Home


VOLTAIRE OVER JEAN MESLIER

Illustratie

Zwijgen en Doen


Uit: Het Gezond Verstand van Pastoor J. Meslier en over zijn Testament.

NATUURLIJKE IDEEëN

TEGENOVER

BOVENNATUURLIJKE IDEEëN

Detexit quo doloso vaticinandi furore sacerdotes mysteria,
illis saepe ignota, audacter publicant
(Petronius, Satyricon)



Om waardig de lof te zingen over deze twee werken, waaraan wij een lijst met uitleg hebben toegevoegd, die het onderzoek vereenvoudigt, beperken wij ons tot het aanhalen van de indrukwekkende bijval van Voltaire en d'Alembert, twee filosofen uit de achttiende eeuw, die ongetwijfeld de pracht van de evangelische moraal beter begrepen en die daarover spraken op een manier die zijn schrijver meer eer aandeed, dan de mensen die het verafgoodden om munt te slaan uit het goddelijke ervan en die zo gruwelijk misbruik hebben gemaakt van de onwetendheid en onontwikkeldheid van de eerste eeuwen, door in het belang van hun eigen geluk en overheersing zoveel verachtelijke vooroordelen en zoveel kinderachtige en bijgelovige praktijken in het leven te roepen. Ziehier wat Voltaire en d'Alembert van pastoor Meslier en zijn werk vonden; het lijkt ons dat hun brieven zijn geschreven om de nieuwsgierigheid te prikkelen en een mening te vormen.

VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT. 

Ferney, februari 1762.

In Holland is het Testament de Jean Meslier uitgegeven. Ik heb gehuiverd van afschuw toen ik het las. De verklaring van een pastoor die stervend aan God vergiffenis vraagt omdat hij de christelijke godsdienst heeft onderwezen, kan een groot gewicht leggen op de weegschaal van de libertijnen. Ik stuur u een exemplaar van dat Testament van de Antichrist, zodat u het kunt weerleggen. U hoeft me alleen maar te berichten op welke wijze u het wilt bekomen; het is geschreven met een onbehouwen eenvoud, die helaas onbevangen lijkt, etc.


VOLTAIRE aan dezelfde.

Ferney, 25 februari 1762.

....Meslier is ook merkwaardig. Er is een exemplaar naar u onderweg; het goede graan wordt verstikt in het onkruid van zijn boek. Een goede Zwitser heeft een zeer getrouwe samenvatting gemaakt en die samenvatting kan veel goedmaken. Wat een antwoord aan de ombeschaamde fanatici, die de wijzen voor libertijnen uitmaken! Wat een antwoord, jullie ongelukkigen, dat testament van een priester, die God vergiffenis vraagt omdat hij christen is geweest!


ANTWOORD VAN D'ALEMBERT.

Parijs, 31 maart 1762.

Een misverstand, mijn beste filosoof, heeft ertoe geleid dat ik het werk van Jean Meslier, dat u mij bijna een maand geleden hebt toegestuurd, pas een paar dagen geleden heb ontvangen; ik heb gewacht om u te schrijven tot ik het in mijn bezit had. Volgens mij zou men op de grafsteen van die pastoor kunnen zetten: Hier rust een zeer rechtschapen priester, dorpspastoor in de Champagne, die op zijn sterfbed God vergeving heeft gevraagd omdat hij christen is geweest en daarmee heeft aangetoond dat negenennegentig schapen plus een champagnois samen geen honderd beesten zijn. Ik vermoed dat de samenvatting van zijn werk door een Zwitser is geschreven die goed Frans verstaat, hoewel hij doet alsof hij het slecht spreekt. Het is duidelijk, indringend en bondig; en ik prijs de schrijver van De Samenvatting, wie hij ook moge zijn.

Dat is nog eens arbeiden in de wijngaard van de Heer.

Trouwens, mijn beste filosoof, nog maar even en dan denk ik dat die boeken niet meer nodig zijn en dat de mensheid voldoende verstandig is om zelf te begrijpen dat drie niet een zijn en brood geen God. De vijanden van de rede slaan op dit moment al een gek genoeg figuur en ik denk dat we het kunnen zeggen zoals in het chanson:

Om die mensen te verdelgen
Hoef je ze alleen maar hun gang te laten gaan.

