Home
VOLTAIRE OVER JEAN MESLIER
Zwijgen en Doen
Uit: Het Gezond Verstand van
Pastoor J. Meslier en over zijn Testament.
NATUURLIJKE IDEEëN
TEGENOVER
BOVENNATUURLIJKE IDEEëN
Detexit quo doloso vaticinandi
furore sacerdotes mysteria,
illis saepe ignota, audacter publicant (Petronius, Satyricon)
Om waardig de lof te zingen over deze twee werken, waaraan wij een
lijst met uitleg hebben toegevoegd, die het onderzoek vereenvoudigt,
beperken wij ons tot het aanhalen van de indrukwekkende bijval van
Voltaire en d'Alembert, twee filosofen uit de achttiende eeuw, die
ongetwijfeld de pracht van de evangelische moraal beter begrepen en die
daarover spraken op een manier die zijn schrijver meer eer aandeed, dan
de mensen die het verafgoodden om munt te slaan uit het goddelijke
ervan en die zo gruwelijk misbruik hebben gemaakt van de onwetendheid
en onontwikkeldheid van de eerste eeuwen, door in het belang van hun
eigen geluk en overheersing zoveel verachtelijke vooroordelen en zoveel
kinderachtige en bijgelovige praktijken in het leven te roepen. Ziehier
wat Voltaire en d'Alembert van pastoor Meslier en zijn werk vonden; het
lijkt ons dat hun brieven zijn geschreven om de nieuwsgierigheid te
prikkelen en een mening te vormen.
VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT.
Ferney, februari 1762.
In Holland is het Testament de Jean Meslier uitgegeven.
Ik heb gehuiverd van afschuw toen ik het las. De verklaring van
een pastoor die stervend aan God vergiffenis vraagt omdat hij de
christelijke godsdienst heeft onderwezen, kan een groot gewicht leggen
op de weegschaal van de libertijnen. Ik stuur u een exemplaar van dat Testament
van de Antichrist, zodat u het kunt weerleggen. U hoeft me alleen
maar te berichten op welke wijze u het wilt bekomen; het is geschreven
met een onbehouwen eenvoud, die helaas onbevangen lijkt, etc.
VOLTAIRE aan dezelfde.
Ferney, 25 februari 1762.
....Meslier is ook merkwaardig. Er is een exemplaar naar u
onderweg; het goede graan wordt verstikt in het onkruid van zijn boek.
Een goede Zwitser heeft een zeer getrouwe samenvatting gemaakt en die
samenvatting kan veel goedmaken. Wat een antwoord aan de ombeschaamde
fanatici, die de wijzen voor libertijnen uitmaken! Wat een antwoord,
jullie ongelukkigen, dat testament van een priester, die God
vergiffenis vraagt omdat hij christen is geweest!
ANTWOORD VAN D'ALEMBERT.
Parijs, 31 maart 1762.
Een misverstand, mijn beste filosoof, heeft ertoe geleid dat ik het
werk van Jean Meslier, dat u mij bijna een maand geleden hebt
toegestuurd, pas een paar dagen geleden heb ontvangen; ik heb gewacht
om u te schrijven tot ik het in mijn bezit had. Volgens mij zou men op
de grafsteen van die pastoor kunnen zetten: Hier rust een zeer
rechtschapen priester, dorpspastoor in de Champagne, die op zijn
sterfbed God vergeving heeft gevraagd omdat hij christen is geweest en
daarmee heeft aangetoond dat negenennegentig schapen plus een
champagnois samen geen honderd beesten zijn. Ik vermoed dat de
samenvatting van zijn werk door een Zwitser is geschreven die goed
Frans verstaat, hoewel hij doet alsof hij het slecht spreekt. Het is
duidelijk, indringend en bondig; en ik prijs de schrijver van De
Samenvatting, wie hij ook moge zijn.
Dat is nog eens arbeiden in de
wijngaard van de Heer.
Trouwens, mijn beste filosoof, nog maar even en dan denk ik dat die
boeken niet meer nodig zijn en dat de mensheid voldoende verstandig is
om zelf te begrijpen dat drie niet een zijn en brood geen God. De
vijanden van de rede slaan op dit moment al een gek genoeg figuur en ik
denk dat we het kunnen zeggen zoals in het chanson:
Om die mensen te verdelgen
Hoef je ze alleen maar hun gang te laten gaan.
