HomeVoorwoord bij Stirners De Enige en zijn EigendomIn 1844 publiceerde Johann Caspar Schmidt, door zijn vrienden vanwege zijn hoge voorhoofd “Stirner” genoemd, Der Einzige und sein Eigentum, wat uiteindelijk het meest radicale boek van de 19e eeuw bleek, met alle consequenties van dien. Stirner bewoog zich in de kringen van de Links- of Jong-Hegelianen, waaronder Karl Marx, Bruno Bauer, Arnold Ruge, David Strauss en Ludwig Feuerbach. Karl Marx beschrijft het verschil van standpunt tussen de Rechts- en Links-Hegelianen als volgt: “De oud-hegelianen hadden alles begrepen, zodra het tot een hegeliaanse logische categorie was herleid. De jong-hegelianen kritiseerden allen door aan alles godsdienstige voorstellingen toe te dichten of het als theologisch te bestempelen. Wat de jong-hegelianen met de oud-hegelianen gemeen hebben, is hun geloof aan de heerschappij van de godsdienst, de begrippen, het algemene in de bestaande wereld. Alleen bestrijden de eersten deze heerschappij als usurpatie, terwijl de anderen haar juist verheerlijken als legitiem.” (in “Die Deutsche Ideologie”) Stirner hoorde dat theoretische geouwehoer van die elitaire systeemdenkers en theoretische revolutionairen aan en schreef daarop zijn boek, waarin hij laat zien dat alle revolutionaire pogingen tot wereldverbetering, alle revoluties, onherroepelijk gedoemd zijn te mislukken en de Links-Hegelianen beschouwden dat terecht als een frontale aanval op hun systeem. De aangevallen Feuerbach — in een brief noemde hij Stirner de “meest vrije en geniale schrijver die ik heb leren kennen” — schreef een verdedigingsgeschrift. Stirners soevereine repliek bracht de jonge aanhanger van Feuerbach, Karl Marx, in een situatie die men met recht als zijn “initiële crisis” kan aanduiden. Hij maakte zich van Feuerbach los, sloot zich echter niet bij Stirner aan, maar schreef koortsachtig — door de Enige zin voor zin af te werken — een furieuze “anti-Stirner”. In dit proces concipieerde hij zijn originele idee van het “historische materialisme”, het kader dat hij zijn leven lang met economische studies probeerde in te vullen. Maar Marx was wel bang, dat het hem met zijn “anti-Stirner” net zou kunnen vergaan als Feuerbach en liet het manuscript ongedrukt. Het hele systeem van Marx is dus gewoon gebaseerd op een zich afzetten van Stirner en in Die Deutsche Ideologie ruimt hij 65 pagina’s in, De Anti-Stirner, om Stirner belachelijk te maken. Hij noemt hem daarin consequent denigrerend Sankt Max, gaat nauwelijks inhoudelijk in op het boek en doet verwoede pogingen om Stirner op woorden te pakken. Het is de tot nu toe onverzoenlijke strijd geweest tussen de “Yogi en de Commissaris” zoals Arthur Koestler dat beschrijft. De Yogi die zegt dat de wereld verandert als de mens verandert en de commissaris die beweert dat als de wereld verandert de mens verandert. En tot nu toe hebben de Commissarissen, de systeemdenkers, de wereldverbeteraars, degenen die over lijken gaan om een betere wereld te creëren, het nog altijd gewonnen. Het werk van Friedrich Nietzsche is pas te begrijpen in het licht van Der Einzige, omdat dan blijkt dat Nietzsche niet meer dan een banale plagiator van Stirner is, die al zijn ideeën aan Der Einzige heeft ontleent en dat vervolgens slechts met zijn hysterische coloriet heeft overgoten. Nietzsche die in zijn werken honderden andere schrijvers noemt en citeert, zwijgt zorgvuldig over het feit dat hij Der Einzige heeft gelezen. Alleen de vrouw van Franz Overbeck, een vriend van Nietzsche, Ida