Ik weet niet wat er van de godsdienst van Jezus terecht zal komen, maar zijn bedrijf zit aardig in de knoei. Het lijkt dat, wat Pascal, Nicole en Arnaud niet hebben gekund, door drie of vier dwaze en domme fanatici teweeg kan worden gebracht: het land zal die hevige dreun naar buiten brengen, in een tijd waarin het zo weinig naar buiten te brengen heeft; en in de toekomstige chronologische samenvattingen zal worden geschreven: het jaar 1762 was het jaar waarin Frankrijk al haar koloniën verloor en de Jezuïeten verjoeg. Volgens mij veroorzaakt alleen kanonnenbuskruit, dat ogenschijnlijk zo weinig krachtig is, even grote gevolgen.


VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT

Délices, 12 juli 1762.

...Ik denk dat het Testament van Jean Meslier grote gevolgen zal hebben ; iedereen die het leest raakt ervan overtuigd dat die man argumenteert en bewijst. Hij spreekt op zijn sterfbed, het moment waarop leugenaars de waarheid spreken en dat is het krachtigste van alle argumenten. Jean Meslier moet de wereld bekeren. Waarom beschikken zo weinig mensen over zijn Evangelie? Wat zijn jullie lauw in Parijs! jullie laten het licht onder de korenmaat staan.


ANTWOORD VAN D'ALEMBERT.

Parijs, 31 juli 1762

U verwijt ons lauwheid, maar ik denk dat ik u al heb gezegd dat de angst voor de takkenbossen zeer verfrissend is. U wilt dat wij het Testament van Jean Meslier laten drukken en dat wij dat in vier- of vijfduizend exemplaren verspreiden; het schandalige fanatisme, want het is schandalig, verliest er weinig of niets door en wij zullen als dwazen worden bejegend door dezelfde mensen die wij zelf hebben bekeerd. De mensheid kan tegenwoordig alleen nog maar wijzer worden gemaakt als men zo behoedzaam en verstandig is om het slechts geleidelijk voor te lichten. Als de zon opeens in een grot zou schijnen, zouden de bewoners alleen maar merken dat ze last van hun ogen krijgen; die overmaat aan licht zou alleen maar verblinden, zonder een oplossing te bieden.


D'ALEMBERT AAN VOLTAIRE

Parijs, 9 juli 1764.

.... Tussen twee haakjes, u hebt mij het werk uitgeleend dat aan Saint évremont wordt toegeschreven, en waarvan men zegt dat het van Dumarsais is, en waarover u het lang geleden met mij heeft gehad; het is fraai, maar het Testament van Meslier is nog veel belangrijker.


VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT.

Ferney, 16 juli 1764.

Het Testament van Meslier hoort in de binnenzak van ieder oprecht mens te zitten. Een eerzame priester die, geheel argeloos, God vergiffenis vraagt omdat hij zich heeft vergist, moet de mensen duidelijk maken dat ze zich vergissen.


VOLTAIRE AAN GRAAF D'ARGENTAL.

Délices, 6 februari 1762.

......Maar de engelen hebben mij niets verteld over dat helse boek van pastoor Jean Meslier, een boek dat zeer nodig is voor de engelen der duisternis, een uitmuntende catechismus van Beëlzebub. Bedenk dat dat boek heel zeldzaam is; het is een schatkist.


VOLTAIRE aan dezelfde.

Délices, 31 mei 1762.

Het is terecht dat ik u een exemplaar stuur van de tweede druk van Meslier; in de eerste druk heeft men zijn voorwoord vergeten, dat heel bijzonder is. U hebt wijze vrienden die dat boek vast graag in hun achterkamertje willen hebben; het is overigens heel geschikt om de jeugd te onderwijzen. Het boek, dat handgeschreven voor acht Louis d'Or wordt verkocht, is onleesbaar; het korte uittreksel is zeer verheffend. Laten wij de goede lieden bedanken die het voor niets uitdelen en God bidden dat hij zijn zegeningen over die nuttige lectuur uitstort.


VOLTAIRE AAN DAMILAVILLE.

