben allemaal onze verschillende mythologieën en als ik het woord “mythologie” of “mythe” gebruik, bedoel ik niet iets dat in de gangbare betekenis onzinnig is. Met mythe bedoel ik een idee of beeld waarmee mensen zin aan de wereld geven. En de Westerse mythe waarmee ons gezond verstand eeuwenlang is opgezadeld, is dat de wereld ooit is begonnen. Als je kijkt naar de onbeduidende opemerkingen in je exemplaar van de King James Bijbel — die natuurlijk in het jaar 1611 met een engel uit de hemel is neergedaald —, zul je zien dat de wereld in het jaar 4000 v.C. is geschapen. Natuurlijk heeft de Here God altijd en eeuwig bestaan, terug tot in de eeuwigheid. Toen werd de wereld dus geschapen en natuurlijk viel die uiteen en ongeveer in het midden van de eeuwigheid, incarneerde de tweede persoon van de Drie-eenheid zichzelf in Jezus Christus om de mensheid te redden en stichtte de kerk. En als uiteindelijk zal blijken dat dit instituut zijn werk niet goed heeft gedaan, wordt het einde der tijden verwacht. Er zal een dag komen die “De Laatste Dag” genoemd wordt, waarop Gods Zoon weer zal verschijnen in heel zijn glorie, met zijn engelenlegioenen. En dan zal het Laatste Oordeel plaatsvinden. En de geredden zullen voor eeuwig leven en eeuwig de Gezegende Drie-eenheid aanschouwen en zij, die zich niet goed hebben gedragen zullen voor eeuwig rondkronkelen, dat wil zeggen, voor eeuwig in de hel verblijven. En dat is, zoals je begrijpt, een proces in een enkele richting. Dat gebeurde één keer – en zal nooit herhaald worden, omdat Augustinus vasthield aan het idee dat als Gods Zoon op deze aarde kwam en zichzelf offerde voor kwijtschelding van alle zonden, dat een gebeurtenis was die eenmaal en slechts eenmaal zou gebeuren. Ik weet niet waarom hij dat dacht, maar hij was daar vast van overtuigd. En zo hebben wij het idee gekregen dat het tijduniversum een uniek verhaal is, dat een begin had en een eind zal hebben en nooit nogmaals zal gebeuren. Maar hoewel de meeste westerlingen niet meer geloven in dit verhaal en het merendeel van hen toch vindt dat zij daar wel in zouden moeten geloven, doen zij dat in werkelijkheid niet. Door deze manier van denken hebben zij nog steeds een lineair idee van tijd, het idee dat we een enkele richting op gaan. Nooit zullen we teruggaan langs de weg die we gevolgd hebben. En we hopen dat alles steeds beter zal worden, naarmate we in de tijd verdergaan. Deze versie van de tijd vormt een vreemd en fascinerend contrast met het idee over tijd dat de meeste mensen op aarde koesteren. Als bijzonder voorbeeld daarvan zal ik het idee van de Hindoes over tijd nemen.

De Hindoes hadden niet het bekrompen provinciale idee dat de wereld pas in 4000 v.C. geschapen was. Zij rekenden de tijdperken van het universum in eenheden van viermiljoendriehonderdtwintigduizend jaar. Dat is hun basisrekeneenheid en wordt kalpa genoemd. En hun opvatting van de wereld is natuurlijk volstrekt anders dan de onze. Wij in het Westen beschouwen de wereld als een artefact, iets dat gemaakt is door een grote technicus, de Schepper. Maar de Hindoes denken dat de wereld helemaal niet geschapen is. Zij zien de wereld als een toneelstuk, niet als geschapen, maar als iets dat gespeeld wordt. En God zien ze dan als de ultieme acteur, of wat genoemd wordt, het kosmische Zelf, dat alle rollen speelt. Met andere woorden, jij, de vogels, bijen, bloemen, rotsen en sterren vormen allemaal één groot toneelstuk, uitgevoerd door God, die eeuwigheid na eeuwigheid een spel speelt om zichzelf te vermaken, die doet als alsof hij jullie allemaal is. En dat is eigenlijk helemaal niet zo’n onzinnig idee, omdat jij, als ik je heel serieus zou vragen te bedenken wat jij zou doen als je God was, volgens mij zou vinden dat voor altijd en altijd en altijd alwetend zijn en alles onder controle hebben, uiterst saai zou zijn. Je zou iets verrassends willen. Wat wij proberen te doen met onze technologie, is in feite proberen de wereld te beheersen. En als je je een beeld wilt vormen