Ik weet niet wat er van de godsdienst van Jezus terecht zal komen,
maar zijn bedrijf zit aardig in de knoei. Het lijkt dat, wat
Pascal, Nicole en Arnaud niet hebben gekund, door drie of vier dwaze en
domme fanatici teweeg kan worden gebracht: het land zal die hevige
dreun naar buiten brengen, in een tijd waarin het zo weinig naar buiten
te brengen heeft; en in de toekomstige chronologische samenvattingen
zal worden geschreven: het jaar 1762 was het jaar waarin Frankrijk
al haar koloniën verloor en de Jezuïeten verjoeg. Volgens mij
veroorzaakt alleen kanonnenbuskruit, dat ogenschijnlijk zo weinig
krachtig is, even grote gevolgen.
VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT
Délices, 12 juli 1762.
...Ik denk dat het Testament van Jean Meslier
grote gevolgen zal hebben ; iedereen die het leest raakt ervan
overtuigd dat die man argumenteert en bewijst. Hij spreekt op zijn
sterfbed, het moment waarop leugenaars de waarheid spreken en dat is
het krachtigste van alle argumenten. Jean Meslier moet
de wereld bekeren. Waarom beschikken zo weinig mensen over zijn
Evangelie? Wat zijn jullie lauw in Parijs! jullie laten het licht onder
de korenmaat staan.
ANTWOORD VAN D'ALEMBERT.
Parijs, 31 juli 1762
U verwijt ons lauwheid, maar ik denk dat ik u al heb gezegd dat de
angst voor de takkenbossen zeer verfrissend is. U wilt dat wij het Testament
van Jean Meslier laten drukken en dat wij dat in vier- of
vijfduizend exemplaren verspreiden; het schandalige fanatisme, want het
is schandalig, verliest er weinig of niets door en wij zullen als
dwazen worden bejegend door dezelfde mensen die wij zelf hebben
bekeerd. De mensheid kan tegenwoordig alleen nog maar wijzer worden
gemaakt als men zo behoedzaam en verstandig is om het slechts
geleidelijk voor te lichten. Als de zon opeens in een grot zou
schijnen, zouden de bewoners alleen maar merken dat ze last van hun
ogen krijgen; die overmaat aan licht zou alleen maar verblinden, zonder
een oplossing te bieden.
D'ALEMBERT AAN VOLTAIRE
Parijs, 9 juli 1764.
.... Tussen twee haakjes, u hebt mij het werk uitgeleend dat aan Saint
évremont wordt toegeschreven, en waarvan men zegt dat het van Dumarsais
is, en waarover u het lang geleden met mij heeft gehad; het is fraai,
maar het Testament van Meslier is nog veel belangrijker.
VOLTAIRE AAN D'ALEMBERT.
Ferney, 16 juli 1764.
Het Testament van Meslier hoort in de binnenzak van
ieder oprecht mens te zitten. Een eerzame priester die, geheel
argeloos, God vergiffenis vraagt omdat hij zich heeft vergist, moet de
mensen duidelijk maken dat ze zich vergissen.
VOLTAIRE AAN GRAAF
D'ARGENTAL.
Délices, 6 februari 1762.
......Maar de engelen hebben mij niets verteld over dat helse boek
van pastoor Jean Meslier, een boek dat zeer nodig is voor de engelen
der duisternis, een uitmuntende catechismus van Beëlzebub. Bedenk dat
dat boek heel zeldzaam is; het is een schatkist.
VOLTAIRE aan dezelfde.
Délices, 31 mei 1762.
Het is terecht dat ik u een exemplaar stuur van de tweede druk van
Meslier; in de eerste druk heeft men zijn voorwoord vergeten,
dat heel bijzonder is. U hebt wijze vrienden die dat boek vast graag in
hun achterkamertje willen hebben; het is overigens heel geschikt om de
jeugd te onderwijzen. Het boek, dat handgeschreven voor acht Louis d'Or
wordt verkocht, is onleesbaar; het korte uittreksel is zeer verheffend.
Laten wij de goede lieden bedanken die het voor niets uitdelen en God
bidden dat hij zijn zegeningen over die nuttige lectuur uitstort.
VOLTAIRE AAN DAMILAVILLE.