Délices, 8 februari 1762

Mijn broer zal van mij een Meslier krijgen zodra ik de bestelling heb ontvangen. Handgeschreven exemplaren van het boek worden al vijftien tot twintig jaar voor acht Louis d'Or verkocht. Dat was een zeer lijvig manuscript in quarto; er zijn daarvan in Parijs honderd exemplaren. Broeder Thiriot is zeer goed op de hoogte. Men weet wie het uittreksel heeft gemaakt, maar het is woord voor woord helemaal uit het origineel gehaald. Er bestaan overigens veel mensen die pastoor Meslier zelf hebben gezien. Het zou heel zinvol zijn als er in Parijs een nieuwe uitgave van dat geschriftje zou worden gemaakt; dat zou gemakkelijk in drie of vier dagen kunnen worden gedaan.


VOLTAIRE aan dezelfde.

Ferney, 6 december 1762.

.... Maar ik geloof dat niets ooit zoveel indruk zou kunnen maken als dat boekje van Meslier. Bedenk hoe gewichtig zo'n getuigenis van een stervende en rechtschapen priester is.


VOLTAIRE aan dezelfde.

Ferney, 6 juli 1764.

Driehonderd in een provincie verspreide Mesliers hebben veel bekeringen teweeggebracht. Ach! werd ik maar geholpen!....


VOLTAIRE aan dezelfde

Ferney, 29 september 1764.

Er zijn veel te weinig Mesliers, en veel te veel boeven.


VOLTAIRE aan dezelfde

Délices, 8 october,1764.

Namen doen afbreuk aan de goede zaak; zij maken het vooroordeel wakker. Alleen de naam van Jean Meslier kan goed doen, omdat het berouw hebben van een eerzaam priester, op zijn sterfbed, wel een grote indruk moet maken. Die Meslier zou iedereen in zijn bezit moeten hebben.


VOLTAIRE AAN MADAME DE FLORIAN.

Délices, 20 mei 1762.

Mijn dierbare nicht, het is heel verdrietig om zover weg van je te zijn. Lees en herlees Jean Meslier; dat is een goede pastoor.


VOLTAIRE AAN MARKIES D'ARGENCE.

Ferney, 2 maart 1763.

Ik heb een Testament de Jean Meslier op de kop getikt, wat ik u hierbij toestuur. De eenvoud van die man, de zuiverheid van zijn levenswandel, de vergeving die hij aan God vraagt en de echtheid van zijn boek, moeten wel een grote invloed hebben. Ik zal u net zoveel exemplaren als u wilt toesturen van het Testament van die goede pastoor.


VOLTAIRE AAN HELVéTIUS.

Délices, 1 mei 1763

Ze hebben mij twee uittreksels van Jean Meslier toegestuurd: het is waar dat de stijl, die van een karrenpaard is, maar dat paard slaat wel heel raak achteruit! Wat een getuigenis van een priester die, stervend vergeving vraagt voor het feit dat hij absurde en vreselijke dingen heeft onderwezen! Wat een antwoord in plaats van die banaliteiten van de fanatici die de euvele moed hebben om te beweren dat de filosofie alleen maar het resultaat van vrijdenkerij is!




OVER J. MESLIER

VOLGENS VOLTAIRE

Meslier (Jean ), geboren in 1678, in het dorp Mazerny (1), ten tijde van het hertogdom Réthel, was de zoon van een textielarbeider; hoewel hij was opgegroeid op het platteland, volbracht hij toch zijn studie en slaagde erin om priester te worden.

Op het seminarie, waar hij een zeer geregeld leven leidde, legde hij zich toe op de leer van Descartes.

Hij werd pastoor in étrépigny (2) in de Champagne-Ardenne, en bediende een kleine parochie in de buurt, But geheten (3), waar hij opviel door de ingetogenheid van zijn levenswandel.

Hij kweet zich nauwgezet van zijn plichten en gaf elk jaar wat hij over had van zijn inkomsten aan de armen onder zijn parochianen; bevlogen en onkreukbaar, was hij heel sober, zowel wat zijn eten als de vrouwen betrof.

De heren Voiri en Delavaux, de een pastoor te Varq (4) en de ander pastoor te Boulzicourt (5), waren zijn biechtvaders en de enigen met wie hij omging.