van de ultieme vervulling van de technologie, wanneer we dus alles onder controle zullen hebben en grote panelen met drukknoppen hebben, die je maar even aan hoeft te raken om je grootste wens in vervulling te doen gaan, zul je ten slotte ook voor een speciale rode knop zorgen met het opschrift “verrassing.” En als je die knop dan in zou drukken, zou je opeens uit je normale bewustzijn glippen en terechtkomen in een situatie, die heel erg lijkt op waar je nu in zit, waarin je een beetje de controle kwijt bent over de dingen, toegankelijk bent voor verrassingen en de grillen van een niet helemaal voorspelbaar universum. Hindoes stellen zich dus voor dat dat is wat God heel vaak doet. Dat wil zeggen dat God, gedurende een periode van vierhonderdtwintigduizend jaar weet wie hij is. Dan gaat hem dat vervelen en vergeet hij gedurende een even lange periode van vierhonderdtwintigduizend jaar weer wie hij is. Hij valt bij wijze van spreken in slaap en heeft een droom. En die droom wordt de manvandra genoemd en de periode waarin hij wakker is en niet droomt heet de pralaya en dat is een toestand van volmaakte gelukzaligheid. Maar terwijl hij droomt, brengt hij de wereld voort. En dat voortbrengen van de wereld wordt verdeeld in vier tijdperken, en die tijdperken zijn vernoemd naar de vier worpen van een Indisch dobbelspel. De eerste worp wordt krita genoemd, de worp van vier, de volmaakte worp. Dat tijdperk duurt een heel lange tijd. En tijdens die manifestatieperiode is de wereld volmaakt heerlijk. Het zou bijvoorbeeld hetzelfde zijn als je het voorrecht had tijdens je nachtelijke slaap elke droom te kunnen dromen die je maar wilde. Minstens een maand lang zou je dan alle je wensen dromen. Je zou feestmalen meemaken, muziek, dansende meisjes en dan alles krijgen wat je ooit bedacht hebt nog een keer te willen. Maar na een paar weken zou die jij dan zeggen, “nou dit wordt wel een beetje saai. Laten we eens iets avontuurlijks beleven en in de problemen raken.” Dat is heel voor de hand liggend, omdat we weten dat we uiteindelijke weer wakker zullen worden. Dan zou je dus de strijd aanbinden met draken, prinsessen uit hun klauwen redden en al dat soort dingen. En na een tijdje zou het steeds fantastischer worden, ga je denken dat je echt in gevaarlijke situaties betrokken bent en wat zou het dan een verrassing zijn als je weer wakker werd. En tijdens een van die nachten zou je je, terwijl je weer een droom droomt die je wilde dromen, opeens hier bevinden, midden in het publiek en naar mij zitten luisteren, met al je problemen, frustraties en verwikkelingen. Hoe weet je dan dat dat niet het geval is? Na de eerste ronde, waarin alles volmaakt is, de krita yuga zoals die periode genoemd wordt, breekt er een wat korter durend tijdperk aan, de treta yuga genaamd, de worp van drie, en je weet je dat een tafel met drie poten ook niet even stevig staat als een vierpotige. In de krita yuga blijft het nog steeds licht, maar er is toch iets verdwenen. Het is allemaal wat onzeker, alsof er een vlieg in de stroop zit. En als die periode eindigt, breekt er weer een nieuwe, een nog kortere aan, die de dwapara yuga wordt genoemd, vernoemd naar dava, de worp van twee, een tijdperk waarin de krachten van goed en kwaad met elkaar in evenwicht zijn. En als die afgelopen is, komt er een nog kortere, die de kali yuga wordt genoemd. Yuga betekent tijdperk en kali de worp van één, oftewel de slechtste. En in deze periode zullen de krachten van ontkenning en vernietiging ten slotte zegevieren. IllustratieAangenomen wordt dat die kort vóór 3000 v.C. begonnen is en wij dus nog 5000 jaar te gaan hebben. In dat tijdperk valt alles uiteen, wordt steeds slechter en slechter, totdat eindelijk aan het eind God zelf verschijnt in de vermomming van Shiva, de vernietiger, met een blauw lijf, tien armen en een halsketting van schedels. In al zijn handen heeft hij knuppels en messen, behalve in een, wat betekent, wees niet bang, het is niet meer dan één grote toneelstuk. En dan valt de