Délices, 8 februari 1762
Mijn broer zal van mij een Meslier krijgen zodra ik de bestelling
heb ontvangen. Handgeschreven exemplaren van het boek worden al
vijftien tot twintig jaar voor acht Louis d'Or verkocht. Dat was een
zeer lijvig manuscript in quarto; er zijn daarvan in Parijs honderd
exemplaren. Broeder Thiriot is zeer goed op de hoogte. Men weet wie het
uittreksel heeft gemaakt, maar het is woord voor woord helemaal uit het
origineel gehaald. Er bestaan overigens veel mensen die pastoor
Meslier zelf hebben gezien. Het zou heel zinvol zijn als er in
Parijs een nieuwe uitgave van dat geschriftje zou worden gemaakt; dat
zou gemakkelijk in drie of vier dagen kunnen worden gedaan.
VOLTAIRE aan dezelfde.
Ferney, 6 december 1762.
.... Maar ik geloof dat niets ooit zoveel indruk zou kunnen maken als
dat boekje van Meslier. Bedenk hoe gewichtig zo'n getuigenis van een
stervende en rechtschapen priester is.
VOLTAIRE aan dezelfde.
Ferney, 6 juli 1764.
Driehonderd in een provincie verspreide Mesliers hebben veel
bekeringen teweeggebracht. Ach! werd ik maar geholpen!....
VOLTAIRE aan dezelfde
Ferney, 29 september 1764.
Er zijn veel te weinig Mesliers, en veel te veel boeven.
VOLTAIRE aan dezelfde
Délices, 8 october,1764.
Namen doen afbreuk aan de goede zaak; zij maken het vooroordeel
wakker. Alleen de naam van Jean Meslier kan goed doen, omdat het berouw
hebben van een eerzaam priester, op zijn sterfbed, wel een grote indruk
moet maken. Die Meslier zou iedereen in zijn bezit moeten hebben.
VOLTAIRE AAN MADAME DE FLORIAN.
Délices, 20 mei 1762.
Mijn dierbare nicht, het is heel verdrietig om zover weg van je te
zijn. Lees en herlees Jean Meslier; dat is een goede pastoor.
VOLTAIRE AAN MARKIES D'ARGENCE.
Ferney, 2 maart 1763.
Ik heb een Testament de Jean Meslier op de kop
getikt, wat ik u hierbij toestuur. De eenvoud van die man, de
zuiverheid van zijn levenswandel, de vergeving die hij aan God vraagt
en de echtheid van zijn boek, moeten wel een grote invloed hebben. Ik
zal u net zoveel exemplaren als u wilt toesturen van het Testament
van die goede pastoor.
VOLTAIRE AAN HELVéTIUS.
Délices, 1 mei 1763
Ze hebben mij twee uittreksels van Jean Meslier toegestuurd: het is
waar dat de stijl, die van een karrenpaard is, maar dat paard slaat wel
heel raak achteruit! Wat een getuigenis van een priester die, stervend
vergeving vraagt voor het feit dat hij absurde en vreselijke dingen
heeft onderwezen! Wat een antwoord in plaats van die banaliteiten van
de fanatici die de euvele moed hebben om te beweren dat de filosofie
alleen maar het resultaat van vrijdenkerij is!
OVER J. MESLIER
VOLGENS VOLTAIRE
Meslier (Jean ), geboren in 1678, in het dorp Mazerny (1), ten
tijde van het hertogdom Réthel, was de zoon van een textielarbeider;
hoewel hij was opgegroeid op het platteland, volbracht hij toch zijn
studie en slaagde erin om priester te worden.
Op het seminarie, waar hij een zeer geregeld leven leidde, legde
hij zich toe op de leer van Descartes.
Hij werd pastoor in étrépigny (2) in de Champagne-Ardenne, en
bediende een kleine parochie in de buurt, But geheten (3), waar hij
opviel door de ingetogenheid van zijn levenswandel.
Hij kweet zich nauwgezet van zijn plichten en gaf elk jaar wat hij
over had van zijn inkomsten aan de armen onder zijn parochianen;
bevlogen en onkreukbaar, was hij heel sober, zowel wat zijn eten als de
vrouwen betrof.
De heren Voiri en Delavaux, de een pastoor te Varq (4) en de ander
pastoor te Boulzicourt (5), waren zijn biechtvaders en de enigen met
wie hij omging.