Pastoor Meslier was een onverzettelijke verdediger van de gerechtigheid en ging daar soms een beetje te ver in. Toen de Heer van zijn dorp (M. de Touilly) een aantal boeren onheus had bejegend, wilde hij hem niet met naam in de preek aanbevelen: M. de Mailly, aartsbisschop van Reims, bij wie daarover een protest werd ingediend, veroordeelde hem. Maar op de zondag die volgde op die beslissing, besteeg pastoor Meslier de preekstoel en beklaagde zich over de bestraffing door de kardinaal. « Kijk, zei hij, dat is nou het lot van de arme plattelandspastoors ; de aartsbisschoppen, die grote heren, kijken op hen neer en luisteren niet naar hen. Wij zullen dus de Heer van dit dorp aanbevelen. Laten wij tot God bidden voor Antoine de Touilly: opdat hij zich bekeert en hem genade wordt geschonken, zodat hij de arme niet meer mishandelt en de wees niet meer besteelt. » Deze Heer, die bij deze vernederende aanbeveling aanwezig was, bracht een nieuwe klacht over aan dezelfde aartsbisschop, die pastoor Meslier naar Donchery liet komen, waar hij hem met woorden onheus bejegende.

Vanaf die tijd zijn er nauwelijks andere voorvallen in zijn leven geweest en ook geen andere functie dan die in étrépigny.

Hij stierf zoals men zegt in de geur van heiligheid (6), in 1733, vijfenvijftig jaar oud. Men heeft aangenomen dat hij, uit afkeer van het leven, met opzet het benodigde voedsel heeft geweigerd, omdat hij, tijdens zijn ziekbed, niets wilde nemen, zelfs geen glas wijn.

Bij zijn sterven gaf hij alles wat hij bezat (wat niet veel was) aan zijn parochianen, en verzocht hen hem in zijn eigen tuin te begraven.

Men was zeer verrast toen men drie manuscripten bij hem aantrof, elk driehonderdzesenzestig bladzijden, alledrie van zijn hand, door hemzelf ondertekend en met de titel: Mijn Testament.

Het werk, dat de schrijver opdraagt aan zijn parochianen en aan M. Leroux, procureur en advocaat in Mézières, is een ongekunstelde weerlegging van alle religieuze dogma's, zonder enige uitzondering. Van de drie exemplaren is er een door de vicaris-generaal van Reims achtergehouden; een ander exemplaar is naar de grootzegelbewaarder M. Chauvelin gestuurd; het derde exemplaar is bij de griffie van het gerecht in Sainte-Menéhoule (7) blijven liggen. Graaf de Caylus heeft enige tijd een van de exemplaren in handen gehad; en kort daarop waren er in Parijs meer dan honderd, die voor tien Louis d'Or per stuk werden verkocht: een priester die tijdens zijn sterven zichzelf kwalijk nam dat hij het christelijke geloof had beleden en onderwezen, maakte veel meer indruk op de mensen dan de Pensées van Pascal.

Pastoor Meslier had op een grijs vel papier dat om het exemplaar zat, dat voor zijn parochianen was bestemd, de opmerkelijke woorden geschreven: « Ik heb de dwalingen, de misstanden, de ijdelheden, de dwaasheden en de boosaardigheden van de mensen gezien en onderkend; ik heb ze gehaat en verafschuwd; ik heb het tijdens mijn leven niet durven zeggen, maar ik zeg het in iedere geval tijdens mijn sterven en na mijn dood; deze nagedachtenis heb ik vervaardigd en geschreven opdat men dat weet en opdat het kan dienen als een getuigenis van de waarheid voor iedereen die het onder ogen komt en het zal lezen, naar eigen goeddunken."