hele kosmos ten prooi aan het vuur en ontwaakt God weer in elke ziel, die ontdekt wie hij is en dan een pralaya van viermiljoendriehondertwintigduizend jaar in een toestand vertoeft van volmaakte gelukzaligheid. En dit proces gaat steeds door, voor eeuwig en eeuwig. Want deze kalpa’s, deze tijdperken van viermiljoendriehondertwintigduizend jaar zijn de dagen en nachten, het inademen en uitademen van Brahma, het opperste Zelf. Samen vormen ze de dagen van Brahma, elk driehonderdzestig kalpa’s. En die vormen weer eeuwen en dat gaat zo steeds maar door en door. Dat wordt echter nooit saai omdat steeds een nieuwe manvantara, het nieuwe spel begint. God vergeet wat er al eerder is gebeurd en wordt helemaal in beslag genomen door het nieuwe spel, precies op dezelfde manier waarop jij dat deed toen je geboren werd en je ogen opende op de wereld, terwijl je dacht dat dat de eerste keer was. En die hele wereld was vreemd en prachtig. Je zag die met de onbevangen ogen van een kind. En bij het ouder worden raak je natuurlijk meer gewend aan de dingen. Je heb telkens weer de zon zien opkomen  en elke keer gedacht dat het gewoon diezelfde oude zon is. Je hebt de bomen gezien, totdat je ze steeds weer voor dezelfde oude bomen houdt. En als je de vijfenvijftig of daaromtrent gepasseerd bent, krijg je er genoeg van en begin je uiteen te vallen, te desintegreren en uiteindelijk ga je dood omdat je het heel begrijpelijk gewoon allemaal zat bent. Maar na je dood wordt er weer een baby geboren en dat ben jij natuurlijk, omdat elke baby zichzelf “ik” noemt, die alles weer vanuit een nieuw standpunt ziet en het allemaal weer vreselijk opwindend vindt. Snap je? Dat zit dus allemaal zo prachtig in elkaar, dat er nooit sprake is van een absoluut ondraaglijke verveling en zo gaat het steeds maar door en om en om. Wat ik dus wil zeggen is dat dit de twee grootste mythen over tijd zijn in de wereld. En wij moeten daarover in ons leven en deze tijd heel serieus nadenken. Als een zeer vertechnologiseerde beschaving, met een enorme macht over de natuur, moeten we serieus aandacht besteden aan de tijd. Laat ik beginnen met de vraag die Augustinus stelde “Wat is tijd?” Ik zal jullie niet hetzelfde antwoord geven. Ik weet wat het is en als jullie me dat vragen zal ik het jullie vertellen. Tijd is een maat van energie, een maat van beweging. En internationaal hebben we afgesproken die te meten met de snelheid van de klok. En ik wil dat jullie even nadenken over klokken en horloges. Wij zijn daar natuurlijk slaaf van. Jullie kunnen zien dat je horloge een cirkel is, voorzien is van een schaalverdeling en dat elke minuut of seconde aangegeven wordt door een haarfijn lijntje, dat zo klein mogelijk is gemaakt, maar zodat je het nog net kunt zien. En als we denken aan een tijdsmoment, als we erover nadenken wat we bedoelen met het woord nu, denken we aan het kortst mogelijke moment dat er een moment een nu is, dat weer meteen voorbij is, omdat dat overeenkomt van zo’n haarfijn lijntje op de wijzerplaat. Het gevolg van dit ongelofelijke idee is dat wij mensen zijn, die het gevoel hebben dat we geen enkel nu hebben, omdat het heden meteen weer weg is – het gaat veel te snel. Dit is ook het probleem in Goethe’s versie van het Faustverhaal, waar hij zijn grootse moment bereikt en daartegen zegt “O blijf nog even, gij zijt zo schoon”, dat het moment dus nooit blijft. Het wordt voortdurend verleden. En daarom hebben we wat betreft ons leven aan één stuk door het gevoel, dat het iets is dat doorlopend van ons wegstroomt. We verliezen onafgebroken tijd. Daarom hebben we het gevoel van iets dringends. Tijd wordt niet verkwist. Tijd is geld. En vanwege het tirannieke daarvan, voelen we dat we een verleden hebben en weten we dat wij daarmee verbonden zijn. Nooit kan iemand vertellen wie hij is, hij kan alleen maar vertellen wie hij was. Ook denken we dat we een toekomst hebben en dat is vreselijk belangrijk, omdat we de naïeve hoop koesteren dat de toekomst op een of andere manier gaat