Pastoor Meslier was een onverzettelijke verdediger van de
gerechtigheid en ging daar soms een beetje te ver in. Toen de Heer van
zijn dorp (M. de Touilly) een aantal boeren onheus had bejegend, wilde
hij hem niet met naam in de preek aanbevelen: M. de Mailly,
aartsbisschop van Reims, bij wie daarover een protest werd ingediend,
veroordeelde hem. Maar op de zondag die volgde op die beslissing,
besteeg pastoor Meslier de preekstoel en beklaagde zich over
de bestraffing door de kardinaal. « Kijk, zei hij, dat is nou het
lot van de arme plattelandspastoors ; de aartsbisschoppen, die
grote heren, kijken op hen neer en luisteren niet naar hen. Wij zullen
dus de Heer van dit dorp aanbevelen. Laten wij tot God bidden voor
Antoine de Touilly: opdat hij zich bekeert en hem genade wordt
geschonken, zodat hij de arme niet meer mishandelt en de wees niet meer
besteelt. » Deze Heer, die bij deze vernederende aanbeveling
aanwezig was, bracht een nieuwe klacht over aan dezelfde aartsbisschop,
die pastoor Meslier naar Donchery liet komen, waar hij hem met woorden
onheus bejegende.
Vanaf die tijd zijn er nauwelijks andere voorvallen in zijn leven
geweest en ook geen andere functie dan die in étrépigny.
Hij stierf zoals men zegt in de geur van heiligheid (6), in 1733,
vijfenvijftig jaar oud. Men heeft aangenomen dat hij, uit afkeer van
het leven, met opzet het benodigde voedsel heeft geweigerd, omdat hij,
tijdens zijn ziekbed, niets wilde nemen, zelfs geen glas wijn.
Bij zijn sterven gaf hij alles wat hij bezat (wat niet veel was)
aan zijn parochianen, en verzocht hen hem in zijn eigen tuin te
begraven.
Men was zeer verrast toen men drie manuscripten bij hem aantrof,
elk driehonderdzesenzestig bladzijden, alledrie van zijn hand, door
hemzelf ondertekend en met de titel: Mijn Testament.
Het werk, dat de schrijver opdraagt aan zijn parochianen en aan M.
Leroux, procureur en advocaat in Mézières, is een ongekunstelde
weerlegging van alle religieuze dogma's, zonder enige uitzondering. Van
de drie exemplaren is er een door de vicaris-generaal van Reims
achtergehouden; een ander exemplaar is naar de grootzegelbewaarder M.
Chauvelin gestuurd; het derde exemplaar is bij de griffie van het
gerecht in Sainte-Menéhoule (7) blijven liggen. Graaf de Caylus heeft
enige tijd een van de exemplaren in handen gehad; en kort daarop waren
er in Parijs meer dan honderd, die voor tien Louis d'Or per stuk werden
verkocht: een priester die tijdens zijn sterven zichzelf kwalijk nam
dat hij het christelijke geloof had beleden en onderwezen, maakte veel
meer indruk op de mensen dan de Pensées van Pascal.
Pastoor Meslier had op een grijs vel papier dat om het exemplaar
zat, dat voor zijn parochianen was bestemd, de opmerkelijke woorden
geschreven: « Ik heb de dwalingen, de misstanden, de ijdelheden,
de dwaasheden en de boosaardigheden van de mensen gezien en onderkend;
ik heb ze gehaat en verafschuwd; ik heb het tijdens mijn leven niet
durven zeggen, maar ik zeg het in iedere geval tijdens mijn sterven en
na mijn dood; deze nagedachtenis heb ik vervaardigd en geschreven opdat
men dat weet en opdat het kan dienen als een getuigenis van de waarheid
voor iedereen die het onder ogen komt en het zal lezen, naar eigen
goeddunken."