Aan het begin van het boek staat het stuk (een waardige vorm van boetedoening die Voltaire, in zijn brief aan graaf d'Argental, van 31 mei 1762, aanduidt als voorwoord), gericht aan zijn kudde: « Mijn broeders, zegt hij, jullie kennen mijn belangeloosheid; ik heb mijn geloof niet aan een verwerpelijk eigenbelang gewijd. Het was geen geldzucht die mij er toe bracht een beroep te kiezen dat zo tegengesteld was aan mijn overtuigingen: ik heb mijn ouders gehoorzaamd. Ik zou jullie eerder hebben ingelicht, wanneer ik dat ongestraft had kunnen doen. Jullie zijn mijn getuigen van wat ik naar voren breng. Ik heb mijn ambt nooit bezoedeld door aanspraak te maken op het honorarium dat daaraan was verbonden. Ik roep de hemel tot getuige dat ik ook tot in het diepst van mijn hart de mensen heb verafschuwd die lachten om de onnozelheid van de verblinde mensen, die aanzienlijke sommen gelds besteedden aan het kopen van gebeden. Wat een vreselijk monopolie! Ik spreek geen afkeuring uit over de minachting van de mensen die zich verrijken aan jullie zweet en ellende en daarmee blijk geven van hun eigen geheimen en bijgelovigheid; maar ik verafschuw hun onverzadigbare hebzucht en het opmerkelijke genoegen dat dergelijke mensen scheppen in het de spot drijven met de onwetendheid van de mensen, die zij zo nodig in die toestand van verblinding moeten houden. Die moeten maar genoegen nemen met het lachen om hun eigen rijkdom; maar zij moeten hoegenaamd niet dwalingen verspreiden, door misbruik te maken van de blinde vroomheid van mensen, die door hun onnozelheid hen zo'n gerieflijk leven verschaffen. Mijn broeders, jullie zullen mij ongetwijfeld het recht doen dat mij toekomt. Het mededogen dat ik heb betoond voor jullie ellende vrijwaart mij van de minste verdenking. Hoe vaak heb ik niet voor niets de taken van mijn beroep vervuld? Hoe vaak heb ik niet mijn genegenheid geweld aan gedaan door dat niet te kunnen? dat ik jullie niet zo vaak en rijkelijk heb geholpen als ik zou hebben gewild! Heb ik jullie niet altijd laten zien dat geven mij meer genoegen deed dan nemen? Ik heb zorgvuldig vermeden om jullie aan te sporen tot beuzelarij en ik heb jullie ook zo weinig mogelijk verteld over onze rampzalige dogma's. Jullie De plichten van mijn beroep moest ik nakomen, maar wat heb ik zelf geleden als ik werd gedwongen jullie de vrome leugens te prediken die ik in mijn hart verafschuwde!

Wat een afkeer heb ik niet gehad voor mijn ambt en met name voor die bijgelovige mis en die lachwekkende toedieningen van sacramenten, vooral als die werden verricht met die plechtigheid waarmee ze jullie vroomheid en goede trouw bekoorden. Wat heb ik niet een wroeging gehad over jullie goedgelovigheid! Duizendmaal heb ik op het punt gestaan in het openbaar los te barsten en jullie de ogen te openen; maar een vrees die sterker was dan ikzelf hield me dan terug en dwong me te zwijgen tot mijn dood. «

Pastoor Meslier had twee brieven geschreven aan de pastoors uit zijn omgeving om hen op de hoogte te stellen van zijn testament; hij vertelde hen dat hij een exemplaar van zijn geschrift (7), van 366 bladzijden in octavo, in bewaring had gegeven bij de griffie van Saint-Menéhoul, maar dat hij bang was dat men het daar zou laten verdwijnen, volgens de slechte gewoonte om te verhinderen dat de eenvoudige zielen op de hoogte van de waarheid zouden worden gebracht en het zouden begrijpen.

Pastoor Meslier, het meest uitzonderlijke fenomeen dat men heeft kunnen ontwaren temidden van al die voor de christelijke religie zo rampzalige meteoren, werkte zijn hele leven in het geheim om de overtuigingen aan te vallen, waarvan hij dacht dat ze onjuist waren. Om zijn boek te schrijven tegen God, tegen elke religie, tegen de Bijbel en de kerk, beschikte hij over geen ander hulpmiddel dan de Bijbel zelf, Moréri, Montaigne, en een aantal Kerkvaders.