herinnerde zich in 1899, dat zij rond twintig jaar daarvoor een gesprek met Nietzsche had gehad, in het verloop waarvan hem de woorden waren ontglipt, dat hij zich geestelijk verwant voelde aan Stirner. “Daarbij ging een plechtige trek over zijn gezicht. Terwijl ik met spanning naar zijn trekken keek, veranderden deze weer, hij maakte iets van een wegjagende, afwerende beweging met zijn hand en zei fluisterend: “Nu heb ik het u toch gezegd en ik wilde er niet over praten. Vergeet u het weer. Men zal van plagiaat spreken, maar u zult dat niet doen, dat weet ik.” Nietzsche heeft van “Der Mensch” van Stirner, “Der Übermensch” gemaakt en het is duidelijk hoe die aberratie van de tovenaarsleerling Nietzsche, via Heidegger geleid heeft tot Hitlers Herrenvolk. Verder moge duidelijk zijn hoe noodlottig het afzetten van Karl Marx tegen Stirner is geweest. Hoewel hij kritiek op Stirner heeft, is Albert Camus een van de weinigen geweest, die in zijn “L’Homme Révolté” heeft begrepen wat Stirner eigenlijk bedoelde, hoewel noch hij, noch Stirner zelf, duidelijk begrepen wat de uiteindelijke consequenties van het weer-mens-worden zouden zijn, als dat massaal zou gebeuren. Maar voor beiden was het ontegenzeggelijk duidelijk dat welke revolutie dan ook, helemaal niets zou oplossen omdat revoluties alleen maar de bordjes verhangen en knechten meesters en meesters knecht worden. Der Einzige, L’Homme Révolté, de voorbijganger uit het Thomasevangelie, Marsmans jongeling die groots en meeslepend wil leven, Lao Tzu’s wijze, verwijzen allemaal naar de weg om weer de oorspronkelijke mens te worden, de unieke, der Einzige, die zich losbreekt uit de ketens waarin hij zich vastgehouden voelt: Ik leef gekerkerd: ik aanvaard het niet, In opstand komen, zoals Stirner dat bedoelt, is niet meer meedoen, je niet meer laten beïnvloeden, niet meer achter leiders aanlopen, niet meer geloven in de holle praatjes van wetenschappers en deskundigen, je ontdoen van alles waardoor je tot een kritiekloze consument bent geworden, je losmaken uit de ketenen van afhankelijkheid, je bevrijden van alle denkbeelden die je je zogenaamd “eigen” hebt gemaakt, van alle loze tradities, van alle gehechtheden aan bezit. Zoals Emil Cioran dat zo prachtig verwoordt: “Laten wij, na de belachelijke kanten van utopieën aan de kaak gesteld te hebben, op hun verdiensten overstappen en laten wij, gezien het feit dat de mensen zich zo makkelijk in de maatschappelijke toestand schikken en het immanente kwaad ervan nauwelijks zien, hun voorbeeld volgen en in hun onbedachtzaamheid delen. De utopieën kunnen nooit genoeg geprezen worden voor het aan de kaak stellen van de kwalijke gevolgen van bezit, van de gruwel die het inhoudt en de rampen waarvan het de oorzaak is. De bezitter, klein of groot, is in essentie bezoedeld en corrupt: zijn verdorvenheid straalt af op ieder voorwerp dat hij aanraakt of zich toe-eigent. Wanneer zijn ‘fortuin’ bedreigd wordt of men hem ervan berooft, wordt hij gedwongen tot een bewustwordingsproces waartoe hij normaal gesproken nauwelijks in staat is. Om weer een menselijk voorkomen te krijgen, om zijn ‘ziel’ te herwinnen, moet hij geruïneerd raken en met het verlies van zijn vermogen instemmen. De revolutie zal hem daarbij helpen. Door hem zijn oorspronkelijke naaktheid terug te geven, vernietigt zij hem op de korte termijn, maar redt hem in absolute zin, want zij bevrijdt, innerlijk wel te verstaan, juist diegenen die als eerste door haar getroffen worden: de bezitters; zij