Aan het begin van het boek staat het stuk (een waardige vorm van
boetedoening die Voltaire, in zijn brief aan graaf d'Argental, van 31
mei 1762, aanduidt als voorwoord), gericht aan zijn kudde: «
Mijn broeders, zegt hij, jullie kennen mijn belangeloosheid; ik heb
mijn geloof niet aan een verwerpelijk eigenbelang gewijd. Het was geen
geldzucht die mij er toe bracht een beroep te kiezen dat zo
tegengesteld was aan mijn overtuigingen: ik heb mijn ouders
gehoorzaamd. Ik zou jullie eerder hebben ingelicht, wanneer ik dat
ongestraft had kunnen doen. Jullie zijn mijn getuigen van wat ik naar
voren breng. Ik heb mijn ambt nooit bezoedeld door aanspraak te maken
op het honorarium dat daaraan was verbonden. Ik roep de hemel tot
getuige dat ik ook tot in het diepst van mijn hart de mensen heb
verafschuwd die lachten om de onnozelheid van de verblinde mensen, die
aanzienlijke sommen gelds besteedden aan het kopen van gebeden. Wat een
vreselijk monopolie! Ik spreek geen afkeuring uit over de minachting
van de mensen die zich verrijken aan jullie zweet en ellende en daarmee
blijk geven van hun eigen geheimen en bijgelovigheid; maar ik
verafschuw hun onverzadigbare hebzucht en het opmerkelijke genoegen dat
dergelijke mensen scheppen in het de spot drijven met de onwetendheid
van de mensen, die zij zo nodig in die toestand van verblinding moeten
houden. Die moeten maar genoegen nemen met het lachen om hun eigen
rijkdom; maar zij moeten hoegenaamd niet dwalingen verspreiden, door
misbruik te maken van de blinde vroomheid van mensen, die door hun
onnozelheid hen zo'n gerieflijk leven verschaffen. Mijn broeders,
jullie zullen mij ongetwijfeld het recht doen dat mij toekomt. Het
mededogen dat ik heb betoond voor jullie ellende vrijwaart mij van de
minste verdenking. Hoe vaak heb ik niet voor niets de taken van mijn
beroep vervuld? Hoe vaak heb ik niet mijn genegenheid geweld aan gedaan
door dat niet te kunnen? dat ik jullie niet zo vaak en rijkelijk heb
geholpen als ik zou hebben gewild! Heb ik jullie niet altijd laten zien
dat geven mij meer genoegen deed dan nemen? Ik heb zorgvuldig vermeden
om jullie aan te sporen tot beuzelarij en ik heb jullie ook zo weinig
mogelijk verteld over onze rampzalige dogma's. Jullie De plichten van
mijn beroep moest ik nakomen, maar wat heb ik zelf geleden als ik werd
gedwongen jullie de vrome leugens te prediken die ik in mijn hart
verafschuwde!
Wat een afkeer heb ik niet gehad voor mijn ambt en met name voor
die bijgelovige mis en die lachwekkende toedieningen van sacramenten,
vooral als die werden verricht met die plechtigheid waarmee ze jullie
vroomheid en goede trouw bekoorden. Wat heb ik niet een wroeging gehad
over jullie goedgelovigheid! Duizendmaal heb ik op het punt gestaan in
het openbaar los te barsten en jullie de ogen te openen; maar een vrees
die sterker was dan ikzelf hield me dan terug en dwong me te zwijgen
tot mijn dood. «
Pastoor Meslier had twee brieven geschreven aan de pastoors uit
zijn omgeving om hen op de hoogte te stellen van zijn testament; hij
vertelde hen dat hij een exemplaar van zijn geschrift (7), van 366
bladzijden in octavo, in bewaring had gegeven bij de griffie van
Saint-Menéhoul, maar dat hij bang was dat men het daar zou laten
verdwijnen, volgens de slechte gewoonte om te verhinderen dat de
eenvoudige zielen op de hoogte van de waarheid zouden worden gebracht
en het zouden begrijpen.
Pastoor Meslier, het meest uitzonderlijke fenomeen dat men heeft
kunnen ontwaren temidden van al die voor de christelijke religie zo
rampzalige meteoren, werkte zijn hele leven in het geheim om de
overtuigingen aan te vallen, waarvan hij dacht dat ze onjuist waren. Om
zijn boek te schrijven tegen God, tegen elke religie, tegen de Bijbel
en de kerk, beschikte hij over geen ander hulpmiddel dan de Bijbel
zelf, Moréri, Montaigne, en een aantal Kerkvaders.