Terwijl pastoor Meslier onbevangen toegaf dat hij pas na zijn dood op de brandstapel wilde, publiceerde en verkocht Thomas Woolston, een geleerde uit Cambridge, in het openbaar in Londen, in zijn eigen huis, 60.000 exemplaren van zijn Vertoog tegen de wonderen van Jezus Christus. Het was zeer opmerkelijk dat twee priesters tegelijkertijd tegen de christelijke godsdienst schreven. Pastoor Meslier is nog veel driftiger dan Woolston; hij durft het te hebben over het wegvoeren van onze verlosser naar de berg, de bruiloft van Kana, de broden en de vissen, de onzinnige verhalen, beledigend voor de godheid, die in het Romeinse rijk driehonderd jaar werden genegeerd en die uiteindelijk via het gepeupel de paleizen van de keizers bereikten. Toen zag de politiek zich genoodzaakt om de dwaasheden van het volk over te nemen om het beter te kunnen onderdrukken. Het pathos van de Engelse priester haalt het niet bij dat van de priester uit de Champagne. Woolston spreekt soms omzichtig; Meslier niet; het is iemand die hevig verbitterd is door de misdaden waar hij getuige van is geweest en waar hij de christelijke religie verantwoordelijk voor houdt. Geen enkel wonder wat voor hem geen onderwerp van minachting en afschuw is; geen enkele profetie die hij niet vergelijkt met die van Nostradamus. Hij gaat zelfs zover dat hij Jezus Christus vergelijkt met Don Quichot en Sint Petrus met Sancho Panza. Zo schrijft hij over Jezus Christus, in de armen van de dood, in een tijd waarin de grootste huichelaars niet durfden te liegen en waarin de meest onverschrokkenen huiverden. Getroffen door de problematiek die hij in de Schrift aantrof, maakte hij zich daar meer van los dan iemand als Gabriel Da Costa en alle andere Joden, meer dan mensen als de beroemde Porfyrius, Celsus, Jamblichus, Julianus, Maximus, Origenes en al die verdedigers van de menselijke rede, die zich nooit druk hebben gemaakt over onze goddelijke onbegrijpelijkheden.

Onder boeken van pastoor Meslier, bevindt zich een gedrukt exemplaar van de Verhandelingen van Fénélon, aartsbisschop van Cambrai, over het bestaan van God en over zijn eigenschappen, en de Beschouwingen van de Jezuïet Tournemine, over het atheïsme, waarin hij in de kantlijn zijn aantekeningen heeft geschreven, ondertekend met zijn eigen naam.

NOTEN

(1) Mazerny, laatste dorp (in het Noorden) van het kanton Tourteron, in het arrondissement Vouziers, in het departement Ardennen, ligt aan de weg van Parijs naar Stenay, via Pierrepont, aan de bronnen van een riviertje dat bij Attigny in de Aisne stroomt.

(2) étrépigny is een van de twee buurtschappen (ten Oosten) van Mazerny, in het kanton Flize, in het arrondissement Mézière, in het departement Ardennen, een half uur gaans ter rechter zijde van de weg van Mézière naar Sedan.

(3) But, een dorp in hetzelfde kanton als het vorige, op anderhalf uur gaans van de hoofdstad, ligt bij de oorsprong van een beek die bij Flize in de Maas stroomt. Het bos van Mazarin bedekt étrepiny en But in het Zuiden. Tussen die twee dorpen in ligt het dorp Balèvre.

(4) Varq ligt op een uur gaans van Mézière en twee van étrépigny.

(5) Boulzicourt ligt maar driekwart uur gaans van étrépigny.

(6) Anacharsis Cloots heeft bij de Conventie het voorstel gedaan om een standbeeld op te richten voor de pastoor.

(7) Voor zover men weet is dat exemplaar door pastoor Meslier zelf in bewaring gegeven ; daaruit valt op te maken dat hij óf vier exemplaren bezat, (wat niet aannemelijk is), óf dat er in étrépigny maar twee aanwezig waren.


Kaart van Frankrijk


VAN DE NATIONALE CONVENTIE

Over het voorstel om een standbeeld op te richten voor pastoor

J. MESLIER

De 27e brumaire van het jaar II (17 nov. 1793)

DE NATIONALE CONVENTION stuurt het voorstel van een van haar leden terug naar haar Openbare Onderwijs Comité. Dit voorstel had ten doel een standbeeld op te richten voor Jean Meslier, pastoor te étrépigny in de Champagne, de eerste priester die de moed en de oprechtheid heeft gehad om de godsdienstige dwalingen af te zweren.

De president en secretarissen:

Getekend, P.A. Laloy, president; Bazire, Charles Duval, Philippeaux, Frécane en Merlin (uit Thionville), secretarissen.

Gecertificeerd conform het origineel.

De leden van het Comité van raadsbesluiten en procesverbalen:

Getekend, Batellier, Eschasseriaux, Monnel, Becker, Vernetry, Pérard, Vinet, Bouillerot, Auger, Cordier, Delecloy en Cosnard.

Naar boven