brengen waar we naar uitzien. Dat wil zeggen dat als je in een heden leeft, dat zo kort duurt dat het nu er helemaal niet is,  je altijd een onbestemd gefrustreerd gevoel zult hebben. Dus als je iemand vraagt “wat heb je gisteren gedaan?” zal je een historisch verslag geven van de opeenvolging van gebeurtenissen. Je zal zeggen “Nou, ik werd om zeven uur ‘s ochtends wakker. Ik stond op en zette koffie, daarna poetste ik mijn tanden en nam een douche, kleedde me aan, ontbeet wat en ging naar kantoor, waar ik dit en dat deed” enzovoort. Je geeft me een historische samenvatting van de loop der gebeurtenissen. En mensen denken echt dat dat het was wat ze hebben gedaan. Maar in feite is dat slechts het geraamte van het verhaal van je wat je gedaan hebt. Het leven dat je leefde was veel rijker dan dat, maar je zag het alleen niet. Je besteedde slechts aandacht aan een heel klein gedeelte van de informatie die je via je vijf zintuigen binnenkreeg. Je vergat te zeggen dat het eerste, voordat je opstond en koffie ging zetten, was dat je ogen over de vogels gleden die langs je raam vlogen. En het licht op de bladeren van de boom. Je vermeldde dat gewoon niet omdat je je daar niet bewust van was. Je ging je haasten omdat je daar niet op lette. Je was bezig om zo snel mogelijk een slok koffie naar binnen te krijgen, zodat je naar kantoor kon om iets te doen dat je vreselijke belangrijk vond. En misschien was dat in zekere zin ook het geval – dat leverde je wat geld op. Omdat jij zo opgeslorpt werd door je toekomst had je echter niets aan dat geld. Je wist niet hoe je daarvan kon genieten. Misschien belegde je het wel, zodat je er zeker van kon zijn dat je een toekomst had waarin er uiteindelijk iets met je zou kunnen gebeuren, iets waar je al een hele tijd naar op zoek was. Maar natuurlijk zal dat nooit gebeuren omdat morgen nooit komt. Het is namelijk zo dat er niet zoiets als tijd bestaat. Tijd is een hallucinatie. Alleen het nu bestaat. En dat is het grote probleem van de westerse beschaving, niet alleen van de westerse beschaving, maar in feite van elke beschaving, omdat beschaving een afspraak is waarin we symbolen gebruiken – dat wil zeggen, woorden getallen, figuren en begrippen die de echte wereld van de natuur weergeven, zoals we geld gebruiken om rijkdom aan te geven en energie met behulp van een klok meten. Of zoals we meten met meters en centimeters. Maar je kunt altijd teveel van het goede hebben en zo gemakkelijk de maat verwisselen met wat je meet; geld met rijkdom of zelfs het menu met de maaltijd. Op gegeven moment kun je zo betoverd worden door symbolen dat je ze helemaal gaat verwarren met de werkelijkheid. En dat is de ziekte waaraan vrijwel alle beschaafde mensen lijden. We zijn dus zover dat we het menu eten en niet het diner, in een wereld van woorden en symbolen leven en daarom een slecht contact hebben met onze materiële omgeving. Het meest vooruitstrevende land van het Westen, de Verenigde Staten van Amerika, is daar een groot voorbeeld van. Wij zijn mensen die door onszelf geloofd en door de rest van de wereld gezien worden als grote materialisten, hoewel wij ons daar zelf een beetje voor schamen. En dat is een volkomen onverdiende reputatie. Zoals ik het zie, zou een materialist iemand zijn die van materie houdt en het daarom eerbiedigt en van geniet. Wij niet. Wij zijn mensen die materie haten en ons leven wijden aan het afschaffen van haar begrenzingen. Wij willen de grenzen van tijd en ruimte afschaffen. Daarom willen af van de ruimte. Wij noemen dat ‘de ruimte veroveren.’ Wij willen in een vloek en een zucht van San Francisco naar New York. En daar zijn we mee bezig. Wij realiseren ons niet wat het gevolg daarvan zal zijn – dat San Francisco en New York een en dezelfde stad worden. En dan is het niet meer de moeite waard om van de ene naar de andere stad te gaan. Als je naar een andere plek wilt, zeg je dat je denkt dat je best op vakantie wilt; laten we maar naar Hawaï gaan, waar we meisjes denken te vinden met rokjes van gras die de hoela dansen op zandstranden onder de zon en de prachtige oceaan, koraalriffen en al dat soort gedoe. Maar steeds vaker vragen toeristen of het daar “al verknoeid is,” waarmee ze bedoelen dat het “precies als Dallas is.” En het antwoord is “ja.” Hoe sneller je van Dallas naar Honolulu kunt gaan, hoe meer Honolulu dezelfde plek is als Dallas en dat uitstapje dus niet de moeite waard. Tokyo is dezelfde stad als Los Angeles geworden en dat worden allemaal dezelfde steden, naarmate je, zoals ik al zei, sneller van de ene naar de andere kunt reizen. Dat is dus het resultaat van het afschaffen van de grenzen van ruimte en tijd. Daarnaast zijn we jachtig met allerlei dingen bezig. Laten we terugkeren naar het verslag van die ochtend – je staat dus ‘s ochtends op en gaat koffie zetten. Ik neem aan dat je oploskoffie gebruikt omdat je veel te gehaast bent om gewoon een heerlijk kopje koffie te zetten. Dat gaat op voor elk moment. Er schuilt iets in van nep en onechtheid. Waar ben je mee bezig? Wat denk je dat de toekomst voor je in petto heeft? In feite weet je dat niet. Ik heb het altijd een uitstekend idee gevonden om eerstejaarsstudenten een essay te laten schrijven over hoe zij zich de hemel voorstellen. Met andere woorden, wat je echt wilt. En wees dan duidelijk over wat je wilt – stel je voor dat je het zou krijgen. Zoals ik al heb gesuggereerd, komt het er op neer dat er niet zoiets als tijd bestaat. Tijd is een abstractie. Geld dus ook, net als centimeters.

Herinner je je nog de Grote Depressie? De ene dag was alles nog prima. Iedereen was redelijk in goede doen en had meer dan genoeg te eten. De dag daarop was iedereen arm. Wat was er gebeurd? Waren de akkers verdwenen, waren de mensen hun energie kwijt, hun vaardigheden en hersens? Nee. Maar op de ochtend ná de Depressie kwam een bouwvakker bij een huis in aanbouw, en zei een voorman tegen hem, “sorry makker, je kunt vandaag niet werken, er zijn geen centimeters meer.” De ander zei, “wat bedoel je met er zijn geen centimeters? We hebben toch hout, we hebben staal, we hebben zelfs meetlinten.” De voorman zei “het probleem met jou is dat je geen verstand van zaken hebt. Er zijn geen centimeters meer. We hebben er teveel van gebruikt en niet genoeg om rond te komen.” Wat er namelijk bij de Grote Depressie gebeurde was dat de klad in het geld zat. En mensen zijn zo ongelofelijk dom dat ze geld met rijkdom verwarren. En ze beseffen niet dat geld een maatstaf voor rijkdom is, op precies dezelfde manier waarop meters een maatstaf voor lengte zijn. Ze denken dat geld waarde in en op zichzelf heeft. En als gevolg daarvan raken ze ongelofelijk in de problemen. Op precies dezelfde manier is tijd niets anders dan een abstracte maatstaf voor beweging. En we blijven tijd maar tellen. We hebben het gevoel dat tijd opraakt en daar zitten we over te zeuren. Als we naar de klok zitten te kijken….stel dat je aan het werk bent, kijk je dan op de klok? Als je dat wel doet, waar zit je dan op te wachten? Tot het afgelopen is. Vijf uur. We kunnen naar huis en iets leuks doen. Ja, iets leuks doen. Wat ga je doen als je weer thuis bent? Iets leuks doen? Of ga je TV-kijken, een elektronische reproductie van het leven dat niet eens ergens naar smaakt. En een TV-maaltijd eten, een soort opgewarmde vliegreiskliek, tot je moe bent en naar bed moet. Dat is nou die prachtige wereld. Dat is ons probleem. We leven niet, we zijn niet wakker. We leven niet in het hier en nu. Kijk eens naar het onderwijs. Wat een verlakkerij. Je krijgt dus een kind, lokt het in de val en stuurt het naar de peuterklas. En als het op de peuterklas zit zeg je “je bent nu klaar om naar de kleuterschool te gaan. En dan, wow, de eerste klas, de tweede klas en de derde klas.” En langzaamaan beklim je de ladder, van, van de vooruitgang. En als de lagere school ten einde loopt, zeg je “middelbare school, nu ben ik echt lekker op weg.” Niet waar. Er gaat wat anders gebeuren, je gaat de maatschappij in en krijgt je pak en je diploma.