reclasseert hen, geeft hun hun vroegere dimensie terug en voert hen terug naar de waarden die ze verraden hebben. Maar zelfs voordat zij in staat is of de kans krijgt hen te treffen, houdt zij een heilzame angst bij hen in stand: zij verstoort hun slaap en geeft voedsel aan hun nachtmerries, en nachtmerries zijn het begin van metafysisch ontwaken. De revolutie blijkt dus als destructieve kracht nuttig te zijn; ook al zou zij rampzalig zijn, dan zou één ding haar altijd rehabiliteren: alleen zij weet wat voor terreur je moet gebruiken om die wereld van bezitters, de afgrijselijkste van alle mogelijke werelden, door elkaar te schudden. Iedere vorm van bezit, laten we niet bang zijn dat te benadrukken, onteert en verlaagt, en vleit het monster dat in ieder van ons sluimert. Over al is het maar zo iets als een bezem beschikken, wat dan ook als jouw bezit beschouwen, betekent deel hebben aan de algemene onwaardigheid. Met wat een trots ontdek je dat niets je toebehoort, wat een openbaring Je beschouwde jezelf als de minste van alle mensen, en plotseling, verrast en als het ware verlicht door je armoede, lijd je er niet meer onder; integendeel, je bent er trots op. En het enige wat je nog wenst, is even berooid te zijn als een heilige of een krankzinnige.”( uit: Geschiedenis en Utopie, Arbeiderspers 2002, ISBN 90 295 0973 2) Laten we eindigen met een Litanie van die Einzigen, de eenlingen, de voorbijgangers en met name van de kinderen: LITANIE voor alle grote mensen die denken dat ze iets anders moeten en kunnen worden dan mens, heb
mededogen met hen Vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen. Het hoopvolle is dat zo gauw iemand wel beseft wat hij nou eigenlijk doet en daarmee ophoudt, hij een Einzige zal zijn, een unieke, een autonoom en waarachtig mens. De enige Nederlandse vertaling tot nu was de vertaling van Jaak Lansen, uit 1906, die als fotoreproductie nog steeds verkrijgbaar is bij de uitgeverij Cagliostro. Maar het is een ongelofelijk beroerde vertaling, niet vanwege het taalgebruik, want Stirner is door zijn vele woordspelingen en neologismen niet eenvoudig te vertalen, maar door het feit dat Lansen buitengewoon slordig met de oorspronkelijke tekst is omgegaan. Hij laat zinnen weg, voegt eigenhandig van alles toe, schrijft “wel” als er “niet” staat, en de vraag is of hij er een woordenboek bij geraadpleegd heeft. Deze nieuwe vertaling van de oorspronkelijke Duitse tekst, is in ieder geval betrouwbaar, wellicht geen parel van een vertaling, maar volgt wel Stirners tekst op de voet. Rest mij nog wat te verduidelijken over “Het egoïsme” van Stirner, waarmee hij iets totaal anders bedoelt dan wat er nu voor doorgaat. Zijn egoïsme is wellicht een wat ongelukkig gekozen woord, maar hij bedoelt daar eigenlijk de onafhankelijkheid mee, het je losmaken van de bemoeizucht van anderen, anderen niet lastig vallen, autonoom zijn, iedereen laten zijn zoals die is en dat geldt met name voor de kinderen. En tot slot, waar het bij Stirner eigenlijk allemaal om draait is dat hij laat zien dat je geen twee dingen tegelijk kunt zijn, niet én jood én mens, niet én christen én mens en je kunt daar verder alles voor invullen, bakker, wetenschapper, marxist, kunstenaar, vader, student, homofiel, moslim, patiënt, Nederlander, of welk ander masker dan ook. Autonoom zijn betekent je ontdaan hebben van de identiteit die je aan anderen ontleent hebt en als bagage met je meetorst, van je tweede natuur, of geaardheid zoals dat tegenwoordig heet. Thomas Eden |