Terwijl pastoor Meslier onbevangen toegaf dat hij pas na zijn dood
op de brandstapel wilde, publiceerde en verkocht Thomas Woolston, een
geleerde uit Cambridge, in het openbaar in Londen, in zijn eigen huis,
60.000 exemplaren van zijn Vertoog tegen de wonderen van Jezus
Christus. Het was zeer opmerkelijk dat twee priesters tegelijkertijd
tegen de christelijke godsdienst schreven. Pastoor Meslier is nog veel
driftiger dan Woolston; hij durft het te hebben over het wegvoeren van
onze verlosser naar de berg, de bruiloft van Kana, de broden en de
vissen, de onzinnige verhalen, beledigend voor de godheid, die in het
Romeinse rijk driehonderd jaar werden genegeerd en die uiteindelijk via
het gepeupel de paleizen van de keizers bereikten. Toen zag de politiek
zich genoodzaakt om de dwaasheden van het volk over te nemen om het
beter te kunnen onderdrukken. Het pathos van de Engelse priester haalt
het niet bij dat van de priester uit de Champagne. Woolston spreekt
soms omzichtig; Meslier niet; het is iemand die hevig verbitterd is
door de misdaden waar hij getuige van is geweest en waar hij de
christelijke religie verantwoordelijk voor houdt. Geen enkel wonder wat
voor hem geen onderwerp van minachting en afschuw is; geen enkele
profetie die hij niet vergelijkt met die van Nostradamus. Hij gaat
zelfs zover dat hij Jezus Christus vergelijkt met Don Quichot en Sint
Petrus met Sancho Panza. Zo schrijft hij over Jezus Christus, in de
armen van de dood, in een tijd waarin de grootste huichelaars niet
durfden te liegen en waarin de meest onverschrokkenen huiverden.
Getroffen door de problematiek die hij in de Schrift aantrof, maakte
hij zich daar meer van los dan iemand als Gabriel Da Costa en alle
andere Joden, meer dan mensen als de beroemde Porfyrius, Celsus,
Jamblichus, Julianus, Maximus, Origenes en al die verdedigers van de
menselijke rede, die zich nooit druk hebben gemaakt over onze
goddelijke onbegrijpelijkheden.
Onder boeken van pastoor Meslier, bevindt zich een gedrukt
exemplaar van de Verhandelingen van Fénélon, aartsbisschop van Cambrai,
over het bestaan van God en over zijn eigenschappen, en de
Beschouwingen van de Jezuïet Tournemine, over het atheïsme, waarin hij
in de kantlijn zijn aantekeningen heeft geschreven, ondertekend met
zijn eigen naam.
NOTEN
(1) Mazerny, laatste dorp (in het Noorden) van het kanton
Tourteron, in het arrondissement Vouziers, in het departement Ardennen,
ligt aan de weg van Parijs naar Stenay, via Pierrepont, aan de bronnen
van een riviertje dat bij Attigny in de Aisne stroomt.
(2) étrépigny is een van de twee buurtschappen (ten Oosten) van
Mazerny, in het kanton Flize, in het arrondissement Mézière, in het
departement Ardennen, een half uur gaans ter rechter zijde van de weg
van Mézière naar Sedan.
(3) But, een dorp in hetzelfde kanton als het vorige, op anderhalf
uur gaans van de hoofdstad, ligt bij de oorsprong van een beek die bij
Flize in de Maas stroomt. Het bos van Mazarin bedekt étrepiny en But in
het Zuiden. Tussen die twee dorpen in ligt het dorp Balèvre.
(4) Varq ligt op een uur gaans van Mézière en twee van étrépigny.
(5) Boulzicourt ligt maar driekwart uur gaans van étrépigny.
(6) Anacharsis Cloots heeft bij de Conventie het voorstel gedaan om
een standbeeld op te richten voor de pastoor.
(7) Voor zover men weet is dat exemplaar door pastoor Meslier zelf
in bewaring gegeven ; daaruit valt op te maken dat hij óf vier
exemplaren bezat, (wat niet aannemelijk is), óf dat er in étrépigny
maar twee aanwezig waren.
VAN DE NATIONALE CONVENTIE
Over het voorstel om een
standbeeld op te richten voor pastoor
J. MESLIER
De 27e brumaire van het jaar II (17 nov. 1793)
DE NATIONALE CONVENTION stuurt het voorstel van een van haar leden
terug naar haar Openbare Onderwijs Comité. Dit voorstel had ten doel
een standbeeld op te richten voor Jean Meslier, pastoor te
étrépigny in de Champagne, de eerste priester die de moed en de
oprechtheid heeft gehad om de godsdienstige dwalingen af te zweren.
De president en secretarissen:
Getekend, P.A. Laloy, president; Bazire, Charles Duval,
Philippeaux, Frécane en Merlin (uit Thionville), secretarissen.
Gecertificeerd conform het
origineel.
De leden van het Comité van raadsbesluiten en procesverbalen:
Getekend, Batellier, Eschasseriaux, Monnel, Becker,
Vernetry, Pérard, Vinet, Bouillerot, Auger, Cordier, Delecloy en
Cosnard.
Naar boven
|