En dan ga je naar de eerste verkoopbespreking en zeggen ze “ga maar op pad en verkoop dit spul,” omdat je nu de zakenladder gaat beklimmen en misschien wel een goede positie zult bereiken. En je verkoopt het en zij verhogen je quota. En ten slotte wordt je rond je vijfenveertigste op een ochtend wakker als onderdirecteur van het bedrijf en zeg je, terwijl je in de spiegel naar jezelf kijkt : “ik heb het gemaakt. Maar ik voel me belazerd omdat ik me precies voel zoals ik me altijd gevoeld heb. Er ontbreekt iets. Ik heb niet langer een toekomst.” Uh, uh, zegt de verzekeringsman, “ik heb een toekomst voor je. Met deze verzekeringspolis kun je rustig op je vijfenzestigste met pensioen en kun je daar alvast naar uitkijken.” En je vindt het prachtig. En je koopt die lijfrenteverzekering en op je vijfenzestigste ga je met pensioen en denkt dat je daarmee het doel in je leven hebt bereikt, afgezien van het feit dat je last van je prostaat, een vals gebit en rimpels hebt. Je bent een materialist. Je bent een schim, een abstractionist, je bent gewoon nergens, omdat je nooit is verteld en je nooit beseft hebt dat de eeuwigheid nu is. Tijd bestaat niet. Wat ga je doen? Kun je de kurk van de champagnefles, die er gisteravond afvloog, even voor me zoeken? Kun je me even een exemplaar van de Dallas Morning Herald geven, en al dat soort dingen? Het is er gewoon niet. Tijd bestaat niet. Het is een hersenspinsel. Het is wel een bruikbaar hersenspinsel, net als lengte- en breedtegraden. Maar je gaat nooit een pakje dichtknopen met de evenaar. Die is net als tijd een abstractie. Het is een afspraak zodat ik ervoor kan zorgen dat ik je om vier uur kan ontmoeten op de hoek van de hoofdstraat, of waar dan ook. Prachtig. Maar we moeten ons daardoor niet voor de gek laten houden. Het is niet echt. Voor mensen die in het hier en nu leven, is het volstrekt onzinnig om plannen te maken. Gewone mensen die wel in de tijd geloven en denken dat ze voor de toekomst leven, maken heel veel plannen. Ja. Maar als de plannen rijpen en verwezenlijkt worden, kunnen de mensen er niet van genieten. Het zijn net ezels die de hele tijd achter een wortel aanlopen, die aan hun eigen tuig is vastgemaakt. En daarom zijn ze nooit hier, komen nooit daar, leven nooit echt, zijn doorlopend gefrustreerd en moeten daarom altijd maar nadenken. Ze zitten altijd met de toekomst. Ooit gaat het gebeuren. En omdat het nooit gebeurt, zijn ze bezeten aan het overleven. Ze willen meer tijd, meer tijd alsjeblieft. Meer tijd. Ze zijn doodsbang voor de dood, omdat de dood een einde aan de toekomst maakt. En dus kom je daar nooit. Je zult de toekomst nooit hebben. IllustratieDus alsjeblieft, word wakker! Ik wil niet zeggen dat je zorgeloos moet zijn, dat je geen verzekeringspolis moet hebben, je niet bezig hoeft te houden naar welke school je je kinderen moet sturen of met wat er allemaal voor hen van nut zou kunnen zijn. Het punt is dat het zinloos is je kinderen naar de universiteit te sturen en ze een toekomst te bieden als je niet eens weet hoe je in het hier en nu moet leven, omdat het enige wat je daarmee doet is je kinderen leren hoe ze niet in het nu kunnen leven, die dat weer met zich meezeulen om daarmee op hun beurt zogenaamd hún kinderen een dienst te bewijzen, die dat weer op een doodsaaie manier meenemen voor het zogenaamde heil van hun kinderen, enzovoort. Iedereen zorgt zo fantastisch voor iedereen dat eigenlijk niemand plezier heeft. We zeggen van iemand die gestoord is, dat hij niet helemaal bij zijn hoofd is. En dat is onze collectieve ziekte. In het begin van het communistische bewind in Rusland hadden ze vijfjarenplannen en aan het eind van zo’n vijfjarenplan liep alles dan voorspoedig en als je daarmee klaar was kwam er een nieuw vijfjarenplan. Zoals een filosoof ooit zei, “je bent dan bezig met alle mensen te veranderen in kariatiden. Je weet wel wat een kariatide is, dat is een pilaar in de vorm van een mens die de volgende verdieping draagt. Je maakt dus van iedereen een kariatide voor een vloer waarop het nageslacht zal dansen. Maar daar komen ze natuurlijk nooit aan toe. Het nageslacht bestaat ook uit kariatiden die op hun beurt weer een vloer dragen. En dan komt er nog een vloer en weer een vloer, steeds maar weer en nooit komt iemand aan dansen toe. Maar je begrijpt dus dat onze filosofie en die van de communisten precies hetzelfde zijn. In feite is hun systeem ons systeem. Vanwege dat niet kunnen zien van de werkelijkheid gaan we steeds meer op elkaar lijken. We zijn geobsedeerd door de tijd. En die gaat steeds maar door. Daarom kan Mao Tse Toeng tegen de Chinezen zeggen, “Laten we een fantastisch saai leven lijden, iedereen dezelfde kleren dragen en met het rode boekje rondlopen, zodat het misschien op zekere dag prachtig zal zijn.” Maar wij zitten in precies dezelfde situatie. Wij zijn de rijkste mensen ter wereld, maar de meeste mensen lopen hier rond als doodgravers. We eten Wonderbrood dat op piepschuim lijkt, opgespoten met wat chemicaliën, waarvan gezegd wordt dat het voedzaam is. We weten niet eens meer hoe we moeten drinken, met andere woorden, leven. We leven in een abstracte wereld niet in de echte. We werken voor geld, niet voor rijkdom. We kijken vooruit naar de toekomst en weten niet hoe we vandaag moeten genieten. Het gevolg daarvan is dat we ons milieu vernietigen, de wereld aan het Los Angeliseren zijn, in plaats van te civiliseren. We veranderen de lucht in gas, het water in vergif en rukken de begroeiing van het oppervlak van de heuvels, waarom? Om kranten te drukken. Op onze universiteiten hechten we meer waarde aan het verslag van wat er gebeurd is, dan van wat er gaande is. De archieven van de burgerlijke stand liggen in kluizen achter slot en grendel, maar niet de boeken in de bibliotheek. Het verslag van wat je doet, is natuurlijk veel belangrijker dan wat je gedaan hebt. We hebben een feestje met een picknick en iemand zegt. “O, wat hebben we het gezellig, wat jammer nou dat niemand een fototoestel meegenomen heeft, om het vast te leggen.” Mensen gaan op reis en hebben die verderfelijke apparaatjes bij zich en in plaats van hun hoofd bij de omgeving te hebben, waar dan ook, doen ze klik, klik, klik met dat dingetje, zodat ze als weer thuis zijn het aan hun vrienden kunnen laten zien en zeggen “kijk eens wat er gebeurd is.” Ik was daar natuurlijk zelf niet, ik heb er alleen foto’s van genomen.
Dus als het verslag belangrijker wordt dan de gebeurtenis, zitten we echt in de penarie. De belangrijkste behoefte van de beschaving is dus in het hier en nu te komen. Bedenk maar hoeveel ellende we dan zouden voorkomen. Bedenk hoe vreedzaam het allemaal zou worden. We zouden met niemand meer in aanvaring komen. We zouden niet meer bezig zijn het ieder naar zijn zin te maken, zoals de generaal die onlangs een dorp in Vietnam met de grond gelijk maakte, voor haar eigen veiligheid. Dat zei hij tenminste. “Laat ik je voorzichtig helpen anders zul je verdrinken” zei de aap terwijl hij de vis in veiligheid bracht op een boomtak. Ik zal je vertellen wat de betekenis is van eeuwig leven. Toen Jezus zei “Vóór Adam was,” zei hij niet “was ik,” maar zei hij “ben ik.” Dat kun je bereiken als je beseft dat je bent en er geen andere tijd is dan het nu. Dan ontdek je opeens dat je een idee van de werkelijkheid begint te krijgen, en dat je tot dan toe altijd maar vooruit wilde kijken naar de dingen waarvan je wilde dat ze gebeurden. Je moet het dus in het nu vinden. Het doel van onderwijs moet dus in feite zijn mensen te leren in het nu te leven, helemaal aanwezig te zijn. Zoals het nu is, is ons onderwijssysteem nogal abstract. Het verwaarloost de absolute grondbeginselen van het leven en leidt ons op tot bureaucraten, bankmedewerkers, accountants en verzekeringsagenten; allemaal hoofdwerkers. Het besteedt geen enkele aandacht aan onze relatie met de stoffelijke wereld. Er zijn vijf fundamentele relaties met de stoffelijke wereld: het boerenbedrijf, koken, kleden, het huishouden en vrijen. En die worden allemaal vreselijk verwaarloosd. Nog niet zolang geleden vaardigde het congres van de Verenigde Staten een wet uit die van het verbranden van de vlag een ernstig misdrijf maakte. Zij deden dat met bloemrijke vaderlandslievende toespraken. Toch zijn diezelfde congresleden, door het verlenen van machtigingen of nalatigheden, verantwoordelijk voor het verbranden van alles waarvoor de vlag staat – voor het uithollen van de natuurlijke hulpbronnen van dit land. Ze zeggen wel dat ze van hun land houden, maar dat is niet zo. Ze houden van hun vlag. Ik denk dus dat het een zeer geschikt moment is om terug te keren naar de werkelijkheid, dat wil zeggen, terug te gaan van tijd naar eeuwigheid, naar het eeuwige hier en nu, dat is alles wat we hebben, altijd gehad hebben en in feite altijd zullen hebben. Ik heb nu lang genoeg een monoloog voor jullie gehouden. Er zal nu een minuut pauze zijn, voor het geval iemand van jullie weg wil. Daarna zal het mij een zeer groot genoegen zijn als ik vragen uit het publiek krijg, die ik zo goed mogelijk zal proberen te beantwoorden.

OPMERKING:

Alan Watts vertelt een mooi verhaal, maar overziet op geen enkele manier de consequenties. Hij zegt weliswaar dat je leven laten bepalen door verleden en toekomst inhoudt dat je nooit klaar, nooit tevreden, nooit gelukkig zijn betekent, maar beseft niet dat deze hele maatschappij gebouwd is op plannen maken, toekomstverwachtingen, consumeren, bouwen en afbreken, onvrede, uiterlijkheden, bezit enzovoort. Je kunt geen huis bouwen, geen onderbroek maken, geen viool construeren, kortom niets vervaardigen of bouwen, zonder al die basisvoorwaarden, die deze maatschappij teweeggebracht hebben en in stand houden. Leven in het hier en nu, jezelf zijn, zijn wat je bent, kreten, die het tegenwoordig zo lekker doen in zogenaamde spirituele kringen,  betekenen in wezen de doodklap voor een wereld waarin mensen hun doen en laten door hun verleden en toekomstverwachtingen laten bepalen, door hun onvrede met zichzelf, de rol die ze moeten spelen, de anderen en de wereld. Altijd iets willen, altijd iets moeten worden, al is het maar gelukkig, is strijdig met leven in het hier en nu, met gewoon zijn. “Maak u dan niet bezorgd tegen de dag van morgen,” schreven de compileerders van de Evangeliën, en voegden daar abusievelijk aan toe, “ want elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.” Mensen die in het hier en nu leven, zichzelf en zeker van zichzelf zijn, die hun zijn niet laten bepalen door verleden en toekomst of anderen, die zich niet met anderen bemoeien, het leven nemen zoals het is, omdat ze niet méér willen, die tevreden zijn en dus geen wensen meer hebben, die zichzelf genoeg zijn en dus niemand nodig hebben, die niets meer te verdedigen hebben, omdat ze niets meer hebben, kennen geen kwaad meer en vormen de grootste bedreiging voor deze maatschappij. Alan Watts heeft dat niet begrepen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Mattheus die schrijft (24:2): “Ik zeg u, er zal hier geen steen op de ander gelaten worden” en Thomas (Logion 16): “Zij weten niet dat ik gekomen ben om tweespalt op aarde te werpen, vuur, zwaard en oorlog.” Als alle mensen in het hier er nu zouden gaan leven, zou de hele boel instorten, geen steen meer op de andere blijven, maar eerst zal dan de pleuris uitbreken tussen de hebbers en zijners. De hebbers  die geen afstand durven te doen van hun bezit, hun meningen, alles waar ze in geloofd hebben, alles wat ze in hun hoofd gehaald hebben; de grote scheiding van bokken en schapen.
Leven in het hier en nu, wil niets anders zeggen dan terug naar de natuur, terug naar jezelf en niet een stuk of bijna helemaal, maar helemaal, absoluut, afstand doen alles wat je je “eigen” hebt gemaakt, tot de laatste penning. Terug naar het eenvoudige rechte pad. Gelukkig zijn is een pleonasme. 

To be or not to be, that’s the question.

Naar boven